Operation Manual
Opmerking:
Naam
Voorinstelling
Gebeurtenis(sen)
Knopactivering maken
Duur
Afspelen
3. Geef de opties voor de bewegingsvoorinstelling op.
4. Gebruik de gereedschappen Pen en Direct selecteren als u het bewegingspad wilt bewerken.
5. Gebruik het deelvenster Timing om de volgorde van animatie-effecten te bepalen.
6. Geef een voorvertoning van de animatie weer in het deelvenster Voorvertoning van InDesign.
Selecteer het object en klik op het pictogram Verwijderen in het deelvenster Animatie om animatie uit een object te verwijderen.
Wanneer bepaalde animatie-effecten, zoals Infaden, worden gecombineerd met een paginaovergang of met Pagina omslaan en
krullen, zal de animatie mogelijk onverwacht gedrag vertonen in het deelvenster Voorvertoning of in het geƫxporteerde SWF-bestand. Zo zijn
objecten die op Infaden zijn ingesteld meteen zichtbaar bij het omslaan van de pagina, terwijl ze eerst onzichtbaar zouden moeten zijn. Als u dit
conflict wilt voorkomen, moet u geen paginaovergangen gebruiken op pagina's met animatie, en moet u de optie Inclusief interactief pagina
omslaan en krullen in het dialoogvenster SWF exporteren uitschakelen. Voorinstellingen voor bewegen die mogelijk niet zoals verwacht werken
met paginaovergangen en Pagina krullen zijn onder andere: Verschijnen, Infaden, de verschillen voorinstellingen voor Invliegen, Inzoomen (2D) en
Zweven.
Geselecteerde objecten omzetten in een bewegingspad
U maakt animatie door een object en een pad te selecteren en deze om te zetten in een bewegingspad. Als u twee gesloten paden hebt
geselecteerd, zoals twee rechthoeken, wordt het bovenste pad het bewegingspad.
1. Selecteer het object dat u van animatie wilt voorzien en het pad dat u als bewegingspad wilt gebruiken.
U kunt niet meer dan twee geselecteerde objecten omzetten.
2. Klik in het deelvenster Animatie op de knop Omzetten in bewegingspad
.
3. Wijzig de instellingen in het deelvenster Animatie.
Opties voor bewegingsvoorinstellingen
De opties voor bewegingsvoorinstellingen worden weergegeven in het deelvenster Animatie. Klik op de optie Eigenschappen om geavanceerde
instellingen weer te geven.
Geef een naam op voor de animatie. Een beschrijvende naam is vooral handig als u een actie instelt waarmee de animatie wordt
geactiveerd.
Maak een keuze in de lijst met vooraf ingestelde bewegingsinstellingen.
Standaard is Bij laden van pagina geselecteerd. Dat betekent dat het object met animatie wordt afgespeeld wanneer de pagina
in het SWF-bestand wordt geopend. Kies Bij klikken op pagina om de animatie te activeren wanneer er op de pagina wordt geklikt. Kies Bij klikken
(automatisch) of Bij rollover (automatisch) om de animatie respectievelijk te activeren wanneer iemand op het object zelf klikt of de muis erboven
houdt. Bij knopgebeurtenis wordt geselecteerd als u een knopactie instelt waarmee de animatie wordt geactiveerd. (Zie Acties toevoegen aan
knoppen.) U kunt meerdere gebeurtenissen opgeven om de animatie te starten.
Als u de gebeurtenis Bij rollover (automatisch) selecteert, kunt u ook Omkeren bij rolloff selecteren. Met deze optie draait u de actie van de
animatie om als u de muis van het object haalt.
Klik op deze knop om de animatie te activeren vanaf een bestaand object of een bestaande knop. Klik op de knop
Knopactivering maken
en daarna op het object waarmee de animatie wordt geactiveerd. Het object wordt, indien nodig, omgezet in een knop
en het deelvenster Knoppen wordt geopend.
Geef op hoe lang het duurt voordat de animatie wordt weergegeven.
Geef op hoe vaak de animatie wordt afgespeeld of selecteer Continu om de animatie steeds opnieuw af te afspelen totdat deze wordt
gestopt.
488