Operation Manual
Naar boven
Naar boven
en selecteert u Aanpassen aan pagina.
Volledige pagina's Verdeelt het tekengebied in meerdere volledige pagina's voor het afdrukken.
Bruikbare gebieden Verdeelt het tekengebied in pagina's die zijn gebaseerd op wat het geselecteerde apparaat kan afdrukken. Deze optie
is handig voor het afdrukken van illustraties die groter zijn dan wat uw uitvoerapparaat kan afdrukken, aangezien u deelafdrukken kunt
samenvoegen tot de grotere oorspronkelijke illustratie.
3. (Optioneel) Als u Volledige pagina's kiest, stelt u de optie Overlap in om de hoeveelheid overlapping tussen pagina's op te geven.
Een document schalen voor afdrukken
Als u een groot document op een vel papier wilt afdrukken dat kleiner is dan de werkelijke afmetingen van de illustratie, kunt u het dialoogvenster
Afdrukken gebruiken om de breedte en hoogte van het document symmetrisch of asymmetrisch aan te passen. Kies Asymmetrisch schalen
wanneer u bijvoorbeeld afdrukt op film die op een flexografische pers wordt gebruikt. Als u weet in welke richting de plaat op de persdrum wordt
geplaatst, kunt u door te schalen rekening houden met het feit dat de plaat doorgaans 2 tot 3% wordt uitgerekt. Schalen heeft geen invloed op de
afmetingen van de pagina's in het document; u wijzigt alleen de schaal waarop het document wordt afgedrukt.
1. Kies Bestand > Afdrukken.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Kies Niet schalen als u wilt voorkomen dat een illustratie wordt geschaald.
Kies Aanpassen aan pagina als u het document automatisch zo wilt schalen dat het op de pagina past. Het schalingspercentage wordt
bepaald door het afdrukbare gebied dat in het geselecteerde PPD-bestand is gedefinieerd.
Kies Aangepast om de tekstvakken Hoogte en Breedte te activeren. Geef voor de breedte en hoogte een percentage op tussen 1 en
1000. Schakel de knop Verhoudingen behouden
uit om de verhouding tussen de breedte en hoogte van het document te wijzigen.
De printerresolutie en rasterfrequentie wijzigen
In Adobe Illustrator wordt het snelst en het best afgedrukt met de standaardprinterresolutie en -rasterfrequentie. In enkele gevallen wilt u misschien
de printerresolutie en rasterfrequentie wijzigen, bijvoorbeeld als u een zeer lang, gebogen pad tekent dat bij het afdrukken een limitcheck-
foutmelding veroorzaakt, als het afdrukken zeer langzaam is of als de afdruk van verlopen en netten streepvorming bevat.
1. Kies Bestand > Afdrukken.
2. Selecteer bij Printer een PostScript-printer, Adobe PostScript®-bestand of Adobe PDF.
3. Selecteer Uitvoer aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken.
4. Selecteer bij Printerresolutie een combinatie van een rasterfrequentie (lpi) en printerresolutie (dpi).
De printerresolutie wordt gemeten in het aantal inktpuntjes (dots) per inch (dpi). De meeste desktoplaserprinters hebben een resolutie van 600 dpi
en imagesetters hebben een resolutie van 1200 dpi of hoger. Inkjetprinters produceren een microscopisch straaltje inkt, geen afzonderlijke stippen.
De meeste inkjetprinters hebben bij benadering een resolutie van 300 tot 720 dpi.
Wanneer u afdrukt op een bureaubladlaserprinter, maar met name op imagesetters, moet u ook rekening houden met de rasterfrequentie. De
rasterfrequentie is het aantal halftooncellen dat per inch wordt gebruikt om grijswaardenafbeeldingen of kleurscheidingen af te drukken.
Rasterfrequentie, ook wel rasterliniatuur genoemd, wordt uitgedrukt in regels per inch (lpi) (het aantal regels cellen per inch in een halftoonraster).
Bij een hoge rasterliniëring (bijvoorbeeld 150 lpi) staan de puntjes op de afdruk dicht bij elkaar waardoor de afbeelding scherper wordt afgedrukt.
Bij een lage rasterliniëring (60 lpi tot 85 lpi) staan de puntjes verder van elkaar af en wordt de afbeelding grover. De grootte van de puntjes wordt
mede bepaald door het lijnraster. Bij het formaat van een dichte rasterliniëring worden kleine punten gebruikt en in een lage rasterliniëring worden
grote punten gebruikt. De belangrijkste factor bij het kiezen van een rasterliniëring is het type drukpers waarop uw document wordt afgedrukt.
Vraag aan de drukker welk lijnraster er maximaal mogelijk is bij hun drukpers en stel aan de hand van dat gegeven uw opties in.
De PPD-bestanden voor imagesetters met een hoge resolutie bieden een groot aantal mogelijke rasterliniaturen die zijn gekoppeld aan allerlei
resoluties voor imagesetters. De PPD-bestanden voor printers met een lagere resolutie bevatten over het algemeen maar enkele opties voor
lijnrasters. Doorgaans gaat het om vrij grove rasters tussen 53 lpi en 85 lpi. De grove rasters leveren op printers met een lagere resolutie echter
een optimaal resultaat op. Als u bijvoorbeeld een fijner raster van 100 lpi bij een printer met een lage resolutie gebruikt, neemt de kwaliteit van de
afdruk af. Dat komt omdat bij een hogere lpi voor een gegeven resolutie minder kleuren kunnen worden geproduceerd.
Opmerking: Bepaalde imagesetters en bureaubladlaserprinters maken gebruik van andere rastertechnologieën dan halftoonraster. Als u een
afbeelding afdrukt op een niet-halftoonprinter, raadpleegt u de printerfabrikant of de printerdocumentatie voor de aanbevolen resoluties.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
479










