Operation Manual
237
INDESIGN GEBRUIKEN
Tekst en objecten combineren
Laatst bijgewerkt 20/5/2011
Opmerking: Als voor de objectstijl een alineastijl is geactiveerd en u kiest een andere stijl in het menu Alineastijl, of als
u wijzigingen aanbrengt in de opties voor Verankerde positie voor een stijl, staat er een plusteken (+) in het menu
Objectstijl ten teken dat er overschrijvingen hebben plaatsgevonden.
Hoogte en breedte Geef de afmetingen van het kader voor plaatsaanduidingen op.
Opties voor inline-positionering en positionering boven de regel
Als u Inline of Boven regel selecteert in het menu Positie in het dialoogvenster Opties verankerd object, zijn de
volgende opties beschikbaar voor het instellen van de positie van het verankerde object. (U kunt deze opties ook
gebruiken via het dialoogvenster Verankerd object invoegen.)
Inline Lijnt de onderkant van het verankerde object op de basislijn uit. Voor inline-objecten gelden bepaalde
beperkingen als deze worden verplaatst langs de y-as: de bovenkant van het object kan niet voorbij de witruimte aan
de onderkant worden verplaatst en de onderkant van het object kan niet boven de witruimte aan de bovenkant
uitkomen.
Y verschuiven Past de positie van de basislijn aan. U kunt het object ook verticaal met de muis over de pagina slepen.
Boven regel Lijnt het object uit boven de tekstregel waarin het ankerpunt staat, en onder de tekstregel boven het
ankerpunt.
Uitlijning Kies een van de volgende opties:
• Links, Rechts en Gecentreerd Lijnt het object uit binnen de tekstkolom. Bij deze opties worden de
inspringingswaarden genegeerd die op de alinea worden toegepast en wordt het object in de gehele kolom uitgelijnd.
• Naar rug en Weg van rug Lijnt het object links of rechts uit, afhankelijk van de plaats op de spread waar het object
zich bevindt. Bij deze opties worden de inspringingswaarden genegeerd die op de alinea worden toegepast, en wordt
het object in de gehele kolom uitgelijnd.
• (Tekstuitlijning) Lijnt het object uit op basis van de uitlijning die is gedefinieerd door de alinea. Bij deze optie
worden bij het uitlijnen van het object de inspringingswaarden voor de alinea gebruikt.
Ruimte voor Geeft de positie van het object ten opzichte van de onderkant van de witruimte in de voorafgaande
tekstregel aan. Bij positieve waarden worden zowel het object als de onderstaande tekst naar beneden verplaatst. Bij
negatieve waarden wordt de tekst onder het object omhoog verplaatst richting het object. De maximale negatieve
waarde is de hoogte van het object.
Ruimte na Geeft de positie van het object aan ten opzichte van de hoogte van de hoofdletter van het eerste teken in de
tekstregel onder het object. Bij een waarde van 0 wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de positie van de
hoogte van de hoofdletter. Bij een positieve waarde wordt de tekst onder het object omlaag verplaatst (weg van de
onderkant van het object). Bij een negatieve waarde wordt de tekst onder het object omhoog verplaatst (richting het
object).