Operation Manual
232
INDESIGN GEBRUIKEN
Stijlen
Laatst bijgewerkt 20/5/2011
• Dubbelklik in het deelvenster Objectstijlen op de naam van de stijl of selecteer de stijl en kies Stijlopties in het menu
van het deelvenster Stijlen. Hiermee wordt de stijl op elk geselecteerd object toegepast of ingesteld als het
standaardobjecttype.
2 Selecteer in het dialoogvenster Opties objectstijl de categorie met de opties die u wilt wijzigen, en wijzig de gewenste
instellingen.
3 Bepaal welke categorieën met objectstijlen u wilt inschakelen, uitschakelen of negeren.
4 Klik op OK.
Een objectstijl verwijderen
1 Selecteer een objectstijl in het deelvenster Objectstijlen.
2 Kies Stijl verwijderen in het menu van het deelvenster of sleep de stijl naar het pictogram Verwijderen onder in het
deelvenster Objectstijlen.
3 Als u een stijl verwijdert die op objecten is toegepast of waarop andere stijlen zijn gebaseerd, moet u een
vervangende stijl opgeven in het deelvenster Objectstijl verwijderen. Ga op een van de volgende manieren te werk:
• U past opnieuw stijlen toe op objecten waarbij de verwijderde stijl werd gebruikt door de stijl te kiezen die u op de
objecten wilt toepassen, en op OK te klikken.
• Als u objecten ongewijzigd wilt laten, kiest u [Geen], laat u het selectievakje Opmaak behouden ingeschakeld staan
en klikt u op OK. Alle objecten waarop de verwijderde stijl was toegepast, behouden wel dezelfde kenmerken maar
zijn niet meer aan een stijl gekoppeld.
• Om alle toegepaste kenmerkinstellingen te verwijderen, kiest u [Geen], schakelt u het selectievakje Opmaak
behouden uit en klikt u op OK.
Opmerking: Om alle stijlen te verwijderen die niet op objecten zijn toegepast, kiest u Alle ongebruikte selecteren in het
menu van het deelvenster Objectstijlen en klikt u op het pictogram Verwijderen.
Een objectstijl opnieuw definiëren
Nadat u een objectstijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van de stijl wijzigen. Als u de wijzigingen die u aan een
bepaald object hebt aangebracht, wilt behouden, kunt u de stijl opnieuw definiëren, zodat deze overeenkomt met de
opmaak van het gewijzigde object. Houd er rekening mee dat met de opdracht Objectstijl opnieuw definiëren alleen
die categorieën opnieuw worden gedefinieerd die zijn in- of uitgeschakeld, en niet de categorieën die worden
genegeerd. Als het object extra instellingen bevat, moet u deze instellingen afzonderlijk aan de stijl toevoegen of
gewoon een nieuwe objectstijl maken.
1 Selecteer een object waarop de stijl die u wilt wijzigen, is toegepast.
2 Pas de gewenste vormgevingskenmerken aan.
3 Kies de opdracht Stijl opnieuw definiëren in het menu van het deelvenster Objectstijlen.
De definitie van de objectstijl wordt gewijzigd conform de instellingen van de overschrijving die u hebt toegepast. Alle
instanties van de objectstijl in het document worden bijgewerkt met de nieuwe instellingen.
Opmerking: Als de opdracht Objectstijl opnieuw definiëren niet beschikbaar is, behoren de door u ingestelde kenmerken
niet tot de definitie van de objectstijl. U kunt de definitie van de stijl ook direct wijzigen door Opties objectstijl te kiezen
of een nieuwe stijl van het object te maken.