Operation Manual

INDESIGN CS3
Handboek
34
Als u over het algemeen voor documenten hetzelfde paginaformaat en dezelfde taal gebruikt, kunt u deze
standaardinstellingen wijzigen als er geen document is geopend. Wilt u bijvoorbeeld het standaard paginaformaat wijzigen,
dan sluit u alle documenten, kiest u Bestand > Documentinstelling en selecteert u een paginaformaat. Sluit alle documenten
om een standaardwoordenboek in te stellen en kies Bewerken > Voorkeuren > Woordenboek (Windows) of InDesign >
Voorkeuren > Woordenboek (Mac OS) en selecteer een optie in het menu Taal.
Standaardinstellingen voor nieuwe objecten in een document opgeven
1 Kies als een InDesign-document is geopend, Bewerken > Alles deselecteren.
2 Wijzig de instellingen voor menu-items, deelvensters of dialoogvensters.
Alle voorkeuren en standaardinstellingen herstellen
Ga op een van de volgende manieren te werk:
(Windows) Start InDesign en druk op Shift+Ctrl+Alt. Klik op Ja wanneer wordt gevraagd of de voorkeurenbestanden
mogen worden verwijderd.
(Mac OS) Druk op Shift+Option+Command+Control en start InDesign. Klik op Ja wanneer wordt gevraagd of de
voorkeurenbestanden mogen worden verwijderd.
Over stijlen en voorinstellingen van InDesign
U kunt instellingen opslaan om deze later opnieuw te gebruiken, waaronder de instellingen voor de volgende items:
Alinea- en tekenstijlen maken. (Zie “Alinea- en tekenstijlen definiëren” op pagina 158.)
Objectstijlen maken. (Zie “Objectstijlen definiëren” op pagina 169.)
Tabel- en celstijlen maken. (Zie “Tabel- en celstijlen definiëren” op pagina 253.)
Voorinstellingen voor PDF-export maken. (Zie “Adobe PDF-voorinstellingen aanpassen” op pagina 449.)
Voorinstellingen voor afdrukken maken. Alle kenmerken in het dialoogvenster Afdrukken worden in de stijl
opgenomen. (Zie “Een document of boek afdrukken” op pagina 513.)
Voorinstellingen voor overvulling maken. (Zie “Een voorinstelling overvul maken of wijzigen” op pagina 437.)
Voorinstellingen voor transparantieafvlakker maken. (Zie “Transparante illustraties afvlakken” op pagina 380.)
Stijlen voor inhoudsopgave maken. (Zie “Inhoudsopgavestijlen maken of importeren” op pagina 264.)
De configuratie van de werkruimte opslaan.
Voorinstellingen voor documenten maken. (Zie “Voorinstellingen voor documenten definiëren” op pagina 41.)
Lijnstijlen maken. (Zie “Aangepaste lijnstijlen definiëren” op pagina 299.)
Wijzig de functie-instellingen in het dialoogvenster en sla vervolgens de instellingen op. Stijlen worden opgeslagen in het
document waarin ze zijn gemaakt. U kunt de instellingen van een ander document gebruiken door de stijlen en
voorinstellingen uit dat document te importeren of te laden. Bovendien kunnen de meeste voorinstellingen worden
geëxporteerd naar of opgeslagen in een bestand dat naar andere computers kan worden gestuurd.
Ook kunt u stijlen en voorinstellingen in alle documenten in een boekbestand gebruiken. Zie “Documenten in een
boekbestand synchroniseren” op pagina 258 voor meer informatie.