Operation Manual
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Opmerking:
Object > Actief overtrekken. Selecteer vervolgens een van de volgende weergaveopties: Geen afbeelding tonen, Oorspronkelijke
afbeelding tonen, Aangepaste afbeelding tonen (waarbij alle wijzigingen worden getoond die tijdens het overtrekken worden toegepast)
of Transparante afbeelding tonen.
Opmerking: u kunt de bronafbeelding alleen weergeven als u de Vectorweergave eerst wijzigt in Geen overtrekresultaat tonen of
Omtrekken tonen.
De overtrekresultaten aanpassen
Als u een overtrekobject hebt gemaakt, kunt u de resultaten altijd aanpassen.
1. Selecteer het overtrekobject.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
Stel de basisopties in het deelvenster Beheer in.
Klik op de knop Dialoogvenster Overtrekopties in het deelvenster Beheer om alle overtrekopties te tonen. U kunt ook Object > Actief
overtrekken > Overtrekopties kiezen. Pas de opties aan en klik op Overtrekken.
Gebruik voorinstellingen voor overtrekken om de resultaten van het overtrekken snel te wijzigen.
De kleuren voor overtrekken opgeven
1. Maak een staalbibliotheek met de kleuren die u wilt gebruiken voor de overtrek.
2. Zorg ervoor dat de staalbibliotheek is geopend en klik op de knop Dialoogvenster Overtrekopties
in het deelvenster Beheer. U kunt ook
Object > Actief overtrekken > Overtrekopties kiezen.
3. Selecteer de naam van de staalbibliotheek in het menu Palet en klik op Overtrekken.
Zie ook
Een staalbibliotheek maken
Een voorinstelling voor overtrekken gebruiken
Voorinstellingen voor overtrekken bieden vooringestelde overtrekopties voor specifieke typen illustraties. Als u bijvoorbeeld een afbeelding
overtrekt die u wilt gebruiken als een technische tekening, kies dan de voorinstelling Technische tekening. Alle overtrekopties worden gewijzigd,
zodat het overtrekken optimaal is voor technische tekeningen: de kleur wordt ingesteld op zwart-wit, vervagen wordt ingesteld op 0 px, de
lijnbreedte wordt beperkt tot 3 px, enzovoort.
Een voorinstelling opgeven
Kies Object > Actief overtrekken > Overtrekopties. (U kunt ook een overtrekobject selecteren en op de knop Dialoogvenster Overtrekopties
in het deelvenster Beheer klikken.) Stel de overtrekopties voor de voorinstelling in en klik op Voorinstelling opslaan. Voer een naam voor
de voorinstelling in en klik op OK.
Kies Bewerken > Voorinstellingen voor overtrekken. Klik op Nieuw, stel de gewenste overtrekopties voor de voorinstelling in en klik op
Gereed.
Tip: als u een nieuwe voorinstelling wilt baseren op een bestaande, selecteert u de bestaande voorinstelling en klikt u op Nieuw.
Een voorinstelling bewerken of verwijderen
1. Kies Bewerken > Voorinstellingen voor overtrekken.
2. Selecteer een voorinstelling en klik op Bewerken of Verwijderen.
U kunt de standaardvoorinstellingen niet bewerken of verwijderen. Standaardvoorinstellingen worden weergegeven tussen
vierkante haken [ ]. U kunt echter wel een kopie van een standaardvoorinstelling maken die u kunt bewerken. Selecteer hiervoor de
voorinstelling en klik op Nieuw.
Voorinstellingen delen met andere gebruikers
1. Kies Bewerken > Voorinstellingen voor overtrekken.
121










