Operation Manual
Naar boven
Deelvensters die vanuit pictogrammen zijn uitgevouwen
Klik op de dubbele pijl boven in het koppelingsgebied om alle deelvensterpictogrammen in een kolom samen of uit te vouwen.
Als u het pictogram van één deelvenster wilt uitvouwen, klikt u erop.
Als u het formaat van deelvensterpictogrammen zodanig wilt aanpassen dat u alleen de pictogrammen ziet (en niet de titels), versmalt u het
koppelingsgebied totdat de tekst verdwijnt. Maak het koppelingsgebied breder als u de pictogramtekst weer wilt weergeven.
Om een uitgevouwen deelvenster opnieuw samen te vouwen tot een pictogram, klikt u op de tab, het pictogram of de dubbele pijl in de
titelbalk van het deelvenster.
Als u in bepaalde producten Pictogramdeelvensters automatisch samenvouwen in de voorkeuren van de interface- of gebruikersinterface-
opties selecteert, wordt een pictogram van een uitgevouwen deelvenster automatisch samengevouwen wanneer u elders klikt.
Om een zwevend deelvenster of een zwevende deelvenstergroep aan een koppelingsgebied voor pictogrammen toe te voegen, sleept u het
venster of de groep aan de tab of de titelbalk naar het koppelingsgebied. (Deelvensters worden automatisch samengevouwen tot
pictogrammen als ze aan een pictogramkoppelingsgebied worden toegevoegd.)
Als u een deelvensterpictogram (of groep met deelvensterpictogrammen) wilt verplaatsen, sleept u het pictogram. U kunt pictogrammen van
deelvensters omhoog of omlaag slepen in het koppelingsgebied, naar andere koppelingsgebieden (waar ze worden weergegeven in de
deelvensterstijl van dat koppelingsgebied) of buiten het koppelingsgebied (waar ze verschijnen als zwevende pictogrammen).
Werkruimten opslaan en schakelen tussen werkruimten
Door de huidige grootte en positie van deelvensters als een benoemde werkruimte op te slaan, kunt u die werkruimte ook herstellen wanneer u
een deelvenster verplaatst of sluit. De namen van de opgeslagen werkruimten worden weergegeven via de schakeloptie Werkruimte op de
toepassingsbalk.
Een aangepaste werkruimte opslaan
1. Als de werkruimte de configuratie heeft die u wilt opslaan, gaat u op een van de volgende manieren te werk:
(Illustrator) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimte opslaan.
(Photoshop, InDesign, InCopy) Kies Venster > Werkruimte > Nieuwe werkruimte.
(Dreamweaver) Kies Venster > Lay-out werkruimte > Nieuwe werkruimte.
(Flash) Kies Nieuwe werkruimte in de schakeloptie voor werkruimte op de toepassingsbalk.
(Fireworks) Kies Huidige opslaan in de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk.
2. Typ een naam voor de werkruimte.
3. (Photoshop, InDesign) Onder Vastleggen selecteert u een of meer opties:
Locaties van deelvensters Hiermee slaat u de huidige deelvensterlocaties op (alleen InDesign).
Sneltoetsen Hiermee slaat u de huidige set sneltoetsen op (alleen Photoshop).
Menu's of Menu's aanpassen Hiermee slaat u de huidige set menu's op.
Werkruimten weergeven of schakelen tussen werkruimten
Selecteer een werkruimte met de schakeloptie Werkruimte op de toepassingsbalk.
In Photoshop kunt u sneltoetsen aan elke werkruimte toewijzen om snel tussen werkruimten te kunnen navigeren.
Een aangepaste werkruimte verwijderen
Selecteer Werkruimten beheren via de schakeloptie voor werkruimte op de toepassingsbalk, selecteer de werkruimte en klik op Verwijderen.
(Deze optie is niet beschikbaar in Fireworks.)
(Photoshop, InDesign, InCopy) Selecteer Werkruimte verwijderen via de schakeloptie voor werkruimte.
(Illustrator) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten beheren, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op het pictogram Verwijderen.
(Photoshop, InDesign) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimte verwijderen, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op Verwijderen.
43