ADOBE INDESIGN CS3 ® HANDBOEK ®
© 2007 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden. Copyright Adobe® InDesign® CS3 Handboek voor Windows® en Mac OS Als bij dit handboek software wordt geleverd waarvoor een gebruiksrechtsovereenkomst geldt, worden dit handboek en de software die erin wordt beschreven, geleverd onder licentie en mogen de software en de handleiding alleen worden gebruikt of gekopieerd in overeenstemming met de bepalingen in de licentie.
Adobe Systems Incorporated, 345 Park Avenue, San Jose, California 95110, Verenigde Staten.
iv Inhoud Hoofdstuk 1: Aan de slag Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Adobe Help Bronnen ...............................................................................2 ..................................................................................4 Nieuw in InDesign . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
v Hoofdstuk 6: Stijlen Alinea- en tekenstijlen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157 Initialen en geneste stijlen Objectstijlen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
vi Koppelingen naar afbeeldingen beheren Objectbibliotheken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .328 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .332 Hoofdstuk 13: Kaders en objecten Objecten selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
vii Hoofdstuk 19: XML Werken met XML . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .482 XML importeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .485 Inhoud labelen voor XML . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 Hoofdstuk 1: Aan de slag Als u de nieuwe software nog niet hebt geïnstalleerd, lees dan eerst de informatie over de installatie en andere voorbereidende werkzaamheden. Bekijk, voordat u uw software gaat gebruiken, het overzicht van de Help van Adobe en van de vele bronnen die tot uw beschikking staan. U hebt toegang tot instructievideo's, plug-ins, sjablonen, gebruikersgroepen, cursussen, zelfstudiemateriaal, RSS-feeds en nog veel meer.
INDESIGN CS3 2 Handboek • Fontinstallatie • Problemen oplossen • Klantondersteuning • Juridische kennisgevingen Adobe Help Adobe Help-cursussen Documentatie voor uw Adobe-software is beschikbaar in verschillende indelingen. In-product en LiveDocs Help De Help in het product geeft toegang tot alle documentatie- en instructiemateriaal dat beschikbaar is op het moment dat de software wordt verzonden. U kunt de Help weergeven via het menu Help in uw Adobe-product.
INDESIGN CS3 3 Handboek Gedrukte documentatie Afgedrukte versies van de Help binnen een product kunnen worden aangeschaft bij de Adobe Store op www.adobe.com/go/store_nl. U kunt in de Adobe Store ook boeken vinden die door de uitgeverspartners van Adobe zijn uitgegeven. Alle producten uit de Adobe Creative Suite® 3 worden geleverd met een afgedrukte workflowhandleiding, en op zichzelf staande Adobe-producten worden mogelijk geleverd met een afgedrukte basishandleiding.
INDESIGN CS3 4 Handboek • Als een koppelingstekst niet overeenkomt met de titel van het koppelingsdoel, wordt naar de titel verwezen in het kenmerk Titel van de ankercode. Zo bevatten de koppelingen Volgende en Vorige de titels van de volgende en vorige onderwerpen. • Inhoud ondersteunt modus voor hoog contrast. • Afbeeldingen zonder bijschriften bevatten alternatieve tekst. • Elk frame heeft een titel die het doel ervan aangeeft.
INDESIGN CS3 5 Handboek U kunt Adobe Video Workshop gebruiken om meer te weten te komen over alle Creative Suite 3-producten. Veel video's laten zien hoe u Adobe-toepassingen samen moet gebruiken. Wanneer u Adobe Video Workshop start, kunt u de producten kiezen waarover u meer wilt weten en de onderwerpen kiezen die u wilt lezen. U kunt details over elke video weergeven om na te gaan welke video's voor u van belang zijn.
INDESIGN CS3 6 Handboek Handleidingen en bronbestanden Adobe Video Workshop bevat trainingen voor beginners en ervaren gebruikers. Verder bevinden zich hier ook video's over nieuwe functies en belangrijke technieken. Elke video behandelt één onderwerp en duurt meestal ongeveer 3 tot 5 minuten. De meeste video's worden geleverd met een geïllustreerde handleiding en bronbestanden, zodat u de gedetailleerde stappen kunt afdrukken en zelf met de handleiding aan de slag kunt gaan.
INDESIGN CS3 7 Handboek vindt u overal in de gebruikersinterface. Sommige voorinstellingen (zoals penseelbibliotheken voor Photoshop) zijn pas beschikbaar als u het desbetreffende gereedschap selecteert. Als u bij het maken van een effect of afbeelding niet helemaal bij nul wilt beginnen, gebruikt u de bibliotheken met voorinstellingen om inspiratie op te doen.
INDESIGN CS3 8 Handboek Opmerking: Bridge Home is mogelijk niet beschikbaar in alle talen. Adobe Design Center In het Adobe Design Center vindt u artikelen, inspiratie en aanwijzingen van experts uit de branche, topontwerpers en uitgeverspartners van Adobe. Maandelijks wordt nieuwe inhoud toegevoegd. Er zijn honderden handleidingen beschikbaar voor ontwerpproducten en leertips en -technieken, via video's, HTMLhandleidingen en voorbeeldhoofdstukken.
INDESIGN CS3 9 Handboek Bezoek Adobe Design Center op www.adobe.com/go/designcenter_nl. Adobe Developer Center Adobe Developer Center biedt voorbeelden, handleidingen, artikelen en groepshulpmiddelen voor ontwikkelaars die met Adobe-producten krachtige internettoepassingen, websites, mobiele inhoud en andere projecten bouwen. Het Developer Center bevat ook hulpmiddelen voor ontwikkelaars die insteekmodules voor Adobe-producten ontwikkelen.
INDESIGN CS3 10 Handboek • Forums, wiki-gebaseerde inhoud en andere gezamenlijke hulpmiddelen voor een betere interactie met de interactie met gelijkgestemde ontwikkelaars Adobe Labs moedigt een gezamenlijk software-ontwikkelingsproces aan. In deze omgeving behalen klanten snel interessante resultaten met nieuwe producten en technologieën.
INDESIGN CS3 11 Handboek Kies Venster > Werkruimte > Nieuw en verbeterd in CS3 om menuopdrachten voor nieuwe en verbeterde functies te markeren. Verbeterde productiviteit Meerdere bestanden plaatsen Importeer meerdere bestanden in één stap. U kunt miniaturen van de verschillende bestanden weergeven en de miniaturen doorlopen en zo het bestand zoeken dat u wilt plaatsen. Zie “Meerdere afbeeldingen plaatsen” op pagina 318.
INDESIGN CS3 12 Handboek Automatisch gegenereerde layouts uit XML Automatiseer het maken en opmaken van documenten door InDesign-inhoud te integreren in XML-werkschema's met behulp van XML-regels. Met de voorwaardelijke regels worden opmaak en layout automatisch aangepast op basis van de inhoud. Zie “XML-regelsets” op pagina 484.
13 Hoofdstuk 2: Werkruimte Met de werkruimte van Adobe InDesign kunt u op een efficiënte manier pagina's ontwerpen en uitvoeren. Wanneer u InDesign voor het eerst opent, wordt de standaardwerkruimte weergegeven. U kunt deze werkruimte naar wens aanpassen. Beginselen van de werkruimte Overzicht werkgebied U kunt documenten en bestanden maken en bewerken met verschillende elementen, zoals deelvensters, balken en vensters. Elke schikking van deze elementen wordt een werkruimte genoemd.
INDESIGN CS3 14 Handboek A B C D E G F H Standaard Photoshop-werkruimte A. Documentvenster B. Dockdeelvensters die zijn samengevouwen tot pictogrammen C. Titelbalk van deelvenster D. Menubalk E. Optiebalk F. Gereedschapset G. Knop samenvouwen tot pictogrammen H. Drie verticaal gekoppelde paletgroepen (deelvenstergroepen) Als u een video wilt bekijken waarin u de werkruimte leert kennen, gaat u naar www.adobe.com/go/vid0187_nl.
INDESIGN CS3 15 Handboek In InDesign kunt u ook schakelen tussen de weergave in één kolom en de dubbele kolomweergave door een optie in de Interfacevoorkeuren in te stellen. ❖ Klik op de dubbele pijl boven aan het deelvenster Gereedschappen. De werkruimte aanpassen Om een aangepaste werkruimte te maken, beweegt en bewerkt u deelvensters (die in Photoshop paletten en in Adobe Creative Suite 2 componenten worden genoemd).
INDESIGN CS3 16 Handboek Deelvenster Navigator dat is gekoppeld in zijn eigen dock Om te voorkomen dat deelvensters de ruimte in een dock vullen, sleept u de onderste rand van de dock omhoog, zodat deze niet langer tegen de rand van de werkruimte aan komt. Deelvensters verplaatsen Terwijl u een deelvenster verplaatst, ziet u blauw gemarkeerde drop zones gebieden waarnaar u het deelvenster kunt verplaatsen.
INDESIGN CS3 17 Handboek Vrij zwevende deelvensters stapelen Als u een deelvenster uit de dock van het deelvenster sleept, maar niet in de drop zone, zweeft het deelvenster vrij rond, waardoor u het op elke plaats in de werkruimte kunt plaatsen. Deelvensters kunnen ook in de werkruimte zweven als ze eerst worden geselecteerd in het Venstermenu. U kunt vrij zwevende deelvensters of deelvenstergroepen samen stapelen, zodat ze zich verplaatsen als een eenheid wanneer u de hoogste titelbalk versleept.
INDESIGN CS3 18 Handboek Deelvensters samengevouwen tot pictogrammen Deelvensters die vanuit pictogrammen zijn uitgevouwen • Om deelvensters in een dock samen of uit te vouwen, klikt u op de dubbele pijl boven in de dock. • Als u het formaat van de deelvensterpictogrammen zodanig wilt wijzigen dat u alleen de pictogrammen (en niet de labels ziet), sleept u de grijper bovenaan in het dock naar de pictogrammen totdat de tekst verdwijnt.
INDESIGN CS3 19 Handboek • Als u een aangepaste werkruimte wilt verwijderen, kiest u Venster > Werkruimte > Werkruimte verwijderen. Selecteer de werkruimte die u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. Op www.adobe.com/go/vid0065_nl vindt u een video over het aanpassen van de werkruimte.
INDESIGN CS3 20 Handboek De opties in het regelpaneel zijn afhankelijk van het type object dat is geselecteerd. • Wanneer u bijvoorbeeld een kader selecteert, bevat het regelpaneel opties voor het vergroten/verkleinen, opnieuw plaatsen, schuintrekken en roteren van het kader of voor het toepassen van een objectstijl. • Als u tekst in een kader selecteert, staan in het regelpaneel opties voor tekens of alinea's.
INDESIGN CS3 21 Handboek De opdrachtbalk gebruiken Via de opdrachtbalk (voorheen de PageMaker-werkbalk) hebt u snel toegang tot een reeks veelgebruikte functies. U kunt de werkbalk weergeven of verbergen en u kunt deze koppelen aan de onder- of bovenkant of aan de zijkanten van het documentvenster. Opmerking: In InDesign worden de opdrachtbalkknoppen grijs weergegeven als de functie niet beschikbaar is.
INDESIGN CS3 22 Handboek Een aangepaste menuset maken 1 Kies Bewerken > Menu's. U kunt de standaardmenuset niet bewerken. 2 Klik op Opslaan als, typ de naam van de menuset en klik op OK. 3 Kies in het menu Categorie de opdracht Toepassingsmenu's of Context- en deelvenstermenu's om te bepalen welke menu's zijn aangepast. 4 Klik op de pijlen links van de menucategorieën om subcategorieën of menuopdrachten weer te geven.
INDESIGN CS3 23 Handboek 3 Selecteer voor Productgebied het gebied met de opdrachten die u wilt weergeven. 4 Selecteer een opdracht bij Opdrachten. De sneltoets wordt weergegeven onder Huidige sneltoetsen. Een lijst met afdruksneltoetsen genereren 1 Kies Bewerken > Sneltoetsen. 2 Selecteer voor Set een sneltoetsset. 3 Klik op Set weergeven. Er wordt een tekstbestand met alle huidige en niet-gedefinieerde sneltoetsen voor die set geopend. Een nieuwe sneltoetsset maken 1 Kies Bewerken > Sneltoetsen.
INDESIGN CS3 24 Handboek Gereedschapsset Overzicht van de gereedschapsset Sommige gereedschappen in de gereedschapsset zijn bedoeld voor het selecteren, bewerken en maken van paginaelementen. Andere gereedschappen zijn voor het kiezen van tekst, vormen, lijnen en verlopen. U kunt de layout van de gereedschapsset wijzigen zodat deze aansluit op de door u gewenste layout van vensters en deelvensters. De gereedschapsset wordt standaard weergegeven als twee verticale kolommen met gereedschappen.
INDESIGN CS3 25 Handboek Zie ook “Galerie met selectiegereedschappen” op pagina 26 “Galerie van teken- en tekstgereedschappen” op pagina 26 “Galerie met transformatiegereedschappen” op pagina 27 “Galerie met wijzigings- en navigatiegereedschappen” op pagina 28 De gereedschapsset weergeven ❖ Kies Venster > Gereedschappen. Opties voor gereedschappen weergeven ❖ Dubbelklik op een gereedschap in de gereedschapsset.
INDESIGN CS3 26 Handboek Galerie met selectiegereedschappen Met het gereedschap Selecteren kunt u gehele objecten selecteren. Met het gereedschap Direct selecteren kunt u punten op een pad of inhoud in een kader selecteren. Met het gereedschap Positie kunt u afbeeldingen bijsnijden en verplaatsen in een kader.
INDESIGN CS3 27 Handboek Met het gereedschap Gummetje kunt u punten op een pad verwijderen. Met het gereedschap Lijn kunt u een lijnsegment tekenen. Met het gereedschap Rechthoekkader kunt u een vierkante of rechthoekige plaatsaanduiding maken. Met het gereedschap Ovaalkader kunt u een ronde of ovale plaatsaanduiding maken. Met het gereedschap Veelhoekkader kunt u een plaatsaanduiding met meerdere zijden maken. Met het gereedschap Rechthoek kunt u een vierkant of rechthoek maken.
INDESIGN CS3 28 Handboek Galerie met wijzigings- en navigatiegereedschappen Met het gereedschap Pipet kunt u kleur- of tekstkenmerken van objecten kopiëren en toepassen op andere objecten. Met het gereedschap Meetlat meet u de afstand tussen twee punten. Met het gereedschap Verloopstaal past u de begin- en eindpunten en de hoek van verlopen binnen objecten aan. Met het gereedschap Verloopdoezelaar kunt u een object vervagen in de achtergrond.
INDESIGN CS3 29 Handboek • Als u de weergave wilt vergroten tot het volgende vooraf ingestelde percentage, activeert u het venster dat u wilt weergeven en klikt u op Weergave > Inzoomen. Als u de weergave tot het vorige vooraf ingestelde percentage wilt verkleinen, kiest u Weergave > Uitzoomen. • Als u een specifieke vergrotingsfactor wilt instellen, typt of kiest u een vergrotingsfactor in het zoomvak linksonder in het documentvenster.
INDESIGN CS3 30 Handboek • Typ in het tekstvak Zoomen het vergrotings- of verkleiningspercentage en druk op Enter (Windows) of Return (Mac OS). De kleur van het weergavevak in het deelvenster Navigator wijzigen 1 Kies Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Navigator. 2 Kies op een van de volgende manieren een kleur: • Selecteer in het pop-upmenu een vooraf ingestelde kleur. • Kies Aangepast in het pop-upmenu en kies een kleur in de kleurkiezer om een andere kleur op te geven.
INDESIGN CS3 31 Handboek Kies een pagina in het paginavak om naar een bepaalde pagina te gaan • Als u naar een stramienpagina wilt gaan, klikt u in het paginavak linksonder in het documentvenster. Typ de eerste letters van de naam van de stramienpagina en druk op Enter (Windows) of Return (Mac OS). U kunt ook dubbelklikken in het deelvenster Pagina's op het pictogram van de stramienpagina of op de paginanummers onder de pictogrammen.
INDESIGN CS3 32 Handboek Tekstsimulatie Als kleine tekst niet kan worden weergegeven vanwege beperkingen in de weergave, wordt de tekst weergeven als een grijze balk. Dit wordt tekstsimulatie genoemd. Elke tekst van of onder de opgegeven tekengrootte wordt op het scherm vervangen door niet-lettervormen die als plaatsaanduiding fungeren. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Weergaveprestaties (Mac OS).
INDESIGN CS3 33 Handboek Zie ook “Linialen en maateenheden” op pagina 42 Voorkeuren instellen Over voorkeuren en standaardinstellingen Voorkeuren zijn onder andere deelvensterposities, maatopties en weergave-opties voor afbeeldingen en typografie. Voorkeurinstellingen bepalen hoe InDesign-documenten en -objecten in eerste instantie werken. Standaardinstellingen worden voor elk nieuw document of object gebruikt.
INDESIGN CS3 34 Handboek Als u over het algemeen voor documenten hetzelfde paginaformaat en dezelfde taal gebruikt, kunt u deze standaardinstellingen wijzigen als er geen document is geopend. Wilt u bijvoorbeeld het standaard paginaformaat wijzigen, dan sluit u alle documenten, kiest u Bestand > Documentinstelling en selecteert u een paginaformaat.
INDESIGN CS3 35 Handboek Herstellen en ongedaan maken Documenten herstellen InDesign bevat de functie voor automatisch herstel, waarmee uw gegevens worden beveiligd tegen stroomuitval of computerstoringen. Automatisch herstelde gegevens staan in een tijdelijk bestand apart van het originele documentbestand op schijf.
INDESIGN CS3 36 Handboek Als u toegang tot een Version Cue-werkruimte hebt, kunt u bestandsversies maken en zoeken met de functies van Version Cue in InDesign of InCopy. De Version Cue-werkruimte is alleen beschikbaar in Adobe Creative Suite. ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Klik op Bewerken > Ongedaan maken [handeling] om de laatste wijziging ongedaan te maken. (Bepaalde handelingen, zoals schuiven, kunnen niet ongedaan worden gemaakt.
37 Hoofdstuk 3: Layout De beslissingen die u neemt wanneer u een document gaat maken, bepalen hoe efficiënt u pagina's kunt ontwerpen en produceren. Met een goede planning kunnen u en uw leveranciers tijd en geld besparen. Documenten maken Nieuwe documenten maken Het begin van het ontwerpen van een pagina is vrijwel altijd hetzelfde: u maakt eerst een nieuw document, stelt de pagina's in en geeft marges en kolommen op of wijzigt de instellingen van het raster.
INDESIGN CS3 38 Handboek Stramientekstkader Schakel deze optie in als u een tekstkader wilt maken dat de grootte heeft van het gebied tussen de margehulplijnen en met de kolominstellingen die u hebt opgegeven. Het stramientekstkader wordt aan het A-stramien toegevoegd. (Zie “Tekstkaders op stramienpagina's gebruiken” op pagina 108.) De optie Stramientekstkader is alleen beschikbaar bij de opdracht Bestand > Nieuw Document.
INDESIGN CS3 39 Handboek Opmerkingen over het documentvenster: • De lijnen met een andere kleur zijn liniaalhulplijnen die worden weergegeven in de laagkleur wanneer de desbetreffende laag is geselecteerd. • De kolomhulplijnen staan vóór de margehulplijnen. Als een kolomhulplijn precies vóór een margehulplijn staat, wordt de margehulplijn hierdoor verborgen.
INDESIGN CS3 40 Handboek Zie ook “Over automatische aanpassing van de layout” op pagina 73 De marge- en kolominstellingen wijzigen voor een pagina U kunt de kolom- en marge-instellingen voor pagina's en spreads wijzigen. Als u de kolom- en marge-instellingen op een stramienpagina wijzigt, worden de instellingen aangepast voor alle pagina's waarop de stramienpagina is toegepast.
INDESIGN CS3 41 Handboek Kolomhulplijnen verslepen om kolommen van ongelijke breedte te maken Als u kolommen met ongelijke tussenruimten wilt maken, maakt u gelijkmatig verdeelde liniaalhulplijnen en sleept u de hulplijnen een voor een naar de gewenste positie. (Zie “Liniaalhulplijnen maken” op pagina 49.
INDESIGN CS3 42 Handboek 2 Breng indien nodig wijzigingen aan en klik op OK. Als u het dialoogvenster Nieuw document niet wilt zien, drukt u op de toets Shift wanneer u een voorinstelling in het menu Voorinstelling document selecteert. Linialen en maateenheden Linialen weergeven of verbergen ❖ Kies in de weergavemodus Normaal (Weergave > Schermmodus > Normaal) Weergave > Linialen weergeven of Linialen verbergen.
INDESIGN CS3 43 Handboek Verticale liniaal in inch (links) en de aangepaste verdeelstreepjes om de 12 punten (rechts) Het instellen van een verdeling op de verticale liniaal is handig bij het uitlijnen van de hoofdverdeelstreepjes van de liniaal op een basislijnraster. Zie ook “Over rasters” op pagina 47 “Het nulpunt wijzigen” op pagina 44 Maateenheden en linialen wijzigen 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Eenheden en toenamen (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Eenheden en toenamen (Mac OS).
INDESIGN CS3 44 Handboek Standaardmaateenheden overschrijven U kunt een andere maateenheid dan de standaardmaateenheid opgeven.
INDESIGN CS3 45 Handboek • Om de standaardpositie van het nulpunt opnieuw in te stellen dubbelklikt u op het snijpunt van de horizontale en verticale liniaal . • Om het nulpunt vast te zetten of los te maken klikt u met de rechtermuisknop (Windows) of houdt u Control ingedrukt en klikt u (Mac OS) op het nulpunt van de linialen en kiest u in het contextmenu de optie Nulpunt vastzetten of Nulpunt losmaken.
INDESIGN CS3 46 Handboek • Om een aangepaste hoek te meten maakt u de eerste lijn van de hoek door te slepen. Plaats het gereedschap boven een van de eindpunten van de meetlijn. Om de tweede lijn van de hoek te maken dubbelklikt en sleept u of drukt u op Alt (Windows) of Option (Mac OS) en sleept u. Wanneer u een aangepaste hoek meet, worden in het deelvenster Info de lengte van de eerste lijn als D1 en de lengte van de tweede lijn als D2 weergegeven.
INDESIGN CS3 47 Handboek Rasters Over rasters U kunt twee soorten niet-afdrukbare rasters gebruiken: een basislijnraster voor het uitlijnen van tekstkolommen en een documentraster waarop u objecten kunt uitlijnen. Op het scherm lijkt een basislijnraster op een kladblok met horizontale lijnen, terwijl een documentraster veel weg heeft van ruitjespapier. U kunt de instellingen voor de beide typen rasters aanpassen.
INDESIGN CS3 48 Handboek 5 Voer in het vak Weergavedrempel een waarde in voor de vergrotingswaarde waaronder het raster niet meer hoeft te worden weergeven, en klik op OK. Geef een grotere waarde voor de weergavedrempel op als u wilt voorkomen dat er bij een lagere vergrotingswaarde te veel rasterlijnen op het scherm staan. Het basislijnraster met een vergrotingsfactor onder de weergavedrempel (links) en boven de weergavedrempel (rechts) 6 Klik op OK.
INDESIGN CS3 49 Handboek Liniaalhulplijnen Liniaalhulplijnen maken Liniaalhulplijnen verschillen van rasters omdat u deze hulplijnen overal op een pagina of een plakbord kunt plaatsen. Er zijn twee soorten liniaalhulplijnen: paginahulplijnen die uitsluitend op de pagina staan waarop u deze hebt gemaakt, of spreadhulplijnen die op alle pagina's en het plakbord van een spread met meerdere pagina's staan. U kunt elke liniaalhulplijn naar het plakbord slepen.
INDESIGN CS3 50 Handboek Tegelijkertijd een verticale en een horizontale hulplijn maken Om de liniaalhulplijn numeriek te plaatsen selecteert u de hulplijnen en voert u in het regelpaneel waarden voor X en Y in. Een aantal gelijkmatig verdeelde paginahulplijnen maken 1 Als het document meerdere lagen bevat, klikt u in het deelvenster Lagen op de naam van de laag die u als doellaag wilt instellen. 2 Kies Layout > Hulplijnen maken.
INDESIGN CS3 51 Handboek • U kunt liniaalhulplijnen op één laag weergeven of verbergen zonder de zichtbaarheid van de objecten op de laag te wijzigen, door te dubbelklikken op de naam van de laag in het deelvenster Lagen, de optie Hulplijnen weergeven in of uit te schakelen en vervolgens op OK te klikken. • U kunt hulplijnen en alle niet-afdrukbare elementen weergeven of verbergen door op het pictogram Voorvertoningsmodus onder in de gereedschapsset te klikken.
INDESIGN CS3 52 Handboek Liniaalhulplijnen verwijderen • Als u afzonderlijke hulplijnen wilt verwijderen, selecteert u een of meer liniaalhulplijnen en drukt u op Delete. (U kunt liniaalhulplijnen ook verwijderen door ze naar een liniaal te slepen.) • U kunt alle liniaalhulplijnen op de doelspread verwijderen door eerst op Ctrl+Alt+G (Windows) of Command+Option+G (Mac OS) en vervolgens op Delete te drukken.
INDESIGN CS3 53 Handboek Objecten magnetisch uitlijnen op hulplijnen en rasters Als u objecten nauwkeurig op hulplijnen wilt uitlijnen, gebruikt u de opdrachten Hulplijnen magnetisch en Documentraster magnetisch. De randen van het object worden magnetisch uitgelijnd op (getrokken naar) het dichtstbijzijnde snijpunt van het raster of de hulplijn wanneer u objecten tekent, verplaatst of vergroot/verkleint.
INDESIGN CS3 54 Handboek De weergave van de pagina en spread wijzigen Het deelvenster Pagina's biedt informatie en controle over pagina's, spreads en stramienen (pagina's of spreads die automatisch de opmaak van andere pagina's of spreads bepalen). Standaard wordt in het deelvenster Pagina's de inhoud van elke pagina als een miniatuur weergegeven. 1 Als het deelvenster Pagina's niet zichtbaar is, kiest u Venster > Pagina's. 2 Kies Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Pagina's.
INDESIGN CS3 55 Handboek Een document met een spread van twee pagina's beginnen In plaats van het document te laten beginnen met een rechterpagina (recto), kunt u de eerste pagina verwijderen en uw document laten beginnen met een linkerpagina (verso) die deel uitmaakt van een spread. Belangrijk: Vanwege de instellingen die nodig zijn om een linkerpagina als eerste pagina te gebruiken, kan het moeilijk zijn op deze manier spreads in te voegen in een document.
INDESIGN CS3 56 Handboek 3 Kies vervolgens bij Doel de locatie waar u de pagina's naartoe wilt verplaatsen, en geef indien nodig een pagina op. Klik op OK. Pagina's verplaatsen door te slepen ❖ Terwijl u sleept, geeft het verticale balkje aan waar de pagina zal worden ingevoegd wanneer u de muisknop loslaat. Als de zwarte rechthoek of het balkje een spread raakt als wijzigingen in de volgorde van de pagina's worden toegelaten, wordt de pagina die u sleept aan de spread toegevoegd.
INDESIGN CS3 57 Handboek A B C Het venster Pagina's A. Spread met één pagina B. Spread met vier pagina's, aangegeven door de vierkante haakjes rond de paginanummers C.
INDESIGN CS3 58 Handboek Pagina's tussen documenten verplaatsen of kopiëren Wanneer u een pagina of spread van het ene naar het andere document kopieert, worden alle items op de pagina of spread, ook de afbeeldingen, koppelingen en tekst, naar het nieuwe document gekopieerd. Verbonden tekstkaders worden ook gekopieerd, maar tekst die aan pagina's buiten de spread is gekoppeld, wordt niet overgebracht.
INDESIGN CS3 59 Handboek Stramienen kunnen meerdere lagen hebben, net als pagina's in een document. Objecten op een enkele laag hebben hun eigen stapelvolgorde binnen deze laag. Objecten op de laag van een stramienpagina staan achter de objecten die aan dezelfde laag op de documentpagina zijn toegewezen. Als u een stramienitem vóór objecten op de documentpagina wilt plaatsen, moet u een hogere laag aan het object op het stramien toewijzen.
INDESIGN CS3 60 Handboek 2 Geef de volgende opties op en klik op OK: • Voer in het vak Voorvoegsel een voorvoegsel in dat verwijst naar het stramien dat wordt toegepast op elke pagina in het deelvenster Pagina's. U kunt maximaal vier tekens invoeren. • Typ in het tekstvak Naam een naam voor de stramienspread.
INDESIGN CS3 61 Handboek • Selecteer de naam van de stramienspread die u als basis wilt gebruiken, en sleep deze naar de naam van een ander stramien om die spread toe te passen. A A [Geen] A-Stramien B-Stramien [Geen] A-Stramien B-Stramien 10–11 10–11 12–13 14–15 12–13 14–15 B-stramien gebaseerd op A-stramien Stramienen kopiëren U kunt stramienen binnen hetzelfde documenten of van het ene naar het andere document kopiëren en als basis voor een nieuw stramien gebruiken.
INDESIGN CS3 62 Handboek Geen A-Stramien B-Stramien Geen A-Stramien B-Stramien 10–11 10–11 12–13 14–15 12–13 14–15 Een stramien toepassen op een pagina (links) en een stramien toepassen op een spread (rechts) Een stramien op meerdere pagina's toepassen ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Selecteer in het deelvenster Pagina's de pagina's waarop u een nieuw stramien wilt toepassen. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op een stramien klikt.
INDESIGN CS3 63 Handboek De opties voor een bestaande stramienpagina wijzigen U kunt ook met de opties van de stramienpagina de naam of het voorvoegsel van het stramien wijzigen, het stramien baseren op een ander stramien of het aantal pagina's in de stramienspread veranderen. 1 Selecteer een stramienspread door op de naam ervan in het deelvenster Pagina's te klikken. 2 Kies Stramienopties voor [naam van stramien] in het menu van het deelvenster Pagina's.
INDESIGN CS3 64 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • U overschrijft specifieke stramienitems op een documentpagina door te drukken op Ctrl+Shift (Windows) of Command+Shift (Mac OS) en vervolgens op het item te klikken (of te slepen als u meerdere items wilt selecteren). Wijzig de geselecteerde stramienitems. Het item kan nu worden geselecteerd als elk ander pagina-item, maar het blijft gekoppeld aan de stramienpagina.
INDESIGN CS3 65 Handboek Als u een stramien opnieuw toepast op een pagina die overschreven stramienpagina-objecten bevat, worden de objecten met overschrijvingen losgekoppeld en worden alle stramienpagina-objecten opnieuw toegepast. Sommige objecten op een pagina kunnen hierbij worden gedupliceerd. U moet de losgekoppelde objecten verwijderen om de exacte vormgeving van het stramien te herstellen.
INDESIGN CS3 66 Handboek • Lagen gelden voor alle pagina's in een document, inclusief de stramienen. Als u bijvoorbeeld Laag 1 verbergt terwijl u pagina 1 van uw document bewerkt, wordt deze laag ook op alle andere pagina's verborgen totdat u de laag weer weergeeft. • Zie de desbetreffende documenten voor technische ondersteuning op de website van Adobe voor meer informatie over het converteren van lagen van Adobe PageMaker of QuarkXPress.
INDESIGN CS3 67 Handboek Laag afdrukken Selecteer deze optie als u de laag niet wilt laten afdrukken. Bij het afdrukken of exporteren naar PDF kunt u instellen of verborgen en niet-afdrukbare lagen wel of niet worden afgedrukt. Tekstomloop onderdrukken wanneer laag wordt verborgen Selecteer deze optie als u de tekst op andere lagen normaal wilt laten doorlopen wanneer de laag wordt verborgen en er op die laag objecten staan waarop tekstomloop is toegepast.
INDESIGN CS3 68 Handboek Objecten op lagen selecteren, verplaatsen en kopiëren U kunt standaard elk object op elke laag selecteren. In het deelvenster Lagen geven punten de lagen aan die geselecteerde objecten bevatten. Aan de hand van de selectiekleur van de laag kunt u een objectlaag herkennen. Als u wilt voorkomen dat objecten op een bepaalde laag worden geselecteerd, vergrendelt u de desbetreffende laag.
INDESIGN CS3 69 Handboek Een laag dupliceren Wanneer u een laag dupliceert, kopieert u ook de inhoud en instellingen van deze laag. De gedupliceerde laag zal in het deelvenster Lagen boven de oorspronkelijke laag komen te staan. De gedupliceerde kaders die waren gekoppeld aan andere kaders op de laag, blijven met elkaar verbonden. Gedupliceerde kaders waarvan de originele versie was verbonden met kaders op andere lagen, zullen niet meer met deze kaders verbonden zijn.
INDESIGN CS3 70 Handboek Een laag als een niet af te drukken laag instellen 1 Selecteer de laag in het deelvenster Lagen. 2 Kies Laagopties in het menu van het deelvenster Lagen. 3 U voorkomt dat de laag wordt afgedrukt door de optie Laag afdrukken uit te schakelen en op OK te klikken. Opmerking: Wanneer u afdrukt of naar PDF exporteert, hebt u toch de mogelijkheid om verborgen en niet-afdrukbare lagen af te drukken.
INDESIGN CS3 71 Handboek Opmerking: Als u lagen samenvoegt die pagina- en stramienitems bevatten, worden de stramienitems op de achtergrond van de samengevoegde laag geplaatst. 1 Selecteer in het deelvenster Lagen de gewenste lagen. Zorg ervoor dat ook de laag is geselecteerd die u als doellaag wilt gebruiken. Als u het document wilt afvlakken, selecteert u alle lagen in het deelvenster. 2 Klik op een geselecteerde laag om deze als doellaag te activeren, zoals wordt aangegeven door het penpictogram.
INDESIGN CS3 72 Handboek Tekstkader (links) en leeg afbeeldingskader (rechts) Als u het kruis niet in een leeg afbeeldingskader ziet staan, is de weergave van de kaderranden mogelijk uitgeschakeld. Op www.adobe.com/go/vid0071_nl vindt u een video over het werken met objecten. Zie ook “Paden en vormen” op pagina 279 Kaderranden weergeven of verbergen In tegenstelling tot paden zijn de niet-afdrukbare lijnen (contouren) van kaders standaard zichtbaar, zelfs wanneer de kaders niet zijn geselecteerd.
INDESIGN CS3 73 Handboek • Teken lege plaatsaanduidingen met de tekengereedschappen. Als u zover bent dat u de gebieden voor de tekst en afbeeldingen kunt bepalen, kunt u de plaatsaanduidingen opnieuw definiëren als tekst- dan wel afbeeldingskaders. • Stel opties voor aanpassen aan kader voor het plaatsaanduidingskader in zodat, wanneer u een afbeelding in het kader plaatst, de afbeelding aan de grootte van het kader wordt aangepast .
INDESIGN CS3 74 Handboek • Objecten verplaatsen die al op een marge-, kolom- of liniaalhulplijn, of op een willekeurig paar loodrecht op elkaar geplaatste hulplijnen zijn uitgelijnd, zodat de objecten bij deze hulplijnen blijven wanneer de hulplijnen door een aanpassing van de layout worden verplaatst.
INDESIGN CS3 75 Handboek kunt u de eerste tien pagina's van een document (het eerste deel) voorzien van Romeinse cijfers en voor de rest van het document Arabische cijfers gebruiken, beginnend met de elfde pagina, die in dit voorbeeld vanaf paginanummer 1 is genummerd. Op www.adobe.com/go/vid0217_nl vindt u een video over het nummeren van pagina's.
INDESIGN CS3 76 Handboek Een automatisch bijgewerkt hoofdstuknummer toevoegen U kunt ook een variabele voor hoofdstuknummers aan een document toevoegen. Hoofdstuknummers kunnen net zoals paginanummers automatisch worden bijgewerkt en worden opgemaakt als tekst. Een hoofdstuknummervariabele wordt doorgaans gebruikt in documenten die onderdeel zijn van een boek. Aan een document kan slechts één hoofdstuknummer worden toegewezen. Als u een document in hoofdstukken wilt verdelen, moet u secties maken.
INDESIGN CS3 77 Handboek A B C Het venster Pagina's A. Het pictogram van de sectie-indicator geeft het begin van de sectie aan B. Het paginanummer is gewijzigd voor de nieuwe sectie C. Op de statusbalk staat de lengte van het document Secties in een document definiëren 1 Selecteer in het deelvenster Pagina's de eerste pagina in de sectie die u wilt definiëren. 2 Kies Layout > Nummerings- en sectie-opties of kies Nummerings- en sectie-opties in het deelvenster Pagina's.
INDESIGN CS3 78 Handboek Playig to Strengths 226 A 1991-2007 * Playing to Strengths
INDESIGN CS3 79 Handboek Stijl (paginanummering) Kies een paginanummeringsstijl in het menu. Deze stijl wordt uitsluitend toegepast op alle pagina's in deze sectie. Sectiemarkering Typ het label dat op de pagina wordt ingevoegd op de locatie van het sectiemarkeringsteken dat verschijnt wanneer u Tekst > Speciaal teken invoegen > Markeringen > Sectiemarkering kiest.
INDESIGN CS3 80 Handboek Automatische paginanummers toevoegen voor artikelsprongen De sprongregels voor artikelen die op andere pagina's doorgaan, zoals de regel "Vervolg op pagina 42" kunt u makkelijk onderhouden. Maak gebruik van een sprongregel voor paginanummers voor het automatisch bijwerken van het nummer van de pagina waarop het volgende of vorige verbonden tekstkader van een artikel staat.
INDESIGN CS3 81 Handboek InDesign bevat diverse kant-en-klare tekstvariabelen die u in documenten kunt gebruiken. U kunt de opmaak van deze variabelen wijzigen en u kunt zelf variabelen maken. Sommige variabelen, zoals Doorlopende koptekst en Hoofdstuknummer, zijn speciaal bedoeld voor stramienpagina's. Deze variabelen zorgen voor een consistente opmaak en nummering. Andere variabelen, zoals Aanmaakdatum en Bestandsnaam, kunnen worden gebruikt in de witruimte bij het afdrukken.
INDESIGN CS3 82 Handboek Aanmaakdatum, Wijzigingsdatum en Uitvoerdatum De variabele Aanmaakdatum voegt de datum of tijd in waarop een document voor de eerste keer is opgeslagen, de variabele Wijzigingsdatum voegt de datum of tijd in waarop een document voor de laatste keer is opgeslagen, en de variabele Uitvoerdatum voegt de datum of tijd in waarop een document naar een printer is verstuurd, naar PDF is geëxporteerd of is verpakt.
INDESIGN CS3 83 Handboek Bestandsnaam Deze variabele voegt de naam van het huidige bestand in het document in. Doorgaans wordt de naam toegevoegd aan de witruimte van het document wanneer dit wordt afgedrukt, of aan de kop- en voettekst. Net zoals bij Tekst voor en Tekst na kunt u uit een aantal opties kiezen. Inclusief volledig mappad Hiermee wordt het volledige mappad aan de bestandsnaam toegevoegd. De standaardpadconventies voor Windows of Mac OS worden gebruikt.
INDESIGN CS3 84 Handboek Leestekens aan einde van woorden verwijderen Als deze optie is geselecteerd, wordt de tekst zonder leestekens aan het einde (punten, dubbele punten, uitroeptekens en vraagtekens) weergegeven. Hoofd-/kleine letter Selecteer deze optie als u de tekst in de kop- of voettekst met hoofdletters of met kleine letters wilt weergeven.
INDESIGN CS3 85 Handboek binnenkomende en bestaande variabelen worden onder in het dialoogvenster Tekstvariabelen laden weergegeven, zodat u de variabelen met elkaar kunt vergelijken. Naam automatisch wijzigen Hiermee wijzigt u de naam van de geladen variabele. 4 Kies Gereed en klik op OK. U kunt variabelen ook bij het synchroniseren van een boekbestand naar andere documenten kopiëren.
86 Hoofdstuk 4: Werken met documenten U kunt InDesign-inhoud in verschillende indelingen openen, opslaan en exporteren. In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe u uw bestanden het beste kunt converteren bij het overstappen van QuarkXPress of Adobe PageMaker naar in InDesign. Werken met bestanden en sjablonen Aanbevolen werkwijze voor InDesign-documenten U kunt de prestaties verbeteren en veel problemen voorkomen door een goed werkschema voor het gebruik van Adobe InDesign op te zetten.
INDESIGN CS3 87 Handboek Documenten opslaan Sla documenten vaak op en maak een reservekopie van belangrijke bestanden. U kunt overbodige gegevens uit een document verwijderen door het document met de opdracht Opslaan als op te slaan. Wanneer u de opdracht Opslaan gebruikt, worden de nieuwe gegevens in het document opgeslagen, maar worden verouderde gegevens zoals informatie over een verwijderde afbeelding niet verwijderd.
INDESIGN CS3 88 Handboek U kunt met Bestand > Openen ook de volgende bestanden openen: bestanden van InDesign 1.x en hoger (inclusief versies in Aziatische talen), InDesign Interchange-bestanden (.INX), bestanden van Adobe PageMaker 6.0 en hoger en bestanden van QuarkXPress 3.3 en 4.1 en QuarkXPress Passport 4.1. Bovendien kunt u andere bestandsindelingen openen met behulp van plug-ins die door andere softwareleveranciers op de markt worden gebracht.
INDESIGN CS3 89 Handboek Zie ook “Afbrekings- en spellingwoordenboeken” op pagina 148 Vorige versies van InDesign-documenten converteren ❖ Als u documenten uit vorige versies van InDesign wilt converteren naar de huidige versie, kiest u Bestand > Openen en opent u het bestand.
INDESIGN CS3 90 Handboek geïnstalleerd. Met de Version Cue-verbinding kunt u verbinding maken met Version Cue-servers; ze wordt geleverd bij alle toepassingen die geschikt zijn voor Version Cue (Adobe Acrobat®, Adobe Flash®, Adobe Illustrator®, Adobe InDesign®, Adobe InCopy®, Adobe Photoshop® en Adobe Bridge). Gebruik Version Cue om wijzigingen aan een bestand op te sporen terwijl u erin werkt en voor samenwerking met een werkgroep, zoals het delen van bestanden, versiecontrole en online beoordelingen.
INDESIGN CS3 91 Handboek 3 Dubbelklik op het sjabloonbestand. Een bestaande sjabloon bewerken 1 Kies Bestand > Openen. 2 Selecteer een sjabloon. 3 Selecteer Origineel (Windows) of Origineel openen (Mac OS) en klik op Openen. Documenten opslaan Het opslaan van documenten Als u een document opslaat, slaat u de huidige opmaak, verwijzingen naar bronbestanden, de weergegeven pagina en het zoomniveau op. Beveilig uw werk door het regelmatig op te slaan.
INDESIGN CS3 92 Handboek Zie ook “Documentsjablonen gebruiken” op pagina 90 “Documenten herstellen” op pagina 35 “Voorvertoningen in opgeslagen documenten opnemen” op pagina 92 “Bestanden opslaan in de indeling van vorige versies van InDesign” op pagina 92 Bestanden opslaan in de indeling van vorige versies van InDesign Als u een InDesign CS3-document in InDesign CS2 wilt openen, moet u de juiste plug-ins in de vorige versie van InDesign installeren en vervolgens het InDesign CS3-document naar de Intercha
INDESIGN CS3 93 Handboek Over metagegevens Metagegevens is een reeks gestandaardiseerde informatie over een bestand, zoals de auteursnaam, resolutie, kleur ruimte, auteursrecht, en toegepaste sleutelwoorden. De meeste digitale camera's bevestigen bijvoorbeeld wat basisinformatie aan een afbeeldingsbestand, zoals hoogte, breedte, bestandsindeling en de tijd waarop de afbeelding werd genomen. Met behulp van metagegevens kunt u uw workflow stroomlijnen en uw bestanden ordenen.
INDESIGN CS3 94 Handboek QuarkXPress- en PageMaker-documenten converteren QuarkXPress-bestanden openen in InDesign Document- en sjabloonbestanden van QuarkXPress 3.3 en 4.1x kunnen naar InDesign worden geconverteerd. Ook kunnen document- en sjabloonbestanden van meertalige QuarkXPress Passport 4.1-bestanden naar InDesign worden geconverteerd. Dergelijke bestanden hoeven dus in het vervolg niet meer eerst als eentalige bestanden te worden opgeslagen. (Om documenten die in QuarkXPress 5.
INDESIGN CS3 95 Handboek Opmerking: Ingesloten afbeeldingen (afbeeldingen die met behulp van de opdracht Plakken in het originele document zijn geplaatst) worden niet geconverteerd. Zie “Over koppelingen en ingesloten afbeeldingen” op pagina 328 voor meer informatie over ingesloten afbeeldingen. InDesign ondersteunt OLE of Quark XTensions niet. Als u bestanden met OLE- of Quark XTensions-afbeeldingen opent, worden deze afbeeldingen dus niet in het InDesign-document weergegeven.
INDESIGN CS3 96 Handboek Een PageMaker-document of -sjabloon openen 1 Sluit zo nodig het originele toepassingsbestand. 2 Kies in InDesign Bestand > Openen. 3 Kies in Windows de indeling PageMaker (6.0-7.0) in het menu Bestandstypen. 4 Selecteer een bestand en klik op Openen. Opmerking: Als InDesign een bestand of een specifiek deel van een bestand niet kan converteren, wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven met de reden en de conversieresultaten.
INDESIGN CS3 97 Handboek • InDesign gebruikt een andere methode voor woordafbreking dan PageMaker en daarom kunnen regeleinden verschillen. • Schaduwtekst wordt omgezet in standaardtekst. Omtrektekst wordt omgezet als tekst met een lijn van 0,25 inch en een vulling van Papier. Opmerkingen over het converteren van boeken, indexen en inhoudsopgaven Belangrijk: • InDesign negeert opnamelijsten bij het openen van PageMaker-documenten.
INDESIGN CS3 98 Handboek Exporteren Tekst exporteren U kunt een InDesign-artikel in zijn geheel of gedeeltelijk opslaan in een bestandsindeling die later in andere toepassingen kan worden gelezen. Elk artikel in een document wordt als een apart document geëxporteerd. InDesign kan tekst naar diverse bestandsindelingen exporteren. Een lijst met deze indelingen vindt u in het dialoogvenster Exporteren.
INDESIGN CS3 99 Handboek • Selecteer Spreads om naast elkaar gelegen pagina's in een spread als een enkel SVG-bestand te exporteren. Schakel deze optie uit als u elke pagina in een spread als een apart SVG-bestand wilt exporteren. 6 Kies bij Subset een van de volgende opties: • Alleen gebruikte glyphs exporteert alleen de lettertypetekens die in het document worden gebruikt.
INDESIGN CS3 100 Handboek 2 Kies Bestand > Exporteren. 3 Geef een locatie en bestandsnaam op. 4 Kies JPEG bij Opslaan als type (Windows) of Structuur (Mac OS) en klik op Opslaan. Het dialoogvenster JPEG exporteren verschijnt. 5 Voer onder Exporteren een van de volgende handelingen uit: • Selecteer Selectie om het geselecteerde object te exporteren. • Selecteer Bereik en voer het nummer van de pagina of pagina's in die u wilt exporteren.
INDESIGN CS3 101 Handboek Inhoud exporteren naar XHTML / Dreamweaver Exporteren naar XHTML is een gemakkelijke manier om InDesign-inhoud geschikt voor het web te maken. Wanneer u inhoud naar XHTML exporteert, kunt u bepalen hoe de afbeeldingen worden geëxporteerd, maar de opmaak van de tekst gaat echter verloren.
INDESIGN CS3 102 Handboek • Toewijzen aan statische ongeordende lijst Hiermee converteert u genummerde lijsten naar lijstonderdelen, maar wordt een kenmerk op basis van het huidige nummer van de alinea in InDesign toegewezen. • Converteren naar tekst Hiermee converteert u genummerde lijsten naar alinea's. De alinea's beginnen met het huidige nummer van de alinea dat als tekst wordt weergegeven.
INDESIGN CS3 103 Handboek selecteert, geeft u de URL van het externe CSS-stijlblad op. Deze URL is doorgaans een relatieve URL, zoals "/styles/style.css". Er wordt in InDesign niet gecontroleerd of de CSS bestaat of geldig is. Met de HTML-editor moet u dus de externe CSS-instelling bevestigen. JavaScript-opties Selecteer Koppelen met extern JavaScript om een JavaScript uit te voeren wanneer de HTML-pagina wordt geopend. Geef de URL van het JavaScript op. Deze URL is doorgaans een relatieve URL.
INDESIGN CS3 104 Handboek • Converteren naar tekst Hiermee converteert u genummerde lijsten naar alinea's. De alinea's beginnen met het huidige nummer van de alinea dat als tekst wordt weergegeven. eBook na exporteren weergeven Hiermee start u het leesprogramma Adobe Digital Editions Reader, indien geïnstalleerd. Als op uw systeem geen leesprogramma is geconfigureerd voor het weergeven van .epub-documenten, wordt een waarschuwingsbericht weergegven.
INDESIGN CS3 105 Handboek afbeeldingen in InDesign hebt toegepast, worden ook behouden zodat u deze effecten niet opnieuw in GoLive hoeft te maken. Tabellen Tabellen worden met een minimum aan opmaak geëxporteerd. Koptekst- en voettekstrijen worden als normale rijen geëxporteerd, tabelstijlen worden niet naar specifieke opmaak omgezet en samengevoegde cellen worden niet herkend. U kunt ook met de importoptie voor het plaatsen van bestanden inhoud in GoLive toevoegen.
106 Hoofdstuk 5: Tekst Met InDesign beschikt u over de gereedschappen die u nodig hebt om op een flexibele en nauwkeurige manier tekst toe te voegen aan pagina's. Tekst en tekstkaders maken Over tekstkaders Alle tekst in Adobe InDesign staat in vakken, de zogenaamde tekstkaders. (Tekstkaders zijn te vergelijken met de tekstvakken in QuarkXPress en de tekstblokken in Adobe PageMaker.) Tekstkaders kunnen net zoals afbeeldingskaders worden verplaatst, groter en kleiner worden gemaakt en worden gewijzigd.
INDESIGN CS3 107 Handboek Een nieuw tekstkader maken door te slepen • Klik met het gereedschap Selecteren op de in- of uitpoort van een ander tekstkader en klik of sleep om nog een tekstkader te maken. • Plaats een tekstbestand met de opdracht Plaatsen. • Klik in een leeg kader met het gereedschap Tekst . Als de optie Tekstgereedschap converteert kaders naar tekstkaders is geselecteerd bij de voorkeuren voor Tekst, wordt het lege kader geconverteerd naar een tekstkader.
INDESIGN CS3 108 Handboek U kunt ook dubbelklikken op een handgreep op een overlopend tekstkader om de hoogte of breedte uit te breiden en aan te passen aan alle tekst in het kader. Als een tekstkader meer overlopende tekst bevat dan normaal gesproken op een pagina past, wordt het formaat van het tekstkader niet gewijzigd. Dubbelklik op een handgreep om het formaat van het tekstkader te wijzigen.
INDESIGN CS3 109 Handboek lijn en lijndikte in het stramientekstkader worden weerspiegeld op de documentpagina (als deze kenmerken niet worden weerspiegeld op de documentpagina). Zie ook “Stramienitems overschrijven of loskoppelen” op pagina 63 “Stramienen” op pagina 58 Woord- en tekenaantallen vaststellen 1 Plaats de invoegpositie in een tekstkader om de aantallen voor de gehele verbinding van kaders (het artikel) te bekijken of selecteer de tekst waarvan u de aantallen wilt bekijken.
INDESIGN CS3 110 Handboek Aziatische tekst met behulp van inline-invoer typen 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Geavanceerde tekst (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Geavanceerde tekst (Mac OS). 2 Selecteer Inline-invoer voor niet-Latijnse tekst gebruiken en klik op OK. Gebruik een systeeminvoermethode (indien beschikbaar) wanneer u tekens van 2 en 4 bytes invoert. Deze methode is vooral bedoeld voor het invoeren van Aziatische tekens.
INDESIGN CS3 111 Handboek Afstand automatisch tijdens plakken van tekst aanpassen Wanneer u tekst plakt, kunnen, afhankelijk van de context, automatisch spaties worden toegevoegd of verwijderd. Als u bijvoorbeeld een woord knipt en het vervolgens tussen twee woorden plakt, wordt er voor en achter het woord een spatie ingevoegd. Plakt u dat woord aan het einde van de zin vóór de punt, dan wordt er geen spatie toegevoegd.
INDESIGN CS3 112 Handboek Tekst importeren Over importfilters InDesign kan de meeste kenmerken van teken- en alineaopmaak uit tekstbestanden importeren, maar negeert het merendeel van de layout, zoals pagina-einden, marges en kolom (die u overigens in InDesign kunt instellen). Belangrijk: • Wanneer u stijlen importeert, importeert InDesign normaal alle opmaakinformatie die in de tekstverwerker is gedefinieerd. Functies die niet beschikbaar zijn in InDesign worden niet geïmporteerd.
INDESIGN CS3 113 Handboek 5 Selecteer Importopties weergeven en dubbelklik op het bestand dat u wilt importeren. 6 Stel importopties in en klik op OK. Als u nog geen bestaand kader hebt opgegeven voor de tekst, verandert de aanwijzer in een geladen-tekstpictogram en kunt u de tekst plaatsen als u klikt of sleept.
INDESIGN CS3 114 Handboek Niet-gebruikte stijlen importeren Importeert alle stijlen van het Word-document, zelfs als de stijlen niet op tekst zijn toegepast. Opsommingstekens en nummers converteren naar tekst Importeert opsommingstekens en nummers als feitelijke tekens, waarbij de vormgeving van de alinea behouden blijft. In genummerde lijsten worden de nummers echter niet automatisch bijgewerkt wanneer de lijstonderdelen worden gewijzigd.
INDESIGN CS3 115 Handboek Tabel Geeft op hoe de spreadsheetgegevens in het document worden weergegeven. • Opgemaakte tabel InDesign probeert de Excel-opmaak te behouden, maar het is mogelijk dat niet alle opmaak van tekst in iedere cel behouden blijft. Als de spreadsheet niet is ingesloten, maar gekoppeld en u de koppeling bijwerkt, wordt alle opmaak die in InDesign op de tabel is toegepast, overschreven.
INDESIGN CS3 116 Handboek U kunt dan aangepaste voorinstellingen selecteren in het menu Voorinstelling in het dialoogvenster Importopties wanneer u een Word- of RTF-bestand opent. Geïmporteerde tekstbestanden koppelen of insluiten Standaard is tekst die u in InDesign plaatst, niet gekoppeld aan het originele tekstbestand.
INDESIGN CS3 117 Handboek Kies Weergave > Tekstverbindingen weergeven voor een visuele weergave van de verbonden kaders. U kunt tekstkaders met elkaar verbinden, ongeacht of ze daadwerkelijk tekst bevatten. Zie ook “Tekst aan een document toevoegen” op pagina 109 “Tekstkaders verplaatsen en het formaat ervan wijzigen” op pagina 107 Een nieuw kader toevoegen aan de verbinding 1 Selecteer een tekstkader met het gereedschap Selecteren te laden.
INDESIGN CS3 118 Handboek Kader toevoegen binnen een verbinding (boven) en resultaat (onder) De verbinding van tekstkaders verbreken Wanneer u een tekstkader loskoppelt, verbreekt u de verbinding tussen het kader en alle volgende kaders in de verbinding. De tekst die in de kaders stond, wordt overlopende tekst (er wordt geen tekst verwijderd). Alle volgende kaders zijn leeg.
INDESIGN CS3 119 Handboek 2 Kies Bewerken > Knippen. Het kader verdwijnt en alle tekst in het kader loopt door naar het volgende kader in het artikel. Als u het laatste kader in een artikel verwijdert, wordt de tekst opgeslagen als overlopende tekst in het vorige kader. 3 Als u het ontkoppelde kader elders in het document wilt gebruiken, gaat u naar de pagina waar u de ontkoppelde tekst wilt opnemen en kiest u Bewerken > Plakken.
INDESIGN CS3 120 Handboek Tekst halfautomatisch laten doorlopen ❖ Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik met een geladen-tekstpictogram op een pagina of kader. De tekst loopt in iedere kolom afzonderlijk door, net als bij handmatige tekstdoorloop, maar het geladen-tekstpictogram wordt automatisch geladen nadat iedere kolom is geplaatst.
INDESIGN CS3 121 Handboek Als u kolommen van ongelijke breedte of hoogte wilt maken, voegt u verbonden tekstkaders naast elkaar toe op een layoutpagina of op een stramienpagina. 1 Selecteer een kader met het gereedschap Selecteren, klik met het gereedschap Tekst in het tekstkader of selecteer tekst. 2 Kies Object > Opties tekstkader. 3 Geef het aantal kolommen, de breedte van elke kolom en de afstand tussen elke kolom (tussenruimte) voor het tekstkader op.
INDESIGN CS3 122 Handboek Min Kies een minimumwaarde voor de basislijnverschuiving. Als bijvoorbeeld Regelafstand is geselecteerd en u geeft een minimumwaarde op van 1p, gebruikt InDesign de regelafstandwaarde alleen als die groter is dan 1 pica. Als u de bovenkant van het tekstkader magnetisch op een raster wilt uitlijnen, kiest u Regelafstand of Vast, waarmee u de locatie van de eerste basislijn van tekst in tekstkaders kunt bepalen.
INDESIGN CS3 123 Handboek • Als de optie Drie keer klikken om een regel te selecteren is ingeschakeld, selecteert u de hele alinea door vier keer te klikken in de alinea. • Klik vijf keer om het volledige artikel te selecteren of klik op een willekeurige positie in het artikel en kies Bewerken > Alles selecteren. Als u geen tekst in een kader kunt selecteren, bevindt het tekstkader zich wellicht op een andere laag of op een stramienpagina.
INDESIGN CS3 124 Handboek Opmerking: Als u een einde maakt door de alinea-instellingen te wijzigen (zoals Opties bijeenhouden), wordt het einde ingevoegd vóór de alinea die de instelling bevat. Voegt u een einde in met behulp van een speciaal teken, dan komt het einde direct na het speciale teken te staan.
INDESIGN CS3 125 Handboek A B C D Venster van de artikeleditor A. Alineastijlen B. Sleep scheidingslijn om kolombreedte aan te passen C. Verticale diepteliniaal D. Indicator overlopen tekst De artikeleditor openen 1 Selecteer het tekstkader, klik voor een invoegpunt in het tekstkader of selecteer meerdere kaders in meerdere artikelen. 2 Kies Bewerken > Bewerken in artikeleditor.
INDESIGN CS3 126 Handboek Kenmerk Pictogram Tabel Inline-objecten XML-labels Variabelen Hyperlinkbronnen Hyperlink-ankerpunten Voetnoten Indexmarkeringen Weergaveopties tekst Kies een lettertype, grootte, regelafstand, tekstkleur en achtergrond voor de weergave. U kunt ook een ander thema opgeven, zo kunt u bijvoorbeeld Klassiek systeem kiezen om gele tekst weer te geven op een zwarte achtergrond.
INDESIGN CS3 127 Handboek A B C B B Het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen A. De tabbladen Zoeken/Wijzigen B. Naar een tabteken zoeken C. Het tabteken vervangen door een em-streepje D. Zoekopties E. Het menu Metatekens Tekst Bepaalde tekens, een woord, een aantal woorden of tekst die op een bepaalde manier is opgemaakt, opzoeken en veranderen. Naar speciale tekens zoeken en deze vervangen, zoals symbolen, markeringen en spatietekens. Met jokertekens kunt u uw zoekopdracht uitbreiden.
INDESIGN CS3 128 Handboek Gebruik metatekens als u naar speciale tekens wilt zoeken, zoals een tab. • Gebruik een vooraf ingestelde query als u tekst wilt zoeken en vervangen. (Zie “Zoeken/wijzigen met gebruik van query's” op pagina 139.) 5 Typ of plak de vervangende tekst in het vak Wijzigen in. U kunt ook een representatief teken selecteren in het popupmenu rechts van het vak Wijzigen in. 6 Klik op Zoeken.
INDESIGN CS3 129 Handboek Nadat u een bepaalde opmaak voor de zoekcriteria hebt opgegeven, staan er informatiepictogrammen boven de vakken Zoeken naar of Wijzigen in. Deze pictogrammen geven aan dat opmaakkenmerken zijn ingesteld en dat de zoek- of wijzigingsbewerking aan de hand hiervan wordt beperkt. Als u alle opmaakkenmerken snel uit Opmaakinstellingen zoeken of Opmaakinstellingen wijzigen wilt verwijderen, klikt u op de knop Wissen in het desbetreffende gedeelte.
INDESIGN CS3 130 Handboek Zoeken met GREP-uitdrukkingen Op het tabblad GREP van het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen kunt u GREP-uitdrukkingen samenstellen om alfanumerieke reeksen en patronen te zoeken in lange documenten of in vele geopende documenten. U kunt de GREPmetatekens handmatig invoeren of ze kiezen in de lijst Speciale tekens voor zoeken. Bij GREP-zoekopdrachten wordt standaard onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
INDESIGN CS3 131 Handboek U kunt de Gevonden tekst-uitdrukkingen gebruiken om te verwijzen naar deze groepen. Zo verwijst $0 naar alle gevonden tekst, terwijl $2 alleen verwijst naar de tweede groep. Door $2 in te voegen in het veld Wijzigen in en een tekenstijl op te geven in het veld Opmaak wijzigen, kunt u zoeken naar een woord tussen aanhalingstekens, en dit woord vervolgens vervangen door een tekenstijl. Aangezien alleen $2 is opgegeven, worden de groepen $1 en $3 verwijderd.
INDESIGN CS3 132 Handboek Meer GREP-voorbeelden Experimenteer met deze voorbeelden om vertrouwd te raken met GREP-zoekopdrachten. Uitdrukking Zoekreeks Voorbeeldtekst Overeenkomsten (vet weergegeven) Tekenklasse [abc] of [abc] Maria cuenta bien. Maria cuentabien. [] Zoeken naar de letter a, b of c. Begin van alinea ^~_.+ ^ Hiermee wordt het begin van de alinea (^) doorzocht op een em-streepje (~_) gevolgd door een willekeurig teken ( . ), een of meer keren (+).
INDESIGN CS3 133 Handboek Uitdrukking Zoekreeks Voorbeeldtekst Overeenkomsten (vet weergegeven) Enkele regel ingeschakeld (?s)c.a abc abc abc abc abc abcabc abc (?s) Hiermee wordt gezocht naar willekeurige tekens ( . ) tussen de letters c en a. De uitdrukking (?s) komt overeen met elk willekeurig teken, ook als dit op de volgende regel staat. Enkele regel uitgeschakeld (?-s)c.
INDESIGN CS3 134 Handboek Teken: Metateken op het tabblad Tekst: Metateken op het tabblad GREP: * Markering voetnootverwijzing ^F ~F * Indexmarkering ^I ~I Opsommingsteken ^8 ~8 Caretteken ^^ \^ Backslash \ \\ Copyright-symbool ^2 ~2 Weglatingsteken ^e ~e Tilde ~ \~ Alineasymbool ^7 ~7 Symbool geregistreerd handelsmerk ^r ~r Sectiesymbool ^6 ~6 Symbool handelsmerk ^d ~d Haakje openen ( \( Haakje sluiten ) \) Accolade openen { \{ Accolade sluiten } \} Vierk
INDESIGN CS3 135 Handboek Teken: Metateken op het tabblad Tekst: Metateken op het tabblad GREP: Alle enkele aanhalingstekens ' ' Rechte dubbele aanhalingstekens ^" ~" Dubbele aanhalingstekens openen ^{ ~{ Dubbele aanhalingstekens sluiten ^} ~} Recht enkel aanhalingsteken ^' ~' Enkel aanhalingsteken openen ^[ ~[ Enkel aanhalingsteken sluiten ^] ~] Standaard harde return ^b ~b Kolomeinde ^M ~M Kadereinde ^R ~R Pagina-einde ^P ~P Oneven-pagina-einde ^L ~L Even-pagina-ein
INDESIGN CS3 136 Handboek Teken: Metateken op het tabblad Tekst: Metateken op het tabblad GREP: * Elke kleine letter \l * Willekeurig teken dat geen kleine letter is \L Alle gevonden tekst $0 Gevonden tekst 1-9 $1 (geeft het nummer van de gevonden groep aan, zoals $3 voor de derde groep; groepen staan tussen haakjes) * Kanji ^K \K Begin van woord \< Einde van woord \> Woordgrens \b Tegenovergestelde van woordgrens \B Begin van alinea ^ Einde van alinea [locatie] $ Nul of één keer
INDESIGN CS3 137 Handboek Teken: Metateken op het tabblad Tekst: Metateken op het tabblad GREP: * Willekeurig Control-teken [[:control:]] * Willekeurig grafisch teken [[:grafiek:]] * Willekeurig afdrukbaar teken [[:afdrukken:]] * Willekeurige leestekens [[:punct:]] * Willekeurig teken met een code die hoger is dan 255 (geldt alleen voor klassen voor brede tekens) [[:unicode:]] * Willekeurig hexadecimaal cijferteken 0-9, a-f, en A-F [[:xdigit:]] * Willekeurig teken uit een bepaalde glyph-set,
INDESIGN CS3 138 Handboek • Kies Unicode of GID/CID en voer de code voor de glyph in. U kunt de gewenste glyph ook op andere manieren invoeren in het vak Glyph. Selecteer een glyph in het documentvenster en kies Geselecteerde glyph laden in Zoeken in het contextmenu of selecteer een glyph in het deelvenster Glyphs en kies Glyph laden in Zoeken in het contextmenu. 5 Voer bij Glyph wijzigen de vervangende glyph in op dezelfde manier als de glyph waarnaar u zoekt. 6 Klik op Zoeken.
INDESIGN CS3 139 Handboek • Klik op Wijzigen/Zoeken om die instantie van het lettertype te wijzigen en de volgende instantie op te zoeken. Deze optie is niet beschikbaar als u meerdere lettertypen hebt geselecteerd. • Klik op Alles wijzigen om alle instanties van het in de lijst geselecteerde lettertype te vervangen. Als u een alinea- of tekenstijl die het gezochte lettertype bevat, opnieuw wilt definiëren, selecteert u Stijl opnieuw definiëren wanneer alles wordt gewijzigd.
INDESIGN CS3 140 Handboek 4 Definieer de velden Zoeken naar en Wijzigen in. (Zie “Metatekens voor zoeken” op pagina 133 en “Zoeken met GREPuitdrukkingen” op pagina 130.) 5 Klik op de knop Opslaan in het dialoogvenster Zoeken/Wijzigen en typ een naam voor de query. Als u de naam van een bestaande query kiest, wordt u gevraagd of u deze wilt vervangen. Klik op Ja als u de bestaande query wilt bijwerken. Query's verwijderen ❖ Selecteer de query in de lijst Query en klik op de knop Query verwijderen.
INDESIGN CS3 141 Handboek De weergave van het deelvenster Glyphs wijzigen • Klik op de widget links van het woord "Glyphs" in het deelvenster Glyphs om de weergave van het deelvenster te wijzigen. Klik op dit pictogram om achtereenvolgens de verschillende weergaven te zien: het samengevouwen deelvenster, het volledige deelvenster en het deelvenster zonder de onlangs gebruikte glyphs. • Klik op de knoppen Inzoomen of Uitzoomen rechtsonder in het deelvenster Glyphs.
INDESIGN CS3 142 Handboek • Kies Recent gebruikte glyphs in de lijst Weergeven om alle onlangs gebruikte glyphs weer te geven in het hoofdgedeelte van het deelvenster Glyphs en dubbelklik op een glyph. Onlangs gebruikte glyphs verwijderen • Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd Control ingedrukt en klik (Mac OS) op een glyph in het gedeelte Recent gebruikt en kies vervolgens Glyph verwijderen uit Recent gebruikt als u een onlangs gebruikte glyph wilt verwijderen.
INDESIGN CS3 143 Handboek Het geselecteerde lettertype bepaalt welke opties worden weergegeven. Zie “Kenmerken voor OpenType-lettertypen toepassen” op pagina 198 voor meer informatie over het toepassen van kenmerken van OpenType-lettertypen. Voor meer informatie over OpenType-lettertypen gaat u naar www.adobe.com/go/opentype_nl. Alternatieve glyphs markeren in de tekst 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Compositie (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Compositie (Mac OS). 2 Kies Vervangen glyphs en klik op OK.
INDESIGN CS3 144 Handboek • Om een glyph uit de aangepaste glyph-set te verwijderen, kiest u Verwijderen uit set. • Kies een optie bij Invoegvolgorde als u de volgorde wilt wijzigen waarin glyphs aan de set worden toegevoegd. Unicodevolgorde is niet beschikbaar als Invoegen aan begin of Toevoegen aan einde was geselecteerd toen de glyph-set werd gemaakt. Glyphs verwijderen uit aangepaste glyph-sets 1 Kies in het deelvenster Glyphs de aangepaste glyph-set in het menu Weergeven.
INDESIGN CS3 145 Handboek • Voor enkele aanhalingstekens selecteert u een paar aanhalingstekens of typt u het paar tekens dat u wilt gebruiken, en klikt u op OK. Rechte aanhalingstekens invoegen ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Kies Tekst > Speciaal teken invoegen > Aanhalingstekens > Rechte dubbele aanhalingstekens of Recht enkel aanhalingsteken (apostrof).
INDESIGN CS3 146 Handboek Spellingcontrole en taalwoordenboeken Spellingcontrole U kunt de spelling controleren in een geselecteerd tekstbereik, in alle tekst in een artikel, in alle artikelen in een document of in alle artikelen in alle geopende documenten. Verkeerd gespelde of onbekende woorden, dubbele woorden (zoals "de de") en woorden met mogelijke fouten in het gebruik van hoofdletters worden gemarkeerd.
INDESIGN CS3 147 Handboek 4 Wanneer onbekende of verkeerd gespelde woorden of andere mogelijke fouten worden weergegeven, kiest u een van de volgende opties: • Klik op Overslaan om door te gaan met het controleren van de spelling zonder het gemarkeerde woord te wijzigen. Klik op Alles negeren om alle instanties van het gemarkeerde woord te negeren. Dit blijft het geval totdat u InDesign opnieuw start.
INDESIGN CS3 148 Handboek • Selecteer Woordenboek. Het dialoogvenster Woordenboek wordt geopend waarin u het doelwoordenboek en de taal kunt opgeven en afbreekstreepjes kunt wijzigen. Klik vervolgens op Toevoegen. Het woord wordt aan het geselecteerde woordenboek toegevoegd maar niet in de tekst gewijzigd. • Selecteer Alles negeren om de instanties van dit woord in alle documenten te negeren. Als InDesign weer wordt gestart, wordt het woord opnieuw gemarkeerd als een spelfout.
INDESIGN CS3 149 Handboek Lijsten met uitzonderingswoorden U kunt woorden opgeven die niet moeten worden gecontroleerd. Als u bijvoorbeeld het woord "jaaromzet" voor uw bedrijf in een bepaald document als "JaarOmzet" moet schrijven, kunt u "jaaromzet" aan de lijst met uitzonderingen toevoegen, zodat dit woord tijdens de spellingcontrole niet wordt gemarkeerd. InDesign kan een afzonderlijke set toegevoegde en verwijderde woorden bijhouden voor iedere geïnstalleerde taal.
INDESIGN CS3 150 Handboek 3 Kies het gewenste woordenboek in het pop-upmenu Taal in het deelvenster Teken. Als u de taaloptie niet kunt zien in het deelvenster Teken, selecteert u Opties weergeven en kiest u uw taal in de lijst. Gebruikerswoordenboeken verwijderen, opnieuw koppelen en opnieuw rangschikken 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Woordenboek (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Woordenboek (Mac OS). 2 Kies in het menu Taal de taal van het woordenboek.
INDESIGN CS3 151 Handboek 4 Voer vanuit het menu Woordenlijst een van de volgende handelingen uit: • Om de lijst met toevoegingen aan de geselecteerde doelwoordenlijst te wijzigen, kiest u Toegevoegde woorden. • U wijzigt de lijst met woorden die verkeerd zijn gespeld, door Verwijderde woorden te kiezen. • Om de lijst met woorden die worden genegeerd tijdens de huidige InDesign-sessie, te wijzigen kiest u Genegeerde woorden. In deze lijst staan alle woorden waarvoor u Alles negeren hebt gekozen.
INDESIGN CS3 152 Handboek 5 Als u een woordenboekonderdeel van een andere leverancier hebt geïnstalleerd, kunt u dit selecteren in het menu Spelling. 6 Kies een van de volgende opties onder Samenstellen met in het menu Uitzonderingen woordafbreking: • Kies Gebruikerswoordenboek als u tekst wilt samenstellen met de lijst met uitzonderingen voor woordafbreking die is opgeslagen in het externe gebruikerswoordenboek.
INDESIGN CS3 153 Handboek Iedereen in de werkgroep moet het aangepaste gebruikerswoordenboek gebruiken dat op het gezamenlijke werkstation op het netwerk is geïnstalleerd en niet het woordenboek dat bij een document is opgeslagen. Voordat u het bestand naar een servicebureau stuurt, kunt u het gebruikerswoordenboek in het document opnemen. (Zie “Woordenboekvoorkeuren wijzigen” op pagina 151.
INDESIGN CS3 154 Handboek Zie ook “Tekst in voetnoten” op pagina 155 “Tekst plaatsen (importeren)” op pagina 112 Nummering en layout van voetnoot wijzigen De wijzigingen in de nummering en layout van de voetnoot hebben effect op bestaande en nieuwe voetnoten. 1 Kies Tekst > Opties voetnoten document. 2 Selecteer op het tabblad Nummering en opmaak de opties die het nummeringsschema en de opmaakweergave van het verwijzingsnummer en de voetnoottekst bepalen.
INDESIGN CS3 155 Handboek Layoutopties voor voetnoot De volgende opties worden in het gedeelte Layout in het dialoogvenster Opties voetnoten weergegeven: Minimumruimte vóór eerste voetnoot Met deze optie stelt u de minimum hoeveelheid ruimte tussen de onderkant van de kolom en de eerste voetnootregel in. Gebruik geen negatieve waarde. Een instelling van Ruimte voor wordt in de voetnootalinea genegeerd.
INDESIGN CS3 156 Handboek • In de artikeleditor kunt u voetnoten in- of uitvouwen door op het voetnootpictogram te klikken. Met Weergave > Artikeleditor > Alle voetnoten uitvouwen of Alle voetnoten samenvouwen kunt u alle voetnoten uit- of samenvouwen. • U kunt teken- en alineaopmaak selecteren en toepassen op voetnoottekst. Daarnaast kunt u ook de vormgeving van het verwijzingsnummer van de voetnoot selecteren en wijzigen.
157 Hoofdstuk 6: Stijlen Een stijl is een verzameling opmaakkenmerken die op items in het hele document kunnen worden toegepast. U kunt stijlen maken voor alinea's, tekens, objecten, tabellen en cellen in een tabel. Alinea- en tekenstijlen Teken- en alineastijlen Een tekenstijl is een verzameling opmaakkenmerken van tekens die u met een enkele opdracht op een geselecteerd stuk tekst kunt toepassen.
INDESIGN CS3 158 Handboek Het deelvenster Alineastijlen openen ❖ U opent het deelvenster Alineastijlen door Tekst > Alineastijlen te kiezen of door te klikken op de tab Alineastijlen die standaard rechts in het toepassingsvenster wordt weergegeven. Het deelvenster Tekenstijlen openen ❖ Kies Tekst > Tekenstijlen of klik op de tab Tekenstijlen rechts in het toepassingsvenster.
INDESIGN CS3 159 Handboek Een alinea- of tekenstijl op een andere alinea- of tekenstijl baseren In veel documentontwerpen ziet u stijlhiërarchieën met gemeenschappelijke kenmerken. Vaak wordt bijvoorbeeld hetzelfde lettertype gebruikt voor de koppen en subkoppen. U kunt koppelingen tussen vergelijkbare stijlen maken door een basisstijl (bovenliggende stijl) te maken. Wanneer u een bovenliggende stijl wijzigt, veranderen de onderliggende stijlen ook.
INDESIGN CS3 160 Handboek Stijlen van Word naar InDesign-stijlen converteren Tijdens het importeren van een Microsoft Word-document in InDesign of InCopy kunt u elke stijl die in Word is gebruikt, toewijzen aan een overeenkomende stijl in InDesign of InCopy. Zo geeft u op met welke stijlen de geïmporteerde tekst wordt opgemaakt. Naast elke geïmporteerde Word-stijl staat een schijfpictogram . Dit pictogram verdwijnt wanneer u de Word-stijl in InDesign of InCopy gaat bewerken.
INDESIGN CS3 161 Handboek 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Klik op de naam van de alineastijl in het deelvenster Alineastijlen. • Selecteer de naam van de alineastijl in het regelpaneel. • Druk op de sneltoets die aan de stijl is toegewezen. (Num-Lock moet zijn ingeschakeld.) 3 Als er nog ongewenste opmaak in de tekst staat, kiest u Overschrijvingen wissen in het deelvenster Alineastijlen.
INDESIGN CS3 162 Handboek Een stijl aan geselecteerde tekst aanpassen Nadat u een stijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van die stijl overschrijven. Als u de wijzigingen wilt opslaan, kunt u de stijl opnieuw definiëren zodat de stijl overeenkomt met de opmaak van de tekst die u hebt gewijzigd. Opmerking: Als u stijlen opnieuw definieert in InCopy-inhoud die aan een InDesign-document is gekoppeld, worden de wijzigingen overschreven wanneer de gekoppelde inhoud wordt bijgewerkt.
INDESIGN CS3 163 Handboek Zie ook “Een stijl aan geselecteerde tekst aanpassen” op pagina 162 Overschrijvingen tijdens het toepassen van alineastijlen behouden of verwijderen • U past een alineastijl toe en behoudt de tekenstijlen maar verwijdert overschrijvingen door Alt (Windows) of Option (Mac OS) in te drukken en tegelijk te klikken op de naam van de stijl in het deelvenster Alineastijlen.
INDESIGN CS3 164 Handboek Opmerking: Als u de stijl met opsommingstekens converteert in een InCopy-artikel dat is gekoppeld aan een InDesign-layout, kan de stijl worden overschreven wanneer de inhoud in InDesign wordt bijgewerkt. 1 Selecteer in het deelvenster Alineastijlen de stijl voor de opsommingstekens en nummering. 2 Kies in het menu van het deelvenster Alineastijlen de optie '[stijl]'-opsommingstekens en -nummering naar tekst converteren.
INDESIGN CS3 165 Handboek hat you don’t feel, you will not grasp by art, Unless it wells out of your soul And with sheer pleasure takes control, Compelling every listener’s heart. But sit – and sit, and patch and knead, Initiaal automatisch opgemaakt door geneste tekenstijl 1 Maak een tekenstijl met de gewenste opmaak voor de initiaal.
INDESIGN CS3 166 Handboek In dit voorbeeld maakt de tekenstijl Nummer het eerste woord op en maakt de tekenstijl Run-in tekst op tot en met de eerste dubbele punt. Een of meer geneste stijlen maken 1 Maak een of meer tekenstijlen waarmee u de tekst wilt opmaken. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Om geneste stijlen aan een alineastijl toe te voegen, dubbelklikt u op de alineastijl en klikt u vervolgens op Initialen en geneste stijlen.
INDESIGN CS3 167 Handboek 2 Bewerk of maak een alineastijl of plaats de invoegpositie in de alinea die u wilt opmaken. 3 Klik in het gedeelte of het dialoogvenster Initialen en geneste stijlen ten minste tweemaal op Nieuwe geneste stijl en geef instellingen op voor elke stijl. 4 Klik nogmaals op Nieuwe geneste stijl, kies [Herhalen] in het gedeelte Tekenstijl en geef op hoeveel geneste stijlen er moeten worden herhaald. Soms zult u de eerste stijl of stijlen willen overslaan.
INDESIGN CS3 168 Handboek Tekens Elk ander teken dan markeringen met een nulbreedte (voor bijvoorbeeld ankers, indexmarkeringen en XML- labels). Opmerking: Als u Tekens selecteert, kunt u een geneste stijl ook beëindigen door een teken zoals een dubbele punt of een punt te typen. Als u meerdere tekens typt, wordt een stijl door een van die tekens beëindigd. Als de run-in koppen bijvoorbeeld eindigen op een koppelteken, dubbele punt of vraagteken, kunt u -:? typen.
INDESIGN CS3 169 Handboek Wanneer u stijlen wijzigt, kan het voorkomen dat diverse stijlen sommige kenmerken delen. In plaats van die kenmerken telkens weer in te stellen wanneer u de volgende stijl definieert, kunt u de ene objectstijl op een andere objectstijl baseren. Wanneer u de basisstijl wijzigt, worden gedeelde kenmerken uit de 'bovenliggende' stijl die ook in de 'onderliggende' stijl voorkomen, eveneens gewijzigd. Op www.adobe.com/go/vid0072_nl vindt u een video over het gebruik van objectstijlen.
INDESIGN CS3 170 Handboek 8 Klik op OK. Categorieën objectstijl Als u de stijl alleen op bepaalde kenmerken wilt toepassen en de overige instellingen niet wilt wijzigen, moeten alleen de categorieën waarop u de stijl wilt toepassen, zich in de juiste status bevinden. U kunt elke categorie op een van de volgende statussen instellen: ingeschakeld, uitgeschakeld of genegeerd. Als u bijvoorbeeld het selectievakje Slagschaduw inschakelt, wordt de opmaak voor een slagschaduw aan de objectstijl toegevoegd.
INDESIGN CS3 171 Handboek Standaardobjectstijlen gebruiken Voor elk nieuw document wordt in het deelvenster Objectstijlen een standaardset met objectstijlen weergegeven. Wanneer u een object maakt, wordt er een objectstijl op toegepast. Als u een tekstkader maakt, wordt standaard de objectstijl [Basistekstkader] toegepast. De objectstijl [Basisafbeeldingskader] wordt toegepast wanneer u een pad of vorm tekent.
INDESIGN CS3 172 Handboek U kunt een objectstijl ook in het deelvenster bewerken. Klik op de stijl, wacht even en klikt nogmaals om de naam van de stijl te wijzigen.
INDESIGN CS3 173 Handboek 2 Pas de gewenste vormgevingskenmerken aan. 3 Kies de opdracht Objectstijl opnieuw definiëren in het menu van het deelvenster Objectstijlen. De definitie van de objectstijl wordt gewijzigd conform de instellingen van de overschrijving die u hebt toegepast. Alle instanties van de objectstijl in het document worden bijgewerkt met de nieuwe instellingen.
INDESIGN CS3 174 Handboek U hoeft de naam niet exact in te voeren. Als u bijvoorbeeld ko typt, worden stijlen zoals Kop 1, Kop 2 en Subkop gevonden, alsmede menu's en menuopdrachten waarin die twee letters voorkomen. U kunt met Snel toepassen ook zoeken naar stijlen, menuopdrachten, scripts en variabelen. U kunt de zoekopdracht beperken tot een enkele categorie door een voorvoegsel aan het begin van de zoekopdracht te typen, zoals m: voor menu of a: voor alineastijlen.
INDESIGN CS3 175 Handboek Stijlen naar een groep kopiëren Wanneer u een stijl naar een andere groep kopieert, worden beide stijlen niet aan elkaar gekoppeld. Als u een van beide stijlen bewerkt, veranderen de kenmerken van de andere stijl niet, ondanks dat de twee stijlen dezelfde naam hebben. 1 Selecteer de stijl of groep die u wilt kopiëren. 2 Kies Kopiëren naar groep in het menu van het deelvenster Stijlen.
176 Hoofdstuk 7: Tekst en objecten combineren Verfraai uw ontwerp door afbeeldingen en tekst te combineren met behulp van verankerde objecten, tekstomloop of padtekst. Verankerde objecten Over verankerde objecten Verankerde objecten zijn items, bijvoorbeeld afbeeldingen of tekstvakken, die aan tekst zijn gekoppeld, oftewel verankerd. Als de tekst doorloopt, wordt het verankerde object verplaatst met de tekst die het anker bevat.
INDESIGN CS3 177 Handboek Op www.adobe.com/go/vid0073_nl vindt u een video over het werken met verankerde kaders. Een verankerd object maken Als een object niet in het document kan worden geplaatst (bijvoorbeeld tekst in een zijbalk die nog moet worden geschreven), kunt u een leeg verankerd kader maken als plaatsaanduiding voor inhoud die later kan worden toegevoegd. U kunt de grootte van een verankerd kader op elk gewenst moment aanpassen. De positie van het kader wordt dan automatisch bijgewerkt.
INDESIGN CS3 178 Handboek Opties voor inline-positionering en positionering boven de regel Als u Inline of boven regel selecteert in het menu Positie in het dialoogvenster Opties verankerd object, zijn de volgende opties beschikbaar voor het instellen van de positie van het verankerde object. (U kunt deze opties ook gebruiken via het dialoogvenster Verankerd object invoegen.) Inline Lijnt de onderkant van het verankerde object op de basislijn uit.
INDESIGN CS3 179 Handboek Opties voor aangepaste positionering U kunt de volgende opties gebruiken bij het plaatsen van een verankerd object met aangepaste positionering. U kunt deze opties ook opgeven via het dialoogvenster Verankerd object invoegen of het dialoogvenster Opties verankerd object. Zie “Een verankerd object met aangepaste positie positioneren” op pagina 181 voor stapsgewijze instructies bij het instellen deze opties.
INDESIGN CS3 180 Handboek De rechterkant van het object uitgelijnd op de linkerkant van het tekstkader. Opmerking: Afhankelijk van wat u kiest voor X ten opzichte van en Y ten opzichte van, worden drie of negen posities weergegeven voor de proxy van het referentiepunt voor de verankerde positie. Regelopties zoals Regel (basislijn) bieden slechts drie mogelijkheden namelijk middenlinks, midden en middenrechts, omdat de verticale positionering wordt bepaald door het ankerpunt in de tekst.
INDESIGN CS3 181 Handboek A B De optie Y ten opzichte van A. De bovenkant van het object uitgelijnd op de bovenrand van de pagina B. De onderkant van het object uitgelijnd op de onderrand van de pagina Y-verschuiving Verplaatst het object omhoog of omlaag. Bij een positieve waarde wordt het object omlaag verplaatst. Binnen bovenste/onderste kolomgrenzen houden Houdt het object binnen de tekstkolom als dit anders buiten de grenzen zou vallen vanwege het doorlopen van de tekst.
INDESIGN CS3 182 Handboek A B C De locatie van het verankerde object wijzigen (X ten opzichte van ingesteld op Tekstkader; Y ten opzichte van ingesteld op Regel (basislijn)) A. Het punt rechtsonder op de proxy voor het verankerde object en het punt links van het midden op de proxy voor de verankerde positie kiezen B. Het proxypunt voor het verankerde object in de linkerbovenhoek plaatsen en het proxypunt voor de verankerde positie links van het midden laten staan C.
INDESIGN CS3 183 Handboek • Als u het object ten opzichte van de marge wilt uitlijnen (bijvoorbeeld als u een zijbalk wilt maken die in de buitenmarge blijft staan terwijl de tekst doorloopt op een andere pagina), selecteert u Ten opzichte van rug. 1 Selecteer een object en kies Object > Verankerd object > Opties. 2 Kies Aangepast in het menu Positie. Als u tijdens het instellen van opties wilt zien hoe het object op de pagina wordt verplaatst, schakelt u Voorvertoning onder in het dialoogvenster in.
INDESIGN CS3 184 Handboek Een verankerd object handmatig opnieuw positioneren op de pagina Als u een kader verplaatst, worden ook de verankerde objecten verplaatst, tenzij het object ten opzichte van marges of pagina's is geplaatst. Opmerking: Voordat u een verankerd object gaat verplaatsen, controleert u eerst of de optie Handmatige positionering voorkomen in het dialoogvenster Verankerde objecten is uitgeschakeld voor het object. U kunt echter ook Object > Positie ontgrendelen kiezen.
INDESIGN CS3 185 Handboek Tekst om objecten laten lopen Tekst rond objecten laten lopen U kunt tekst rond objecten laten lopen zoals tekstkaders, geïmporteerde afbeeldingen en objecten die u hebt getekend in InDesign. Wanneer u tekst om een object laat lopen, maakt InDesign rond het object een kader dat de tekst tegenhoudt. Het object waar de tekst omheen loopt, wordt het omloopobject genoemd.
INDESIGN CS3 186 Handboek A B C Opties voor Tekstomloop naar A. Zowel rechter- als linkerkant B. Naar de rug toe C. Weg van de rug 5 Geef verschuivingswaarden op. Bij een positieve waarde wordt de omloop bij de kaderranden vandaan verplaatst en bij een negatieve waarde wordt de omloopgrens binnen de kaderranden geplaatst. Als u de tekst niet rond een afbeelding kunt laten omlopen, moet u de optie Tekstomloop negeren uitschakelen voor het tekstkader dat niet omloopt.
INDESIGN CS3 187 Handboek Als dat niet het geval is, moet u met Photoshop de achtergrond verwijderen of een of meer alfakanalen bij de afbeelding maken en opslaan. Photoshop-pad Hiermee genereert u de grens van de tekstomloop op basis van een pad dat is opgeslagen bij de afbeelding. Kies Photoshop-pad en kies vervolgens een pad in het menu Pad. Als de optie Photoshop-pad niet beschikbaar is, zijn er geen benoemde paden opgeslagen bij de afbeelding.
INDESIGN CS3 188 Handboek Een tekstomloopgrens bewerken Als u de vorm van het pad van een tekstomloop wijzigt, is de optie Door gebruiker gewijzigd pad geselecteerd in het menu Type en wordt deze optie grijs in het menu weergegeven, ten teken dat het pad van de vorm is gewijzigd. Als u het originele uitknippad en niet de bewerkte tekstomloopgrens wilt gebruiken, kiest u Gelijk aan uitknippad in het menu Type van het deelvenster Tekstomloop.
INDESIGN CS3 189 Handboek 2 Selecteer een van de volgende opties en klik op OK: Tekst naast een object uitvullen Hiermee wordt tekst uitgevuld naast omloopobjecten die een tekstkolom scheiden. Overslaan op regelafstand Hiermee wordt de omgelopen tekst naar de volgende beschikbare grotere regelafstand onder een met tekst omlopen object verplaatst.
INDESIGN CS3 190 Handboek Locatie van padtekst wijzigen Opmerking: Als klikken of slepen niet werkt, controleert u of het plusteken naast de aanwijzer van het gereedschap Padtekst staat. 3 Typ de gewenste tekst. Door met de invoegpositie op het pad te klikken, wordt de tekst weergegeven over de hele lengte van het pad. Door te slepen wordt de tekst weergegeven langs de afstand die u hebt gesleept.
INDESIGN CS3 191 Handboek Padtekst voor (links) en na (rechts) het toepassen van een gewijzigde spatiëring Opmerking: De spatiëringswaarde compenseert de manier waarop tekens langs een curve of scherpe hoek uitwaaieren. Dit heeft geen effect op tekens langs rechte segmenten. U wijzigt de spatiëring voor tekens langs een pad door de tekens te selecteren en er vervolgens spatiëring op toe te passen.
INDESIGN CS3 192 Handboek Padtekst spiegelen 1 Klik op het gereedschap Selecteren . 2 Plaats de aanwijzer op het middelste haakje van de padtekst waarna er een pictogram van het middelste haakje naast de aanwijzer komt te staan . 3 Sleep het middelste haakje langs het pad. Plaats de aanwijzer op het middelste haakje en sleep langs het pad om te spiegelen. U kunt padtekst ook via een dialoogvenster spiegelen. Selecteer de padtekst met het gereedschap Selecteren of het gereedschap Tekst.
INDESIGN CS3 193 Handboek • Kies 3D-lint als u de horizontale randen van tekens perfect horizontaal wilt houden, ongeacht de vorm van het pad, terwijl de verticale rand van elk teken loodrecht op het pad blijft staan. • Selecteer Traptrede om de linkerkant van de basislijn van elk teken op het pad te houden zonder daarbij tekens te roteren. • Selecteer Zwaartekracht om het midden van de basislijn van elk teken op het pad en elke verticale rand in lijn te houden met het middelpunt van het pad.
194 Hoofdstuk 8: Typografie Met typografie kan taal in visuele vorm worden gegoten. Adobe InDesign CS3 bevat alle gereedschappen waarmee u tekst van de gewenste typografie kunt voorzien. Gekozen lettertypen en geselecteerde instellingen voor regelafstand en spatiëring zijn voorbeelden van beslissingen waarmee u de vormgeving van de tekst in uw document bepaalt. Tekst opmaken Tekst opmaken U gebruikt het regelpaneel om de vormgeving van tekst te wijzigen.
INDESIGN CS3 195 Handboek Tekstkenmerken naar niet-geselecteerde tekst kopiëren 1 Met het gereedschap Pipet klikt u op de tekst die is opgemaakt met de kenmerken die u wilt kopiëren. (De tekst kan in een ander open InDesign-document staan.) Het pipet verandert van richting en lijkt vol te zijn, ten teken dat het gereedschap is geladen met de kenmerken die u hebt gekopieerd. Wanneer u het pipet op tekst plaatst, verschijnt een Ivormige aanwijzer naast het geladen pipet .
INDESIGN CS3 196 Handboek Lettertypen gebruiken Informatie over lettertypen Een font is een volledige set tekens (letters, cijfers en symbolen) met een gemeenschappelijke dikte, breedte en stijl, zoals 10-punts Adobe Garamond Bold. Lettertypesoorten (ook letterfamilies of lettertypefamilies) genaamd) zijn lettertypeverzamelingen met een vergelijkbare vormgeving die in combinatie met elkaar worden gebruikt, zoals Adobe Garamond. Een lettertypestijl is een variatie op een bepaalde font in een fontfamilie.
INDESIGN CS3 197 Handboek Een tekengrootte opgeven Standaard wordt de tekengrootte gemeten in punten (een punt is gelijk aan 0,35 cm). U kunt een tekengrootte tussen 0,1 en 1296 punten opgeven, in stappen van 0,001 punt. 1 Selecteer de tekens of tekstobjecten die u wilt wijzigen. Als u geen tekst selecteert, wordt de tekengrootte toegepast op nieuwe tekst. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Stel in het deelvenster Teken of de bedieningsbalk de optie Tekengrootte in.
INDESIGN CS3 198 Handboek toepassingsfontmenu's. OpenType-fonts die geen ondersteuning voor Centraal-Europese talen bevatten, worden aangeduid met "Standaard"en hebben een "Std"-achtervoegsel. Alle OpenType-fonts kunnen naast PostScript Type 1- en TrueType-fonts worden geïnstalleerd en gebruikt. Als u meer informatie wilt hebben over OpenType-fonts, raadpleegt u www.adobe.com/go/opentype_nl.
INDESIGN CS3 199 Handboek Alternatieven titelformaat Indien beschikbaar worden tekens geactiveerd die voor titels in hoofdletters worden gebruikt. Als u deze optie in bepaalde lettertypen gebruikt voor tekst die zowel in hoofdletters als kleine letters is opgemaakt, kan dat tot ongewenste resultaten leiden. Context-afhankelijke alternatieven Indien beschikbaar worden context-afhankelijke ligaturen en bijbehorende alternatieven geactiveerd.
INDESIGN CS3 200 Handboek InDesign vervangt ontbrekende lettertypen door een beschikbaar lettertype. U kunt dan de tekst selecteren en een ander beschikbaar lettertype toepassen. Ontbrekende lettertypen die door andere lettertypen zijn vervangen, staan bovenaan in het menu Tekst > Lettertype in het gedeelte "Ontbrekende lettertypen". Standaard wordt tekst die met ontbrekende lettertypen is opgemaakt, roze gemarkeerd.
INDESIGN CS3 201 Handboek Regelafstand Over regelafstand De verticale ruimte tussen regels tekst wordt de regelafstand genoemd. De regelafstand wordt gemeten vanaf de basislijn van een regel tekst tot de basislijn van de regel erboven. De basislijn is de onzichtbare lijn waarop de meeste letters (de letters zonder staart) worden geplaatst.
INDESIGN CS3 202 Handboek Spatiëring en reeksspatiëring Over spatiëring en reeksspatiëring Spatiëring is het proces waarbij ruimte wordt toegevoegd aan bepaalde tekencombinaties of daaruit wordt verwijderd. Reeksspatiëring is het proces waarbij een blok tekst losser of compacter wordt gemaakt. Soorten spatiëring U kunt tekst automatisch spatiëren met metrische of optische spatiëring. Metrische spatiëring maakt gebruik van spatiëringsparen, die in de meeste lettertypen beschikbaar zijn.
INDESIGN CS3 203 Handboek Reeksspatiëring en handmatige spatiëring zijn cumulatief, dus u kunt eerst enkele letterparen aanpassen en dan een blok tekst compacter of losser maken, zonder de relatieve spatiëring van de paren te beïnvloeden. Als u klikt om de invoegpositie tussen twee letters te plaatsen, worden de waarden voor spatiëring in het regelpaneel of het deelvenster Teken van InDesign weergegeven.
INDESIGN CS3 204 Handboek Tekst markeren die aangepaste spatiëring of reeksspatiëring bevat In bepaalde gevallen is het wenselijk dat u weet wanneer aangepaste reeksspatiëring is toegepast op tekst. Als u de voorkeurenoptie Aangepaste reeksspatiëring/spatiëring selecteert, wordt tekst met aangepaste reeksspatiëring of spatiëring groen gemarkeerd. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Compositie (Windows) of InDesign > Voorkeuren > Compositie (Mac OS).
INDESIGN CS3 205 Handboek De toegepaste waarden zijn percentages van de huidige waarden voor tekengrootte en regelafstand, gebaseerd op de instellingen in het venster voor tekstvoorkeuren. Deze waarden staan bij de selectie van de tekst niet in de vakken Verschuiving basislijn of Tekengrootte van het deelvenster Teken. Opmerking: U kunt de standaardgrootte en -positie van tekens in superscript en subscript aanpassen met de voorkeursinstellingen voor Geavanceerde tekst.
INDESIGN CS3 206 Handboek Ligaturen toepassen op letterparen Het is mogelijk automatisch ligaturen in te voegen. Dit zijn typografische vervangingen van bepaalde letterparen, zoals "fi" en "fl", mits beschikbaar in het desbetreffende lettertype. De tekens die na selectie van de optie Ligaturen worden gebruikt, zien eruit als ligaturen en worden ook als zodanig afgedrukt. U kunt ze echter gewoon bewerken en ze veroorzaken geen onterechte markering tijdens spellingcontroles.
INDESIGN CS3 207 Handboek 3 Klik op een kleur- of verloopstaal in het deelvenster Stalen. U kunt ook een verloop toepassen op tekst door het gereedschap Verloopstaal of het gereedschap Verloopdoezelaar (dat u kunt selecteren door te klikken op het gereedschap Verloopstaal en de muisknop ingedrukt te houden) door de geselecteerde tekst te slepen. Als u omgekeerde tekst wilt maken, kunt u de vulkleur van de tekst wijzigen in wit of [Papier] en de vulkleur van het kader in een donkere kleur.
INDESIGN CS3 208 Handboek A B C Invloed van woordenboeken op het afbreken van woorden A. “Glockenspiel” in het Engels B. “Glockenspiel” in het Duits (oude spelling) C. “Glockenspiel” in het Duits (nieuwe spelling) Zie ook “Afbrekings- en spellingwoordenboeken” op pagina 148 Het hoofdlettergebruik van tekst wijzigen Met de opdrachten Kapitalen of Kleinkapitalen verandert het uiterlijk van de tekst, maar niet de tekst zelf.
INDESIGN CS3 209 Handboek Hoofdlettergebruik wijzigen 1 Selecteer tekst. 2 Kies een van de volgende opties in het submenu Tekst > Hoofd-/kleine letter: • Kies Kleine letters als u alle tekens als kleine letters wilt weergeven. • Kies Alles Beginhoofdletter als u de eerste letter van elk woord in hoofdletters wilt weergeven. • Kies Hoofdletters als u alle tekens als hoofdletters wilt weergeven. • Kies Als in een zin als u de eerste letter van elke zin met een hoofdletter wilt weergeven.
INDESIGN CS3 210 Handboek De vormgeving van geschaalde tekstwaarden bepalen Wanneer u de schaal van een kader wijzigt, wordt de tekst in het kader eveneens geschaald. Als u bijvoorbeeld het tekstkader twee keer zo groot maakt, wordt de tekst ook twee keer zo groot: 20-punts tekst wordt dus 40-punts tekst.
INDESIGN CS3 211 Handboek Zorg voor een consistente opmaak door de alinea-afstand te wijzigen in de alineastijlen die u definieert. Zie ook “Alinea- en tekenstijlen definiëren” op pagina 158 Initialen gebruiken U kunt initialen aan een of meer alinea's tegelijk toevoegen. De basislijn van initialen bevindt zich een of meer regels onder de basislijn van de eerste regel van een alinea. U kunt ook een tekenstijl maken die op initialen kan worden toegepast.
INDESIGN CS3 212 Handboek A B Plaatsing van lijnen A. Lijn boven alinea B. Lijn onder alinea Een lijn boven of onder een alinea toevoegen 1 Selecteer tekst. 2 Kies Alinealijnen in het menu van het deelvenster Alinea of van het regelpaneel. 3 Selecteer boven in het dialoogvenster Alinealijnen de optie Lijn boven of Lijn onder. 4 Selecteer Lijn aan. Opmerking: Als u zowel een lijn boven als onder wilt plaatsen, moet Lijn aan voor beide opties zijn geselecteerd.
INDESIGN CS3 213 Handboek Alinea-afbrekingen bepalen U kunt weduwen en wezen vermijden. Dit zijn woorden of tekstregels die los zijn komen te staan van de overige regels in een alinea. Wezen staan onder aan en weduwen staan boven aan een kolom of pagina. Een ander typografisch probleem om te vermijden is een koptekst die alleen op een pagina staat, terwijl de bijbehorende alinea pas op de volgende pagina begint.
INDESIGN CS3 214 Handboek • Kies voor Begin van alinea de optie waarmee de alinea naar de volgende kolom, het volgende kader of de volgende pagina wordt verplaatst. Als Op willekeurige plaats is geselecteerd, wordt de beginpositie bepaald door de optie Instellingen regels bijeenhouden. Als een andere optie is geselecteerd, wordt begonnen vanaf de desbetreffende positie.
INDESIGN CS3 215 Handboek Opmerking: Als u alle tekstregels uitvult en u Adobe Composer alinea gebruikt, wordt tekst doorgeschoven, zodat de tekst overal in de alinea even dicht op elkaar staat en een aantrekkelijke vormgeving krijgt. U kunt de spatiëring in uitgevulde tekst nauwkeurig instellen. 1 Selecteer tekst.
INDESIGN CS3 216 Handboek 2 Kies Alleen eerste regel op raster uitlijnen in het menu van het deelvenster Alinea of in het menu van het regelpaneel. 3 Klik in het deelvenster Alinea of het regelpaneel op Uitlijnen op basislijnraster . Een uitgebalanceerde titeltekst maken U kunt onregelmatig uitgelijnde tekst over meerdere regels op elkaar afstemmen. Deze functie is vooral bedoeld voor koppen die uit meerdere regels bestaan, pull-quotes en gecentreerde alinea's.
INDESIGN CS3 217 Handboek • Als u de inzetwaarden voor boven of onder in het venster Opties tekstkader aanpast, verandert u de locatie van respectievelijk de eerste of laatste basislijn. • Verticale uitvulling wordt niet toegepast op tekst met een niet-rechthoekige vorm. Dat komt door de vorm van het tekstkader, de tekstomloop of de hoekeffecten. In dergelijke gevallen wordt de tekst aan de bovenkant uitgelijnd.
INDESIGN CS3 218 Handboek U kunt inspringingen instellen in het dialoogvenster Tabs, het deelvenster Alinea en in het regelpaneel. U kunt ook inspringingen instellen wanneer u lijsten met opsommingstekens of genummerde lijsten maakt. Een inspringing instellen in het dialoogvenster Tabs 1 Klik met het gereedschap Tekst in de alinea die u wilt laten inspringen. 2 Kies Bestand > Tabs om het dialoogvenster Tabs te openen.
INDESIGN CS3 219 Handboek Zonder inspringen (links) en hangende inspringen (rechts) 1 Klik met het gereedschap Tekst in de alinea die u wilt laten inspringen. 2 Geef een waarde op voor links inspringen die groter is dan nul in het dialoogvenster Tabs of in het regelpaneel. 3 Om een negatieve waarde voor het inspringen van de eerste regel op te geven voert u een van de volgende handelingen uit: • Typ in het regelpaneel een negatieve waarde voor het links inspringen van de eerste regel .
INDESIGN CS3 220 Handboek 4 Als u de waarde voor rechts inspringen wilt aanpassen voor tekst na de tab, geeft u een negatieve waarde (bijvoorbeeld -2p) op in het veld Laatste regel rechts inspringen van het deelvenster Alinea of het regelpaneel. Inspringen tot hier gebruiken Gebruik het speciale teken Inspringen tot hier om regels in een alinea onafhankelijk van de waarde voor het links inspringen van de alinea te laten inspringen.
INDESIGN CS3 221 Handboek A B C D F E Het dialoogvenster Tabs A. Tabuitlijningsknoppen B. Tabpositie C. Vak Opvulteken D. Vak Uitlijnen op E. Tabliniaal F. Boven kader plaatsen Het dialoogvenster Tabs openen 1 Klik met het gereedschap Tekst in het tekstkader. 2 Kies Tekst > Tabs. Als de bovenzijde van het kader zichtbaar is, wordt het dialoogvenster Tabs aan het huidige tekstkader gekoppeld en wordt de breedte ervan afgestemd op dat van de huidige kolom.
INDESIGN CS3 222 Handboek • Typ een positie in het vak X en druk op Enter of Return. Als de X-waarde is geselecteerd, drukt u op Pijl-omhoog of Pijlomlaag om de tabwaarde met telkens 1 punt te verhogen of te verlagen. 6 Herhaal de stappen 3 en 4 voor volgende tabs met een andere uitlijning. De eerste tabinstelling is rechts uitgelijnd en de tweede is links uitgelijnd. Als u een tabteken wilt invoegen in een tabel, kiest u Tekst > Speciaal teken invoegen > Overig > Tab.
INDESIGN CS3 223 Handboek De uitlijning van een tab wijzigen 1 Selecteer in het dialoogvenster Tabs een tab op de tabliniaal. 2 Klik op een tabuitlijningsknop. U kunt ook Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt houden als u op de markering van de tabstop klikt. De vier uitlijningsopties worden dan na elkaar weergegeven. Tekens opgeven voor decimale tabs U gebruikt decimale tabs als u tekst wilt uitlijnen met een door u opgegeven teken, zoals een punt of een euroteken.
INDESIGN CS3 224 Handboek Opsommingstekens en nummering Een lijst met opsommingstekens of nummers maken Elke alinea in een opsommingslijst begint met een opsommingsteken. In genummerde lijsten begint elke alinea met een uitdrukking waarin een nummer of letter en een scheidingsteken, zoals een punt of haakjes, zijn opgenomen. De nummers in een lijst met nummering worden automatisch bijgewerkt als u alinea's uit de lijst verwijdert of eraan toevoegt.
INDESIGN CS3 225 Handboek 4 U beëindigt de lijst (of het segment van de lijst als u de lijst verderop in het artikel wilt vervolgen) door nogmaals op de knop Lijst met opsommingstekens of de knop Genummerde lijst in het regelpaneel te klikken of Opsommingstekens en nummering te kiezen in het menu van het deelvenster Alinea.
INDESIGN CS3 226 Handboek Standaard nemen de opsommingstekens en nummers bepaalde elementen van de tekstopmaak over van het eerste teken in de alinea waaraan ze zijn gekoppeld. Als het eerste teken in een alinea verschilt van de eerste tekens in andere alinea's, kan het voorkomen dat het nummer of het opsommingsteken er anders uitziet dan de andere lijstonderdelen.
INDESIGN CS3 227 Handboek Een opsommingsteken toevoegen 1 Selecteer Opsommingstekens in het menu Lijsttype van het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering en klik op Toevoegen. 2 Selecteer de glyph die u als opsommingsteken wilt gebruiken. (De verschillende lettertypefamilies en -stijlen bevatten verschillende glyphs.) 3 Selecteer Lettertype bij opsommingsteken onthouden als u wilt dat het nieuwe opsommingsteken het op dat moment gekozen lettertype en de stijl onthoudt. 4 Klik op Toevoegen.
INDESIGN CS3 228 Handboek afzonderlijk genummerde items of afzonderlijke items met opsommingstekens die door elkaar worden gebruikt. In een lijst met vragen en antwoorden kunt u bijvoorbeeld één lijst definiëren voor het nummeren van de vragen en een andere lijst voor het nummeren van de antwoorden. Gedefinieerde lijsten worden vaak gebruikt om alinea's bij te houden voor nummeringsdoeleinden.
INDESIGN CS3 229 Handboek Opmerking: Sommige lijsten worden automatisch gedefinieerd. Als u bijvoorbeeld een genummerde lijst importeert vanuit een Word-document, wordt in InDesign automatisch een lijst gedefinieerd voor het document. Een gedefinieerde lijst bewerken 1 Kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Lijsten definiëren. 2 Selecteer een lijst en klik op Bewerken. 3 Voer een nieuwe naam in voor de lijst of wijzig de opties voor het doornummeren die u hebt geselecteerd.
INDESIGN CS3 230 Handboek Lijst met meerdere niveaus met nummers en letters waarmee de hiërarchische niveaus worden aangeduid Als u een lijst met meerdere niveaus wilt maken, moet u eerst de lijst definiëren. Vervolgens maakt u een alineastijl voor elk niveau dat u wilt instellen. Voor een lijst met vier niveaus zijn bijvoorbeeld vier alineastijlen vereist (en aan elke stijl is dezelfde gedefinieerde lijst toegewezen). Wanneer u een stijl maakt, stelt u ook de nummer- en alinea-opmaak vast.
INDESIGN CS3 231 Handboek 11 Kies de opties Inspringing of Tabpositie in het gedeelte Positie opsommingsteken of nummer om de lijstonderdelen van dit niveau verder te laten inspringen dan de lijstonderdelen van hogere niveaus. Door de inspringing worden de onderliggende lijstonderdelen duidelijker weergegeven. 12 Klik op OK. Doorlopende bijschriften maken voor figuren en tabellen Met doorlopende bijschriften kunt u figuren, tabellen en andere items in een document opeenvolgend nummeren.
INDESIGN CS3 232 Handboek Een lijst nummeren vanaf het vorige of huidige artikel Het feit of de nummering van een lijst in het huidige artikel wordt vervolgd vanaf het vorige artikel of dat de nummering opnieuw begint is afhankelijk van de wijze waarop de lijst is gedefinieerd. 1 Kies Tekst > Lijst met opsommingstekens en nummers > Lijsten definiëren. 2 Selecteer een lijst en klik op de knop Bewerken. Kies niet de standaardlijst. Bij deze lijst kan worden doorgenummerd in verschillende artikelen.
INDESIGN CS3 233 Handboek Compositiemethoden InDesign biedt u twee compositiemethoden: Adobe Composer alinea (de standaard) en Adobe Composer enkele regel. Bij beide methoden worden eventuele afbrekingen geëvalueerd en wordt de compositie gemaakt die het beste aansluit bij de opties voor woordafbreking en uitvulling die u voor een bepaalde alinea hebt opgegeven.
INDESIGN CS3 234 Handboek Zie ook “Woord- en letterspatiëring in uitgevulde tekst aanpassen” op pagina 235 “Afbrekings- en spellingwoordenboeken” op pagina 148 Afbreking handmatig aanpassen U kunt woorden handmatig of automatisch afbreken, maar ook een combinatie van beide methoden gebruiken. De veiligste werkwijze bij handmatige woordafbreking is het invoegen van een zacht afbreekstreepje, dat pas zichtbaar is als het woord wordt afgebroken aan het einde van een regel.
INDESIGN CS3 235 Handboek Woorden afbreken in kolommen Als u woorden niet zo wilt afbreken, dat de woorden worden opgesplitst tussen twee kolommen, kaders of pagina's, schakelt u deze optie uit. Ongewenste woordafbrekingen voorkomen Met vaste afbreekstreepjes voorkomt u dat woorden worden afgebroken. Dit is nuttig bij onder meer eigennamen en woorden waarvan de losse lettergrepen de vormgeving niet ten goede komen.
INDESIGN CS3 236 Handboek Glyph-schaling instellen 1 Klik om een invoegpositie in een alinea te plaatsen of selecteer de alinea's waarvoor de opties moeten gelden. 2 Kies Uitvulling in het menu van het deelvenster Alinea. 3 Typ waarden voor Glyph-schaling Minimaal, Optimaal en Maximaal. Klik op OK. Vóór (boven) en na (onder) glyph-schaling in uitgevulde tekst Met glyph-schaling kunt u een gelijkmatigere uitlijning realiseren.
237 Hoofdstuk 9: Tabellen Een tabel bestaat uit rijen en kolommen cellen. In een cel kunt u, net als in een tekstkader, tekst, verankerde kaders of andere tabellen plaatsen. Maak tabellen in Adobe InDesign CS3 of exporteer ze vanuit andere toepassingen. Tabellen maken Over tabellen Een tabel bestaat uit rijen en kolommen cellen. In een cel kunt u net zoals in een tekstkader tekst, inline-afbeeldingen of andere tabellen plaatsen.
INDESIGN CS3 238 Handboek Van bestaande tekst een tabel maken Voordat u tekst naar een tabel converteert, moet u controleren of de tekst juist is opgesteld. 1 U maakt tekst gereed voor de conversie door tabs, komma's, alinea-einden of een ander teken voor het aangeven van kolommen in te voeren. Voeg tabs, komma's, alinea-einden of een ander teken in om de rijen aan te geven. (In veel gevallen kan tekst worden geconverteerd naar een tabel zonder dat de tekst hoeft te worden bewerkt.
INDESIGN CS3 239 Handboek Tekst aan een tabel toevoegen U kunt tekst, verankerde objecten, XML-labels en andere tabellen aan tabelcellen toevoegen. De hoogte van een tabelrij wordt aangepast als er extra tekstregels worden toegevoegd, tenzij u een vaste rijhoogte hebt ingesteld. U kunt geen voetnoten toevoegen aan tabellen. ❖ Voer een van de volgende handelingen uit met het gereedschap Tekst : • Plaats de invoegpositie in een cel en voer tekst in.
INDESIGN CS3 240 Handboek Tabellen naar tekst converteren 1 Plaats met het gereedschap Tekst de invoegpositie in de tabel of selecteer de tekst in de tabel. 2 Kies Tabel > Tabel naar tekst converteren. 3 Geef bij Scheidingsteken kolom en Scheidingsteken rij de gewenste scheidingstekens op. U kunt het beste voor kolommen en rijen een ander scheidingsteken gebruiken, bijvoorbeeld een tab voor kolommen en een alinea-einde voor rijen. 4 Klik op OK.
INDESIGN CS3 241 Handboek 2 Ga als volgt te werk: • Geef het gewenste rijnummer op en klik op OK. • Als er in de huidige tabel een rij voor een kop- of voettekst is gedefinieerd, kiest u Koptekst of Voettekst in het menu en klikt u op OK. Kop- en voetteksten toevoegen aan tabellen Wanneer u een lange tabel maakt, kan die groter zijn dan één kolom, kader of pagina. Met kop- of voetteksten kunt u bepaalde gegevens boven of onder aan elk gedeelte van de tabel herhalen.
INDESIGN CS3 242 Handboek Tabellen selecteren en bewerken Cellen, rijen en kolommen in een tabel selecteren Wanneer u de tekst in een cel geheel of gedeeltelijk selecteert, heeft die selectie dezelfde vormgeving als van tekst die buiten de tabel is geselecteerd. Omvat de selectie echter meerdere cellen, dan worden de cellen plus de inhoud geselecteerd.
INDESIGN CS3 243 Handboek • Sleep het gereedschap Tekst over de gehele tabel. Een tabel kunt u net zo selecteren als een verankerde afbeelding. Plaats de invoegpositie direct voor of achter de tabel, houd Shift ingedrukt en druk respectievelijk op de rechter- of linkerpijltoets om de tabel te selecteren. Rijen en kolommen invoegen U kunt rijen en kolommen op een aantal verschillende manieren invoegen. Een rij invoegen 1 Plaats de aanwijzer onder of boven de rij waar u de nieuwe rij wilt invoegen.
INDESIGN CS3 244 Handboek • U verwijdert rijen en kolommen in het dialoogvenster Tabelopties door Tabel > Tabelopties > Tabelinstelling te kiezen. Geef een verschillend aantal rijen en kolommen op en klik op OK. Rijen worden aan het einde van de tabel verwijderd, en kolommen rechts van de tabel. • U verwijdert een rij of kolom met de muis door de muisaanwijzer op de onder- of rechterrand van de tabel te plaatsen en te wachten totdat er een tweepuntige pijl ( of ) verschijnt.
INDESIGN CS3 245 Handboek Zie ook “Over lijnen en vullingen van tabellen” op pagina 248 De grootte van kolommen, rijen en tabellen wijzigen U kunt de grootte van kolommen, rijen en tabellen op een aantal verschillende manieren wijzigen. Zie ook “De uitlijning wijzigen van een tabel in een kader” op pagina 239 De grootte van kolommen en rijen wijzigen 1 Selecteer cellen in de kolommen en rijen waarvan u de grootte wilt wijzigen.
INDESIGN CS3 246 Handboek 2 Kies Tabel > Rijen evenredig verdelen of Kolommen evenredig verdelen. Afstand voor of na een tabel wijzigen 1 Kies Tabel > Tabelopties > Tabelinstelling als de invoegpositie in de tabel staat. 2 Geef bij Tabelspatiëring verschillende waarden op voor Ruimte voor en Ruimte na en klik op OK. Het veranderen van de afstand vóór een tabel heeft geen effect op de afstand van een tabelrij bovenin een kader.
INDESIGN CS3 247 Handboek Tabs in een tabelcel invoegen Als de invoegpositie in een tabel staat, kunt u met Tab de invoegpositie in de volgende cel plaatsen. Maar u kunt ook een tab in een tabelcel invoegen. Met het deelvenster Tabs stelt u de tabinstellingen in de tabel in. De tabinstellingen gelden voor de alinea waarin u de invoegpositie hebt geplaatst. 1 Plaats met het gereedschap Tekst de invoegpositie op de plaats waar u een tab wilt invoegen. 2 Kies Tekst > Speciaal teken invoegen > Overig > Tab.
INDESIGN CS3 248 Handboek 2 Kies Tabel > Cel verticaal splitsen of Cel horizontaal splitsen. Werken met overlopende cellen Over het algemeen wordt een cel hoger als er tekst of afbeeldingen in worden geplaatst. Als u echter een vaste rijhoogte hebt ingesteld en u tekst of afbeeldingen toevoegt die te groot voor de cel zijn, staat er een kleine rode punt rechtsonder in de cel ten teken dat de cel overloopt. U kunt overlopende tekst niet in een andere cel laten doorlopen.
INDESIGN CS3 249 Handboek 3 Selecteer onder Tekenvolgorde lijn de tekenvolgorde uit de volgende opties: Beste verbindingen Als deze optie is geselecteerd, liggen er rijlijnen vóór de punten waar diverse kleuren elkaar kruisen. Wanneer daarbij lijnen zoals dubbele lijnen elkaar kruisen, worden de lijnen samengevoegd en de kruispunten met elkaar verbonden. Rijlijnen op voorgrond Als deze optie is geselecteerd, worden er rijlijnen op de voorgrond weergegeven.
INDESIGN CS3 250 Handboek Een lijn aan cellen toevoegen met het deelvenster Lijn 1 Selecteer de cel of cellen waaraan u een lijn wilt toevoegen. Als u een lijn op een kop- of voettekst wilt toepassen, selecteert u de kop- of voettekstrij. 2 Kies Venster > Lijn om het deelvenster Lijn te openen. 3 Geef in de voorvertoningsproxy aan op welke lijnen de wijzigingen moeten worden toegepast. 4 Selecteer indien nodig de knop Object in de gereedschapsset.
INDESIGN CS3 251 Handboek Wisselende lijnen en vullingen in een tabel U kunt lijnen en vullingen afwisselen waardoor het geheel beter leesbaar wordt of waardoor de algehele vormgeving van de tabel verbetert. Het toevoegen van wisselende lijnen en vullingen op tabelrijen heeft geen invloed op de vormgeving van de kop- en voettekstrijen van de tabel. Maar het toevoegen van wisselende lijnen en vullingen op kolommen heeft wel invloed op kop- en voettekstrijen.
INDESIGN CS3 252 Handboek Tabel- en celstijlen Over tabel- en celstijlen Net zoals u alinea- en tekenstijlen kunt gebruiken om tekst op te maken, kunt u tabel- en celstijlen gebruiken om tabellen op te maken. Een tabelstijl is een verzameling kenmerken voor tabelopmaak, zoals tabelranden en rij- en kolomlijnen, die u in één keer kunt toepassen. Een celstijl bevat opmaakkenmerken als celinzetten, alineastijlen en lijnen en vullingen.
INDESIGN CS3 253 Handboek Overzicht van de deelvensters Tabelstijlen en Celstijlen Gebruik het deelvenster Tabelstijlen om tabelstijlen te maken en deze een naam te geven en om de stijlen toe te passen op bestaande tabellen of op tabellen die u maakt of importeert. Gebruik het deelvenster Celstijlen om celstijlen te maken en te benoemen en om de stijlen toe te passen op tabelcellen. Stijlen worden opgeslagen bij het document en in het deelvenster weergegeven wanneer u dat document opent.
INDESIGN CS3 254 Handboek Tabelstijlen laden (importeren) uit andere documenten U kunt tabel- en celstijlen uit andere InDesign-documenten importeren naar het actieve document. Tijdens het importeren kunt u bepalen welke stijlen er worden geladen en wat er moet gebeuren als een geladen stijl dezelfde naam heeft als een stijl in het huidige document. U kunt ook stijlen importeren uit een InCopy-document.
INDESIGN CS3 255 Handboek Zie ook “Stijlen of stijlgroepen dupliceren” op pagina 173 Tabel- en celstijlen bewerken Een van de voordelen van stijlen is dat wanneer u een stijldefinitie wijzigt, alle tabellen en cellen die met die stijl zijn opgemaakt, automatisch worden bijgewerkt met de nieuwe stijldefinitie.
INDESIGN CS3 256 Handboek Tabel- en celstijlen overschrijven Nadat u een tabel- of celstijl hebt toegepast, kunt u de instellingen van die stijl overschrijven. U kunt een tabelstijl overschrijven door opties te wijzigen in het dialoogvenster Tabelopties. Als u een cel wilt overschrijven, kunt u opties wijzigen in het dialoogvenster Celopties of u kunt de vulling of lijn wijzigen met andere deelvensters.
257 Hoofdstuk 10: Kenmerken van lange documenten Stel lange documenten samen met behulp van boeken, inhoudsopgaven en indexen. U kunt verwante documenten groeperen in een boekbestand, zodat u de pagina's en hoofdstukken in de documenten doorlopend kunt nummeren, stijlen, stalen en stramienpagina's kunt delen en de groep documenten kunt afdrukken of exporteren.
INDESIGN CS3 258 Handboek Boekbestanden beheren Elk boekbestand dat u opent, wordt op een eigen tabblad in het deelvenster Boek weergegeven. Als er meerdere boeken zijn geopend, haalt u een boek naar voren door op het tabblad van dat boek te klikken. Vervolgens kunt u de opties in het menu van het deelvenster gebruiken.
INDESIGN CS3 259 Handboek Zorg ervoor dat u alle stijlen selecteert die zijn opgenomen in de definitie van andere stijlen. Zo kan bijvoorbeeld een objectstijl alinea- en tekenstijlen bevatten, waarin op hun beurt weer stalen zijn opgenomen. Documenten in een boekbestand synchroniseren U kunt het boek ook synchroniseren als de documenten in het boek zijn gesloten. InDesign opent de gesloten documenten, brengt wijzigingen aan, slaat de documenten op en sluit ze weer.
INDESIGN CS3 260 Handboek Een boekbestand converteren voor gebruik in InDesign CS3 1 Kies in InDesign CS3 de optie Bestand > Openen. 2 Selecteer het boekbestand dat in een vorige versie van InDesign is gemaakt en klik op OK. Er verschijnt een waarschuwing als het boekbestand documenten in een eerdere indeling van InDesign bevat. 3 Kies Boek opslaan als in het menu van het deelvenster Boek. Geef een nieuwe naam voor het geconverteerde boekbestand op en klik op Opslaan.
INDESIGN CS3 261 Handboek 2 Kies Opties documentnummering in het menu van het deelvenster Boek of dubbelklik in het deelvenster Boek op een paginanummer van het document. 3 Geef de opties voor het nummeren van pagina's, secties en hoofdstukken op. (Zie “Opties documentnummering” op pagina 78.) 4 Klik op OK. Opmerking: Als u het eerste paginanummer in een boekdocument opgeeft in plaats van de functie Automatische paginanummering te gebruiken, begint het boekdocument op de opgegeven pagina.
INDESIGN CS3 262 Handboek Zie ook “Een document of boek afdrukken” op pagina 513 “Exporteren naar PDF” op pagina 446 Een inhoudsopgave maken Over inhoudsopgaven Een inhoudsopgave kan de inhoud van een boek, blad of andere publicatie of een lijst met illustraties, adverteerders of kennisgevingen zijn, en kan ook informatie bevatten waarmee lezers informatie in een document of boekbestand kunnen opzoeken. Een document kan meerdere inhoudsopgaven bevatten, bijvoorbeeld voor hoofdstukken en voor illustraties.
INDESIGN CS3 263 Handboek Zie ook “Documenten in een boekbestand synchroniseren” op pagina 258 Een inhoudsopgave genereren Voordat u een inhoudsopgave genereert, moet u bepalen welke alinea's, zoals titels van hoofdstukken en sectiekoppen, moeten worden opgenomen en vervolgens voor elke alinea een alineastijl definiëren. Zorg dat deze alineastijlen op alle nodige alinea's in het document of de boekdocumenten worden toegepast.
INDESIGN CS3 264 Handboek Zie ook “Teken- en alineastijlen” op pagina 157 Inhoudsopgavestijlen maken of importeren Als u verschillende inhoudsopgaven in een document of boek moet maken of als u de opmaak van de inhoudsopgave in een ander document wilt gebruiken, maakt u een inhoudsopgavestijl voor elk type inhoudsopgave.
INDESIGN CS3 265 Handboek U kunt ook een tekenstijl maken waarmee de ruimte tussen het item en het paginanummer wordt opgemaakt. Vervolgens kunt u deze stijl selecteren in de pop-uplijst Stijl rechts van Tussen item en nummer. (Zie “Alinea- en tekenstijlen definiëren” op pagina 158.) Als er in de alineastijl van het item een instelling voor een opvulteken is gedefinieerd en het tabteken (^t) is geselecteerd, wordt in de inhoudsopgave een opvulteken weergegeven.
INDESIGN CS3 266 Handboek Inhoudsopgave-items met opvultekens maken Bij items in een inhoudsopgave staan vaak puntjes of opvultekens waarmee het item van het paginanummer wordt gescheiden. Inhoudsopgave met punten als opvultekens 1 Maak een alineastijl met een opvulteken. (Zie “Een alineastijl met een opvulteken maken” op pagina 266.) 2 U werkt de instellingen voor de inhoudsopgave bij door een van de volgende handelingen uit te voeren: • Kies Layout > Stijlen van inhoudsopgave.
INDESIGN CS3 267 Handboek • Om pagina's anders te nummeren (bijvoorbeeld 1, 2, 3 of i, ii, iii), wijzigt u de sectienummering in het document of boek. (Zie “Pagina's, hoofdstukken en alinea's in een boek nummeren” op pagina 260.) • Om een nieuwe titel toe te voegen, andere alineastijlen in de inhoudsopgave op te nemen of de items in de inhoudsopgave anders op te maken, bewerkt u de inhoudsopgavestijl. 3 Kies Layout > Inhoudsopgave bijwerken.
INDESIGN CS3 268 Handboek • In een goed opgezette index worden de onderwerpen consequent gepresenteerd. Veel voorkomende indexproblemen ontstaan door het door elkaar halen van kleine letters en hoofdletters (katten en Katten) en enkelvoud en meervoud (kat en katten). Gebruik een onderwerpenlijst om de termen consistent te houden. • Kijk uw index diverse keren na voordat u de index gaat genereren.
INDESIGN CS3 269 Handboek Een onderwerpenlijst voor een index maken U kunt een lijst met onderwerpen maken of importeren en die lijst als basis voor het maken van indexitems gebruiken. Wanneer u naderhand items aan de index toevoegt, kunt u onderwerpen uit de lijst met onderwerpen kiezen in plaats van ze te typen. De gegevens worden zo altijd consistent in het hele document of boek geïndexeerd. U maakt een onderwerpenlijst met het deelvenster Index in de modus Onderwerp.
INDESIGN CS3 270 Handboek Een indexonderwerp bewerken Gebruik het deelvenster Index om voor of na het genereren van een index items te bewerken. Wijzigingen die u in de index zelf aanbrengt, gaan verloren wanneer u de index opnieuw genereert. 1 Open een document met onderwerpen voor de index. 2 Selecteer Onderwerp in het deelvenster Index. 3 Dubbelklik in het voorvertoningsgebied op het onderwerp dat u wilt bewerken. 4 Bewerk het onderwerp en klik op OK.
INDESIGN CS3 271 Handboek • Typ de naam van hoofditems (bijvoorbeeld dieren) in het eerste onderwerpniveauvak en typ subitems (katten en lapjeskatten) in de volgende vakken. Indien nodig klikt u op Pijl-omhoog of Pijl-omlaag om het item boven of onder het geselecteerde item te verplaatsen. A Dieren Beren 9 Katten lapjeskatten 19 Beren zwarte 10 Indexitem in het onderwerpniveauvak (links) en de uiteindelijke weergave in de index (rechts).
INDESIGN CS3 272 Handboek volgorde van een naam om te keren zodat de namen in alfabetische volgorde op achternaam worden weergegeven. Op deze manier kunt u een naam in de lijst weergeven met de voornaam vooraan, maar gesorteerd op achternaam in de index. Als bijvoorbeeld Jan Paul Willems is geselecteerd, wordt deze naam geïndexeerd als Willems, Jan Paul.
INDESIGN CS3 273 Handboek Een indexitem bewerken Gebruik het deelvenster Index in de modus Onderwerp om een onderwerp te wijzigen (bijvoorbeeld hernoemen of anders sorteren) en alle items bij waarbij dat onderwerp wordt gebruikt automatisch bij te werken. Als u één item tegelijk wilt wijzigen, gebruikt u de modus Verwijzing. In de modus Verwijzing kunt u ook kruisverwijzingen toevoegen of de indexmarkering opzoeken die aan een paginaverwijzing is gekoppeld. 1 Open het document dat de indexitems bevat.
INDESIGN CS3 274 Handboek A B Twee typen kruisverwijzingen A. Kruisverwijzing naar verwante informatie (Zie ook) B. Kruisverwijzing naar een equivalente term (Zie) Bij het maken van een kruisverwijzing in InDesign kunt u ook een voorvoegsel voor de kruisverwijzing selecteren. "Zie" en "Zie ook" zijn statische tekst.
INDESIGN CS3 275 Handboek • Maakt u een index voor meerdere documenten in een boek, dan maakt of opent u het document dat voor de index moet worden gebruikt en plaatst u dat document in het boek. 2 Kies Index genereren in het menu van het deelvenster Index. Geef instellingen op voor de volgende opties: • Typ voor Titel de tekst die boven aan de index komt te staan. Selecteer voor de opmaak van de titel een stijl in het pop-upmenu Stijl.
INDESIGN CS3 276 Handboek Opmerking: Zie “Sectienummering definiëren” op pagina 76 voor het toevoegen van voorvoegsels aan de paginanummers in de index, zoals B-1 of II-1. Kruisverwijzing Selecteer de tekenstijl waarmee de tekst van de kruisverwijzing (zoals Zie en Zie ook) in de gegenereerde index is opgemaakt. Onderwerp waarnaar wordt verwezen Selecteer de tekenstijl waarmee het onderwerp waarnaar wordt verwezen (zoals beesten in Zie ook beesten) in de gegenereerde index is opgemaakt.
INDESIGN CS3 277 Handboek Een index beheren Nadat u de index hebt opgezet en indexmarkeringen aan het document hebt toegevoegd, kunt u de index op diverse manieren beheren. U kunt alle onderwerpen uit een boek bekijken, onderwerpen die niet in de lijst met verwijzingen staan uit de lijst met onderwerpen verwijderen, items in de lijst met verwijzingen en de lijst met onderwerpen opzoeken en indexmarkeringen uit het document verwijderen.
INDESIGN CS3 278 Handboek Werken met markeringen Over markeringen In InDesign wordt voor items zoals indexitems, XML-codes en hyperlinktekst en -ankers een markering in de tekst ingevoegd. Deze markeringen hebben geen breedte en beïnvloeden het tekstverloop niet. U kunt deze markeringen echter wel selecteren en knippen, kopiëren of verwijderen.
279 Hoofdstuk 11: Tekenen Met de tekengereedschappen hebt u volledige controle over de vorm, lijn (omtrek) en vulling van alle objecten die u tekent. Alle afbeeldingsopties in de gereedschapsset zijn beschikbaar voor elk object dat u tekent, of dat nu een pad is voor een onafhankelijke afbeelding, of een containerkader voor tekst of afbeeldingen. Gebruik Illustrator of InDesign om paden te tekenen en kopieer ze vervolgens tussen de programma's.
INDESIGN CS3 280 Handboek A C B F D E Componenten van een pad A. Geselecteerd (effen) eindpunt B. Geselecteerd ankerpunt C. Niet-geselecteerd ankerpunt D. Gebogen padsegment E. Richtingslijn F. Richtingspunt Paden kunnen twee soorten ankerpunten bevatten: hoekpunten en vloeiende punten. Op een hoekpunt verandert een pad abrupt van richting. Op een vloeiend punt worden padsegmenten als een doorlopende curve verbonden. U kunt paden met elke willekeurige combinatie van hoekpunten en boogpunten tekenen.
INDESIGN CS3 281 Handboek Richtingslijnen en richtingspunten Wanneer u een ankerpunt selecteert dat gekromde segmenten verbindt (of het segment zelf selecteert), geven de ankerpunten van de verbonden segmenten richtinggrepen weer, die bestaan uit richtinglijnen die eindigen in richtingpunten. De hoek en de lengte van de richtingslijnen bepalen de vorm en de grootte van de gebogen segmenten. Door de richtingslijnen te verplaatsen, wijzigt u de vorm van de curven.
INDESIGN CS3 282 Handboek Tekenen met het gereedschap Lijn of een vormgereedschap Basislijnen en -vormen tekenen 1 Voer een van de volgende handelingen uit in de gereedschapsset: • Om een lijn of vorm te tekenen selecteert u het gereedschap Lijn , Ovaal , Rechthoek of Veelhoek . (Klik op het gereedschap Rechthoek, houd de muisknop ingedrukt en selecteer het gereedschap Ovaal of Veelhoek.
INDESIGN CS3 283 Handboek Opmerking: De veelhoekinstellingen worden toegepast op de volgende veelhoek die u tekent, en niet op een veelhoek die u al hebt gemaakt. De vorm van een pad automatisch wijzigen U kunt elk pad omzetten in een vooraf gedefinieerde vorm. Zo kunt u een rechthoek omzetten in bijvoorbeeld een driehoek. De lijninstellingen voor het oorspronkelijke pad blijven gelijk voor het nieuwe pad.
INDESIGN CS3 284 Handboek Paden bewerken met het gereedschap Potlood U kunt elk pad bewerken met het gereedschap Potlood en vrije-vormlijnen en -vormen aan elke vorm toevoegen. Lijnen en vormen aan een pad toevoegen met het gereedschap Potlood 1 Selecteer een bestaand pad. 2 Selecteer het gereedschap Potlood. 3 Plaats de potloodpunt op een eindpunt van het pad. U bent dicht genoeg bij het eindpunt als de kleine x naast de potloodpunt verdwijnt. 4 Sleep om het pad verder te tekenen.
INDESIGN CS3 285 Handboek Nieuwe potloodstreken vullen (Alleen Illustrator) Als u deze optie selecteert, wordt een vulling toegepast op nieuwe potloodstreken. De optie is niet van invloed op bestaande potloodstreken. U moet een vulling selecteren voordat u de potloodstreken tekent. Selectie behouden Hiermee bepaalt u of het pad geselecteerd blijft nadat u het pad hebt getekend. Deze optie is standaard geselecteerd.
INDESIGN CS3 286 Handboek Curven tekenen met het gereedschap Pen U maakt curven door ankerpunten toe te voegen op plaatsen waar een curve van richting verandert en de richtingslijnen te slepen die de curven hun vorm geven. De lengte en hellingshoek van de richtingslijnen bepalen de vorm van de curve. Curven zijn eenvoudiger te bewerken en het systeem kan ze sneller weergeven en afdrukken als u ze met zo weinig mogelijk ankerpunten tekent.
INDESIGN CS3 287 Handboek A B C Een S-curve tekenen A. Beginnen met het slepen van een nieuw boogpunt B. Slepen in dezelfde richting als de vorige richtingslijn waardoor er een curve in de vorm van een S ontstaat C. Resultaat nadat u de muisknop loslaat. (Alleen in Photoshop) Als de curve een scherpe hoek moet maken, laat u de muisknop los. Vervolgens houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleept u het richtingspunt in de richting van de curve.
INDESIGN CS3 288 Handboek verschijnt een kleine diagonale lijn, of schuine lijn, naast het gereedschap Pen). Als u de helling van het volgende gebogen segment wilt instellen, klikt u op het ankerpunt en sleept u de richtingslijn die verschijnt. A B C Tekenen een recht segment gevolgd door een gebogen segment (deel 1) A. Voltooid recht segment B. Plaatsen van het gereedschap Pen op het eindpunt (het pictogram voor het omzetten van punten verschijnt alleen in Illustrator en in InDesign) C.
INDESIGN CS3 289 Handboek D C E Tekenen een gebogen segment gevolgd door een recht segment (deel 2) C. Het gereedschap Pen op een bestaand eindpunt plaatsen D. Op het eindpunt klikken E. Op het volgende hoekpunt klikken Twee gebogen segmenten tekenen die via een hoek met elkaar zijn verbonden 1 Sleep met het gereedschap Pen om het eerste boogpunt van een gebogen segment te maken.
INDESIGN CS3 290 Handboek Padsegmenten selecteren Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het gereedschap Direct selecteren en klik daarna binnen 2 pixels van het segment of sleep een selectiekader over een gedeelte van het segment. Houd Shift ingedrukt en klik op extra padsegmenten of sleep een kader rond extra padsegmenten om ook deze te selecteren. • (Alleen Illustrator) Selecteer het gereedschap Lasso en sleep dit rond een gedeelte van het padsegment.
INDESIGN CS3 291 Handboek De positie of vorm van gebogen segmenten aanpassen 1 Selecteer met het gereedschap Direct selecteren een gebogen segment of een ankerpunt op een van de uiteinden van het gebogen segment. Er worden, indien aanwezig, richtingslijnen weergegeven. (Voor sommige gebogen segmenten wordt slechts één richtingslijn gebruikt.) 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de positie van het segment wilt veranderen, sleept u het segment.
INDESIGN CS3 292 Handboek Twee open paden verbinden 1 Plaats met het gereedschap Pen de aanwijzer op het eindpunt van het open pad dat u met een ander pad wilt verbinden. De aanwijzer verandert wanneer deze precies op het eindpunt wordt geplaatst. 2 Klik op het eindpunt. 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op een eindpunt op het andere pad om het pad met het andere open pad te verbinden.
INDESIGN CS3 293 Handboek Automatisch veranderen van het gereedschap Pen uitschakelen of tijdelijk negeren U kunt het automatisch veranderen van het gereedschap Pen in het gereedschap Ankerpunten toevoegen of Ankerpunten verwijderen negeren. Dit is handig wanneer u een nieuw pad bovenop een bestaand pad wilt laten beginnen. • Schakel in Photoshop de optie Automatisch toevoegen/verwijderen in de optiebalk uit.
INDESIGN CS3 294 Handboek Een boogpunt naar een hoekpunt omzetten U schakelt tijdelijk van het gereedschap Richtingspunt omzetten over op het gereedschap Direct selecteren door op Control (Windows) of op Command (Mac OS) te drukken.
INDESIGN CS3 295 Handboek 3 Sleep het gereedschap langs de lengte van het padsegment dat u vloeiend wilt maken. 4 Ga door totdat het gewenste resultaat is bereikt. 5 Dubbelklik op het gereedschap Vloeiend en stel de volgende opties in om de mate van vloeiendheid in te stellen: Getrouwheid Hiermee bepaalt u hoever de curven kunnen afwijken voordat u het pad moet aanpassen. Bij een lagere getrouwheidswaarde volgen de curven nauwkeuriger de bewegingen van de muis met als gevolg scherpere hoeken.
INDESIGN CS3 296 Handboek 3 Als u het afbeeldingskader groter of kleiner wilt maken, plaatst u het gereedschap Positie boven een van de grepen op het kader en sleept u totdat alleen het gewenste gedeelte van de afbeelding overblijft. Sleep bij het middelpunt van de afbeelding vandaan als u een groter gedeelte van de afbeelding wilt weergeven. A B Een afbeeldingskader groter of kleiner maken A. Het kader vergroten B.
INDESIGN CS3 297 Handboek A B C Lijnen toepassen A. Lijn die op een tekstkader is toegepast B. Lijn die op een tekstcontour is toegepast C. Lijn die op een cirkel is toegepast Als u regelmatig dezelfde lijninstellingen gebruikt, kunt u de instellingen opslaan in een objectstijl en snel dezelfde instellingen toepassen op elk willekeurig object. Zie “Over objectstijlen” op pagina 168 voor meer informatie. 1 Selecteer het pad waarvan u de lijn wilt wijzigen.
INDESIGN CS3 298 Handboek • Afgekant Hiermee maakt u rechte hoeken die de eindpunten raken. Opmerking: U kunt afknotopties opgeven voor een pad zonder hoekpunten. Deze opties worden dan echter pas van kracht als u hoekpunten maakt door deze toe te voegen of door boogpunten om te zetten. Afknotting is overigens duidelijker zichtbaar in combinatie met een wat grotere lijndikte. Lijn uitlijnen Klik op een pictogram om de positie van de lijn ten opzichte van het pad op te geven.
INDESIGN CS3 299 Handboek Aangepaste lijnstijlen definiëren Met het deelvenster Lijn kunt u een aangepaste lijnstijl maken. Een aangepaste lijnstijl kan onderbroken of gestippeld zijn of uit strepen bestaan. Met de stijl kunt u het patroon, de uiteinden en de hoeken van de lijn definiëren. Nadat u de aangepaste lijnstijl op een object hebt toegepast, kunt u andere lijnkenmerken opgeven, zoals dikte, kleur tussenruimte en begin- en eindvormen. A B C Aangepaste lijnstijlen A. Onderbroken B. Gestippeld C.
INDESIGN CS3 300 Handboek A B C Een onderbroken lijn in het dialoogvenster Nieuwe lijnstijl maken A. Klikken om een streepje aan het patroon toe te voegen B. Een markering slepen om het streepje breder te maken C. Het streepje slepen om de witruimte tussen streepjes te wijzigen 8 U kunt de lijn bij verschillende lijndikten bekijken door met de optie Voorvertoning dikte een lijndikte op te geven.
INDESIGN CS3 301 Handboek A B C Effecten van verschillende lijndikten bij hoekvormen A. Fantasiehoekeffect zonder lijn B. Hetzelfde effect bij een lijn van 1 punt dik C. Hetzelfde effect bij een lijn van 4 punten dik Hoekeffecten toepassen 1 Selecteer een pad met het gereedschap Selecteren. 2 Kies Object > Hoekopties. 3 Kies een hoekeffect in het menu Effect. 4 Typ bij Grootte een waarde waarmee u de straal opgeeft waarmee het hoekeffect vanuit de diverse hoekpunten wordt toegepast.
INDESIGN CS3 302 Handboek volledige verloop kunt bewerken door een van de subpaden te selecteren. Als u naderhand iets wilt bewerken met het gereedschap Verloop, moet u namelijk alle paden selecteren die u oorspronkelijk ook had geselecteerd. Aanbevolen methoden voor het bewerken van samengestelde paden Houd u bij het bewerken van samengestelde paden aan de volgende richtlijnen: • Als u padkenmerken wijzigt (zoals lijn en vulling), worden ook altijd alle subpaden in een samengesteld pad gewijzigd.
INDESIGN CS3 303 Handboek U kunt een gat dat wordt veroorzaakt door een subpad, vullen of een gat maken van een subpad. Selecteer met het gereedschap Direct selecteren een punt op het subpad dat u wilt omkeren. Selecteer vervolgens Object > Paden > Pad omkeren. De gaten in een samengesteld pad wijzigen in vullingen De richting van de subpaden (de volgorde waarin de punten zijn gemaakt) bepaalt of het desbetreffende gebied zich binnen (gevulde gebieden) of buiten (leeg) bevindt.
INDESIGN CS3 304 Handboek B C D E F A B C D E F Pathfinder, deelvenster A. Originele objecten B. Toevoegen C. Aftrekken D. Doorsnede E. Overlappen uitsluiten F. Min achter Toevoegen Trekt de omtrek van alle objecten over om een enkele vorm te maken. Aftrekken Objecten vooraan "maken gaten" in het achterste object. Doorsnede Maakt een vorm van overlappende gebieden. Overlappen uitsluiten Maakt een vorm van gebieden die elkaar niet overlappen.
INDESIGN CS3 305 Handboek Verloop toegepast op een samengestelde vorm (links) vergeleken met verloop toegepast op een deel van de samengestelde vorm (rechts) 1 Kies Venster > Object en layout > Pathfinder om het deelvenster te openen. 2 Selecteer de objecten die u wilt combineren in de samengestelde vorm. 3 Klik op een knop in het deelvenster Pathfinder. U kunt ook Object > Pathfinder selecteren en een opdracht kiezen in het submenu.
INDESIGN CS3 306 Handboek &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& &&&&&&&& Werken met tekstcontouren A. Tekenstijl vóór conversie naar tekstcontour B. Tekstcontour met afbeelding die erin is geplakt C. Tekstcontour die is gebruikt als tekstkader Omdat omgezette tekstcontouren de vorm van samengestelde paden hebben, kunt u afzonderlijke subpaden van omgezette contouren bewerken met het gereedschap Direct selecteren.
307 Hoofdstuk 12: Afbeeldingen Dankzij de veelzijdige importmogelijkheden van InDesign kunt u afbeeldingen uit vele andere programma's en met verschillende bestandsindelingen integreren, zoals foto's uit Photoshop en tekeningen uit Illustrator. U kunt zelfs pagina's uit PDF-bestanden en andere InDesign-bestanden in een InDesign-document plaatsen. Grafische indelingen De juiste grafische indeling kiezen In InDesign kunnen afbeeldingen in een groot aantal bestandsindelingen worden geïmporteerd.
INDESIGN CS3 308 Handboek De vectorobjecten die u maakt met de teken- en vormgereedschappen in Adobe Creative Suite, zijn voorbeelden van vectorafbeeldingen. U kunt de opdrachten Kopiëren en Plakken gebruiken om vectorafbeeldingen te dupliceren van de ene Creative Suite-component naar de andere.
INDESIGN CS3 309 Handboek In Illustrator en InDesign kunt u met versies met een lage resolutie werken door het deelvenster Koppelingen te gebruiken. In InDesign kunt u Standaard of Snelle weergave in het menu Weergave > Weergaveprestaties kiezen; in Illustrator kunt u Weergave > Omtrek kiezen of instellingen voor de voorkeuren wijzigen in Weergaveprestaties. Als uw servicebureau Open Prepress Interface (OPI) ondersteunt, kunnen zij u afbeeldingen met een lage resolutie aanleveren.
INDESIGN CS3 310 Handboek Een gelaagde PDF maken in Adobe Illustrator U kunt een Illustrator-afbeelding als een gelaagd PDF-bestand opslaan en de zichtbaarheid van de lagen in InDesign regelen. Door de zichtbaarheid van lagen in te stellen in InDesign kunt u een illustratie afhankelijk van de context aanpassen.
INDESIGN CS3 311 Handboek worden weergegeven als items die niet kunnen worden bewerkt. Als de illustratie complexe verlopen bevat, moet u de illustratie importeren met de opdracht Plaatsen. Transparantie De transparantie wordt afgevlakt wanneer Illustrator-afbeeldingen in InDesign worden geplaatst. Afbeeldingsstijlen Illustrator-afbeeldingsstijlen worden geen InDesign-objectstijlen wanneer afbeeldingen vanuit Illustrator in InDesign worden geplakt of naar InDesign worden gesleept.
INDESIGN CS3 312 Handboek Zie ook “Opties voor het importeren van afbeeldingen” op pagina 319 “Afbeeldingen plaatsen (importeren)” op pagina 317 “Kleurbeheer in Adobe-toepassingen” op pagina 414 “Een alias voor een steunkleur maken” op pagina 555 PDF-pagina's importeren Met de opdracht Plaatsen kunt u opgeven welke pagina's u uit een PDF-bestand met meerdere pagina's wilt importeren. U kunt een enkele pagina, een paginabereik of alle pagina's plaatsen.
INDESIGN CS3 313 Handboek Beveiligingsinstellingen in geplaatste PDF-pagina's Aangezien een geplaatste PDF-pagina aan het originele PDF-bestand is gekoppeld, bevat de geplaatste pagina ook de beveiligingsinstellingen van het originele bestand. Als u later de beveiligingsinstellingen in het originele bestand wijzigt, worden deze instellingen in de geplaatste PDF-pagina bijgewerkt wanneer u de koppelingen bijwerkt.
INDESIGN CS3 314 Handboek Nadat u een afbeelding hebt gedownload en deze in een InDesign-document hebt geplaatst, wordt de afbeelding in het deelvenster Koppelingen weergegeven met een pictogram Compositie van Adobe Stock Photos . In het menu van het deelvenster Koppelingen kunt u de optie Deze afbeelding aanschaffen kiezen om rechtstreeks verbinding te maken met het onderdeel van Bridge waar u afbeeldingen kunt kopen.
INDESIGN CS3 315 Handboek JPEG is geschikt voor foto's, maar JPEG-afbeeldingen met effen kleuren (afbeeldingen met grote vlakken in één kleur) worden vaak minder scherp. InDesign herkent en ondersteunt uitknippaden in JPEG-bestanden die zijn gemaakt in Photoshop. U kunt JPEG voor zowel online als commerciële gedrukte documenten gebruiken. Vraag uw servicebureau hoe u de JPEG-kwaliteit bij het afdrukken kunt behouden. Zie ook “Exporteren naar JPEG-indeling” op pagina 99 BMP-bestanden (.
INDESIGN CS3 316 Handboek DCS-bestanden worden doorgaans gebruikt in werkschema's met preseparatie op een host. Over het algemeen worden kleurscheidingsbestanden die bij een DCS-afbeelding horen, weggelaten wanneer u een samengestelde afdruk maakt of naar een PDF-, EPS- of PostScript-bestand exporteert. (De enige uitzondering wordt gemaakt voor 8-bits DCS-bestanden die zijn gemaakt in Photoshop en die geen vectorafbeeldingen bevatten.) InDesign kan een samengestelde afbeelding van DCS 2.0- of 1.
INDESIGN CS3 317 Handboek SCT-bestanden (Scitex CT) De indeling Scitex Continuous Tone (CT) wordt gebruikt voor geavanceerde beeldverwerking op Scitex-computers. Scitex CT-bestanden worden vaak geproduceerd door Scitex-scanners, die scans van hoge kwaliteit voor commercieel drukwerk produceren. De Scitex CT-indeling ondersteunt CMYK-, RGB- en grijswaardenbestanden maar geen alfakanalen.
INDESIGN CS3 318 Handboek 6 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Om in een nieuw kader te importeren, klikt u met het pictogram voor geladen afbeeldingen in de layout op de positie waar u de linkerbovenhoek van de afbeelding wilt plaatsen. • Om in een bestaand, niet-geselecteerd kader te importeren, klikt u met het pictogram voor geladen afbeeldingen in dat kader. • Om in een geselecteerd kader te importeren hoeft u niets te doen. De afbeelding wordt automatisch in dat kader geplaatst.
INDESIGN CS3 319 Handboek U kunt met de pijltoetsen door de afbeeldingen bladeren en met de toets Esc de voorste afbeelding uit het pictogram voor geladen afbeeldingen verwijderen. De verwijderde afbeelding wordt dan niet in InDesign geplaatst. Opmerking: Als uw computer traag wordt door het weergeven van miniaturen, kunt u instellen dat de miniaturen niet bij het pictogram voor geladen afbeeldingen worden weergegeven. Schakel de optie Miniaturen op plaats weergeven uit in het dialoogvenster Voorkeuren.
INDESIGN CS3 320 Handboek Importopties voor bitmaps U kunt opties van kleurenbeheer toepassen op elke geïmporteerde afbeelding wanneer u de gereedschappen voor kleurbeheer bij een document gebruikt. Ook kunt u een uitknippad of een alfakanaal importeren dat is opgeslagen bij een afbeelding die is gemaakt in Photoshop. Zo hebt u de mogelijkheid rechtstreeks een afbeelding te selecteren en het pad ervan te wijzigen zonder het afbeeldingskader te hoeven veranderen.
INDESIGN CS3 321 Handboek Gammacorrectie toepassen Selecteer deze optie om de gammawaarden (het middenbereik) van een PNG-afbeelding aan te passen wanneer u de afbeelding plaatst. Met deze optie kunt u de gammawaarden van de afbeelding aanpassen aan de waarden van het apparaat waarop u de afbeelding afdrukt of weergeeft (zoals een lage-resolutie- of niet-PostScript-printer of een computermonitor). Schakel deze optie uit als u de afbeelding zonder gammacorrectie wilt plaatsen.
INDESIGN CS3 322 Handboek A B C D E F Opties voor het bijsnijden van geplaatste PDF-bestanden A. Media B. Inhoud C. Aflopend D. Snijtekens E. Bijsnijden F. Afbeeldingen Transparante achtergrond Selecteer deze optie om tekst of afbeeldingen weer te geven die onder de PDF-pagina in de InDesign-layout terechtkomen. Deselecteer deze optie om de PDF-pagina met een dekkende, witte ondergrond te plaatsen.
INDESIGN CS3 323 Handboek U kunt de zichtbaarheid van lagen aanpassen wanneer u een bestand plaatst, of via het dialoogvenster Opties objectlaag. Als het Photoshop-bestand laagsamenstellingen bevat, kunt u ook de gewenste samenstelling weergeven. Zie ook “Adobe Illustrator-afbeeldingen importeren” op pagina 309 “Een gelaagde PDF maken in Adobe Illustrator” op pagina 310 “Adobe Photoshop-bestanden (.
INDESIGN CS3 324 Handboek Als u per ongeluk een bestaande afbeelding vervangt wanneer u een afbeelding plaatst, maakt u het plaatsen ongedaan door op Ctrl+Z (Windows) of Command+Z (Mac OS) te drukken. De originele afbeelding wordt in het kader teruggezet en het pictogram voor geladen afbeeldingen wordt weergegeven.
INDESIGN CS3 325 Handboek Afbeeldingen kopiëren en plakken Wanneer u een afbeelding vanuit een document in een InDesign-document plakt, wordt er geen koppeling naar de afbeelding in het deelvenster Koppelingen gemaakt. Mogelijk is de afbeelding tijdens de overdracht geconverteerd door het Klembord van het systeem, waardoor zowel de afbeeldings- als de afdrukkwaliteit in InDesign lager zijn dan in de brontoepassing van de afbeelding.
INDESIGN CS3 326 Handboek Fragmenten aan een document toevoegen 1 Kies Bestand > Plaatsen. 2 Selecteer een of meer fragmentbestanden (*.inds). 3 Klik met de fragmentcursor daar waar de linkerbovenhoek van het fragment moet komen. Alle objecten blijven geselecteerd nadat u het fragment hebt geplaatst. U kunt de positie van de objecten wijzigen door deze te slepen. 4 Als u meerdere fragmenten hebt geselecteerd, klikt u met de fragmentcursor daar waar u de andere fragmenten wilt plaatsen.
INDESIGN CS3 327 Handboek • Klik met de rechtermuisknop op de afbeelding (Windows) of houd Control ingedrukt en klik op de afbeelding (Mac OS) en kies een weergave-instelling in het submenu Weergaveprestaties. Met Weergave-instelling gebruiken in het submenu Weergaveprestaties kunt u de lokale weergave-instellingen van een object verwijderen.
INDESIGN CS3 328 Handboek Koppelingen naar afbeeldingen beheren Over koppelingen en ingesloten afbeeldingen Wanneer u een afbeelding plaatst, wordt er een schermresolutieversie van het bestand weergegeven in de layout, zodat u de afbeelding kunt bekijken en plaatsen. Het werkelijke afbeeldingsbestand is echter gekoppeld of ingesloten. • Gekoppelde illustraties zijn verbonden met het document maar staan daar niet in, zodat het bestand klein blijft.
INDESIGN CS3 329 Handboek Een gekoppeld bestand kan op de volgende manieren in het deelvenster Koppelingen worden weergegeven: Volledig bijgewerkt Voor volledig bijgewerkte bestanden worden alleen de bestandsnaam en de pagina in het document weergegeven. Gewijzigd Dit pictogram geeft aan dat de versie van het bestand op schijf recenter is dan de versie in het document.
INDESIGN CS3 330 Handboek Zie ook “Adobe Version Cue” op pagina 89 Metagegevens weergeven en opslaan via het deelvenster Koppelingen Als een gekoppeld of ingesloten bestand metagegevens bevat, kunt u de metagegevens weergeven via het deelvenster Koppelingen. Metagegevens die bij een gekoppeld bestand horen, kunnen niet worden bewerkt of vervangen, maar u kunt een kopie van de metagegevens opslaan in een sjabloon en toepassen op andere bestanden.
INDESIGN CS3 331 Handboek Kiezen hoe opnieuw gekoppelde afbeeldingen worden geschaald Wanneer u opnieuw koppelt door een afbeelding door een ander bronbestand te vervangen, kunt u de afmetingen van het bestand dat wordt vervangen behouden, of u kunt het nieuwe bestand in de eigen afmetingen weergeven. 1 Kies InDesign > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Mac OS) of Bewerken > Voorkeuren > Bestandsafhandeling (Windows).
INDESIGN CS3 332 Handboek Een geïmporteerd bestand vervangen met de opdracht Plaatsen 1 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Om de inhoud van een afbeeldingskader te vervangen, zoals een geïmporteerde afbeelding, selecteert u het kader met het gereedschap Selecteren . • Om de inhoud van een tekstkader te vervangen, klikt u met het gereedschap Tekst op een invoegpositie in een tekstkader en kiest u Bewerken > Alles selecteren. 2 Kies Bestand > Plaatsen.
INDESIGN CS3 333 Handboek A B C D E Objectbibliotheek in het deelvenster Bibliotheek A. Miniatuur en naam van object B. Knop Informatie bibliotheekitem C. Knop Bibliotheeksubset weergeven D. Knop Nieuw bibliotheekitem E. Knop Bibliotheekitem verwijderen Wanneer u een item aan een objectbibliotheek toevoegt, worden in InDesign alle pagina-, tekst- en afbeeldingskenmerken opgeslagen.
INDESIGN CS3 334 Handboek Een object of pagina aan een bibliotheek toevoegen ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Sleep een of meer objecten van een documentvenster naar een geopend deelvenster van een objectbibliotheek. • Selecteer een of meer objecten in een documentvenster en klik op de knop Nieuw bibliotheekitem in het deelvenster Objectbibliotheek. • Selecteer een of meer objecten in een documentvenster en kies Item toevoegen in het menu van het deelvenster Objectbibliotheek.
INDESIGN CS3 335 Handboek De weergave van objectbibliotheken wijzigen In de objectbibliotheek worden objecten als miniaturen of als een tekstlijst weergegeven. U kunt de miniaturen of lijst sorteren op naam, leeftijd en type. De lijstweergave en sorteeropties werken het beste als u de objecten hebt gecatalogiseerd.
336 Hoofdstuk 13: Kaders en objecten In InDesign kunt u uw illustraties gemakkelijk en nauwkeurig opmaken met de gereedschappen voor het selecteren, stapelen en transformeren van objecten. U kunt complexe vormen en vormgevingen maken door objecten te combineren of te maskeren.
INDESIGN CS3 337 Handboek Pad met selectiekader geselecteerd (links), pad geselecteerd (midden) en pad met ankerpunt geselecteerd (rechts) • U kunt het selectiekader van het object selecteren met het gereedschap Selecteren , zodat u algemene layouttaken kunt uitvoeren, zoals het plaatsen en vergroten of verkleinen van objecten.
INDESIGN CS3 338 Handboek • Als er een grafisch object of geneste inhoud is geselecteerd, klikt u op de knop Container selecteren in het regelpaneel. Wanneer u met het gereedschap Selecteren een of meer objecten selecteert, verschijnt een selectiekader in het formaat van elk object. Verschijnt er geen selectiekader, dan hebt u het object waarschijnlijk geselecteerd met het gereedschap Direct selecteren .
INDESIGN CS3 339 Handboek • Als u aanvullende objecten wilt toevoegen aan de selectie, drukt u op Shift terwijl u een selectierechthoek over de aanvullende objecten sleept met het gereedschap Selecteren. U deselecteert objecten door over geselecteerde objecten te slepen. U kunt dezelfde technieken gebruiken met het gereedschap Direct selecteren om in groepen of kaders geneste objecten te selecteren.
INDESIGN CS3 340 Handboek Als u het deelvenster Info opent, kunt u gemakkelijker zien welk object is geselecteerd. 1 Klik met het gereedschap Direct selecteren op het geneste of gegroepeerde object. 2 Als u het gewenste object niet kunt selecteren, gebruikt u een van de volgende methoden: • Kies Object > Selecteren en kies een van de opties.
INDESIGN CS3 341 Handboek Objecten in een stapel schikken Overlappende objecten worden gestapeld in de volgorde waarin ze zijn gemaakt of geïmporteerd. U kunt de stapelvolgorde van objecten wijzigen in het submenu Schikken. Het schikken van objecten is niet hetzelfde als het gebruiken van het palet Lagen. Elke benoemde laag bevat een aparte stapel objecten. De opdrachten in het menu Object > Schikken werken alleen op het stapelen in elke benoemde laag.
INDESIGN CS3 342 Handboek Zie ook “Toetsen voor het transformeren van objecten” op pagina 605 Het referentiepunt voor geselecteerde objecten wijzigen Alle transformaties ontstaan op een vast punt op of bij het object, het zogenaamde referentiepunt. Het referentiepunt wordt gemarkeerd door het pictogram zodra een transformatiegereedschap, zoals het gereedschap Schalen, actief is.
INDESIGN CS3 343 Handboek 10 Draaiingshoek van object relatief aan plakbord Desgewenst deselecteert u Transformaties zijn totalen om dezelfde gegevens relatief aan het containerobject van het geneste object te bekijken. Als u in bovenstaand voorbeeld Transformaties zijn totalen uitschakelt, wordt als draaiingshoek van de afbeelding in het deelvenster Transformeren nul aangegeven (de hoek ten opzichte van de geroteerde container).
INDESIGN CS3 344 Handboek De positie van het bovenliggende kader ten opzichte van het nulpunt van het document De positie van het geneste object ten opzichte van het nulpunt van het document De positie van het geneste object ten opzichte van het containerkader Als Verschuiving inhoud weergeven is geselecteerd, worden de X- en Y-waarden van het ingesloten object ten opzichte van het containerobject weergegeven en veranderen de pictogrammen X/Y in X+/Y+.
INDESIGN CS3 345 Handboek • Schakel Afmetingen incl. lijndikte uit als u deelvenstermetingen op basis van het pad of kader van het object wilt uitvoeren, ongeacht de lijndikte. Twee kaders met dezelfde hoogte hebben dan in het deelvenster Transformeren en in het regelpaneel dezelfde hoogtewaarden, ongeacht de verschillende lijndikten. Objecten transformeren U kunt de grootte en vorm van een object en de stand ervan op het plakbord wijzigen met gereedschappen en opdrachten.
INDESIGN CS3 346 Handboek 2 Selecteer het object dat u wilt transformeren. • Als u het kader en de inhoud wilt transformeren, selecteert u het kader met het gereedschap Selecteren. • Als u alleen de inhoud, maar niet het bijbehorende kader wilt transformeren, selecteert u het object met het gereedschap Direct selecteren. • Als u een kader wilt transformeren zonder de inhoud te transformeren, selecteert u het kader met het gereedschap Direct selecteren en selecteert u alle ankerpunten.
INDESIGN CS3 347 Handboek het gereedschap Direct selecteren. Als u een kader, maar niet de inhoud ervan, wilt roteren, selecteert u het kader met het gereedschap Direct selecteren en selecteert u alle ankerpunten. 2 Selecteer het gereedschap Roteren . 3 Als u een ander referentiepunt voor de rotatie wilt gebruiken, klikt u op de gewenste plaats voor het referentiepunt. 4 Plaats het gereedschap buiten het referentiepunt en sleep er omheen.
INDESIGN CS3 348 Handboek Objecten verplaatsen U kunt objecten verplaatsen door ze op de ene plaats te knippen en op een andere plaats te plakken, door nieuwe horizontale en verticale coördinaten in te voeren en door ze te slepen. Als u objecten sleept, kunt u een kopie van een object verplaatsen of objecten kopiëren tussen softwaretoepassingen.
INDESIGN CS3 349 Handboek 3 Voer een van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster Verplaatsen: • Voer in hoeveel het object horizontaal en verticaal moet worden verplaatst. Bij een positieve waarde wordt het object omlaag en naar rechts op de x-as verplaatst en bij een negatieve waarde wordt het object omhoog en naar links verplaatst. • Als u het object over een exacte afstand en met een exacte hoek wilt verplaatsen, geeft u de afstand en de hoek van de verplaatsing op.
INDESIGN CS3 350 Handboek A B C De grootte van een geïmporteerde afbeelding wijzigen A. Kader geselecteerd met het gereedschap Selecteren B. Kader waarvan de grootte is gewijzigd C. Kader en de inhoud zijn geschaald • U wijzigt de grootte van een kader door een van de handgrepen te slepen met het gereedschap Selecteren. Wanneer u tijdens het slepen Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt houdt, worden het kader en de inhoud geschaald.
INDESIGN CS3 351 Handboek Een object schalen met het gereedschap Selecteren ❖ Als u de inhoud en het kader tegelijk wilt schalen, gebruikt u het gereedschap Selecteren en houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt. Houd ook de Shift-toets ingedrukt als u het formaat van het object proportioneel wilt wijzigen. Een object schalen met het gereedschap Schalen 1 Selecteer het object dat u wilt schalen. Als u het kader en de inhoud wilt schalen, selecteert u het kader met het gereedschap Selecteren.
INDESIGN CS3 352 Handboek • Klik op OK om het object te schalen. • Wanneer u een kopie wilt schalen, klikt u op Kopie. De lijndikte aanpassen wanneer objecten worden geschaald ❖ Selecteer de optie Lijndikte tijdens schalen aanpassen in het deelvenster Transformeren of in het regelpaneel. Als u bijvoorbeeld een 4-punts lijn schaalt met 200% wanneer deze optie is ingeschakeld, verandert de lijndikte in 8 punten.
INDESIGN CS3 353 Handboek het gereedschap Direct selecteren. Als u een kader wilt spiegelen zonder de inhoud te spiegelen, selecteert u het kader met het gereedschap Direct selecteren en selecteert u alle ankerpunten. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Klik op de knop Horizontaal spiegelen in het regelpaneel om te spiegelen met gebruik van het referentiepunt als een horizontale as.
INDESIGN CS3 354 Handboek • Als u een kopie wilt maken van het object waarop de nieuwe waarde voor schuintrekken is toegepast, typt u een waarde in de velden voor de breedte of de hoogte in het deelvenster Transformeren en vervolgens houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u op Enter drukt. Wanneer u één object schuintrekt, blijft de opgegeven waarde in het deelvenster Transformeren of in het regelpaneel staan.
INDESIGN CS3 355 Handboek Transformaties wissen 1 Selecteer het object of de objecten die zijn getransformeerd. 2 Kies Transformaties wissen in het menu van het deelvenster Transformeren of van het regelpaneel. Tenzij alle waarden zijn ingesteld op de standaardinstellingen, leidt het wissen van transformaties tot een wijziging in de vormgeving van objecten. Opmerking: Als de schaalwaarden weer zijn ingesteld op 100%, leidt het wissen van de transformaties niet tot het wijzigen van de schaal.
INDESIGN CS3 356 Handboek Horizontaal verdeelde objecten op basis van selectie (boven) en ten opzicht van marges (onder) Als u meer deelvensteropties wilt weergeven of verbergen, kiest u Opties weergeven of Opties verbergen in het menu van het deelvenster. 1 Selecteer de objecten die u wilt uitlijnen of verdelen. 2 Kies Venster > Object en layout > Uitlijnen om het deelvenster Uitlijnen weer te geven.
INDESIGN CS3 357 Handboek A A A B De opties van Horizontaal midden distribueren gebruiken en een waarde toevoegen voor Afstand gebruiken A. Hiermee worden de middelpunten van de objecten op een gelijke afstand geplaatst op basis van een opgegeven waarde B.
INDESIGN CS3 358 Handboek Gegroepeerd object U kunt groepen ook nesten. In dat geval plaatst u subgroepen in grotere groepen. Met de gereedschappen Selecteren, Direct selecteren en Groep selecteren selecteert u de verschillende niveaus van de hiërarchie van een geneste groep.
INDESIGN CS3 359 Handboek Een object dupliceren met de opdracht Dupliceren Met de opdracht Dupliceren beschikt u direct over een kopie van een geselecteerd object. U ziet de nieuwe versie iets rechtsonder het oorspronkelijke object. ❖ Selecteer een of meer objecten en kies Bewerken > Dupliceren. Een geselecteerd object tijdens een transformatie dupliceren U kunt een object telkens dupliceren bij het wijzigen van de positie, stand of verhoudingen.
INDESIGN CS3 360 Handboek Werken met kaders en objecten Objecten wijzigen met afbeeldingskaders Adobe InDesign-objecten bevatten alle items die u kunt toevoegen aan of maken in het documentvenster, waaronder open paden, gesloten paden, samengestelde vormen en paden, tekst, gerasterd artwork, 3D-objecten en geplaatste bestanden zoals een afbeelding.
INDESIGN CS3 361 Handboek Een object aanpassen aan een kader Als u een object in een kader plaatst of plakt, verschijnt het standaard in de linkerbovenhoek van het kader. Als de grootte van het kader en van de inhoud verschillen, kunt u ze met de aanpassingsopdrachten automatisch op elkaar afstemmen. Opties voor kaderuitlijning zijn van toepassing op kaders die een afbeelding of een ander tekstkader bevatten (in een ander kader geneste tekstkaders), maar niet op alinea's in een tekstkader.
INDESIGN CS3 362 Handboek 3 Geef de volgende opties op en klik op OK: Referentiepunt Geef een referentiepunt op voor de bijsnijd- en aanpashandelingen. Als u bijvoorbeeld de rechterbovenhoek van een referentiepunt selecteert en Inhoud proportioneel aanpassen kiest, kan de afbeelding aan de linker- of onderzijde worden bijgesneden (bij het referentiepunt vandaan). Mate van bijsnijden Geef de locatie van het selectiekader van de afbeelding op in verhouding tot het kader.
INDESIGN CS3 363 Handboek • U verplaatst een kader zonder de inhoud door er met het gereedschap Direct selecteren op te klikken, op het middelpunt te klikken om alle ankerpunten effen te maken en vervolgens het kader te slepen. Sleep geen ankerpunten van het kader. U wijzigt dan de vorm van het kader. Kader zonder inhoud verplaatsen • Als u meerdere kaders wilt verplaatsen, selecteert u de objecten met het gereedschap Selecteren en sleept u deze objecten.
INDESIGN CS3 364 Handboek Opmerking: Om het afdrukken efficiënter te laten verlopen, worden alleen de gegevens voor de zichtbare gedeelten van bijgesneden of gemaskerde afbeeldingen verzonden als het document uitgevoerd wordt. Desondanks bespaart u schijfruimte en RAM als u afbeeldingen tot de gewenste grootte bijsnijdt of maskeert voordat u ze importeert in het document.
INDESIGN CS3 365 Handboek Bijsnijden met het pad of alfakanaal van een afbeelding InDesign kan een geïmporteerde EPS-, TIFF- of Photoshop-afbeelding bijsnijden met het uitknippad of alfakanaal dat is opgeslagen met het bestand. Als een geïmporteerde afbeelding meerdere paden of alfakanalen bevat, kunt u het pad of alfakanaal kiezen dat u wilt gebruiken voor het uitknippad. Een alfakanaal is een onzichtbaar kanaal waarmee de transparante gebieden van een afbeelding worden gedefinieerd.
INDESIGN CS3 366 Handboek Geschikt (links) en ongeschikt (rechts) voor automatisch uitknippad. 1 Selecteer een geïmporteerde afbeelding en kies Object > Uitknippad. 2 Kies in het venster Uitknippad de optie Randen zoeken in het menu Type. Standaard worden de lichtste tonen uitgesloten. Selecteer ook Omkeren om de donkerste tonen uit te sluiten. 3 Geef de opties voor uitknippaden op en klik op OK.
INDESIGN CS3 367 Handboek waarde op om het resulterende uitknippad groter te maken dan het pad dat met de waarde bij Drempel en Tolerantie is gedefinieerd. Pad krimpen op -0p1 (links) en 0p3 (rechts) Omkeren Hiermee wisselt u de zichtbare en verborgen gedeelten om. Het uitknippad krijgt eerst de donkerste tonen.
368 Hoofdstuk 14: Transparantie-effecten Een object dat u in InDesign maakt, is standaard een effen object en heeft dus een dekking van 100%. U kunt effecten toepassen op objecten met de opties voor dekking en overvloeien. U kunt objecten laten overlappen, transparantie aan objecten toevoegen of vormen achter objecten uitnemen.
INDESIGN CS3 369 Handboek B A C D E Transparantie-effecten toevoegen en bewerken in het deelvenster Bewerken A. Overvloeimodus B. Niveaus C. FX-pictogram D. Effecten wissen E. FX-knop Overvloeimodus Hiermee bepaalt u hoe de kleuren in transparante objecten en de achterliggende objecten op elkaar reageren. (Zie “Instellen hoe kleuren overvloeien” op pagina 377.) Dekking Hiermee bepaalt u de dekking van een object, lijn, vulling of tekst. (Zie “De dekking van een object instellen” op pagina 375.
INDESIGN CS3 370 Handboek Groep Het effect beïnvloedt alle objecten en tekst in de groep. (Gebruik het gereedschap Direct selecteren als u effecten op objecten in een groep wilt toepassen.) Lijn Het effect beïnvloedt alleen de lijn van een object (ook de kleur van de tussenruimte). Vullen Het effect beïnvloedt alleen de vulling van het object. Tekst Het effect beïnvloedt alleen de tekst binnen het object, niet het tekstkader. Effecten die u toepast op tekst, gelden voor alle tekst in het object.
INDESIGN CS3 371 Handboek Transparantie-effecten wissen uit een object ❖ Ga als volgt te werk: • Als u alle effecten uit een object wilt verwijderen, de overvloeimodus wilt veranderen in Normaal en de waarde voor Dekking wilt instellen op 100%, klikt u op de knop Alle effecten wissen transparantie wissen in het menu van het deelvenster Effecten.
INDESIGN CS3 372 Handboek Slagschaduw Met het effect Slagschaduw creëert u een driedimensionale schaduw. U kunt de slagschaduw langs de x- of de y-as plaatsen en u kunt de overvloeimodus, kleur, dekking, afstand, hoek en grootte van de slagschaduw instellen. Gebruik de volgende optie om te bepalen hoe de slagschaduw en de objecten en transparantie-effecten elkaar beïnvloeden: Schaduw wordt door object uitgenomen Het object wordt voor de slagschaduw weergegeven.
INDESIGN CS3 373 Handboek De instellingen bij Arcering bepalen hoe licht reageert op het object: Hoek en Hoogte Hiermee stelt u de hoogte van de lichtbron in. Een instelling van 0 komt overeen met het grondniveau, de instelling 90 bevindt zich recht boven het object. Globaal licht gebruiken Hiermee past u de globale lichtbron die u hebt opgegeven toe op alle transparantie-effecten. De instelling bij deze optie overschrijft alle instellingen bij Hoek en Hoogte.
INDESIGN CS3 374 Handboek Verloopdoezelaar Gebruik het effect Verloopdoezelaar om de gebieden van een object te verzachten door ze te laten vervagen tot transparantie. Verloopstops Maak één verloopstop voor iedere gewenste transparantiegradatie in uw object. • U maakt een verloopstop door onder de verloopregelaar te klikken (sleep een verloopstop van de regelaar om een stop te verwijderen).
INDESIGN CS3 375 Handboek Techniek Deze instellingen bepalen hoe de rand van een transparantie-effect reageert op achtergrondkleuren. De opties Zachter en Precies zijn beschikbaar voor de effecten Gloed buiten en Gloed binnen. • Zachter Hiermee past u een vervaging toe op de rand van het effect. De details blijven niet behouden bij grotere formaten. • Precies Hiermee blijft de rand van het effect behouden, inclusief de hoeken en andere scherpe details.
INDESIGN CS3 376 Handboek Als u objecten gewoon selecteert en de dekkingsinstellingen van afzonderlijke objecten wijzigt, wordt de dekking van de andere geselecteerde objecten ook aangepast. Bij elk overlappend gebied is de dekking hoger.
INDESIGN CS3 377 Handboek De weergave van transparantie uitschakelen Als u de weergaveprestaties wilt verbeteren, kunt u de weergave van transparantie tijdelijk uitschakelen. Als u de weergave van transparantie op het scherm uitschakelt, wordt de transparantie echter niet uitgeschakeld bij het afdrukken of exporteren van het bestand. ❖ Kies Weergave > Weergaveprestaties > Snelle weergave.
INDESIGN CS3 378 Handboek Kleur inbranden Maakt de basiskleur donkerder waardoor de overvloeikleur zichtbaar wordt. Overvloeien met wit heeft geen enkel effect. Donkerder maken Selecteert de basis- of overvloeikleur als resulterende kleur (de donkerste kleur wordt geselecteerd). Gebieden die lichter zijn dan de overvloeikleur worden vervangen. Gebieden die donkerder zijn, veranderen niet. Lichter maken Selecteert de basis- of overvloeikleur als resulterende kleur (de lichtste kleur wordt geselecteerd).
INDESIGN CS3 379 Handboek 4 Selecteer Isoleer overvloei in het deelvenster Effecten. (Als deze optie niet zichtbaar is, kiest u Opties weergeven in het menu van het deelvenster Effecten.) U kunt het overvloeien isoleren voor objecten in een PDF-bestand dat overvloeimodi bevat. Plaats eerst het PDF-bestand in het dialoogvenster PDF plaatsen terwijl de optie Transparante achtergrond is geselecteerd. Pas vervolgens de optie Isoleer overvloei toe.
INDESIGN CS3 380 Handboek Transparante illustraties afvlakken Afvlakken Als het document of de illustratie transparantie bevat, moet u meestal een bewerking uitvoeren die afvlakking wordt genoemd. Bij afvlakking worden transparante illustraties opgedeeld in vectorgebieden en gerasterde gebieden. Bij complexere illustraties (combinaties van afbeeldingen, vectoren, tekst, steunkleuren, overdrukken, enzovoort) worden ook het afvlakken en de bijbehorende resultaten complexer.
INDESIGN CS3 381 Handboek Een afvlakvoorinstelling voor uitvoer toepassen U kunt een voorinstelling voor afvlakking kiezen in het dialoogvenster Afdrukken of in het indelingsafhankelijke dialoogvenster dat verschijnt na het eerste dialoogvenster Exporteren. Als u vaak documenten met transparantie afdrukt of exporteert, kunt u het afvlakken automatiseren door de afvlakinstellingen in een voorinstelling voor het afvlakken van transparantie op te slaan.
INDESIGN CS3 382 Handboek De naam van een eigen voorinstelling voor transparantieafvlakking wijzigen of een instelling verwijderen 1 Kies Bewerken > Voorinstellingen transparantieafvlakker. 2 Selecteer een voorinstelling in de lijst. 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de naam van een bestaande voorinstelling wilt wijzigen, klikt u op Bewerken, typt u een andere naam en klikt u op OK.
INDESIGN CS3 383 Handboek objecten kunnen worden behandeld als bronnen van transparantie als deze transparantie bevatten of als de overdruk moet worden afgevlakt. Alle betrokken objecten Hiermee worden alle objecten gemarkeerd waarop transparantie van toepassing is, zoals transparante objecten en objecten die worden overlapt door transparante objecten.
INDESIGN CS3 384 Handboek Alle tekst converteren naar contouren Hiermee worden alle tekstobjecten (punttekst, gebiedstekst en padtekst) geconverteerd naar contouren en wordt alle informatie over tekstglyphs op pagina's met transparantie genegeerd. Als deze optie is ingeschakeld blijft tekst tijdens de afvlakking even breed. Houd er wel rekening mee dat kleine fonts hierbij iets dikker worden weergegeven in Acrobat of iets dikker worden afgedrukt op printers met lage resolutie.
INDESIGN CS3 385 Handboek • In Acrobat kiest u Geavanceerd > Afdrukproductie > Voorbeeld van afvlakking. • In InDesign kiest u Venster > Uitvoer > Voorvertoning afvlakker. 2 Selecteer in het menu Markering de gebieden die u wilt markeren. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de inhoud van de illustratie. 3 Selecteer de afvlakkingsinstellingen die u wilt gebruiken: kies een voorinstelling of stel, indien beschikbaar, specifieke opties in.
INDESIGN CS3 386 Handboek Als u daarentegen overdruksimulatie toepast, maakt de transparantieafvlakker een simulatie van hoe de overdrukken eruit komen te zien. Deze simulatie betreft alle dekkende objecten. In de PDF-uitvoer worden bij deze simulatie de steunkleuren naar de equivalente proceskleuren geconverteerd. Daarom moet Overdruk simuleren niet worden geselecteerd voor uitvoer waarin de kleur later wordt gescheiden.
INDESIGN CS3 387 Handboek Vervanging afbeelding De afvlakker kan alleen met gegevens in een hoge resolutie een document met transparantie nauwkeurig verwerken. Maar in een OPI-proxywerkschema worden echter plaatsaanduidingen of voorbeeldafbeeldingen gebruikt die naderhand door de OPI-server worden vervangen door afbeeldingen met een hoge resolutie.
INDESIGN CS3 388 Handboek Zie ook “Voorinstellingen voor transparantieafvlakking” op pagina 380 “Opties voor het weglaten van afbeeldingen” op pagina 527 “Overzicht Inktbeheer” op pagina 553
389 Hoofdstuk 15: Kleur Het toepassen van kleuren en verlopen op paden, kaders en tekst is een vaak voorkomende taak, of u nu op papier afdrukt of op het web publiceert. Wanneer u kleur toepast, dient u rekening te houden met het uiteindelijke medium waarop uw werk wordt gepubliceerd, zodat u kleur in de meest geschikte kleurmodus toepast. Steun- en proceskleuren Over steun- en proceskleuren U kunt kleuren aanwijzen als steun- of proceskleurtypen.
INDESIGN CS3 390 Handboek Proceskleuren Een proceskleur wordt gedrukt met een combinatie van vier standaardprocesinkten: cyaan, magenta, geel en zwart (CMYK). Gebruik proceskleuren als u voor een taak zo veel kleuren nodig hebt dat het gebruik van aparte steunkleurinkten duur of onuitvoerbaar zou zijn, bijvoorbeeld bij het drukken van kleurenfoto's.
INDESIGN CS3 391 Handboek Kleuren toepassen Kleur toepassen InDesign beschikt over een aantal gereedschappen voor het toepassen van kleur, zoals de gereedschapsset, het deelvenster Stalen, het deelvenster Kleur en de kleurkiezer. 1 Selecteer als volgt het object dat u wilt kleuren: • Voor een pad of kader gebruikt u waar nodig het gereedschap Selecteren of het gereedschap Direct selecteren .
INDESIGN CS3 392 Handboek AB C D E Kleurkiezer A. Vorige kleur B. Huidige kleur C. Kleurenspectrum D. Driehoekjes kleurregelaar E. Kleurregelaar 3 Voer een van de volgende handelingen uit om een kleur te definiëren: • Klik of sleep binnen het kleurenspectrum. Een kruiscursor geeft de positie van de kleur binnen het spectrum aan. • Sleep de driehoekjes langs de kleurregelaar of klik binnen in de kleurregelaar. • Geef waarden op in de tekstvakken.
INDESIGN CS3 393 Handboek Kleuren toepassen door slepen en neerzetten Een manier om kleuren of verlopen toe te passen is door deze te slepen van een kleurbron naar een object of deelvenster. Zo kunt u kleuren of verlopen op objecten toepassen zonder dat u eerst de objecten hoeft te selecteren. U kunt het volgende slepen: • Het vak Vulling of Lijn in de gereedschapsset of een deelvenster. • Het vak Verloop in het deelvenster Verloop. • Stalen vanuit het deelvenster Stalen.
INDESIGN CS3 394 Handboek A B Deelvenster Kleur A. Vak Vulling B. Vak Lijn 4 Als u een tekstkader hebt geselecteerd, klikt u op het vak Container of de tekst in het kader te wijzigen. of het vak Tekst om de kleur van de vulling 5 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Stel de schuifregelaar Tint in, die standaard wordt weergegeven wanneer het object een staal uit het deelvenster Stalen gebruikt.
INDESIGN CS3 395 Handboek 4 Als u de kenmerken ook op andere objecten wilt toepassen, klikt u met het geladen pipet op de objecten. Als een object uit lijnen en niet uit een vulling bestaat, moet u klikken op de omtrek van het object. Nieuwe kenmerken selecteren met het geladen gereedschap Pipet 1 Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl het gereedschap Pipet is geladen. Het gereedschap Pipet verandert van richting en is leeg , ten teken dat er nieuwe kenmerken kunnen worden opgepakt.
INDESIGN CS3 396 Handboek Tinten Een procentuele waarde naast een staal in het deelvenster Stalen geeft een tint van een steun- of proceskleur aan. Verlopen Een pictogram in het deelvenster Stalen geeft aan of een verloop radiaal of lineair is. Geen Als u het staal Geen selecteert, verwijdert u de lijn of vulling van een object. U kunt dit staal niet bewerken of verwijderen. Papier Papier is een ingebouwd staal dat de kleur simuleert van het papier waarop u gaat afdrukken.
INDESIGN CS3 397 Handboek 5 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Sleep de schuifregelaars om de kleurwaarden te wijzigen. U kunt ook numerieke waarden in de tekstvakken naast de schuifregelaars voor de kleur invoeren. • Kies steunkleuren uit de kleurbibliotheken in het menu Kleurmodus.
INDESIGN CS3 398 Handboek Een staal bewerken U kunt individuele kenmerken van een staal wijzigen in het dialoogvenster Staalopties. Er zijn extra opties beschikbaar bij het bewerken van gemengde-inktstalen en gemengde-inktgroepen. 1 Selecteer een staal in het deelvenster Stalen en voer een van de volgende handelingen uit: • Dubbelklik op het staal. • Kies Staalopties in het menu van het deelvenster Stalen. 2 Pas de gewenste instellingen aan en klik op OK.
INDESIGN CS3 399 Handboek Stalen verwijderen Wanneer u een staal verwijdert dat is toegepast op een object in het document, wordt u gevraagd een vervangend staal op te geven. Hiervoor kunt u een bestaand of een naamloos staal gebruiken. Als u een staal verwijdert dat wordt gebruikt als basis voor een tint of gemengde inkt, wordt u gevraagd een ander staal te kiezen. U kunt geen steunkleuren verwijderen die worden gebruikt door afbeeldingen die in het document zijn geplaatst.
INDESIGN CS3 400 Handboek Stalen importeren Stalen importeren U kunt kleuren en verlopen importeren vanuit andere documenten, waarbij alle of sommige van de stalen worden toegevoegd aan het deelvenster Stalen. U kunt stalen laden vanuit InDesign-bestanden (.indd), InDesign-sjablonen (.indt), Illustrator-bestanden (.ai of .eps) en Adobe Swatch-uitwisselingsbestanden (.ase) die zijn gemaakt in InDesign, Illustrator of Photoshop.
INDESIGN CS3 401 Handboek • Kies Andere bibliotheek in de lijst Kleurmodus, zoek het bibliotheekbestand op en klik op Openen (Windows) of Kies (Mac OS). 3 Selecteer een of meer stalen in de bibliotheek en klik op Toevoegen. (U sluit het dialoogvenster zonder stalen toe te voegen door op OK te klikken.) 4 Nadat u stalen hebt toegevoegd, klikt u op Gereed. Kleurbibliotheken die bij InDesign worden geïnstalleerd InDesign installeert kleurbibliotheken voor de hieronder beschreven kleurovereenkomstsystemen.
INDESIGN CS3 402 Handboek web Bevat de 216 webveilige RGB-kleuren die het meeste door webbrowsers worden gebruikt om 8-bits afbeeldingen weer te geven. Met deze bibliotheek kunt u illustraties voor het web maken en hiervoor kleuren gebruiken die op dezelfde manier worden weergegeven op Windows- en Macintosh-systemen. Tinten Over tinten Een tint is een gerasterde (lichtere) versie van een kleur.
INDESIGN CS3 403 Handboek 2 Stel in het deelvenster Kleur de schuifregelaar op de gewenste tint in of typ een tintwaarde in het percentagevak. 3 Klik op Aan stalen toevoegen in het menu van het deelvenster Kleur. Sleep de schuifregelaar voor de tint en klik vervolgens op Aan stalen toevoegen. Een naamloze tint maken 1 Selecteer in het deelvenster Stalen het vak Vulling of Lijn. 2 Sleep de tintschuifregelaar of voer een waarde in.
INDESIGN CS3 404 Handboek 4 Selecteer de eerste kleurstop in het verloop. Eerste kleurstop 5 Voor Stopkleur voert u een van de volgende handelingen uit: • Om een kleur te selecteren die al in het deelvenster Stalen staat, kiest u Stalen en selecteert u de kleur in de lijst. • Als u een nieuwe naamloze kleur voor het verloop wilt mengen, selecteert u een kleurmodus en geeft u de kleurwaarden op of stelt u de schuifregelaars in. Opmerking: Standaard is de eerste stop van het verloop wit.
INDESIGN CS3 405 Handboek Opmerking: Als u een object selecteert dat gebruikmaakt van een benoemd verloop en u bewerkt het verloop met het deelvenster Verloop, wordt alleen de kleur van het desbetreffende object gewijzigd. Als u een benoemd verloop overal wilt wijzigen, dubbelklikt u in het deelvenster Stalen op het staal van het verloop. 1 Selecteer het object dat of de objecten die u wilt wijzigen. 2 Klik op het vak Vulling of Lijn in het deelvenster Stalen of in de gereedschapsset.
INDESIGN CS3 406 Handboek Een verloop aanpassen met de verloopgereedschappen Wanneer u een object met een verloop hebt gevuld, kunt u het verloop wijzigen door met het gereedschap Verloopstaal of Verloopdoezelaar de vulling opnieuw langs een denkbeeldige lijn te "tekenen" (slepen). Met de verloopgereedschappen kunt u de richting van een verloop wijzigen, een ander begin- en eindpunt kiezen en een verloop op meerdere objecten toepassen.
INDESIGN CS3 407 Handboek A B C Werken met teksttekens die met een verloop zijn gevuld A. Onderliggende verloopvulling B. Teksttekens waarop het verloop is toegepast C.
INDESIGN CS3 408 Handboek U kunt één gemengde-inktstaal maken of een gemengde-inktgroep, waarmee u meerdere stalen tegelijk kunt genereren. Een gemengde-inktgroep bestaat uit een aantal kleuren die zijn gemaakt van steeds hogere percentages van verschillende proceskleur- en steunkleurinkten. Het mengen van bijvoorbeeld vier tinten van een proceskleur cyaan (20%, 40%, 60% en 80%) met vijf tinten van een steunkleur (10%, 20%, 30%, 40% en 50%) geeft een gemengde-inktgroep met 20 verschillende stalen.
INDESIGN CS3 409 Handboek Gemengde-inktstalen bewerken U wijzigt een gemengde-inktstaal zoals u andere stalen bewerkt. Let op het volgende als u een gemengde-inktgroep of -staal gaat bewerken: • Als u met het deelvenster Stalen een inkt verwijdert die wordt gebruikt in een gemengde-inktstaal, wordt u gevraagd een vervangende inkt op te geven. Een gemengde inkt moet minstens één steunkleur bevatten, anders wordt de gemengde inkt geconverteerd naar een proceskleur.
INDESIGN CS3 410 Handboek Alle inkten in een gemengde-inktgroep naar proceskleuren converteren ❖ Dubbelklik op de hoofdinkt van de gemengde-inktgroep en selecteer Gemengde-inktstalen naar procesinkt converteren in het dialoogvenster dat verschijnt. Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken Kleuren uit geïmporteerde afbeeldingen gebruiken In InDesign kunt u op verschillende manieren kleuren uit afbeeldingen die u in uw document hebt geïmporteerd, kopiëren en opnieuw definiëren.
INDESIGN CS3 411 Handboek Een geïmporteerde steunkleur omzetten naar een proceskleur Wanneer u een EPS-, PSD-, TIFF- of PDF-afbeelding met een steunkleur (of een steunkleurkanaal) importeert, worden de naam en de definitie van de steunkleur aan het deelvenster Stalen toegevoegd. Een geïmporteerde steunkleurstaal kan worden gewijzigd in een proceskleurstaal.
412 Hoofdstuk 16: Kleurbeheer Met een kleurbeheersysteem worden kleurverschillen tussen apparaten afgestemd zodat u redelijk zeker weet welke kleuren uiteindelijk door het systeem worden geproduceerd. Als kleuren nauwkeurig worden weergegeven bent u in staat om in elk stadium van de workflow (van de digitale vastlegging tot en met de uiteindelijke uitvoer) gefundeerde beslissingen over kleur te nemen.
INDESIGN CS3 413 Handboek Een kleurbeheersysteem zet kleuren om met behulp van kleurprofielen. Een profiel is een wiskundige beschrijving van de kleurruimte van een apparaat. Een profiel van bijvoorbeeld een scanner 'vertelt' een kleurbeheersysteem hoe de scanner kleuren 'ziet'. In het kleurbeheersysteem van Adobe wordt gebruikgemaakt van ICC-profielen, een indeling die door het International Color Consortium (ICC) als standaard voor alle platforms is gedefinieerd.
INDESIGN CS3 414 Handboek • Bekijk het document in een ruimte waarvan het plafond en de muren een neutrale kleur hebben. De kleur van een ruimte kan van invloed zijn op de perceptie van zowel de monitorkleur als de gedrukte kleur. De beste kleur voor een werkruimte is neutraal grijs. Verder kan het glas van de monitor de kleur van uw kleding weerkaatsen, hetgeen de kleuren op het scherm kan beïnvloeden. • Verwijder kleurige achtergrondpatronen van het bureaublad van de monitor.
INDESIGN CS3 415 Handboek Houd er wel rekening mee dat het gebruik van kleurbeheer afhankelijk is van de soorten afbeeldingen waarmee u werkt, en de vereisten voor de uitvoer.
INDESIGN CS3 416 Handboek Kleurinstellingen in Adobe-toepassingen synchroniseren Als u Adobe Creative Suite gebruikt, kunt u de kleurinstellingen in de toepassingen automatisch synchroniseren met Adobe Bridge. Dit resulteert in een consistente weergave van kleuren in alle Adobe-toepassingen met kleurbeheer. Als de kleurinstellingen niet zijn gesynchroniseerd, verschijnt in elke toepassing een waarschuwing boven aan het dialoogvenster Kleurinstellingen.
INDESIGN CS3 417 Handboek 3 Kies een optie voor afdrukken/exporteren: Alle zwarte tinten nauwkeurig uitvoeren Wanneer u afdrukt op een niet-PostScript-printer of exporteert naar een RGB- bestandsindeling, wordt zuiver CMYK-zwart uitgevoerd met de kleurnummers in het document. Met deze instelling kunt u het verschil zien tussen zuiver zwart en verzadigd zwart.
INDESIGN CS3 418 Handboek Een veilige CMYK-workflow gebruiken Door middel van een veilige CMYK-workflow wordt ervoor gezorgd dat CMYK-kleurnummers behouden blijven tot aan het uitvoerapparaat. Deze kleurnummers worden dus niet door het kleurbeheersysteem geconverteerd. Gebruik deze workflow als u steeds meer met kleurbeheer wilt gaan werken.
INDESIGN CS3 419 Handboek Opmerking: het is ook mogelijk om profielen voor objecten in Acrobat te bekijken of te wijzigen. Zie ook “Documentkleuren naar een ander profiel converteren (Photoshop)” op pagina 427 Kleurbeheer toepassen op documenten voor online weergave Kleurbeheer toepassen op documenten voor online weergave Kleurbeheer voor online weergave wijkt sterk af van kleurbeheer voor afdrukmedia. Bij afdrukmedia hebt u veel meer controle over de uiteindelijke vormgeving van het document.
INDESIGN CS3 420 Handboek Met behulp van de sRGB-kleurruimte kunt u ongeveer zien hoe de kleuren op niet-gekalibreerde monitoren worden weergegeven. Omdat kleuren op niet-gekalibreerde monitoren echter verschillend worden weergegeven, kunt u de verschillen in weergave van tevoren niet inschatten.
INDESIGN CS3 421 Handboek Macintosh RGB of Windows RGB (Photoshop en Illustrator) Hiermee maakt u een elektronische proefdruk van de kleuren in een afbeelding door een standaard Mac OS- of Windows-monitor te simuleren als proefdrukprofielruimte. Bij beide opties wordt ervan uitgegaan dat het gesimuleerde apparaat het document zonder kleurbeheer weergeeft. Deze opties zijn niet beschikbaar voor LAB- of CMYK-documenten.
INDESIGN CS3 422 Handboek Kleurbeheer toepassen op documenten bij afdrukken Afdrukken met kleurbeheer Kleurbeheer voor afdrukken kunt u opgeven hoe de uitgaande afbeeldingsgegevens in Adobe-toepassingen moeten worden verwerkt, zodat de kleuren net zo worden afgedrukt als deze op het scherm worden weergegeven. De opties voor het afdrukken van documenten met kleurbeheer zijn afhankelijk van de Adobe-toepassing die u gebruikt, en het geselecteerde uitvoerapparaat.
INDESIGN CS3 423 Handboek voor glanzend papier is dit niet de juiste methode. In glanzend papier zitten fluorescerende deeltjes die er gescand anders uitzien dan in het daglicht. • Een eigen profiel maken met behulp van een hulpprogramma waarmee u hardwareprofielen kunt maken. Deze methode is duur, maar levert de beste resultaten op. Een goed hardwareprogramma kan nauwkeurige profielen maken, zelfs met glanzend papier.
INDESIGN CS3 424 Handboek beslissen over kleuren in een document. Als u op uw monitor kleuren ziet die niet representatief zijn voor de werkelijke kleuren in het document, kunt u de kleurconsistentie niet behouden. Invoerapparaatprofielen Beschrijven welke kleuren een invoerapparaat kan vastleggen of scannen. Als u op uw digitale camera profielen kunt instellen, raadt Adobe aan Adobe RGB te selecteren. Gebruik anders sRGB (dit is het standaardprofiel voor de meeste camera's).
INDESIGN CS3 425 Handboek “Aangepaste profielen voor desktopprinters aanschaffen” op pagina 422 “Kleurwerkruimten” op pagina 428 Monitor kalibreren en karakteriseren Met profielprogramma's kunt u de monitor zowel kalibreren als karakteriseren. Door de monitor te kalibreren brengt u deze in overeenstemming met een voorgedefinieerde standaard. Met kalibreren kunt u een monitor zo instellen dat deze kleuren weergeeft met een witte-puntkleurtemperatuur van 5.
INDESIGN CS3 426 Handboek Een kleurprofiel installeren Kleurprofielen worden vaak geïnstalleerd wanneer u een apparaat aan uw systeem toevoegt. De precisie van deze profielen (vaak algemene profielen of ingesloten profielen genoemd) verschilt per fabrikant. U kunt apparaatprofielen ook aanvragen bij uw servicebureau, downloaden van internet of aangepaste profielen maken met behulp van professioneel profielapparatuur. • Klik in Windows met de rechtermuisknop op een profiel en selecteer Profiel installeren.
INDESIGN CS3 427 Handboek Tijdelijk [kleurmodel: werkruimte] Hiermee wordt het werkruimteprofiel toegewezen aan het document. Profiel Hiermee kunt u een ander profiel selecteren. Het nieuwe profiel wordt aan het document toegewezen zonder dat de kleuren naar de profielruimte worden geconverteerd. Hierdoor kan de weergave van de kleuren op uw monitor aanzienlijk veranderen.
INDESIGN CS3 428 Handboek Zie ook “Kleurprofielen voor documenten wijzigen” op pagina 426 Documentkleuren naar een ander profiel converteren Voor het converteren van kleuren in een PDF gebruikt u het gereedschap Kleuren converteren op de werkbalk Afdrukproductie. Zie de onderwerpen over kleurconversie in Volledige Acrobat Help voor meer informatie.
INDESIGN CS3 429 Handboek Voor een beschrijving van een profiel selecteert u het profiel en plaatst u de muisaanwijzer op de naam van dat profiel. De beschrijving wordt onder in het dialoogvenster weergegeven. RGB Hiermee wordt de RGB-kleurruimte van de toepassing bepaald. Doorgaans kunt u het beste Adobe RGB of sRGB kiezen en niet het profiel voor een bepaald apparaat (zoals een monitorprofiel).
INDESIGN CS3 430 Handboek Als het profiel ontbreekt of niet overeenkomt met de werkruimte, kan er een waarschuwingsbericht worden weergegeven, afhankelijk van de opties die u in het dialoogvenster Kleurinstellingen hebt ingesteld. Profielwaarschuwingen zijn standaard uitgeschakeld, maar u kunt deze inschakelen om ervoor te zorgen dat per document het juiste kleurbeheer wordt gebruikt.
INDESIGN CS3 431 Handboek Opties voor kleurconversie Met de opties voor kleurconversie kunt u opgeven hoe de kleuren in een document worden verwerkt wanneer dit document naar een andere kleurruimte wordt verplaatst. Het wordt aangeraden deze opties alleen te wijzigen als u bekend bent met kleurbeheer en precies weet wat de consequenties van de wijzigingen zijn.
INDESIGN CS3 432 Handboek proefdrukken waarbij de uitvoer op een bepaald apparaat wordt gesimuleerd. Deze intent is vooral handig voor een voorvertoning van het effect van de papierkleur op de afgedrukte kleuren. Geavanceerde instellingen in Photoshop Als u in Photoshop geavanceerde instellingen voor kleurbeheer wilt weergeven, kiest u Bewerken > Kleurinstellingen en selecteert u Meer opties.
433 Hoofdstuk 17: Kleuren overvullen De kwaliteit van een afdruk hangt in hoge mate af van het perfect uitgelijnd (ofwel in register) afdrukken van elke inkt. Teneinde de effecten van verkeerde registratie tot een minimum te beperken, hebben drukkers een techniek ontwikkeld die overvullen wordt genoemd.
INDESIGN CS3 434 Handboek aanzienlijk deel uit magenta. De kleur magenta van de lijn en de vulling wordt als een enkel gebied afgedrukt. Als er zich dus een verkeerde registratie voordoet in de andere procesinkten, zorgt de magenta drukplaat ervoor dat een eventuele tussenruimte vrijwel niet is te zien. Zie ook “Over overdrukken” op pagina 548 Over automatisch overvullen In InDesign kunt u kleurdocumenten overvullen via een ingebouwd overvulprogramma.
INDESIGN CS3 435 Handboek Geïmporteerde bitmapafbeeldingen overvullen Geïntegreerde overvullingen kunnen bitmapafbeeldingen, zoals foto's, overvullen naar tekst en afbeeldingen. Bitmapafbeeldingen moeten worden opgeslagen in een bestandsindeling die louter op pixels is gebaseerd en die de kleurvereisten van commercieel afdrukken ondersteunt. Van deze indelingen zijn PSD (Photoshop) en TIFF het meest geschikt voor commercieel drukwerk.
INDESIGN CS3 436 Handboek Prestaties bij het overvullen maximaliseren Of u nu Adobe In-RIP-overvulling of geïntegreerde overvulling gebruikt, u kunt tijd besparen als u geen pagina's verwerkt die niet moeten worden overgevuld, zoals pagina's met alleen zwarte tekst. U kunt met overvulvoorinstellingen het overvullen voor alleen de gewenste paginabereiken inschakelen. De snelheid waarmee geïntegreerde overvulling wordt uitgevoerd, wordt bepaald door de snelheid van de computer.
INDESIGN CS3 437 Handboek Zie ook “Een voorinstelling overvul maken of wijzigen” op pagina 437 “Afdrukken” op pagina 512 “Een voorinstelling overvul toewijzen aan pagina's” op pagina 438 Voorinstellingen overvul Overzicht van het deelvenster Voorinstellingen overvul Een voorinstelling overvul is een verzameling overvulinstellingen die u op een pagina of een paginabereik in een document kunt toepassen.
INDESIGN CS3 438 Handboek Zie ook “Opties voor voorinstellingen voor overvullen” op pagina 439 “Geïmporteerde bitmapafbeeldingen overvullen” op pagina 435 Een voorinstelling overvul dupliceren ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Selecteer in het deelvenster Voorinstellingen overvul een voorinstelling en kies Voorinstelling dupliceren in het deelvenstermenu. • Sleep een voorinstelling naar de knop Nieuwe voorinstelling onder in het deelvenster.
INDESIGN CS3 439 Handboek Opmerking: Als u wel op Gereed maar niet op Toewijzen klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de overvultoewijzingen worden gewijzigd. De overvultoewijzingen die eerder zijn gemaakt met de knop Toewijzen, blijven van kracht. Paginabereiken voor overvullen instellen 1 Kies de optie Voorinstelling overvul toewijzen in het menu van het deelvenster Voorinstellingen overvul. 2 Kies de voorinstelling die u op de paginabereiken wilt toepassen.
INDESIGN CS3 440 Handboek Voorbeelden van samengevoegde overvullingen van links naar rechts: afknotsamenvoeging, ronde samenvoeging en samenvoeging met schuine rand Eindstijl Bepaalt het snijpunt van drieweg-overvullingen. Bij de standaardoptie Afknot wordt het einde van de overvulling zo gevormd dat dit niet bij het snijdende object in de buurt komt.
INDESIGN CS3 441 Handboek Overvulkleur verminderen Hiermee bepaalt u de mate waarin met componenten van aangrenzende kleuren de overvulkleur wordt verminderd. Met deze instelling kunt u vermijden dat bepaalde aangrenzende kleuren (zoals pastelkleuren) een lelijke overvulling maken die donkerder is dan de beide kleuren. Als u een waarde opgeeft die lager is dan 100%, zal de kleur van de overvulling lichter zijn.
INDESIGN CS3 442 Handboek De instelling Zwarte kleur is handig wanneer u zeer grote puntvergrotingen moet kunnen compenseren, bijvoorbeeld bij minder goed papier. In zulke situaties worden zwartpercentages van minder dan 100% afgedrukt als effen zones.
INDESIGN CS3 443 Handboek Zie ook “Documenten in een boekbestand synchroniseren” op pagina 258 Inktopties voor overvulling aanpassen Neutrale densiteit van inktkleuren aanpassen U kunt de ND-waarden van inkt (neutrale densiteit) die door het geselecteerde overvulprogramma worden gebruikt, aanpassen en zo de exacte plaatsing van overvullingen bepalen.
INDESIGN CS3 444 Handboek Overvullen voor speciale inkten aanpassen Bij bepaalde inkten moet u er rekening mee houden dat er op een andere manier moet worden overgevuld. Als u bijvoorbeeld een vernis gebruikt, wilt u niet dat deze invloed heeft op de overvullingsberekeningen. Gaat u echter bepaalde zones overdrukken met een volledig dekkende inkt, dan hoeft u geen overvulling voor de onderliggende items te maken. In de volgende gevallen kunt u de inktopties gebruiken.
445 Hoofdstuk 18: Adobe PDF-bestanden maken Exporteer InDesign-documenten als PDF-bestanden die er net zo uitzien en dezelfde inhoud hebben als de originele InDesign-documenten. PDF-bestanden kunnen op vrijwel elk platform worden weergegeven in Adobe Acrobat of Adobe Reader. U kunt uw PDF-bestanden vervolgens verbeteren door er interactiviteitsfuncties zoals bladwijzers, hyperlinks, knoppen en mediabestanden aan toe te voegen.
INDESIGN CS3 446 Handboek Algemeen probleem Voordelen van Adobe PDF Archieven die bestaan uit papieren en elektronische documenten zijn moeilijk te doorzoeken en nemen veel ruimte in beslag. Bovendien moet u beschikken over de programma's waarmee de documenten zijn gemaakt. PDF's zijn compact, gemakkelijk te doorzoeken en kunnen met Reader worden geopend. Dankzij koppelingen is navigatie in PDF's eenvoudig. Documenten worden onjuist weergegeven op handheldapparaten.
INDESIGN CS3 447 Handboek 6 Klik op Exporteren (Windows) of op Bewaar (Mac OS). U stelt de opties in het dialoogvenster Adobe PDF-export op de standaardwaarden in door Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt te houden en op Opnieuw instellen te klikken. (De knop Annuleren verandert in Opnieuw instellen.) Lagen voorbereiden voordat u een boek naar PDF gaat exporteren Wanneer u een boek naar PDF exporteert, kunt u InDesign-lagen in het PDF-document weergeven en verbergen.
INDESIGN CS3 448 Handboek Adobe PDF-voorinstellingen Een PDF voorinstelling is een groep instellingen die het maken van een PDF beïnvloeden. Deze instellingen zorgen ervoor dat de bestandsgrootte in verhouding is met de kwaliteit, afhankelijk van de manier waarop de PDF wordt gebruikt. De meeste vooraf gedefinieerde voorinstellingen gelden voor verschillende Adobe Creative Suite-componenten, zoals InDesign, Illustrator, Photoshop en Acrobat.
INDESIGN CS3 449 Handboek de PDF/X-standaard. In dit geval is de kwaliteit van de inhoud het belangrijkste. Het doel is om in een Adobe PDF-bestand alle gegevens te behouden die een drukker of afdrukservicebureau nodig heeft om het document correct af te drukken. Bij deze set opties wordt PDF 1.
INDESIGN CS3 450 Handboek Adobe PDF-voorinstellingen laden De nieuwe PDF-voorinstellingen (.
INDESIGN CS3 451 Handboek Compressie Hiermee geeft u op of illustraties moet worden gecomprimeerd en gedownsampled en welke methode en instellingen daarbij moeten worden gebruikt. Tekens en aflooptekens Hiermee geeft u drukkersmarkeringen, het afloopgebied en de witruimte rond pagina's op. Alhoewel dit dezelfde opties zijn als in het dialoogvenster Afdrukken, zijn de berekeningen enigszins anders, omdat de PDF niet wordt uitgevoerd naar een bekend paginaformaat.
INDESIGN CS3 452 Handboek Acrobat 4 (PDF 1,3) Acrobat 5 (PDF 1,4) Acrobat 6 (PDF 1.5) Acrobat 7 (PDF 1.6) en Acrobat 8 (PDF 1.7) PDF-bestanden kunnen worden PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. Reader 3.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn. De meeste PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 4.0 en Acrobat Reader 4.0 en hoger.
INDESIGN CS3 453 Handboek Opmerking: Als Compatibiliteit is ingesteld op Acrobat 6 (PDF 1.5) of hoger, worden de labels gecomprimeerd zodat het bestand kleiner wordt. Wanneer het PDF-bestand vervolgens in Acrobat 4.0 of Acrobat 5.0 wordt geopend, zijn de labels niet zichtbaar omdat deze versies van Acrobat geen labels kunnen decomprimeren. PDF na exporteren weergeven Hiermee opent u het zojuist gemaakte PDF-bestand in de standaardtoepassing voor de weergave van PDF-bestanden.
INDESIGN CS3 454 Handboek “Film- en geluidsbestanden in PDF-bestanden gebruiken” op pagina 472 “Knoppen voor PDF-bestanden maken” op pagina 476 Compressie- en downsampling-opties voor Adobe PDF-bestanden Tijdens het exporteren van documenten naar Adobe PDF kunt u tekst en lijnwerk comprimeren en bitmapafbeeldingen comprimeren en downsamplen.
INDESIGN CS3 455 Handboek • CCITT en Run Length Deze zijn alleen beschikbaar voor monochrome bitmapafbeeldingen. CCITT (Consultative Committee on International Telegraphy and Telephony) is geschikt voor zwart-witafbeeldingen en voor ingescande afbeeldingen met een diepte van 1 bit. Group 4 is een algemene compressiemethode die vooral geschikt is voor de meeste soorten monochrome afbeeldingen. Bij Group 3, de compressiemethode van veel faxapparaten, worden monochrome bitmaps per rij gecomprimeerd.
INDESIGN CS3 456 Handboek geconverteerd. Deze optie is niet beschikbaar als kleurbeheer is uitgeschakeld. Het profielopnamebeleid bepaalt of het profiel wel of niet wordt opgenomen. Doel Beschrijft de kleuromvang van het uiteindelijke RGB- of CMYK-uitvoerapparaat, zoals de monitor of een SWOP- standaard.
INDESIGN CS3 457 Handboek Registernaam Deze optie geeft het webadres aan voor meer informatie over het register. De URL wordt automatisch ingevoerd voor ICC-registernamen. Deze optie is niet beschikbaar wanneer een van de PDF/X-3-voorinstellingen of -standaarden wordt gebruikt, omdat het bestand niet compatibel zal blijken te zijn wanneer het wordt gecontroleerd door de Preflight-functie van Acrobat 7.0 Professional en hoger of de toepassing Enfocus PitStop (een plug-in voor Acrobat 6.0).
INDESIGN CS3 458 Handboek Beveiligingsopties voor PDF-bestanden Bij het maken van een PDF of het toepassen van wachtwoordbeveiliging op een PDF kunt u de volgende opties instellen. De opties zijn afhankelijk van de instelling van de optie Compatibiliteit. Voor PDF/X-standaarden of -voorinstellingen zijn er geen beveiligingsopties beschikbaar. Compatibiliteit Hiermee stelt u het type codering in voor het openen van documenten die met een wachtwoord worden beveiligd. Bij de optie Acrobat 4 (PDF 1.
INDESIGN CS3 459 Handboek • Alles, behalve pagina's extraheren Gebruikers kunnen het document bewerken, formuliervelden maken en invullen, opmerkingen toevoegen en formulieren digitaal ondertekenen. Kopiëren van tekst, afbeeldingen en andere inhoud toestaan Gebruikers kunnen de inhoud van een PDF selecteren en kopiëren. Kopiëren van inhoud en toegang voor slechtzienden toestaan Mensen met een visuele handicap kunnen het document lezen met een schermlezer en kopiëren.
INDESIGN CS3 460 Handboek Een document voor schermweergave voorbereiden Vanwege de kleine bestanden, onafhankelijke platforms en online navigatie is Adobe PDF uitermate geschikt om documenten elektronisch te distribueren en op het scherm weer te geven. U kunt Adobe PDF-documenten naar andere gebruikers als e-mailbijlagen versturen of de documenten via internet of een intranet distribueren.
INDESIGN CS3 461 Handboek Technologieën en vereisten voor werkschema's met PDF-bestanden Adobe werkt voortdurend aan betere werkschema's voor servicebureaus en raadt aan haar website www.adobe.com regelmatig te bezoeken om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen. Adobe heeft als oplossing voor de publicatiewerkschema's een geïntegreerd systeem van diverse technologieën ontwikkeld: • Adobe Acrobat 8 met ondersteuning voor Adobe PDF versie 1.7.
INDESIGN CS3 462 Handboek Zie ook “Preflight-controle uitvoeren” op pagina 532 “Transparante illustraties afvlakken” op pagina 380 “Voorvertoning van kleurscheidingen bekijken” op pagina 551 Een afdrukklaar Adobe PDF-bestand maken Een prepress-bureau kan met Acrobat 7.0 Preflight-controles en kleurscheidingen uitvoeren. Acrobat 8 Professional bevat geavanceerdere Preflight-gereedschappen, waaronder een functie voor het automatisch doorvoeren van bepaalde correcties.
INDESIGN CS3 463 Handboek Voordelen van het gebruik van labels Door vóór het exporteren labels op een document toe te passen kunt u een van de volgende handelingen uitvoeren: • InDesign-alineastijlnamen aan gelabelde Adobe PDF-alineastijlen van Acrobat toewijzen om herplaatsbare PDFbestanden te maken voor weergave op handheldapparaten en andere media. • Afdrukartefacten, tekst en afbeeldingen markeren en verbergen, zodat deze niet worden weergegeven wanneer ze opnieuw in Acrobat worden geplaatst.
INDESIGN CS3 464 Handboek Logische structuur op het tabblad Labels in Acrobat 8. Opmerking: Labels in Adobe PDF-bestanden kunnen worden vergeleken met labels in HTML- en XML-bestanden. Meer informatie over de basisconcepten van labels kunt u in veel naslagwerken in boekwinkels, bibliotheken en op internet vinden.
INDESIGN CS3 465 Handboek Koppen en kolommen (boven) worden in een logische leesvolgorde (onder) geplaatst. Zie ook “Gestructureerde elementen rangschikken” op pagina 502 Pagina-items labelen U kunt tekstkaders automatisch of handmatig labelen. Nadat u pagina-items hebt gelabeld, kunt u met het deelvenster Structuur de volgorde van de pagina wijzigen door elementen naar een andere locatie in de hiërarchie te slepen.
INDESIGN CS3 466 Handboek Labels in het deelvenster Structuur en het deelvenster Labels Pagina-items handmatig labelen 1 Kies Venster > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2 Kies Weergave > Structuur > Structuur weergeven om het deelvenster Structuur links van het venster Document weer te geven. 3 Kies Niet-gelabelde items toevoegen in het menu van het deelvenster Structuur. 4 Selecteer een pagina-item in het document. 5 Selecteer een label in het deelvenster Labels.
INDESIGN CS3 467 Handboek Wanneer u naar Adobe PDF exporteert, worden de kenmerken Alt-tekst en ActualText in het PDF-bestand opgeslagen. Deze kenmerken kunnen worden weergegeven in Acrobat 6.0 en hoger. De gegevens van deze alternatieve tekst kunnen worden gebruikt wanneer het PDF-bestand vanuit Acrobat als HTML- of XML-bestand wordt opgeslagen. Zie de documentatie van Adobe Acrobat voor meer informatie.
INDESIGN CS3 468 Handboek A B Hyperlinks A. Hyperlinkbron B. Lijst van hyperlinks Als u een hyperlink wilt maken naar een positie in de tekst of naar een pagina met bepaalde weergave-instellingen, maakt u eerst een doel en daarna maakt u de hyperlink naar die locatie. Opmerking: U hoeft geen doel voor hyperlinks naar een naamloze pagina te maken en u kunt een hyperlink maken van een URL die u in het document hebt getypt, zonder eerst een doel te maken.
INDESIGN CS3 469 Handboek 9 Doe het volgende om de vormgeving van een hyperlink in InDesign en in het geëxporteerde PDF-bestand op te geven en klik op OK: • Selecteer bij Type de optie Zichtbare rechthoek of Onzichtbare rechthoek. • Selecteer voor Markeren de optie Omkeren, Contour, Inzet of Geen. Deze opties bepalen de vormgeving van de hyperlink in het geëxporteerde PDF-bestand. • Selecteer voor Kleur een kleur voor de rechthoek van de hyperlink.
INDESIGN CS3 470 Handboek 5 Typ een naam voor het doel en klik op OK. Een URL-doel instellen 1 Kies Venster > Interactief > Hyperlinks om het deelvenster Hyperlinks te openen. 2 Kies Nieuw hyperlinkdoel in het menu van het deelvenster Hyperlinks. 3 Kies URL in het pop-upmenu Type. 4 Typ of plak een URL, zoals http://www.adobe.nl. U kunt elk geldig internetprotocol gebruiken: http://, file://, ftp:// of mailto://. 5 Typ een naam voor het URL-doel en klik op OK.
INDESIGN CS3 471 Handboek Bladwijzers in PDF-bestanden opnemen Bladwijzers maken Een bladwijzer is een soort koppeling met verklarende tekst waardoor u makkelijker naar documenten kunt navigeren die als Adobe PDF zijn geëxporteerd. De bladwijzers die u in het InDesign-document maakt, staan op het tabblad Bladwijzers links in het venster van Acrobat of Adobe Reader. Elke bladwijzer springt naar een pagina, tekst of afbeelding in het document.
INDESIGN CS3 472 Handboek De bladwijzer of bladwijzers die u hebt gesleept, worden onder de bovenliggende bladwijzer genest. De eigenlijke pagina blijft op de oorspronkelijke locatie in het document staan. Deelvenster Bladwijzers met bladwijzers die zijn genest onder een bovenliggende bladwijzer • Als u een bladwijzer uit een geneste positie wilt verwijderen, selecteer een of meerdere bladwijzers die u wilt verplaatsen.
INDESIGN CS3 473 Handboek • Om een kader naar een mediaclip te converteren, selecteert u het kader en kiest u Object > Interactief > Filmopties of Geluidsopties. Er wordt een leeg film- of geluidskader gemaakt. (Nadat u op deze manier een film hebt toegevoegd, kunt u via Object > Aanpassen > Kader aan inhoud aanpassen het kader even groot als het filmbeeld maken.) Opmerking: Als u een film- of geluidsbestand plaatst, verschijnt er een mediaobject in een kader. Dit mediaobject leidt naar het mediabestand.
INDESIGN CS3 474 Handboek Controller tijdens afspelen weergeven Hiermee wordt een controller weergegeven waarmee de film kan worden gepauzeerd, gestart en gestopt. Zwevend venster Hiermee wordt de film in een eigen venster afgespeeld. Als u deze optie selecteert, geeft u de afmeting van en de positie voor het scherm op. Als u dit venster vergroot, kan de beeldkwaliteit slechter worden.
INDESIGN CS3 475 Handboek U krijgt het beste resultaat door de poster en de film even groot te houden. Als u een uitknippad toepast of het formaat van de afbeelding wijzigt, worden deze wijzigingen waarschijnlijk niet doorgevoerd in het geëxporteerde PDF-document.
INDESIGN CS3 476 Handboek Zie ook “Exporteren naar PDF” op pagina 446 Knoppen voor PDF-bestanden maken Knoppen maken U kunt knoppen maken die een actie uitvoeren wanneer het document wordt geëxporteerd naar PDF-indeling. Zo kunt u een knop maken waarmee u naar een andere pagina in het PDF-document springt of een filmclip afspeelt. Knoppen voor het afspelen van de film Nadat u een knop hebt gemaakt, kunt u het volgende doen: • De knoppen interactief maken.
INDESIGN CS3 477 Handboek • Dubbelklik met het gereedschap Selecteren op de knop. Als de knop tekst bevat, dubbelklikt u op de kaderrand. 2 Klik op het tabblad Algemeen en doe het volgende: Naam Typ een naam die de knop duidelijk onderscheidt van de andere knoppen die u gaat maken. Beschrijving Typ een beschrijving die verschijnt wanneer de muisaanwijzer op de knop in Acrobat staat. Deze beschrijving kan ook dienen als alternatieve tekst voor slechtzienden.
INDESIGN CS3 478 Handboek • Om een afbeeldings- of tekstkader te plakken kopieert u het kader naar het Klembord, selecteert u de status in het deelvenster Statussen en kiest u vervolgens Bewerken > Plakken in. • Als u tekst wilt invoeren, selecteert u de status in het deelvenster Statussen. Klik met het gereedschap Tekst op de knop en typ de tekst.
INDESIGN CS3 479 Handboek Knoppen interactief maken U kunt interactieve effecten in InDesign maken, bewerken en beheren. Wanneer het document naar Adobe PDF is geëxporteerd, worden deze interactieve werkingen in het PDF-document actief. Stel dat u een knop voor het afspelen van geluid wilt maken. U plaatst het geluidsbestand in een InDesign-document en maakt in dat document een knop waarmee het geluid wordt afgespeeld wanneer u op de knop klikt.
INDESIGN CS3 480 Handboek Typen gebeurtenis Gebeurtenissen bepalen hoe werkingen worden geactiveerd met knoppen wanneer het document wordt geëxporteerd naar Adobe PDF. (In Acrobat worden gebeurtenissen triggers genoemd.) Muisknop loslaten Wanneer na het klikken de muisknop wordt losgelaten. Dit is de meest voorkomende handeling, omdat de gebruiker de cursor nog van de knop kan wegslepen als hij of zij de bewerking niet wil uitvoeren.
INDESIGN CS3 481 Handboek 2 Klik op het tabblad Werkingen. 3 Kies voor Gebeurtenis de optie Muisknop loslaten of een andere optie die de sprong start. 4 Kies voor Werking de optie Ga naar anker. 5 Selecteer een van de geopende InDesign-documenten of klik op Bladeren en selecteer het bestand. 6 Geef een anker op dat is gemaakt met het deelvenster Bladwijzers of het deelvenster Hyperlinks. 7 Selecteer een optie in het menu Zoomen voor de weergave van de pagina.
482 Hoofdstuk 19: XML InDesign is een van de vele toepassingen waarmee u XML kunt maken en gebruiken. Nadat u de inhoud van een InDesignbestand hebt voorzien van labels, kunt u het bestand opslaan en exporteren als XML en de XML-inhoud vervolgens opnieuw gebruiken in een ander InDesign-bestand of in een andere toepassing. U kunt ook een XML-bestand in InDesign importeren en de XML-gegevens in InDesign weergeven en opmaken op een manier die precies aansluit op uw wensen.
INDESIGN CS3 483 Handboek Zo ziet u in de onderstaande afbeelding een element chapter (hoofdstuk) dat verschillende elementen recipe (recept) bevat (en dus boven de recipe-elementen staat). Elk recipe-element is zelf weer het bovenliggende element voor de elementen recipename (naam recept), ingredients (ingrediënten), instructions (aanwijzingen), notes (aantekeningen) en servings (porties). Alle elementen zijn opgenomen in het Root-element (basis), dat altijd boven aan het deelvenster Structuur staat.
INDESIGN CS3 484 Handboek Het deelvenster Labels bevat elementlabels. U kunt labels importeren, exporteren, toevoegen, verwijderen en hernoemen. Met het deelvenster Labels kunt u elementlabels toepassen op inhoud die u wilt exporteren naar XML. U kunt ook labels toepassen op kaders voordat u XML-inhoud in de kaders gaat importeren.
INDESIGN CS3 485 Handboek XML importeren Methoden voor importeren en layout van XML Nadat u XML-gegevens hebt geïmporteerd, wordt de geïmporteerde inhoud weergegeven in de vorm van elementen (de bouwstenen van XML) in het deelvenster Structuur. InDesign maakt geen nieuwe kaders of pagina's wanneer u XMLgegevens importeert. Toevoegen of samenvoegen? U kunt XML op twee manieren importeren: u kunt de gegevens toevoegen of samenvoegen.
INDESIGN CS3 486 Handboek Geïmporteerde XML-inhoud handmatig plaatsen Inhoud automatisch plaatsen Door vooruit te plannen kunt u het proces automatiseren waarbij XML-gegevens worden ingedeeld. Als u XML-inhoud automatisch wilt plaatsen, moet u het document eerst voorbereiden door gelabelde plaatsaanduidingskaders te maken waarin de inkomende XML wordt geplaatst.
INDESIGN CS3 487 Handboek Over samenvoegen U kunt XML-gegevens in een document plaatsen met de samenvoegmodus of de toevoegmodus. Met de samenvoegmodus kunt u inhoud automatisch plaatsen. U kunt ook gegevens in het XML-bestand filteren, zodat alleen bepaalde onderdelen van de inhoud worden geplaatst. U kunt inkomende XML-inhoud samenvoegen in de volgende omstandigheden: • Het document bevat plaatsaanduidingskaders die u wilt vullen met de geïmporteerde XML-inhoud.
INDESIGN CS3 488 Handboek 6 Als u de XML-inhoud wilt koppelen aan het oorspronkelijke XML-bestand, selecteert u Koppeling maken. Het XML-bestand wordt weergegeven in het deelvenster Koppelingen en er verschijnt een geel waarschuwingsdriehoekje als het XML-bestand wordt gewijzigd. 7 Klik op OK.
INDESIGN CS3 489 Handboek Voor elk label in het dialoogvenster Labels toewijzen aan stijlen wordt een menu met stijlen weergegeven. 2 Ga als volgt te werk: • Als u stijlen, labels en toewijzingsdefinities uit een ander document wilt importeren, klikt u op Laden, kiest u een document en klikt u op Openen. • Als u labels afzonderlijk wilt toewijzen aan stijlen, klikt u in de kolom Stijl naast een label en kiest u een alinea- of tekenstijl in het menu dat wordt weergegeven.
INDESIGN CS3 490 Handboek Opmerking: InDesign laat de samengevoegde XML-inhoud alleen in bestaande kaders doorlopen. Inhoud van een element die niet in een kader past (of in een reeks verbonden kaders), wordt overlopende tekst.
INDESIGN CS3 491 Handboek A B Gelabelde plaatsaanduidingstekst (links) en layout na het importeren (rechts) A. Regeleinden en statische tekst toegevoegd tussen elementen B. Plaatsaanduidingstekst Als u bijvoorbeeld productgegevens importeert en plaatst, kunt u de naam, beschrijving en prijs van het product scheiden met een tab, en labels zoals “Product:” of "Prijs:” invoegen voor de plaatsaanduidingstekst voor deze elementen.
INDESIGN CS3 492 Handboek Aangezien InDesign geen onderscheid maakt tussen rijen en kolommen bij het importeren, moet het aantal kolommen in de plaatsaanduiding overeenkomen met het aantal kolommen in de geïmporteerde inhoud. Bovendien moeten alle tabelcelelementen in één tabelelement staan. Met andere woorden: de cellen zijn verwante elementen onder hetzelfde bovenliggende element.
INDESIGN CS3 493 Handboek A B C Deelvenster Structuur met de structuur voor plaatsaanduidingstekst A. Element met alle herhaalde elementen B. Element dat wordt gekloond als herhaalde XML-inhoud wordt geïmporteerd C. Onderliggende elementen voor gegevens die zijn opgenomen in het herhaalde element 1 Eerst hebt u een bovenliggend element of basiselement nodig waarmee de verzameling van informatie, of records, wordt beschreven die u wilt importeren.
INDESIGN CS3 494 Handboek De plaatsaanduidingstekst wordt voorzien van het label en het element wordt toegevoegd aan het deelvenster Structuur. 12 Selecteer de tekst die het eerste onderliggende element vertegenwoordigt en klik vervolgens op het bijbehorende label in het deelvenster Labels. Herhaal deze bewerking totdat u alle onderliggende plaatsaanduidingstekst hebt gelabeld.
INDESIGN CS3 495 Handboek Elementen, kaders en inhoud verwijderen die niet overeenkomen met geïmporteerde XML Nadat XML is geïmporteerd, worden elementen of plaatsaanduidingen in uw document verwijderd waarvoor geen overeenkomende elementen of plaatsaanduidingen in de inkomende gegevens zijn gevonden (of die niet door de inkomende gegevens zijn vervangen). 8 Klik op OK.
INDESIGN CS3 496 Handboek • Importeer een DTD-bestand. • Importeer labels (en de inhoud) met de opdracht XML importeren. Het deelvenster Labels met een lijst beschikbare labels Zie ook “Over XML” op pagina 482 “Over DTD-bestanden” op pagina 484 Een XML-label maken 1 Kies Venster > Labels om het deelvenster Labels te openen. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Kies Nieuw label in het menu van het deelvenster Labels. • Klik op de knop Nieuw label in het deelvenster Labels.
INDESIGN CS3 497 Handboek Items labelen Voordat u de inhoud exporteert naar een XML-bestand, moet u de tekst en andere items (zoals kaders en tabellen) die u wilt exporteren een label geven. U moet ook een label geven aan de plaatsaanduidingen die u hebt gemaakt voor geïmporteerde XML-inhoud. Gelabelde items worden weergegeven als elementen in het deelvenster Structuur. Maak (of laad) labels om de inhoudselementen te identificeren die u wilt exporteren of importeren.
INDESIGN CS3 498 Handboek Tekst in een tekstkader handmatig labelen Als u tekst in een kader labelt, wordt het nieuwe element in het deelvenster Structuur weergegeven als een onderliggend element van het kader met de tekst. 1 Controleer of het artikel waarin de tekst staat, is gelabeld. (Als een artikel niet is gelabeld en u wilt tekst in het artikel labelen, wordt het artikel automatisch gelabeld met het label dat is opgegeven in het dialoogvenster Voorinstellingsopties voor labelen.
INDESIGN CS3 499 Handboek 4 Als u stijltoewijzingen wilt gebruiken die zijn ingesteld in een ander InDesign-bestand, klikt u op Laden en selecteert u het bestand. 5 Selecteer opties voor Inclusief of schakel deze opties uit: Stramienpagina-items Hiermee kunt u stijlen van tekstkaders op de stramienpagina toewijzen aan labels. Plakborditems Hiermee kunt u stijlen van tekstkaders op het plakbord toewijzen aan labels. (Schakel deze optie uit als u niet wilt dat inhoud op het plakbord wordt gelabeld.
INDESIGN CS3 500 Handboek Gelabelde kaders of labelmarkeringen weergeven of verbergen Labelmarkeringen zijn haakjes op de pagina die rond gelabelde tekst worden weergegeven. U kunt labelmarkeringen weergeven als u wilt bekijken welke titels, kopteksten en andere tekst op een pagina zijn gelabeld. Gelabelde kaders geven aan waar items zoals tekstkaders, tabellen en afbeeldingen zijn gelabeld.
INDESIGN CS3 501 Handboek • Als u een tekstblok opnieuw wilt labelen, selecteert u het volledige tekstblok met het gereedschap Tekst. Selecteer Opnieuw labelen in het deelvenster Labels en klik op een ander label. (Als u Label toevoegen selecteert en op een ander label klikt, wordt een nieuw onderliggend element weergegeven in het deelvenster Structuur.
INDESIGN CS3 502 Handboek Het deelvenster Structuur gebruiken • Als u het deelvenster Structuur wilt openen, kiest u Weergave > Structuur > Structuur weergeven of klikt u op de splitsknop (onder in het documentvenster). • Als u het deelvenster Structuur wilt sluiten, kiest u Weergave > Structuur > Structuur verbergen of klikt u op de splitsknop. • Als u een element wilt uitvouwen of samenvouwen (en de onderliggende elementen wilt weergeven of verbergen), klikt u op het driehoekje naast het element.
INDESIGN CS3 503 Handboek • Door wijzigingen in de XML-hiërarchie kunnen gelabelde items anders worden weergegeven op pagina's in InDesign. Als u bijvoorbeeld een tekstelement onderliggend maakt door het onder een ander element elders in de structuur te plaatsen, dan wordt de tekst in de layout ook verplaatst. • U kunt een tabelcelelement niet naar een tabelelement slepen of elementen verplaatsen naar een tabelelement.
INDESIGN CS3 504 Handboek Als u snel een nieuw bovenliggend element wilt invoegen, selecteert u Label toevoegen in het deelvenster Labels en klikt u vervolgens op een label in het deelvenster. U kunt ook met de rechtermuisknop klikken (Windows) of Command ingedrukt houden en klikken (Mac OS) op een element dat u in het deelvenster Structuur hebt geselecteerd. Kies vervolgens Nieuw bovenliggend element en kies het gewenste element.
INDESIGN CS3 505 Handboek Een kenmerk bewerken of verwijderen 1 Selecteer een kenmerk in het deelvenster Structuur. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Als u het kenmerk wilt bewerken, dubbelklikt u op het kenmerk of kiest u Bewerken in het menu van het deelvenster Structuur. • Als u het kenmerk wilt verwijderen, klikt u op het pictogram Verwijderen of kiest u Verwijderen in het menu van het deelvenster Structuur.
INDESIGN CS3 506 Handboek A B Deelvenster Structuur met tekstfragmenten A. Verwerkingsinstructie B. Opmerking Zie ook “Gestructureerde elementen rangschikken” op pagina 502 Een opmerking toevoegen. 1 Selecteer het element waaraan u een opmerking wilt toevoegen. Opmerking: Als u een opmerking wilt toevoegen aan een tabel, selecteert u een tabelcelelement. U kunt opmerkingen alleen toevoegen aan tabelcellen en niet aan tabellen. 2 Kies Nieuwe opmerking in het menu van het deelvenster Structuur.
INDESIGN CS3 507 Handboek Opmerking: Tijdens het laden van het DTD-bestand worden de labelnamen geïmporteerd in het deelvenster Labels. De geïmporteerde labelnamen worden vergrendeld, zodat ze niet kunnen worden verwijderd of hernoemd, tenzij het DTD-bestand uit het document wordt verwijderd. Nadat een DTD-bestand in uw document is geladen, wordt het DOCTYPE-element boven in het deelvenster Structuur weergegeven. (DTD-bestanden worden soms automatisch geladen wanneer u een XML-bestand importeert.
INDESIGN CS3 508 Handboek DTD-bestand geopend voor weergave in InDesign ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies DTD weergeven in het menu van het deelvenster Structuur. • Dubbelklik op het DOCTYPE-element in het deelvenster Structuur. Als u een DTD-bestand wilt afdrukken, kopieert u code vanuit het venster DTD weergeven en plakt u deze in een teksteditor. Een DTD-bestand verwijderen ❖ Kies DTD verwijderen in het menu van het deelvenster Structuur.
INDESIGN CS3 509 Handboek 3 Als u de fouten wilt oplossen die worden weergegeven in het deelvenster met voorgestelde oplossingen, klikt u op een voorgestelde oplossing om deze te proberen of bewerkt u de XML-structuur en labels rechtstreeks met het deelvenster Structuur en het deelvenster Labels. 4 Voer een van de volgende handelingen uit om andere fouten weer te geven: • Klik op Pijl-links of Pijl-rechts . • Klik op de knop om alle fouten weer te geven in een afzonderlijk venster.
INDESIGN CS3 510 Handboek 7 Als u exportopties voor afbeeldingen wilt opgeven, klikt u op het tabblad Afbeeldingen en selecteert u een of meer van de volgende opties: Originele afbeeldingen Hiermee plaatst u kopieën van de originele afbeeldingsbestanden in de submap Afbeeldingen. Geoptimaliseerde originele afbeeldingen Hiermee optimaliseert en comprimeert u de originele afbeeldingsbestanden en plaatst u kopieën van deze bestanden in de submap Afbeeldingen.
INDESIGN CS3 511 Handboek Alleen labels opslaan als XML Als u alleen de labels opslaat, kunt u de labels in een InDesign-document laden en ze daar gebruiken. 1 Kies Labels opslaan in het menu van het deelvenster Labels. 2 Typ een naam, geef een locatie op en klik op Opslaan. De labels in het document worden met de bijbehorende toegewezen kleuren opgeslagen in een XML-bestand.
512 Hoofdstuk 20: Afdrukken De beste beslissingen over afdrukken kunt u pas maken wanneer u de basisprincipes van afdrukken begrijpt, bijvoorbeeld de invloed die de resolutie van de printer kan hebben op de vormgeving van de afgedrukte layout. Neem contact op met uw prepress-servicebureau voor informatie over kleursystemen en voor advies, zodat u de beste beslissingen kunt nemen bij het afdrukken van uw documenten.
INDESIGN CS3 513 Handboek Voor meer informatie over afdrukken gaat u naar het Adobe Print Resource Center op www.adobe.com/go/print_resource_nl. Op www.adobe.com/go/learn_id_printtrouble_nl vindt u informatie over het oplossen van problemen bij het afdrukken.
INDESIGN CS3 514 Handboek Stramienpagina's afdrukken Drukt alle stramienpagina's (geen documentpagina's) af. Als u deze optie selecteert, is de optie Bereiken niet beschikbaar. Voorbeelden van paginabereiken Paginabereik Afgedrukte pagina's 11- Pagina 11 tot de laatste pagina van het document. -11 Alle pagina's tot en met pagina 11. +11 Alleen pagina 11. -+11 Alle pagina's tot en met pagina 11. +11- Alle pagina's vanaf de elfde pagina tot het einde van het document.
INDESIGN CS3 515 Handboek • Als Sectienummering in het dialoogvenster Voorkeuren wordt geselecteerd, kunt u pagina's en paginabereiken precies zo opgeven zoals deze in de layout worden weergegeven, of u kunt voor absolute nummering kiezen. Een voorbeeld: als de pagina met de aanduiding SecA:5 de vijftiende pagina in uw document is, kunt u deze afdrukken door in het dialoogvenster Afdrukken “SecA:5” op te geven of door “+15” op te geven.
INDESIGN CS3 516 Handboek Opmerking: De voorvertoning linksonder in het dialoogvenster Afdrukken geeft aan of er voldoende plaats is voor alle drukkersmarkeringen, afloopgebieden en witruimte rond pagina's. Zie ook “Drukkersmarkeringen opgeven” op pagina 521 “PPD-bestanden” op pagina 520 Het papierformaat en de afdrukstand opgeven 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Kies een optie in het menu Papierformaat in het gedeelte Instellen van het dialoogvenster Afdrukken.
INDESIGN CS3 517 Handboek 4 Voer een van de volgende handelingen uit om de hoogte en breedte op te geven: • Als u InDesign het kleinste papierformaat wilt laten bepalen dat nodig is voor de inhoud van het document, de drukkersmarkeringen, en het afloopgebied en de witruimte rond pagina, selecteert u Automatisch bij Breedte en Hoogte.
INDESIGN CS3 518 Handboek Zie ook “Exporteren naar PDF” op pagina 446 Afdrukken op niet-PostScript-printers Het is mogelijk documenten op een niet-PostScript-printer af te drukken. Aangezien PostScript de standaard paginabeschrijvingstaal voor professioneel publiceren is, kunnen veel geavanceerde functies voor kleuren en afbeeldingen, zoals rasterfrequenties en kleurscheidingen, alleen op PostScript-printers worden gereproduceerd.
INDESIGN CS3 519 Handboek A B C D Vier verschillende instellingen, in de standaardweergave, om pagina's passend te maken. A. Standaard B. Spreads C. Afdrukstand D. 2x2 miniaturen Tekstweergave Geeft een overzicht van de numerieke waarden voor bepaalde afdrukinstellingen. Weergave van aangepaste pagina's of losse vellen Geeft de effecten van diverse afdrukinstellingen weer, afhankelijk van het paginaformaat.
INDESIGN CS3 520 Handboek • Selecteer voor PostScript-afdrukken een PPD-bestand wanneer u uw printer instelt. Zie ook “Afdrukken” op pagina 512 “PPD-bestanden” op pagina 520 Over printerstuurprogramma's Met behulp van een printerstuurprogramma hebt u rechtstreeks via de toepassingen op uw computer toegang tot de functies van uw printer. Alleen als u over het juiste stuurprogramma beschikt, hebt u toegang tot alle functies die een bepaalde printer ondersteunt.
INDESIGN CS3 521 Handboek Een PPD-bestand selecteren In Windows en in Mac OS selecteert u een PPD-bestand zoals u een printer toevoegt. De procedure waarmee u een PPDbestand selecteert, verschilt per platform. Raadpleeg de documentatie van het besturingssysteem voor nadere instructies.
INDESIGN CS3 522 Handboek 3 Selecteer Alle drukkersmarkeringen of de afzonderlijke markeringen. 4 Als u de afloopinstellingen in het dialoogvenster Documentinstelling wilt overschrijven, moet u het selectievakje Afloopinstellingen van document gebruiken uitschakelen en waarden invoeren (0 t/m 15 cm) voor Boven, Onder, Links en Rechts (voor niet-dubbelzijdige documenten) of voor Boven, Onder, Binnen en Buiten (voor dubbelzijdige documenten met pagina's naast elkaar).
INDESIGN CS3 523 Handboek Opmerking: Als u het afloopgebied, de witruimte en drukkersmarkeringen wilt weergeven, gebruikt u de optie Aanpassen aan pagina in plaats van Paginapositie, omdat geschaalde pagina's altijd worden gecentreerd. De opties voor Paginapositie zijn niet beschikbaar wanneer Aanpassen aan pagina, Miniaturen of Naast elkaar is geselecteerd. ❖ Kies in het gedeelte Instellen van het dialoogvenster Afdrukken een positie in het menu Paginapositie.
INDESIGN CS3 524 Handboek Een document automatisch opsplitsen 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Selecteer Naast elkaar in het gedeelte Instellen van het dialoogvenster Afdrukken. 3 Kies een van de volgende opties in het menu Naast elkaar: Automatisch Berekent automatisch het vereiste aantal tegels inclusief de overlapping.
INDESIGN CS3 525 Handboek Afdrukken in kleur Kleuruitvoeropties voor samenstellingen In het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken kunt u bepalen hoe samengestelde kleuren in het document naar de printer worden gestuurd. Als kleurbeheer is ingeschakeld (de standaardinstelling), resulteren de standaardwaarden van de kleurinstellingen in gekalibreerde kleuruitvoer. Steunkleurgegevens blijven behouden tijdens de kleurconversie.
INDESIGN CS3 526 Handboek Afbeeldingen en lettertypen afdrukken Opties voor het afdrukken van afbeeldingen Kies in het gedeelte Grafisch van het dialoogvenster Afdrukken een van de volgende opties voor de verwerking van afbeeldingen tijdens de uitvoer. Gegevens verzenden Bepaalt hoeveel afbeeldingsgegevens in geplaatste bitmapafbeeldingen worden verzonden naar de printer of het bestand.
INDESIGN CS3 527 Handboek Zie ook “Over voorkeuren en standaardinstellingen” op pagina 33 De afdrukopties van PostScript Kies in het deelvenster Grafisch van het dialoogvenster Afdrukken uit de volgende opties om te bepalen hoe PostScriptinformatie naar de printer moet worden verzonden. PostScript Definieert het niveau van compatibiliteit met de interpreters in PostScript-uitvoerapparatuur. Gegevensindeling Geeft aan hoe InDesign de afbeeldingsgegevens van de computer naar een printer verzendt.
INDESIGN CS3 528 Handboek kleurenruimte van de printer. De kleurenruimte van de printer is op het apparaat opgeslagen in de vorm van een CRD (Color Rendering Dictionary), waardoor apparaatonafhankelijke uitvoer mogelijk is. (CRD's zijn de PostScriptequivalenten van kleurenprofielen.) Het exacte resultaat van de kleurconversie kan per printer verschillen.
INDESIGN CS3 529 Handboek Deze optie bepaalt hoe InDesign kleuren verwerkt waaraan geen kleurenprofiel is gekoppeld (bijvoorbeeld geïmporteerde afbeeldingen zonder ingesloten profielen). Wanneer deze optie is geselecteerd, stuurt InDesign de kleurnummers rechtstreeks naar het uitvoerapparaat. Wanneer deze optie niet is geselecteerd, converteert InDesign de kleurnummers eerst naar de kleurenruimte van het uitvoerapparaat.
INDESIGN CS3 530 Handboek Zie ook “Over verlopen” op pagina 403 “Een halftoonrasterfrequentie en resolutie opgeven” op pagina 556 Over halftoon- en printerpunten De meeste printers simuleren grijs met halftoonpunten die op een raster worden afgedrukt. De rastercellen worden halftooncellen genoemd en de rasterrijen lijnen of lijnrasters. Halftoonpunten bestaan uit printerpunten. Hoe meer printerpunten in een halftoonpunt, hoe groter de halftoonpunten en hoe donkerder de grijstint.
INDESIGN CS3 531 Handboek Afdrukvoorinstellingen toepassen 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Kies een afdrukvoorinstelling in het menu Voorinstellingen afdrukken. Bevestig desgewenst de printerinstellingen in het dialoogvenster Afdrukken. 3 Klik op Afdrukken. Opmerking: In InDesign kunt u ook afdrukken met een afdrukvoorinstelling als u een voorinstelling kiest via Bestand > Voorinstellingen afdrukken.
INDESIGN CS3 532 Handboek Een overzicht van afdrukinstellingen en -voorinstellingen weergeven Bekijk voordat u gaat afdrukken, de uitvoerinstellingen in het deelvenster Overzicht van het dialoogvenster Afdrukken en breng indien nodig wijzigingen aan. U kunt bijvoorbeeld zien of er in het document bepaalde afbeeldingen worden weggelaten voor OPI-vervanging door het servicebureau. 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Klik op Overzicht in het dialoogvenster Afdrukken.
INDESIGN CS3 533 Handboek Fouten met lettertypen tijdens de Preflight-controle corrigeren In het gedeelte Lettertypen van het dialoogvenster Preflight staan alle lettertypen die in het document worden gebruikt (waaronder lettertypen die op overlopende tekst of op tekst op het plakbord zijn toegepast, en lettertypen die in EPSbestanden, Adobe Illustrator-bestanden en geplaatste PDF-pagina's zijn ingesloten). Ook wordt aangegeven of het lettertype op uw computer is geïnstalleerd en beschikbaar is.
INDESIGN CS3 534 Handboek U kunt uw servicebureau ook een samengesteld PDF-bestand sturen, gemaakt op basis van uw document of een PostScriptbestand. 1 Voer een van de volgende handelingen uit om het dialoogvenster Pakket te openen: • Kies Bestand > Pakket. • Klik op Pakket in het dialoogvenster Preflight. • Kies Pakket boek of Pakket geselecteerde documenten in het menu van het deelvenster Boek, afhankelijk van het feit of alle, een aantal of geen documenten in het deelvenster Boek zijn geselecteerd.
INDESIGN CS3 535 Handboek PostScript- en EPS-bestanden maken PostScript- of EPS-bestanden maken U kunt een document op een printer afdrukken maar u kunt ook een PostScript-beschrijving van het document opslaan als een .PS-bestand, dat kan worden afgedrukt op printers op afstand, bijvoorbeeld bij een prepress-servicebureau. Een servicebureau kan een .PS-bestand rechtstreeks naar de imagesetter sturen.
INDESIGN CS3 536 Handboek Een apparaatonafhankelijk PostScript-bestand maken Selecteer PostScript-bestand in het menu Bestand en klik op Apparaatonafhankelijk in het menu PPD. Een apparaatonafhankelijk PostScript-bestand heeft de volgende kenmerken: • Het is 100% DSC-compatibel, waardoor het ideaal is voor naverwerkingstaken zoals opmaak en overvullen. • Alle apparaat- en stuurprogramma-afhankelijke gegevens worden verwijderd zodat het bestand op bijna alle uitvoerapparaten kan worden afgedrukt.
INDESIGN CS3 537 Handboek 5 Klik op Opslaan. 6 Geef een naam en locatie op en klik op Opslaan. Over apparaat- en stuurprogramma-afhankelijke PostScript-bestanden Selecteer een printer en een ondersteund stuurprogramma in het menu Printer. Een apparaat- en stuurprogrammaafhankelijk PostScript-bestand heeft de volgende kenmerken: • Het is stuurprogramma-afhankelijk. Het PostScript-bestand bevat code die door InDesign en het stuurprogramma wordt gegenereerd.
INDESIGN CS3 538 Handboek 3 Geef in het dialoogvenster PostScript-bestand opslaan een naam en locatie voor het PostScript-bestand (.ps) op en klik op Opslaan. Pagina's naar de EPS-indeling exporteren Gebruik de opdracht Exporteren om InDesign-pagina's naar de indeling EPS te exporteren, die u in een ander programma kunt importeren. Als u meerdere pagina's exporteert, wordt elke pagina geëxporteerd als een apart bestand met een nummer aan het einde van de bestandsnaam.
INDESIGN CS3 539 Handboek Kleur Geeft aan hoe kleuren worden weergegeven in het geëxporteerde bestand. De onderstaande opties zijn vrijwel gelijk aan die voor de kleurinstellingen in het dialoogvenster Afdrukken. • Ongewijzigd laten Ongewijzigd laten gebruikt voor elke afbeelding de oorspronkelijke kleurenruimte. Als het document bijvoorbeeld drie RGB-afbeeldingen en vier CMYK-afbeeldingen bevat, bevat het resulterende EPS-bestand dezelfde RGBen CMYK-afbeeldingen.
INDESIGN CS3 540 Handboek 4 5 7 2 6 8 1 1 De pagina's staan in dezelfde volgorde als in het layoutvenster, maar worden zo afgedrukt dat ze bij het vouwen en inbinden de juiste volgorde hebben. Het omzetten van layoutspreads in printerspreads wordt impositie genoemd. Tijdens het toepassen van impositie op pagina's kunt u de afstand tussen pagina's, marges, afloopgebied en kneep wijzigen.
INDESIGN CS3 541 Handboek 16 1 2 15 Het maken van printerspreads voor een uit 24 pagina's bestaande nieuwsbrief in zwart-wit met gebruik van de stijl 2-up geniet resulteert in twaalf spreads. 2-up garenloos binden Gebruik deze optie voor uit twee pagina's bestaande, naast elkaar geplaatste printerspreads die binnen de opgegeven inslagschemagrootte passen.
INDESIGN CS3 542 Handboek A B 16 1 2 15 Boekje van 28 pagina's met een omslag in kleur A. Kleureninslagschema voor omslag B. Zwart-witte binnenpagina Opeenvolgend Maakt een uit twee, drie of vier pagina's bestaand deelvenster dat geschikt is voor een uitvouwbare folder of brochure. De opties Afloopteken tussen pagina's, Kneep en Grootte inslagschema zijn niet beschikbaar (worden grijs weergegeven) wanneer de optie Opeenvolgend is ingeschakeld.
INDESIGN CS3 543 Handboek kan een waarde tussen 0 en de helft van de ruimte tussen de pagina's worden ingevoerd. U kunt deze optie alleen opgeven als de optie 2-up garenloos binden is ingeschakeld. Kneep Hiermee geeft u hoeveelheid ruimte op die nodig is voor de dikte van het papier en om het inslagschema te kunnen vouwen. Doorgaans zult u een negatieve waarde opgeven om een ingeduwd effect te creëren. U kunt een kneep opgeven voor de typen boekjes 2-up geniet en 2-up garenloos gebonden.
INDESIGN CS3 544 Handboek 2 Ga als volgt te werk: • Klik op Voorvertoning links in het dialoogvenster Afdrukken. U kunt door de printerspreads bladeren door op de schuifpijltjes te klikken. Klik op de naar links wijzende schuifpijl om in omgekeerde volgorde door de spreads te bladeren. U kunt ook het schuifvakje slepen om printerspreads te wijzigen. • Klik op Overzicht links in het dialoogvenster Afdrukken voor een overzicht van de huidige instellingen van het boekje.
545 Hoofdstuk 21: Kleurscheidingen Wanneer u kleurscheidingen van hoge kwaliteit wilt kunnen produceren, is het belangrijk dat u iets weet van de basisbegrippen van het drukproces, zoals lijnrasters, resolutie, proceskleuren en steunkleuren. Als een prepressbureau voor de scheidingen zorgt, moet u eerst met hen overleggen voordat u met een taak begint.
INDESIGN CS3 546 Handboek Een document gereedmaken voor kleurscheidingen 1 Corrigeer eventuele kleurproblemen in de illustratie. 2 Stel overdrukopties in. 3 Maak overvulinstructies voor het compenseren van verkeerde registraties op de drukpers. 4 Kleurscheidingen op het scherm weergeven. Opmerking: Het is raadzaam stap 1-4 uit te voeren, maar voor het maken van kleurscheidingen zijn deze stappen niet noodzakelijk. 5 Kies Bestand > Afdrukken om het dialoogvenster Afdrukken te openen.
INDESIGN CS3 547 Handboek Een object op alle kleurplaten afdrukken Als u in het drukproces een object op alle platen, waaronder ook de steunkleurplaten, wilt afdrukken, voegt u registratiekleuren aan het object toe. Registratiekleuren worden gebruikt voor snijtekens en interne snijtekens. Voor een samengestelde uitvoer worden objecten waarop registratiekleur is toegepast, afgedrukt als C 100, M 100, Y 100 en K 100. Voor scheidingen worden deze objecten als 100% op elke plaat afgedrukt.
INDESIGN CS3 548 Handboek • Als u een boek afdrukt met hoofdstukken die conflicterende steuninkten of overvulstijlen bevatten, kunt u deze instellingen in het hoofddocument door InDesign laten synchroniseren. • Gebruikt u kleurbeheer bij de functie Boek, dan moet u voor elk document in het boek dezelfde instellingen voor kleurbeheer opgeven in het dialoogvenster Kleurinstellingen. Opmerking: Net als bij monitoren varieert de kwaliteit van kleurenreproductie aanzienlijk bij kleurenprinters.
INDESIGN CS3 549 Handboek Zie ook “Voorvertoning van kleurscheidingen bekijken” op pagina 551 “Overdrukken van steuninkten simuleren” op pagina 551 Bepalen wanneer er handmatig moet worden overgedrukt Bij automatisch overvullen in InDesign, als ingebouwde overvulling of als Adobe RIP overvulling, is handmatig overvullen vrijwel niet meer nodig. Maar het handmatig overvullen kan een doeltreffende oplossing zijn in die zeldzame gevallen waarin u automatisch overvullen niet kunt gebruiken.
INDESIGN CS3 550 Handboek A B C Vullingen en lijnen overdrukken A. Cyaan (onderste laag) B. Magenta (middelste laag) C. Geel (bovenste laag) 2 Kies Venster > Kenmerken. 3 Voer in het deelvenster Kenmerken een van de volgende handelingen uit: • Om de vulling van geselecteerde objecten of tekst zonder lijnen te overdrukken, selecteert u Vulling overdrukken. • Om de lijn van geselecteerde objecten te overdrukken, selecteert u Lijn overdrukken.
INDESIGN CS3 551 Handboek Overdrukken van steuninkten simuleren Met overdruksimulatie kunt u de effecten van het overdrukken van steunkleuren met verschillende densiteitswaarden (bijvoorbeeld rood en blauw) simuleren. Als u met overdruksimulatie op een samengesteld apparaat afdrukt, kunt u zien of de resulterende kleur de kleur is die u wilt overdrukken of uitnemen. 1 Kies een samengestelde optie in het menu Kleur in het gedeelte Uitvoer van het dialoogvenster Afdrukken.
INDESIGN CS3 552 Handboek Overdrukken U kunt een voorvertoning weergeven van hoe overvloeiing, transparantie en overdrukken in kleurgescheiden uitvoer wordt weergegeven. Opmerking: Ook kunt u de effecten van overdrukken zien als u het document op een samengesteld afdrukapparaat uitvoert. Dit is nuttig als u kleurscheidingen wilt controleren.
INDESIGN CS3 553 Handboek 2 Bij Weergave kiest u Inktlimiet. Geef een waarde op voor de maximale inktdekking in het vak naast het menu Weergave. (Vraag de drukker naar de juiste waarde.) 3 Controleer de inktdekking in de voorvertoning van het document. Gebieden die de limiet voor inktdekking overschrijden, worden in roodtinten weergegeven (donkerrode gebieden overschrijden de limiet voor inktdekking meer dan lichtrode gebieden). Alle andere gebieden worden in grijstinten weergegeven.
INDESIGN CS3 554 Handboek A B C Inktbeheer A. Procesinkt B. Alias van steuninkt C. Steuninkt Open Inktbeheer in Acrobat Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Geavanceerd > Afdrukproductie > Inktbeheer. • Selecteer de knop Inktbeheer op de werkbalk Afdrukproductie. • Kies Geavanceerd > Afdrukproductie > Uitvoervoorbeeld en klik op Inktbeheer. • Kies Bestand > Afdrukken en klik op Geavanceerd. Klik in het venster Uitvoer van het dialoogvenster Geavanceerde afdrukinstellingen op Inktbeheer.
INDESIGN CS3 555 Handboek Steunkleuren scheiden als proceskleuren Met Inktbeheer kunt u steunkleuren naar proceskleuren converteren. Wanneer u steunkleuren converteert naar equivalente proceskleuren, worden deze als scheidingen en niet op een aparte plaat afgedrukt. Het converteren van een steunkleur heeft nut als u per ongeluk in een document een steunkleur hebt toegevoegd aan een proceskleur of als het document meer steunkleuren bevat dan er in feite kunnen worden afgedrukt.
INDESIGN CS3 556 Handboek De halftoonrasterfrequentie Bij commercieel drukwerk wordt de ongerasterde halftoon gesimuleerd door puntjes (vandaar de naam rasterpunten) die in rijen (ook wel lijnen of lijnrasters genoemd) worden afgedrukt. De lijnen worden in verschillende hoeken afgedrukt, waardoor de rijen minder opvallen.
INDESIGN CS3 557 Handboek Emulsie en beeldbelichting Afhankelijk van de drukpers en de manier waarop de gegevens van de film naar de drukplaten worden overgebracht, zult u wellicht de filmnegatieven of -positieven, met de emulsiezijde omhoog of omlaag, bij het servicebureau moeten aanleveren. Emulsie heeft betrekking op de fotogevoelige laag op film of papier. Gewoonlijk verwerken afdrukservicebureaus in de Verenigde Staten negatieve films en afdrukservicebureaus in Europa en Japan positieve films.
INDESIGN CS3 558 Handboek Zie ook “Preflight-controle uitvoeren” op pagina 532 Kleurscheidingen controleren Maak op papier een proefafdruk en controleer daarmee of de kleuren op de juiste scheidingen worden afgedrukt, of maak een proefafdruk op het scherm en bekijk hoe de kleuren in het document eruit komen te zien als het document op een bepaald uitvoerapparaat wordt gereproduceerd.
INDESIGN CS3 559 Handboek 4 Klik op Uitvoer en voer een van de volgende handelingen uit: • Om af te drukken op een uitvoerapparaat kiest u Scheidingen om de scheidingen in InDesign te maken. • Als u naar een bestand wilt afdrukken, kiest u Scheidingen of In-RIP-scheidingen om de scheidingsinstellingen op te slaan in een samengesteld PostScript-bestand voor verwerking in de RIP.
560 Hoofdstuk 22: Automatisering Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden van InDesign met scripts en plugins die door u of door iemand anders zijn gemaakt. Maak standaardbrieven, enveloppen en adresetiketten met de functie Gegevenssamenvoeging. Scripts Scriptbewerking in InDesign Met scripts kunnen een groot aantal taken worden uitgevoerd.
INDESIGN CS3 561 Handboek Bij menu's behorende scripts inschakelen Bij het schrijven van scripts kan een speciale opdracht worden gebruikt waarmee scripts aan menuopdrachten kunnen worden gekoppeld. Uit veiligheidsoverwegingen bevat InDesign een voorkeursinstelling waarmee u kunt bepalen of bijgevoegde scripts zijn toegestaan.
INDESIGN CS3 562 Handboek • U wijzigt de plug-ins in de lijst door de desbetreffende opties onder Weergeven te selecteren of te deselecteren. Het wijzigen van opties in deze sectie is alleen van invloed op de lijstweergave en niet op de status van de plug-ins. • U maakt een nieuwe plug-inset van een kopie van de actieve set door te klikken op Dupliceren, een naam voor de set op te geven en te klikken op OK. De door u gemaakte set wordt de actieve set.
INDESIGN CS3 563 Handboek A B <> <> <>, <> <> do In nu C no do o u n odu on nn o n o o d n h n ou Gegevenssamenvoeging A. Gegevensbronbestand B. Doeldocument C. Samengevoegd document Basisstappen voor het samenvoegen van gegevens 1. Bepaal welke gegevensvelden u wilt gebruiken in uw bron- en doeldocumenten. Bepaal hoe het uiteindelijke document eruit moet zien, zodat u weet welke velden nodig zijn om de gegevens samen te voegen.
INDESIGN CS3 564 Handboek Zie “Gegevensvelden invoegen” op pagina 566 en “Plaatsaanduidingen voor gegevensvelden toevoegen aan stramienpagina's” op pagina 566 voor meer informatie. 6. Open een voorvertoning van de records, zodat u zeker weet dat het document er goed uitziet. Zie “Een voorvertoning openen van de records in het doeldocument” op pagina 567 voor meer informatie. 7. Voeg het doeldocument samen met het gegevensbronbestand. Zie “Records samenvoegen” op pagina 568 voor meer informatie.
INDESIGN CS3 565 Handboek Naam Leeftijd @Afbeeldingen Wim Bakker 36 Mac HD:Afbeeldingen:WimBakker.jp g Janssens 53 Desktop:Familie:dat.gif Maria Ruiz 26 Mac HD:Afbeeldingen:Ruiz.jpg Over doeldocumenten Nadat u het gegevensbronbestand hebt gemaakt, moet u het doeldocument instellen en de velden uit het gegevensbronbestand invoegen. Het doeldocument bevat plaatsaanduidingstekst en -afbeeldingen voor de gegevensvelden, bijvoorbeeld voor het ontwerp dat in elke brief moet staan.
INDESIGN CS3 566 Handboek Gegevensvelden invoegen Als u de gegevensbron selecteert, verschijnt er een lijst met namen van gegevensvelden in het deelvenster Gegevenssamenvoeging. Deze namen zijn precies gelijk aan de kolomkoppen uit het gegevensbronbestand. Pictogrammen geven aan of het een tekst- of een afbeeldingsveld is. Als gegevensvelden worden toegevoegd aan uw document, worden het plaatsaanduidingen voor velden, zoals <>.
INDESIGN CS3 567 Handboek gedeelde instellingen ook gebruiken om een identiek document te maken met een andere gegevensbron of om een nieuw document te maken met een enigszins gewijzigde opmaak. U kunt gegevensvelden niet op zowel stramienpagina's als documentpagina's plaatsen. Om gegevens op de juiste manier samen te samenvoegen, moet u een stramienpagina met gegevensvelden toepassen op de eerste pagina van het document.
INDESIGN CS3 568 Handboek De voorvertoning in- of uitschakelen Er kunnen problemen ontstaan als u van de ene voorvertoningsmodus naar een andere overschakelt, maar die problemen kunnen ook uit zichzelf worden opgelost. Denk hierbij aan het volgende: • Plaatsaanduidingen vervangen de voorvertoningsinhoud als de optie Voorvertoning record niet is geselecteerd.
INDESIGN CS3 569 Handboek Als u een document samenvoegt waar op de stramienpagina's plaatsaanduidingen voor gegevensvelden staan, worden deze stramienpagina-items gekopieerd naar de stramienpagina's in het nieuwe document. Als een stramienpagina plaatsaanduidingen bevat, worden lege stramienpagina's genegeerd tijdens het samenvoegen.
INDESIGN CS3 570 Handboek Gegevensvelden bijwerken Nadat een document is samengevoegd met plaatsaanduidingen voor gegevens op stramienpagina's, kunt u de opmaak van het samengevoegde document wijzigen en nog steeds de waarden van gegevensvelden in de gegevensbron bijwerken. Gebruik Gegevensvelden bijwerken om de gegevensvelden bij te werken zonder de opmaak van het document te wijzigen.
INDESIGN CS3 571 Handboek records dat nog moet worden samengevoegd (tot aan de limiet per pagina). Deze optie is alleen beschikbaar als tijdens het samenvoegen Meerdere records is geselecteerd in het menu Records per documentpagina.
572 Hoofdstuk 23: Inhoud delen tussen InCopy en InDesign Adobe InCopy is een professioneel programma voor het opstellen en bewerken van tekst dat zeer nauw aansluit op Adobe InDesign. Grote tot middelgrote uitgevers krijgen met InCopy en InDesign via systeemintegrators en andere ontwikkelaars de beschikking over krachtige redactionele oplossingen. Kleinere uitgevers kunnen een betaalbaar, flexibel redactioneel werkschema opzetten met een versie van InCopy die rechtstreeks bij Adobe beschikbaar is.
INDESIGN CS3 573 Handboek Toewijzingsbestanden openen die in InDesign zijn gemaakt InDesign-gebruikers kunnen een toewijzingsbestand maken en aangeven welke inhoud door andere gebruikers mag worden gebruikt. Met deze methode kan de InDesign-gebruiker samenhangende onderdelen (kop, tekst, illustraties, bijschriften enzovoort) samenvoegen en deze vervolgens aan verschillende InCopy-gebruikers toewijzen om te schrijven of te redigeren.
INDESIGN CS3 574 Handboek Een InDesign-document (.indd) met drie gekoppelde maar niet-toegewezen inhoudsbestanden (.incx) die zijn geopend in InCopy InDesign-documenten openen waaraan InCopy-bestanden zijn gekoppeld Als gebruikers van InCopy alle pagina-onderdelen in de context van een complete layout willen zien, kunnen zij het InDesign-document in InCopy openen en bewerken.
INDESIGN CS3 575 Handboek Beheerde bestanden Om een bestand te kunnen beheren moet het aan een toewijzingsbestand worden toegevoegd, vanuit InDesign als InCopyinhoud worden geëxporteerd of als InCopy-inhoud in InDesign worden geplaatst. Beheerde bestanden geven beide status en eigendom van inhoud door. Met beheerde bestanden kunt u: • Artikelen vergrendelen en ontgrendelen om de integriteit van het bestand te behouden. • Waarschuw de InCopy-gebruikers wanneer de gekoppelde InDesign-layout is verouderd.
INDESIGN CS3 576 Handboek • Als u in InDesign bestanden uit het werkschema moet verwijderen (bijvoorbeeld vanwege een productiedeadline), kunt u deze bestanden ontkoppelen of een toewijzingspakket annuleren.
INDESIGN CS3 577 Handboek 2. Open het toewijzingsbestand in InCopy, check een artikel of afbeelding uit en bewerk het artikel of de afbeelding. Wanneer u een toewijzingspakket via e-mail ontvangt, kunt u dubbelklikken op het pakket om dit te openen in InCopy. 3. Werk in InDesign aan de layout. InDesign-gebruikers kunnen met de documentlayout werken, of de inhoudsbestanden nu wel of niet in InCopy worden bewerkt. Het document hoeft hiervoor niet te worden uitgecheckt.
INDESIGN CS3 578 Handboek Pictogr am Naam Locatie Beschikbaar Deelvenster Koppelingen (InDesign), deelvenster Toewijzingen (InDesign en InCopy), tekstkaders en afbeeldingskaders Wordt gebruikt door [naam] Deelvenster Toewijzingen, tekstkaders en afbeeldingskaders Bewerkbaar Deelvenster Toewijzingen, tekstkaders en afbeeldingskaders Beschikbaar en Verouderd Tekst- en afbeeldingskaders Wordt gebruikt door [naam] en Verouderd Tekst- en afbeeldingskaders Bewerkbaar en Verouderd Tekst- en afbeeldi
INDESIGN CS3 579 Handboek Door inhoud te exporteren kunnen gebruikers inhoud uitchecken, terwijl de koppeling met het originele InDesigndocument behouden blijft. (Deze koppeling wordt gemaakt vanuit InDesign; u kunt geen koppeling vanuit InCopy maken.) Nadat de inhoud is geëxporteerd, kunnen de InCopy-gebruikers de paginalayout, stijlen, afbeeldingen, enzovoort, wel bekijken zoals die in het InDesign-document worden weergegeven, maar niet wijzigen.
INDESIGN CS3 580 Handboek B C D E A F G H I J K Het deelvenster Toewijzingen van InCopy A. Namen InCopy-inhoud B. Naam van toewijzing C. Status Toewijzing verouderd D. Status Beschikbaar en Afbeelding up-to-date E. Status In gebruik en Tekst verouderd F. Status Bewerkbaar en Tekst up-to-date G. Niet toegewezen inhoud H. Gebruikersnaam I. Knop Ontwerp bijwerken J. Knop Inhoud bijwerken K.
INDESIGN CS3 581 Handboek Afbeelding van een pagina in InCopy met paginageometrie en kleurcodering. Toewijzingen maken en inhoud toevoegen (InDesign) Alleen InDesign-gebruikers kunnen toewijzingen maken en er inhoud aan toevoegen. U kunt op verschillende manieren toewijzingen maken. De methode die u kiest, hangt af van het feit of u inhoud wilt toevoegen op het moment dat u de toewijzing maakt. • Maak lege toewijzingsbestanden.
INDESIGN CS3 582 Handboek Inhoud aan bestaande toewijzingen toevoegen (InDesign) 1 Sla het InDesign-document op. 2 Selecteer de tekst- en afbeeldingskaders die u wilt toevoegen. 3 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Kies in het menu van het deelvenster Toewijzingen de optie Toevoegen aan toewijzing en selecteer de toewijzing. • Sleep inhoud vanuit het gedeelte Niet toegewezen InCopy-inhoud van het deelvenster Toewijzingen naar een bestaande toewijzing.
INDESIGN CS3 583 Handboek retourneren. Is deze optie niet ingeschakeld, dan krijgen de InDesign-gebruikers niet de afbeeldingen die InCopygebruikers aan plaatsaanduidingen voor kaders hebben toegevoegd. Inhoud als aparte InCopy-bestanden exporteren (InDesign) Als de leden van uw team liever met afzonderlijke bestanden werken dan toewijzingen gebruiken, exporteert u InCopyinhoud zonder een toewijzingsbestand te gebruiken.
INDESIGN CS3 584 Handboek • Klik op een invoegpositie in een artikel of selecteer tekst in een tekstkader. 2 Kies Bewerken > InCopy > Exporteren en kies een van de volgende opties: • Kies Selectie om alle geselecteerde tekstkaders te exporteren. • Kies Alle artikelen om elk artikel te exporteren dat nog niet is geëxporteerd.
INDESIGN CS3 585 Handboek Opmerking: Als u na het maken van een pakket Bewerken > Ongedaan maken kiest, wordt het pakket geannuleerd en worden de items in de toewijzing ontgrendeld. Het pakketbestand wordt daarbij echter niet van de computer verwijderd en het versturen van het e-mailbericht wordt niet ongedaan gemaakt. Een pakket maken en per e-mail verzenden (InDesign) 1 Maak een toewijzing en voeg de inhoud toe die u in het pakket wilt opnemen.
INDESIGN CS3 586 Handboek Zie ook “Inhoud inchecken” op pagina 590 “Wijzigingen opslaan (InCopy)” op pagina 592 Een pakket openen (InCopy) ❖ U opent als volgt een InCopy-pakket (.incp-bestand): • Start het pakket vanuit het e-mailprogramma. U kunt het pakket starten door te dubbelklikken op de bijlage. • Zoek het desbetreffende bestand op met de Verkenner of Finder. Dubbelklik op het bestand of sleep het naar het programmapictogram van InCopy.
INDESIGN CS3 587 Handboek Zie ook “Toewijzingsbestanden bijwerken (InDesign)” op pagina 588 “Inhoudsbestanden ontkoppelen (InDesign)” op pagina 594 Werken met beheerde bestanden Gedeelde inhoud openen Alleen InCopy-gebruikers kunnen toewijzingsbestanden (.inca) openen. Als een InCopy-gebruiker een InDesign-bestand met toewijzingen opent, heeft de gebruiker toegang tot alle beheerde inhoud, ongeacht de toewijzingen.
INDESIGN CS3 588 Handboek • Als de gewenste inhoud als afzonderlijk bestand is geëxporteerd, kiest u Bestand > Openen en selecteert u het InCopybestand (.incx). Als u de layout wilt weergeven zodat u de tekst passend kunt maken, selecteert u het InDesigndocument. 2 Ga op een van de volgende manieren te werk: • Om één InCopy-inhoudsbestand uit te checken kiest u Bestand > Uitchecken.
INDESIGN CS3 589 Handboek zodat de versie op uw computer overeenkomt met de versie op het bestandssysteem. Voor het bijwerken hoeft er niet te worden in- of uitgecheckt en krijgt u geen bewerkrechten. Het bijwerken kan echter problemen geven als een andere gebruiker uw vergrendeling heeft verwijderd. Opmerking: Bij het bijwerken van inhoud wordt niet de inhoud bijgewerkt in toewijzingsbestanden die niet zijn geretourneerd.
INDESIGN CS3 590 Handboek Inhoud tijdens werken bijwerken (InCopy) ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • Klik met de invoegpositie in het tekstkader om dit te selecteren en kies Bestand > Inhoud bijwerken. • Selecteer de inhoud in het deelvenster Toewijzingen en klik op de knop Inhoud bijwerken of kies Inhoud bijwerken in het menu van het deelvenster Toewijzingen. U kunt inhoud ook bijwerken via het deelvenster Koppelingen.
INDESIGN CS3 591 Handboek Ondanks dat een ingecheckt bestand kan worden bewerkt, is dit feitelijk pas bewerkbaar als het is uitgecheckt (tenzij u de inhoud in de zelfstandige modus in InCopy bewerkt). Bij het inchecken van inhoud is de bewerkfunctie niet meer beschikbaar, maar het bestand wordt niet gesloten. De inhoud blijft op het scherm staan, maar kan alleen worden gelezen. Met LiveEdit Workflow-plug-ins worden er geen meerdere versies van een bestand gemaakt.
INDESIGN CS3 592 Handboek Wijzigingen opslaan (InCopy) ❖ Ga op een van de volgende manieren te werk: • U slaat het InCopy-bestand onder dezelfde naam en op dezelfde locatie op het bestandssysteem op door Bestand >Inhoud opslaan te kiezen. Het bestand is nog steeds uitgecheckt. • Als u het InCopy-inhoudsbestand onder een andere naam wilt opslaan, kiest u Bestand > Inhoud opslaan als. Het nieuwe inhoudsbestand wordt niet in het werkschema beheerd.
INDESIGN CS3 593 Handboek • Het toewijzingsbestand wordt uit het bestandssysteem verwijderd. • De toewijzingsnaam wordt uit de lijst verwijderd. • InCopy-inhoud wordt naar het gedeelte Niet toegewezen InCopy-inhoud in het deelvenster Toewijzingen geplaatst. Opmerking: Als een InCopy-gebruiker een toewijzing heeft geopend maar die toewijzing is in InDesign verwijderd, wordt de InCopy-gebruiker gewaarschuwd dat de toewijzing is verwijderd.
INDESIGN CS3 594 Handboek Vergrendelde bestanden overschrijven (InDesign) Gebruikers realiseren zich waarschijnlijk niet direct wat het effect van hun acties voor anderen in het werkschema kan betekenen, en creëren onbewust situaties waarin conflicten tussen status en eigendom kunnen ontstaan. De InDesigngebruiker kan conflicten oplossen door een vergrendeld bestand te ontkoppelen dat door een andere gebruiker is uitgecheckt, en de controle over het bestand in handen te nemen.
INDESIGN CS3 595 Handboek Updates/Beheer Zodra een InDesign-document meerdere instanties van een beheerd inhoudsbestand bevat, 'gedragen' deze zich alsof ze zijn geopend in twee toepassingen. Als u bijvoorbeeld één instantie van het inhoudsbestand vergrendelt, worden alle andere instanties vergrendeld zodat alleen de uitgecheckte instantie kan worden bewerkt. In dit geval vernieuwt u met de desbetreffende opdracht Bijwerken de overige (geopende) instanties van de inhoud.
596 Hoofdstuk 24: Vergelijkend overzicht van de menu's van PageMaker en InDesign In deze tabellen wordt aangegeven waar u menuopdrachten van PageMaker kunt vinden in InDesign.
INDESIGN CS3 597 Handboek PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Bestand > Instellingen > Layout aanpassen Layout > Aanpassing layout U geeft opties voor het aanpassen van de layout op en schakelt deze aanpassing tegelijkertijd in. De instellingen in InDesign komen vrijwel helemaal overeen met die in PageMaker. Liniaalhulplijnen volgen standaard de gekoppelde kolom- of margehulplijnen. Als u deze instelling wilt wijzigen, schakelt u Verplaatsen liniaalhulplijnen toestaan uit.
INDESIGN CS3 598 Handboek PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Layout > Terug Layout > Terug Layout > Verder Layout > Naar voren Layout > Kolomscheidingen Layout > Marges en kolommen Layout > Hulplijnen stramien kopiëren Geen equivalent InDesign-hulplijnen van een bepaald stramien worden altijd naar de pagina's gekopieerd die gebruikmaken van het desbetreffende stramien. Layout > Zelfmontage Druk op Shift als er een geladentekstpictogram wordt weergegeven.
INDESIGN CS3 599 Handboek Opdrachten in het menu Element in PageMaker PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Element > Vulling Venster > Stalen of Venster > Kleur InDesign ondersteunt geen vullingen met patronen. Het deelvenster Stalen in InDesign is equivalent aan het palet Kleuren in PageMaker. Element > Lijn Venster > Lijn Kies een lijnstijl in het deelvenster Lijn of definieer een aangepaste lijnstijl.
INDESIGN CS3 600 Handboek PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Aanvullende informatie Element > Veelhoekinstellingen Dubbelklik op het gereedschap Veelhoek in de gereedschapsset. Element > Afgeronde hoeken Object > Hoekopties Element > Info koppelingen Venster > Koppelingen Kies Koppelingsinformatie in het menu van het deelvenster Koppelingen.
INDESIGN CS3 601 Handboek PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Weergave > Uitzoomen Weergave > Uitzoomen Weergave > Ware grootte Weergave > Ware grootte Weergave > In venster Weergave > Pagina in venster passen of Weergave > Spread in venster passen Weergave > Plakbord op scherm Weergave > Geheel plakbord Weergave > Zoomen naar Kies een vergrotingsniveau in het menu Zoomen onder aan het documentvenster.
INDESIGN CS3 602 Handboek PageMaker-opdracht Equivalent in InDesign Venster > Hyperlinks verbergen/tonen Venster > Interactief > Hyperlinks Venster > Plug-in paletten Geen equivalent Venster > [naam van open document] Venster > [naam van open document] Aanvullende informatie Plug-ins worden als toegevoegde opties weergegeven in de menu's, deelvensters of dialoogvensters van InDesign.
603 Hoofdstuk 25: Sneltoetsen InDesign beschikt over sneltoetsen waarmee u zonder muis documenten kunt bewerken. Veel sneltoetsen worden direct naast opdrachtnamen in menu's weergegeven. U kunt de standaard sneltoetsset van InDesign, de sneltoetsset van QuarkXPress 4.0 of PageMaker 7.0 of een eigen sneltoetsset gebruiken. U kunt sneltoetssets delen met andere InDesigngebruikers, vooropgesteld dat zij hetzelfde platform gebruiken.
INDESIGN CS3 604 Handboek Gereedschap Windows Mac OS Gereedschap Hand H H Gereedschap Hand tijdelijk selecteren Spatiebalk (modus Layout), Alt (modus Tekst) of Alt+Spatiebalk (beide) Spatiebalk (modus Layout), Option (modus Tekst) of Option+Spatiebalk (beide) Gereedschap Zoomen Z Z Gereedschap Zoomen tijdelijk selecteren Ctrl+spatiebalk Command+spatiebalk Vulling en lijn in-/uitschakelen X X Vulling en lijn wisselen Shift+X Shift+X Opmaak heeft gevolgen voor de container en Opmaak heef
INDESIGN CS3 605 Handboek Resultaat Windows Mac OS Stramienpagina-item in documentpagina selecteren Gereedschap Selecteren of Direct selecteren+houd Ctrl+Shift ingedrukt en klik Gereedschap Selecteren of Direct selecteren+houd Command+Shift ingedrukt en klik Volgend object voor of achter selecteren Gereedschap Selecteren+houd Ctrl ingedrukt en klik, of gereedschap Selecteren+houd Alt+Ctrl ingedrukt en klik Gereedschap Selecteren+houd Command ingedrukt en klik, of gereedschap Selecteren+houd Option+
INDESIGN CS3 606 Handboek Toetsen voor het bewerken van paden en kaders Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 607 Handboek Zie ook “Sneltoetssets gebruiken” op pagina 22 Toetsen voor het zoeken en wijzigen van tekst. Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 608 Handboek Resultaat Windows Mac OS Regelafstand vergroten of verkleinen (horizontale tekst)* Alt+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Option+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Regelafstand vijf keer vergroten of verkleinen (horizontale tekst)* Alt+Ctrl+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Option+Command+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Voorkeursinstelling voor drukkersmarkeringen selecteren of deselecteren Shift+Alt+Ctrl+' [aanhalingsteken] Shift+Option+Command+' [aanhalingsteken] Automatische regelafstand Shift+Alt+Ctrl+A
INDESIGN CS3 609 Handboek Resultaat Windows-actie Mac OS-actie Naar begin of eind van artikel Ctrl+Home/End Command+Home/End Eén woord selecteren Dubbelklik op woord Dubbelklik op woord Eén teken rechts of links selecteren Shift+Pijl-rechts/Pijl-links Shift+Pijl-rechts/Pijl-links Eén regel hoger of lager selecteren Shift+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Shift+Pijl-omhoog/Pijl-omlaag Begin of einde van regel selecteren Shift+Home/End Shift+Home/End Eén alinea selecteren Klik afhankelijk van de ins
INDESIGN CS3 610 Handboek Resultaat Windows Mac OS Naar laatst weergegeven pagina Ctrl+Page Up/Page Down Command+Page Up/Page Down Naar vorige/volgende spread Alt+Page Up/Page Down Option+Page Up/Page Down Spread in venster passen Dubbelklik op gereedschap Hand Dubbelklik op gereedschap Hand De opdracht Ga naar activeren Ctrl+J Command+J Selectie in venster passen Ctrl+Alt+(+) [plusteken] Command+Option+(=) Naar stramienpagina gaan terwijl \ deelvenster is gesloten Ctrl+J, typ prefix van
INDESIGN CS3 611 Handboek Zie ook “Sneltoetssets gebruiken” op pagina 22 Toetsen voor het indexeren Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 612 Handboek Resultaat Windows Mac OS Deelvenstergroep verbergen Houd Alt ingedrukt en sleep een tabblad van het deelvenster (in de groep) naar de rand van het scherm Houd Option ingedrukt en sleep een tabblad van het deelvenster (in de groep) naar de rand van het venster Item op naam selecteren Houd Alt+Ctrl ingedrukt en klik in lijst en selecteer daarna met toetsenbord item op naam Houd Option+Command ingedrukt en klik in lijst en selecteer daarna met toetsenbord item op naam Het de
INDESIGN CS3 613 Handboek Zie ook “Sneltoetssets gebruiken” op pagina 22 Toetsen voor de deelvensters Teken en Alinea Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 614 Handboek Zie ook “Sneltoetssets gebruiken” op pagina 22 Toetsen voor het deelvenster Lagen Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 615 Handboek Toetsen voor het deelvenster Kleur Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
INDESIGN CS3 616 Handboek Toetsen voor het deelvenster Transformeren Dit is geen volledig overzicht van alle sneltoetsen. In deze tabel staan alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven bij menuopdrachten of gereedschapstips.
617 Index A aanhalingstekens 144 aanpassen inhoud aan kaders 361 kaders aan tekst 108 menu's 21 opties voor plaatsaanduidingen instellen 361 sneltoetsen 23 toepassingsinstellingen 33 Adobe InDesign 1.x/2.0-documenten converteren 89 inhoud exporteren naar InCopy 578 integreren met Adobe InCopy 572 metagegevens in 93 opmerkingen over werkschema's 86 Adobe PageMaker transformeren 360 weergaveprestaties regelen 326 afbeeldingen overvullen 435 afbeeldingskaders.
INDEX 618 in tabelcellen 246 voor lijsten 229 voor en na alinea's 210 op meerdere alinea's toepassen 161 aanbevolen werkwijzen 575 afstand tussen regels Zie regelafstand opmaak overschrijven 162 gebruiken 575 afvlakken opnieuw definiëren 162 openen in InCopy 588 aanbevolen methoden 385 beheerde bestanden afvlakvoorinstelling 381 opsommingstekens en nummering naar tekst converteren 163 belemmering (overvullen) 439, 442 afzonderlijke spreads 382 over 157 bestanden afleveren informatie 380
INDEX 619 bladwijzers beheren 471 CMS. Zie kleurovereenkomstsystemen Desktop Color Separationsbestanden.
INDEX 620 SVG-bestanden 98 records in 562 over 484 tekst uit artikelen 98 records samenvoegen 568 verwijderen 508 XML-inhoud 101 typen gegevensbronbestand 564 DTD-bestanden weergeven 507 XML valideren met 506 exporteren naar verschillende media XHTML / Dreamweaver 101 XHTML / Digital Editions 103 velden 562, 566 voorvertoning records 567, 568 geïntegreerde overvulling, vereiste schijfruimte 436 E eerste pagina's, nummeren 74 Extensible Metadata Platform (XMP) 93 eerste regel, inspringingen 21
INDEX 621 navigatie 27 opties voor 25 helderheid meerdere bestanden 318 over 24 hellen.
INDEX 622 met kruisverwijzingen 273 inspringingen kleurbeheer met paginabereiken 271, 273 Zie ook tabs sneltoetsen voor 611 eerste regel 218 Zie ook kleurprofielen, kleurinstellingen sneltoetsen voor het maken van 271 instellen 218 informatie 412, 413, 414 laatste regel rechts 219 instellen 415 uitvouwen of samenvouwen 268 over 217 kleuren controleren met een elektronische proefdruk 420, 421 zoeken 277 INDL-bestanden. Zie objectbibliotheken INDT-bestanden.
INDEX 623 kleurconversie 431 kolommen rendering intents 431 afbreken 124 lange documenten.
INDEX 624 lijnstijlen.
INDEX 625 objecten selecteren deselecteren 339 openen, wachtwoorden in PDFbestanden voor 457 in kaders 338 OpenType-lettertypen meerdere objecten 338 installeren 198 opties 377 steunkleuren en 386 overvloeimodi isoleren 378 overvullen kenmerken toepassen 198 Zie ook overvulvoorinstellingen metingen met lijndikte 344 over 197 automatisch 434 over 341 voorvertoning 197 CMYK-waarden en staplimiet 440 objecten transformeren OPI (Open Prepress Interface), overvullen 435 compenseren voor puntver
INDEX 626 P Pad sluiten, opdracht in InDesign 285, 287 exporteren als JPEG 99 kopieeropties 322 overwegingen voor kleurbeheer 419, 423 paden kopiëren 58 transparantie in 380 Zie ook ankerpunten, lijnen, vormen, uitknippaden ankerpunten in 293 bewerken 295 combineren 291 gebogen segmenten 280, 287 hoek en lengte aanpassen 290 informatie 279 kopiëren 290 omvormen 279, 284, 290, 291 open laten 287 over 71 rechte segmenten 280, 287 richtingslijnen en -punten op 281 exporteren als SVG-bestand 98 PDF's
INDEX 627 PDF-voorinstellingen PostScript-bestanden PSD-bestanden aanpassen 449 maken 537 importeren 311 laden en converteren 450 over 535 importopties voor 320, 321 maken 448 typen 535 kleuren importeren uit 410 over 448 Pen, gereedschap 294 curven en lijnen tekenen 287, 288 PostScript-printers stuurprogramma's voor 520 Potlood, gereedschap 294 lagen regelen bij importeren 322 uitknippen 365 PSET-bestanden. Zie plug-ins curven tekenen 286, 289 gesloten paden tekenen 283 publicaties.
INDEX 628 richtingslijnen en richtingspunten informatie 279, 281 tonen en verbergen 281 verplaatsen 291 Richtingspunt omzetten, gereedschap 293 rijen. Zie tabellen, bewerken RIP's (Raster Image Processors) in-RIP-scheidingen 558 kleurbeheer bij afdrukken 545 tekst 209 voor afdrukken van grote documenten 524 sneltoetsen aanpassen 23 actieve set wijzigen 22 Schuine kant en reliëf, effect 372 in Help 3 schuintrekken lijst 23 objecten 353 over 603 tekst 210 set maken 23 schuintrekken.
INDEX 629 tussen woorden en letters 235 dupliceren 397 maken 59 uitschakelen 203 gemengde inkt, maken 408 marge- en kolominstellingen 40 spaties.
INDEX 630 randen 248 tekenen schuintrekken of laten hellen 210 tekst invoeren 239 basislijnen en -vormen 282 selecteren 122, 338 tekst toevoegen vóór 246 paden, met gereedschap Pen 285, 286, 287, 288 selecteren in bedekt kader 123 paden, met gereedschap Potlood 283 stijl van 196 uitlijnen in kaders 239 verbreken in kaders 246 verplaatsen 244 verwijderen 243 tabellen, bewerken delen van, selecteren 242 knippen en plakken in 244 rijen en kolommen invoegen 243 rijen en kolommen verwijderen 243 tabs
INDEX 631 op stramienpagina's 108 over 106 annuleren 585 converteren naar afbeeldingskaders 364 samengestelde vormen en 304 bijwerken 585 converteren naar kaders 367 schalen 209 geretourneerde pakketten ontvangen 586 importeren uit Photoshop 319 verplaatsen en formaat wijzigen 107 verschuivingsopties eerste basislijn 121 tekstkaders met elkaar verbinden.
INDEX 632 vereisten, systeem 1 transparantieafvlakker 381 vergrendelen transparantieafvlakking 383 W waarden Voorinstellingen overvul, deelvenster 437 berekenen in deelvensters 32 lagen 70 liniaalhulplijnen 52 voorkeuren invoeren in deelvensters 32 InCopy-inhoud 575 objecten 358 artikeleditor 125 compositie 233 berekenen in dialoogvensters 32 invoeren in dialoogvensters 32 hulplijnen en plakbord 39 wachtwoorden in PDFbestanden 457 Verloop, deelvenster 404, 405 indeling van gereedschapsset
INDEX 633 woordenboeken bewerken 150 maken en toevoegen 149 standaardwoordenboek kiezen 149 verwijderen en opnieuw koppelen 150 voorkeuren 151 werkgroepen en 152 XML-codes bewerken 496 verwijderen 501 XML-elementen basis 502 bovenliggend element invoegen 503 woorden toevoegen aan 150 onderliggende en bovenliggende 482 woordenlijsten importeren 151 opnieuw ordenen 502 woordenlijst 88 woordspatiëring 235 over 501 pictogrammen op 502 XML-labels X XHTML inhoud exporteren als 101 inhoud exporteren voor