Operation Manual
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Naar boven
U kunt numerieke waarden gebruiken voor een van de rechthoek- of lijngroepsgereedschappen (behalve het gereedschap Flakkering). U kunt de
hoogte- en de breedtewaarde voor het object op dezelfde manier opgeven als wanneer u tekent in de gewone modus, maar in dit geval wordt het
object in perspectief getekend. De waarden vertegenwoordigen ook de werkelijke afmetingen van de objecten.
Opmerking: Bij het tekenen in perspectief kunt u de gewone sneltoetsen gebruiken die beschikbaar zijn voor het tekenen van objecten, zoals
Shift/Alt+slepen (Windows) of Option+slepen (Mac OS).
Als u objecten in perspectief tekent, kunnen de objecten magnetisch worden vastgezet aan de rasterlijnen van het actieve vlak. Een object wordt
binnen 1/4e afstand van de celgrootte op de rasterlijnen vastgezet ('magnetisch').
U kunt het magnetisch vastzetten in- of uitschakelen via Weergave > Perspectiefraster > Raster magnetisch. Deze optie is standaard
ingeschakeld.
Op www.adobe.com/go/lrvid5211_ai_nl vindt u een video over het tekenen van illustraties in perspectief.
Objecten koppelen aan perspectief
Als u al objecten hebt gemaakt, biedt Illustrator u de optie om objecten te koppelen aan een actief vlak op het perspectiefraster.
Een object toevoegen aan het linker-, rechter- of horizontale raster:
1. Selecteer het actieve vlak waarop u het object wilt plaatsen. U kunt het actieve vlak selecteren met de sneltoetsopdracht 1, 2 of 3 of door te
klikken op een van de vlakken van de kubus in de widget voor het perspectiefraster.
2. Klik op Object > Perspectief > Koppelen aan actief vlak.
Opmerking: Het gebruik van de opdracht Koppelen aan actief vlak heeft geen invloed op de weergave van het object.
Op www.adobe.com/go/lrvid5212_ai_nl vindt u een video over het toewijzen van illustraties naar perspectief.
Perspectief opheffen voor objecten
Als u de perspectiefweergave van een object wilt opheffen, klikt u op Object > Perspectief > Vrijgeven met perspectief. Het geselecteerde object
wordt vrijgegeven uit het desbetreffende perspectiefvlak en is beschikbaar als normale illustratie.
Opmerking: Het gebruik van de opdracht Vrijgeven met perspectief heeft geen invloed op de weergave van het object.
Objecten in perspectief plaatsen
Wanneer u een bestaand object of een bestaande illustratie in perspectief plaatst, worden de weergave en de schaal van het geselecteerde object
gewijzigd. Om gewone objecten in perspectief te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer het object met het gereedschap Perspectiefselectie.
2. Selecteer het actieve vlak waarop u het object wilt plaatsen met behulp van de widget voor het wisselen van vlak of met behulp van de
sneltoets 1 (linkervlak), 2 (horizontaal vlak) of 3 (rechtervlak).
3. Sleep het object naar de gewenste locatie en zet het daar neer.
Objecten in perspectief selecteren
Gebruik het gereedschap Perspectiefselectie om objecten in perspectief te selecteren. Het gereedschap Perspectiefselectie heeft een
selectiekader om objecten te selecteren met behulp van de instellingen voor actief vlak.
U kunt kiezen tussen het normale selectiekader en het perspectiefselectiekader nadat u bent begonnen met het slepen van objecten met behulp
van het gereedschap Perspectiefselectie, en vervolgens schakelen tussen verschillende vlakken van het raster met de toetsen 1, 2, 3 of 4.
Objecten transformeren
Objecten verplaatsen
Als u objecten in perspectief wilt verplaatsen, schakelt u over naar het gereedschap Perspectiefselectie (Shift+V) en gebruikt u vervolgens de
pijltoetsen of de muis om objecten te slepen en neer te zetten.
Opmerking: Tijdens het slepen van de objecten wordt het vlak van het object gewijzigd wanneer u het vlak wijzigt met behulp van de
desbetreffende sneltoets.
U kunt objecten ook in verticale richting verplaatsen naar de huidige objectlocatie. Deze techniek is handig wanneer u parallelle objecten wilt
maken, zoals de muren van een kamer. Voor deze beweging:
1. Selecteer het object met het gereedschap Perspectiefselectie.
130










