Operation Manual

INDESIGN CS3
Handboek
556
De halftoonrasterfrequentie
Bij commercieel drukwerk wordt de ongerasterde halftoon gesimuleerd door puntjes (vandaar de naam rasterpunten) die
in rijen (ook wel lijnen of lijnrasters genoemd) worden afgedrukt. De lijnen worden in verschillende hoeken afgedrukt,
waardoor de rijen minder opvallen. In het menu Rasteren van het deelvenster Uitvoer in het dialoogvenster Afdrukken
staan de aanbevolen sets lijnrasters in lijnen per inch (lpi) en de resolutie in dots per inch (dpi), op basis van de geselecteerde
PPD. Wanneer u een inkt in de inktlijst selecteert, veranderen de waarden in de vakken Frequentie en Hoek. Deze waarden
geven de halftoonrasterfrequentie en de hoek voor die inkt aan.
Bij een hoge rasterliniëring (bijvoorbeeld 150 lpi) staan de puntjes dicht bij elkaar, waardoor de rendering van de afbeelding
scherper is. Bij een lage rasterliniëring (60 lpi tot 85 lpi) staan de puntjes verder van elkaar af en wordt de afbeelding grover.
De grootte van de puntjes wordt mede bepaald door het lijnraster. Bij hoge rasterliniëring worden kleine punten gebruikt
en in een lage rasterliniëring worden grote punten gebruikt. De belangrijkste factor bij het kiezen van een rasterliniëring is
het type drukpers waarop uw document wordt afgedrukt. Vraag aan het servicebureau welk lijnraster er maximaal mogelijk
is bij hun drukpers en stel aan de hand van dat gegeven uw opties in.
Lijnrasters
A. 65 lpi: Grover raster voor het afdrukken van nieuwsbrieven en kassabonnen B. 85 lpi: gemiddeld raster voor het afdrukken van kranten
C. 133 lpi: fijn raster voor het afdrukken van vierkleurendruk, zoals tijdschrifte D. 177 lpi: erg fijn raster voor het afdrukken van jaarrapporten
en afbeeldingen in kunstboeken
De PPD-bestanden voor imagesetters met een hoge resolutie bieden een groot aantal mogelijke rasterfrequenties die zijn
gekoppeld aan allerlei resoluties voor imagesetters. De PPD-bestanden voor printers met een lage resolutie bevatten over
het algemeen maar enkele opties voor lijnrasters, doorgaans grove rasters tussen 53 lpi en 85 lpi. De grove rasters leveren
op printers met een lage resolutie een optimaal resultaat op. Als u bijvoorbeeld een fijner raster van 100 lpi bij een printer
met een lage resolutie gebruikt, neemt de kwaliteit van de afdruk af.
Een halftoonrasterfrequentie en resolutie opgeven
Kies in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken een van de volgende opties:
Om een van de vooraf ingestelde combinaties van rasterfrequenties en resolutie te selecteren, kiest u een optie in het
menu Rasteren.
Als u een aangepaste halftoonrasterfrequentie wilt instellen, selecteert u de plaat die moet worden aangepast en voert u
vervolgens de lpi-waarde in het tekstvak Frequentie en een rasterhoek in het tekstvak Hoek in.
Opmerking: Voordat u uw eigen halftoonrasters gaat maken, kunt u het beste eerst contact opnemen met het servicebureau
voor de gewenste frequenties en hoeken. Houd er ook rekening mee dat bepaalde uitvoerapparaten de standaardfrequenties en
-hoeken negeren.
Zie ook
“De halftoonrasterfrequentie” op pagina 556
B
D
A
C