Operation Manual

599
INDESIGN GEBRUIKEN
Interactieve documenten
Laatst bijgewerkt 20/5/2011
Opties voor bewegingsvoorinstellingen
De opties voor bewegingsvoorinstellingen worden weergegeven in het deelvenster Animatie. Klik op de optie
Eigenschappen om geavanceerde instellingen weer te geven.
Naam Geef een naam op voor de animatie. Een beschrijvende naam is vooral handig als u een actie instelt waarmee
de animatie wordt geactiveerd.
Voorinstelling Maak een keuze in de lijst met vooraf ingestelde bewegingsinstellingen.
Gebeurtenis(sen) Standaard is Bij laden van pagina geselecteerd. Dat betekent dat het object met animatie wordt
afgespeeld wanneer de pagina in het SWF-bestand wordt geopend. Kies Bij klikken op pagina om de animatie te
activeren wanneer er op de pagina wordt geklikt. Kies Bij klikken (automatisch) of Bij rollover (automatisch) om de
animatie respectievelijk te activeren wanneer iemand op het object zelf klikt of de muis erboven houdt. Bij
knopgebeurtenis wordt geselecteerd als u een knopactie instelt waarmee de animatie wordt geactiveerd. (Zie “Acties
toevoegen aan knoppen” op pagina 606.) U kunt meerdere gebeurtenissen opgeven om de animatie te starten.
Als u de gebeurtenis Bij rollover (automatisch) selecteert, kunt u ook Omkeren bij rolloff selecteren. Met deze optie
draait u de actie van de animatie om als u de muis van het object haalt.
Knopactivering maken Klik op deze knop om de animatie te activeren vanaf een bestaand object of een bestaande
knop. Klik op de knop Knopactivering maken en daarna op het object waarmee de animatie wordt geactiveerd.
Het object wordt, indien nodig, omgezet in een knop en het deelvenster Knoppen wordt geopend.
Duur Geef op hoe lang het duurt voordat de animatie wordt weergegeven.
Afspelen Geef op hoe vaak de animatie wordt afgespeeld of selecteer Continu om de animatie steeds opnieuw af te
afspelen totdat deze wordt gestopt.
Snelheid U kunt kiezen of de animatie bij een constante snelheid wordt afgespeeld (Geen), langzaam begint en dan
steeds sneller wordt afgespeeld (Versnellen) of tegen het einde wordt vertraagd (Vertragen).
Opmerking: De volgende opties zijn beschikbaar wanneer Eigenschappen wordt uitgevouwen.
Animeren Kies Op basis van huidige vormgeving om de huidige eigenschappen (schalingspercentage, rotatiehoek en
positie) te gebruiken als het beginpunt voor de animatie.
Kies Naar huidige vormgeving om de eigenschappen van het object te gebruiken als het eindpunt van de animatie. Het
gebruik van deze optie is vooral handig in presentaties. Objecten die het beeld in komen vliegen, kunnen bijvoorbeeld
worden weergegeven op de pagina in plaats van op het plakbord, zodat het afgedrukte document er veel beter uitziet.
Kies Naar huidige locatie om de huidige objecteigenschappen te gebruiken als het beginpunt van de animatie en de
positie van het object als het eindpunt. Deze optie lijkt op Naar huidige vormgeving, alleen eindigt het object op de
huidige locatie en wordt het bewegingspad verschoven. Deze optie is vooral handig in geval van bepaalde
voorinstellingen, zoals vervagingen en fades, omdat zo wordt voorkomen dat het object er aan het einde van de
animatie niet goed uitziet.
Instellingen voor animeren
A. Object en pad voor animatie B. Van huidige vormgeving C. Naar huidige vormgeving D. Naar huidige locatie
BCDA