Operation Manual

655
INDESIGN CS4 GEBRUIKEN
Afdrukken
Zie ook
Opties voor het weglaten van afbeeldingen” op pagina 639
Over voorkeuren en standaardinstellingen” op pagina 37
Een afvlakvoorinstelling voor uitvoer toepassen” op pagina 453
Overzicht Inktbeheer” op pagina 670
EPS-exportopties
Als u naar EPS exporteert, kunt u de volgende opties opgeven:
PostScript® Definieert het niveau van compatibiliteit met de interpreters in PostScript-uitvoerapparatuur. Level 2
verhoogt vaak de afdruksnelheid en uitvoerkwaliteit van afbeeldingen die alleen op uitvoerapparatuur met PostScript
Level 2 of hoger worden afgedrukt. Level 3 biedt de hoogste snelheid en uitvoerkwaliteit maar hiervoor is een
PostScript 3-apparaat nodig.
Kleur Geeft aan hoe kleuren worden weergegeven in het geëxporteerde bestand. De onderstaande opties zijn vrijwel
gelijk aan die voor de kleurinstellingen in het dialoogvenster Afdrukken.
Ongewijzigd laten Ongewijzigd laten gebruikt voor elke afbeelding de oorspronkelijke kleurenruimte. Als het
document bijvoorbeeld drie RGB-afbeeldingen en vier CMYK-afbeeldingen bevat, bevat het resulterende EPS-bestand
dezelfde RGB- en CMYK-afbeeldingen.
CMYK Maakt een scheidbaar bestand waarbij alle kleurwaarden worden gedefinieerd binnen de kleuromvang van
cyaan, magenta, gele en zwarte proceskleurinkten.
Grijs Zet alle kleurwaarden om naar zwart-witafbeeldingen van hoge kwaliteit. De grijswaarden (tinten) van de
omgezette objecten vertegenwoordigen de helderheid van de oorspronkelijke objecten.
RGB Geeft alle kleurwaarden weer volgens de kleurenruimte rood, groen en blauw. Een EPS-bestand met RGB-
kleurdefinities is geschikter voor schermweergave.
PostScript®-kleurbeheer Hiermee gebruikt u de kleurgegevens van een document in een gekalibreerde versie van
de originele kleurruimte.
Voorvertoning Bepaalt de eigenschappen van de voorvertoning die in het bestand is opgeslagen. De voorvertoning
wordt weergegeven in toepassingen die EPS-illustraties niet direct kunnen weergeven. Als u geen voorvertoning wilt
maken, kiest u Geen in het menu Opmaak.
Ingesloten lettertypen Geeft aan hoe lettertypen worden opgenomen die worden gebruikt op de te exporteren
pagina's.
Geen Neemt in het PostScript-bestand een verwijzing naar het lettertype op, waardoor de RIP of een postprocessor
weet waar het lettertype moet worden opgenomen.
Volledig Downloadt aan het begin van de afdruktaak alle lettertypen die nodig zijn voor het document. Alle glyphs
en tekens in het lettertype worden gedownload, ook als zij niet in het document voorkomen. InDesign vervangt
automatisch lettertypen waarin meer dan het maximumaantal glyphs (tekens) is opgenomen dan in het dialoogvenster
Voorkeuren is opgegeven.
Subset Downloadt alleen de in het document gebruikte tekens (glyphs).
Gegevensindeling Geeft aan hoe InDesign de afbeeldingsgegevens van uw computer naar een printer verzendt: als
ASCII-gegevens of als binaire gegevens.