Operation Manual
Naar boven
Opmerking:
De weergave van objectstijlen in het deelvenster wijzigen
Selecteer Kleine deelvensterrijen in het menu van het deelvenster om een versmalde versie van de objectstijlen weer te geven.
Sleep de objectstijl naar een andere plaats. Wanneer er op de gewenste positie een zwarte lijn wordt weergegeven, laat u de muisknop los.
Selecteer Sorteren op naam in het menu van het deelvenster om de objectstijlen in alfabetische volgorde weer te geven.
Objectstijlen definiëren
U kunt een stijl definiëren op basis van de instellingen die u op een object hebt toegepast, een nieuwe stijl maken of een bestaande stijl bewerken
en als een nieuwe stijl opslaan.
1. Selecteer het object of het tekstkader met de instellingen die in de objectstijl moeten worden opgenomen.
2. Kies Nieuwe objectstijl in het menu van het deelvenster Objectstijlen, of houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik op de
knop Nieuwe stijl maken.
3. Typ een naam voor de nieuwe stijl in het dialoogvenster Nieuwe objectstijl.
4. Kies een stijl voor Gebaseerd op als u de stijl op een andere stijl wilt baseren.
Met de optie Gebaseerd op kunt u stijlen aan elkaar koppelen, zodat de wijzigingen in een stijl worden doorgevoerd in de
stijlen die op die stijl zijn gebaseerd. Als u de opmaak van een onderliggende stijl wijzigt en u de opnaak bij nader inzien opnieuw wilt
veranderen, klikt u op Basis herstellen. Hiermee wordt de opmaak van de onderliggende stijl gelijk gemaakt aan de stijl waarop de
onderliggende stijl is gebaseerd.
5. Om een sneltoets te kunnen toevoegen, plaatst u de invoegpositie in het vak Sneltoets (de toets Num-Lock moet zijn ingeschakeld). Houd
Shift, Alt en Ctrl (Windows) of Shift, Option en Command (Mac OS) ingedrukt en druk op een toets op het numerieke toetsenblok. U kunt
sneltoetsen voor stijlen alleen definiëren met de toetsen van het toetsenblok.
6. Selecteer onder Standaardkenmerken de extra categorieën met de opties die u wilt definiëren, en stel de opties naar wens in. Schakel het
selectievakje links van elke categorie in om aan te geven of de categorie in de stijl moet worden opgenomen of moet worden genegeerd.
Gebruik de categorie Artikelopties om de schrijfrichting, het kadertype en het benoemde raster van een rasterobjectstijl op te geven. In het
benoemde raster worden de kaderrasterinstellingen opgeslagen, zodat die op elk kaderraster kunnen worden toegepast.
7. U past effecten toe door een optie in Effecten voor (object, lijn, vulling of tekst) te kiezen en vervolgens categorieën effecten te selecteren en
instellingen voor die effecten op te geven. U kunt voor elke categorie andere effecten opgeven. Geef aan welke effectcategorieën in de stijl
moeten worden ingeschakeld, uitgeschakeld of genegeerd.
8. Selecteer een optie onder Exportopties, en geef exportparameters op voor die optie. U kunt Alt-tekst voor geplaatste afbeeldingen
definiëren. U kunt labels en actuele instellingen voor tekst toepassen op gelabelde PDF's. U kunt verschillende conversie-instellingen
opgeven voor elk object bij HTML- en EPUB-indelingen zodat ze goed worden weergegeven bij verschillende schermgroottes en
pixeldichtheden.
365