ADOBE ILLUSTRATOR CS4 ® gebruiken ®
© 2008 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden. Copyright Adobe® Illustrator® CS4 voor Windows® en Mac OS gebruiken Als bij dit handboek software wordt geleverd waarvoor een gebruiksrechtsovereenkomst geldt, worden dit handboek en de software die erin wordt beschreven, geleverd onder licentie en mogen de software en het handboek alleen worden gebruikt of gekopieerd in overeenstemming met de bepalingen in de licentie.
Franklin Electronic Publishers, Inc. Burlington, New Jersey USA. ©Copyright 1990 Munksgaard International Publishers Ltd. ©Copyright 1990 All rights reserved. Proximity Technology A Division of Franklin Electronic Publishers, Inc. Burlington, New Jersey USA. ©Copyright 1997 Van Dale Lexicografie bv ©Copyright 1997 All rights reserved. Proximity Technology A Division of Franklin Electronic Publishers, Inc. Burlington, New Jersey USA.
iv Inhoud Hoofdstuk 1: Bronnen Activering en registratie ............................................................................................... 1 Help en ondersteuning ................................................................................................ 2 Services, downloads en extra's Wat is er nieuw? Hoofdstuk 2: Werkruimte Beginselen van de werkruimte De werkruimte aanpassen Gereedschappen .........................................................................................
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN v Inhoud Kleuren controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147 Kleurbeheer toepassen op documenten bij afdrukken Werken met kleurprofielen Kleurinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN vi Inhoud Hoofdstuk 10: Tekst Tekst importeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318 Punt- en vlaktekst maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN vii Inhoud Hoofdstuk 14: Taken automatiseren Handelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 474 Scripts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 Hoofdstuk 1: Bronnen Bekijk voordat u uw software in gebruik neemt, eerst het overzicht van de activering en de vele beschikbare informatiebronnen. U kunt gebruikmaken van instructievideo's, plug-ins, sjablonen, gebruikersgemeenschappen, seminars, zelfstudies, RSS-invoer en nog veel meer. Activering en registratie Hulp bij het installeren Hulp bij installatieproblemen is beschikbaar via het Installation Support Center op www.adobe.com/go/cs4install_nl.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 2 Bronnen Lees mij Een Lees mij-bestand voor uw software is beschikbaar online en op de installatieschijf.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 3 Bronnen Creatieve onlineservices van Adobe Adobe® Creative Suite® 4 bevat nieuwe onlinefuncties die de mogelijkheden van het web overhevelen naar uw bureaublad. Gebruik deze functies om contact te maken en samen te werken met de community en om al het mogelijke uit uw Adobe-programma's te halen. Dankzij de krachtige onlineservices kunt u allerlei creatieve taken uitvoeren, van het afstemmen van kleuren tot het uitvoeren van gegevensconferenties.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 4 Bronnen Extra's De installatieschijf bevat verschillende extra's waarmee u uw Adobe-software optimaal kunt benutten. Enkele extra's worden tijdens de installatie geïnstalleerd. Andere blijven op de schijf staan. Navigeer naar de toepassingsmap op uw computer om te zien welke extra's tijdens de installatie zijn geïnstalleerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 5 Bronnen Hoofdobjecten snel, gemakkelijk en duidelijk uitlijnen Met de deelvensters Uitlijnen en Beheer hebt u snel toegang tot de optie voor het uitlijnen op hoofdobjecten. Een hoofdobject is het object waarop u andere objecten wilt uitlijnen. U geeft een hoofdobject op door alle objecten die u wilt uitlijnen te selecteren, inclusief het hoofdobject, en dan nogmaals op het hoofdobject te klikken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 6 Bronnen Betere toegang tot kernfuncties Knipmaskers met duidelijke, vereenvoudigde vormgeving en toegang In Adobe Illustrator wordt nu alleen het gemaskeerde gebied weergegeven wanneer u een gemaskeerd object verplaatst of transformeert. Dubbelklik op het gemaskeerde object om dit in de isolatiemodus te openen. U kunt het masker daar los van alle andere objecten bekijken en bewerken. (Zie “Knipmaskers” op pagina 260 en “Illustraties isoleren voor bewerking” op pagina 213.
7 Hoofdstuk 2: Werkruimte Welkom bij Adobe® Illustrator® CS4. Met Illustrator beschikt u over een efficiënte werkruimte en gebruikersinterface voor het maken en bewerken van illustraties voor gedrukte media, het web en mobiele apparaten. Op http://www.adobe.com/go/lrvid4015_ai_nl vindt u een video over het gebruik van Adobe Illustrator.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 8 Werkruimte A B C D E G F H Standaard Illustrator-werkruimte A. Als tabbladen weergegeven documentvensters B. Toepassingsbalk C. Schakeloptie voor werkruimte D. Titelbalk van deelvenster E. Regelpaneel/deelvenster Beheer F. Gereedschapsset/deelvenster Gereedschappen G. Knop voor samenvouwen tot pictogrammen H.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 9 Werkruimte • Op de Mac worden alle werkruimte-elementen in het toepassingskader gegroepeerd; dit is één, geïntegreerd venster waarin u de toepassing als een eenheid kunt behandelen. Wanneer u het toepassingskader of een van de elementen in het kader verplaatst, vergroot of verkleint, passen de elementen zich aan elkaar aan, zodat ze elkaar niet overlappen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 10 Werkruimte 2 Druk op Enter. Alle onderwerpen die beschikbaar zijn in de Community Help worden weergegeven in een apart browservenster. Schermmodi U kunt de zichtbaarheid van het illustratievenster en de menubalk wijzigen met de modusknoppen onder aan het deelvenster Gereedschappen. Voor toegang tot deelvensters in de modus Volledig scherm plaatst u de cursor links of rechts naast het scherm om de deelvensters weer te geven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 11 Werkruimte Een waarde invoeren in een deelvenster of dialoogvenster ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Typ een waarde in het vak en druk op Enter of Return. • Sleep de schuifregelaar. • Sleep de draaischijf. • Klik op de pijlknoppen in het deelvenster om de waarde te verhogen of te verlagen. • Klik in het vak en gebruik vervolgens de toets Pijl-omhoog of Pijl-omlaag om de waarde te verhogen of te verlagen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 12 Werkruimte A B C Deelvenster Beheer A. Verborgen opties B. Koppeling met een ander deelvenster C. Deelvenstermenu Wanneer tekst in het deelvenster Beheer blauw en onderstreept is, kunt u op die tekst klikken om een verwant deel- of dialoogvenster weer te geven. Als u het deelvenster Lijn wilt weergeven, klikt u bijvoorbeeld op het woord Lijn.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 13 Werkruimte Documentvensters beheren Als u meerdere bestanden opent, worden de documentvensters als tabbladen weergegeven. • Als u de rangschikking van dergelijke documentvensters wilt wijzigen, sleept u de tab van een venster naar een nieuwe locatie in de groep. • Als u een documentvenster wilt loskoppelen van een groep vensters, sleept u het tabblad van dat venster uit de groep.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 14 Werkruimte Deelvenster Navigator dat is gekoppeld in een eigen koppelingsgebied U kunt voorkomen dat deelvensters alle ruimte in een koppelingsgebied in beslag nemen. Sleep de onderrand van het koppelingsgebied zodat deze de rand van de werkruimte niet meer raakt. Deelvensters verplaatsen Terwijl u een deelvenster verplaatst, ziet u blauw gemarkeerde neerzetzones. Dit zijn gebieden waarnaar u het deelvenster kunt verplaatsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 15 Werkruimte Een deelvenster toevoegen aan een deelvenstergroep • Om deelvensters in een groep te herschikken, sleept u de tab van het deelvenster naar een nieuwe locatie in de groep. • Om een deelvenster uit de groep te verwijderen zodat het vrij zweeft, sleept u het deelvenster aan de tab buiten de groep. • Als u een groep wilt verplaatsen, sleept u de titelbalk (het gebied boven de tabbladen).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 16 Werkruimte Deelvensters samengevouwen tot pictogrammen Deelvensters die vanuit pictogrammen zijn uitgevouwen • Om alle deelvensterpictogrammen in een koppelingsgebied samen of uit te vouwen, klikt u op de dubbele pijl boven in het koppelingsgebied. • Als u het pictogram van één deelvenster wilt uitvouwen, klikt u erop.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 17 Werkruimte De naam van een werkruimte wijzigen of een werkruimte dupliceren 1 Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten beheren. 2 Voer een van de volgende handelingen uit en klik op OK: • Als u de naam van een werkruimte wilt wijzigen, selecteert u de werkruimte en bewerkt u de tekst. • Als u een werkruimte wilt dupliceren, selecteert u de werkruimte en klikt u op Nieuwe werkruimte. Op http://www.adobe.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 18 Werkruimte • (InDesign) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten verwijderen, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op Verwijderen. (Photoshop) Opstarten met de meest recente locatie of de standaardlocatie van deelvensters Als u Photoshop start, kunnen deelvensters op hun oorspronkelijke standaardlocatie of op hun laatste locatie worden weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 19 Werkruimte U kunt bepaalde gereedschappen uitbreiden, zodat verborgen onderliggende gereedschappen zichtbaar worden. Een driehoekje rechts onder in het gereedschapspictogram geeft aan dat er verborgen gereedschappen zijn. Wanneer u de aanwijzer op een gereedschap plaatst, ziet u de naam van dat gereedschap.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 20 Werkruimte Opties voor een gereedschap weergeven ❖ Dubbelklik op een gereedschap. Het deelvenster Gereedschappen verplaatsen ❖ Sleep de titelbalk. Het deelvenster Gereedschappen verbergen ❖ Kies Venster > Gereedschappen. Verborgen gereedschappen weergeven in een apart deelvenster ❖ Sleep de aanwijzer over de pijl aan het uiteinde van het deelvenster met de verborgen gereedschappen en laat de muisknop los.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 21 Werkruimte Gereedschapsaanwijzers wijzigen De muisaanwijzer van de meeste gereedschappen komt overeen met het pictogram van het desbetreffende gereedschap. Elke aanwijzer heeft een andere hotspot, het punt waar een effect of handeling begint. Bij de meeste gereedschappen kunt u overschakelen op precisiecursors, die worden weergegeven als een dradenkruis dat is gecentreerd rond de hotspot en waarmee u nauwkeuriger kunt werken bij illustraties met veel details.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 22 Werkruimte Galerie met tekengereedschappen In Illustrator kunt u beschikken over de volgende tekengereedschappen: Met het gereedschap Pen (P) tekent u rechte en kromme lijnen om objecten te maken. Met het gereedschap Ankerpunt toevoegen (+) voegt u ankerpunten aan paden toe. Met het gereedschap Ankerpunt verwijderen (-) verwijdert u ankerpunten van paden. Met het gereedschap Ankerpunt omzetten (Shift+C) wijzigt u vloeiende punten in hoekpunten en andersom.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 23 Werkruimte Met het gereedschap Veelhoek tekent u regelmatige vormen met meerdere zijden. Met het gereedschap Ster tekent u sterren. Met het gereedschap Vloeiend maakt u Bézierpaden vloeiend. Met het gereedschap Padgummetje wist u paden en ankerpunten in het object. Met het gereedschap Flakkering maakt u vlam- of zonlichteffecten. Met het gereedschap Potlood (N) tekent en bewerkt u vrije lijnen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 24 Werkruimte Met het gereedschap Verticale vlaktekst wijzigt u gesloten paden in verticaletekstcontainers en kunt u hierin tekst typen en bewerken. Met het gereedschap Verticale tekst op een pad wijzigt u paden in tekstpaden waar u tekst op kunt invoeren en wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 25 Werkruimte Galerie met omvormingsgereedschappen Illustrator beschikt over de volgende gereedschappen voor het omvormen van objecten: Met het gereedschap Roteren (R) roteert u objecten rond een vast punt. Met het gereedschap Spiegelen (O) worden objecten over een vaste as gespiegeld. Met het gereedschap Schalen (S) wijzigt u de grootte van objecten rond een vast punt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 26 Werkruimte Met het gereedschap Schelp voegt u willekeurige kromme details toe aan de omtrek van een object. Met het gereedschap Kristal voegt u willekeurige puntige details toe aan de omtrek van een object. Met het gereedschap Kreuken voegt u allerlei kreukels toe aan de omtrek van een object. Galerie met symboolgereedschappen Met de symboolgereedschappen kunt u sets symbolen maken en aanpassen. U maakt een set symbolen met het gereedschap Symbolen sproeien.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 27 Werkruimte Galerie met grafiekgereedschappen Illustrator bevat negen grafiekgereedschappen, elk voor het maken van een ander type grafiek. Het type grafiek dat u kiest, is afhankelijk van de gegevens die u wilt weergeven. 80 70 60 50 40 30 20 10 0 100 80 60 A A B B 40 20 A B Met het gereedschap Kolomgrafiek (J) maakt u grafieken waarin waarden in verticale kolommen worden vergeleken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 28 Werkruimte 50 40 30 20 10 Met het gereedschap Radargrafiek maakt u grafieken waarin sets waarden op bepaalde punten in de tijd of in bepaalde categorieën worden vergeleken. Deze grafiek heeft een cirkelvormige indeling Dit soort grafiek wordt ook wel een webgrafiek genoemd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 29 Werkruimte Galerie met gereedschappen voor verplaatsen en zoomen Illustrator bevat de volgende gereedschappen waarmee u door het tekengebied beweegt en de weergave van het tekengebied instelt: Met het gereedschap Handje (H) verplaatst u het Illustrator-tekengebied binnen het illustratievenster. Met het gereedschap Afdrukverdeling past u het paginaraster aan om te bepalen waar de illustraties op de afgedrukte pagina worden geplaatst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 30 Werkruimte Video en film Dit profiel biedt diverse vooraf ingestelde snijgebiedformaten voor video en film (de optie Tekengebied verandert in de optie voor uitsnijdgrootte voor dit profiel). Illustrator maakt alleen bestanden met vierkante pixels. Om ervoor te zorgen dat de afmetingen correct worden geïnterpreteerd in videotoepassingen, past Illustrator de waarden voor Breedte en Hoogte aan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 31 Werkruimte • Als het welkomstscherm is geopend, klikt u op een documentprofiel in de lijst Nieuw document maken. • Als Illustrator nog niet geopend is, opent u het en klikt u op een documentprofiel in de lijst Nieuw document maken in het welkomstscherm. Opmerking: In het welkomstscherm houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt als u het nieuwe document rechtstreeks wilt openen en het dialoogvenster Nieuw document wilt overslaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 32 Werkruimte • Met Pixel worden illustraties weergegeven in gerasterde vormgeving (in pixels). De inhoud wordt niet daadwerkelijk gerasterd, maar er wordt een gesimuleerde voorvertoning weergegeven, waarin het lijkt alsof de inhoud uit rasters bestaat. • Met Overdruk wordt een 'voorvertoning met inkt' weergegeven waarin wordt geïnterpreteerd hoe het overvloeien, de transparantie en het overdrukken eruit zullen zien bij uitvoer met kleurscheiding.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 33 Werkruimte • Maak nieuwe stalen, stijlen, penselen en symbolen in de desbetreffende deelvensters. U kunt ook vooraf ingestelde stalen, stijlen, penselen, symbolen en handelingen importeren uit verschillende bibliotheken die deel uitmaken van Illustrator. • Maak grafiekontwerpen en voeg deze toe aan het dialoogvenster Type grafiek. U kunt ook vooraf ingestelde grafiekontwerpen importeren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 34 Werkruimte Zie ook “Adobe Version Cue” op pagina 34 “Adobe PDF-bestanden importeren” op pagina 283 “EPS-bestanden importeren” op pagina 285 “Illustraties importeren uit Photoshop” op pagina 287 Naar bestanden bladeren met Adobe Bridge Adobe® Bridge is een toepassing die op verschillende platforms kan worden gebruikt en die deel uitmaakt van de componenten van Adobe® Creative Suite® 4.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 35 Werkruimte • Miniatuurweergaven bieden zodat u bestanden kunt doorbladeren en weergeven • Gegevens organiseren zodat u bestandsinformatie, de versieopmerkingen en de bestandsstatus kunt weergeven en hierop kunt zoeken • Gebruikerstoegang en PDF-beoordelingen maken en beheren via Beheer Version Cue-server Version Cue bestaat uit twee onderdelen: de Adobe Version Cue-server en Adobe Drive.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 36 Werkruimte Aanmelden bij de webservices van Adobe Wanneer u zich aanmeldt, wordt u automatisch verbonden met services, zoals ConnectNow-vergaderingen, ongeacht in welke toepassing u het deelvenster Connections opent. 1 Kies Venster > Extensies (of Uitbreidingen) > Connections in Adobe InDesign, Photoshop, Illustrator, Flash, Fireworks of Dreamweaver. 2 Voer uw Adobe-id en -wachtwoord in. (Klik op de desbetreffende koppeling als u geen id hebt of deze bent vergeten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 37 Werkruimte 3 Als u uw scherm wilt delen, klikt u op de knop Mijn computerscherm delen midden in het toepassingsvenster van ConnectNow. Zie http://help.adobe.com/nl_NL/Acrobat.com/ConnectNow/index.html voor alomvattende informatie over het gebruik van ConnectNow. Meerdere tekengebieden gebruiken Overzicht van het tekengebied Tekengebieden zijn de gebieden die afdrukbare illustraties kunnen bevatten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 38 Werkruimte A B C D Illustratievenster A. Afdrukbaar gebied (wordt bepaald door de opgegeven printer) B. Canvas C. Tekengebied Tekengebieden afdrukken en exporteren Alle tekengebieden in een document hebben dezelfde indeling voor mediumtype, bijvoorbeeld Afdrukken. U kunt elk tekengebied afzonderlijk afdrukken, meerdere naast elkaar of meerdere op één pagina.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 39 Werkruimte Verhoudingen behouden Hiermee blijven de verhoudingen van het tekengebied intact wanneer u het handmatig vergroot of verkleint. Positie X: en Y: Hiermee bepaalt u de positie van het tekengebied op basis van de linialen in de werkruimte van Illustrator. Kies Weergave > Linialen tonen om deze linialen weer te geven. Middenmarkering tonen Hiermee geeft u een punt weer in het midden van het tekengebied.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 40 Werkruimte Tekengebieden bewerken of verwijderen U kunt voor elk document meerdere tekengebieden maken, maar er kan slechts één tekengebied actief zijn. Wanneer u meerdere tekengebieden hebt gedefinieerd, kunt u deze allemaal weergeven door het gereedschap Tekengebied te selecteren. Elk tekengebied heeft een nummer, zodat u het gemakkelijk kunt vinden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 41 Werkruimte Tekengebied met linialen Tekengebiedlinialen tonen of verbergen 1 Kies Weergave > Tekengebiedlinialen tonen of Tekengebiedlinialen verbergen. 2 (Optioneel) Voer een waarde in voor Pixelverhouding liniaal in het dialoogvenster Tekengebiedopties. (U opent dit dialoogvenster door te dubbelklikken op het gereedschap Tekengebied.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 42 Werkruimte Zie ook “De maateenheid wijzigen” op pagina 47 “Transparantie in illustraties bekijken” op pagina 190 “Gekrulde of rechte aanhalingstekens opgeven” op pagina 341 “Superscript of subscript maken” op pagina 341 Informatie over afdrukverdeling Standaard wordt elk tekengebied in Illustrator afgedrukt op één vel papier.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 43 Werkruimte • Selecteer het gereedschap Zoomen en sleep een gestippelde driehoek, ofwel een selectiekader, rond het gebied dat u wilt vergroten. Als u het selectiekader rond de illustratie wilt verplaatsen, houdt u de spatiebalk ingedrukt en sleept u het selectiekader naar een andere plaats. • Kies Weergave > Inzoomen of Weergave > Uitzoomen. Bij elke muisklik wordt de weergave naar het volgende vooraf ingestelde percentage vergroot of verkleind.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 44 Werkruimte B A C D E F G Deelvenster Navigator A. Miniatuurweergave van illustratie B. Knop voor deelvenstermenu C. Zoomvak D. Knop Uitzoomen E. Voorvertoningsgebied F. Zoomschuifregelaar G.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 45 Werkruimte Meerdere vensters en weergaven gebruiken U kunt hetzelfde document in meerdere vensters tegelijk openen. Voor elk venster kunnen andere weergaveinstellingen gelden. U kunt een venster bijvoorbeeld aanzienlijk vergroten voor gedetailleerd werk met bepaalde objecten en een minder vergroot venster maken voor de lay-out van die objecten op de pagina. (Windows) Met de opties in het menu Venster kunt u naar wens meerdere geopende vensters rangschikken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 46 Werkruimte Elektronische proefdrukken Met elektronische proefdrukken (proefkleuren) wordt geschat hoe de kleuren van een document op een bepaald type beeldscherm of uitvoerapparaat worden weergegeven. Anti-aliasing Met anti-aliasing worden vectorobjecten vloeiender weergegeven op het scherm en krijgt u een beter idee hoe vectorillustraties eruit zullen zien wanneer deze met een PostScript®-printer worden afgedrukt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 47 Werkruimte De maateenheid wijzigen De standaardmaateenheid van Illustrator is punten (een punt is gelijk aan 0,3528 millimeter). U kunt de maateenheden voor algemene metingen, lijnen en tekst wijzigen. Wanneer u waarden in vakken invoert, kunt u de standaardeenheid overschrijven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 48 Werkruimte • Kies Bewerken > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Hulplijnen en raster (Mac OS) om de hulplijninstellingen te wijzigen. • Als u hulplijnen wilt vergrendelen, kiest u Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen. Hulplijnen maken 1 Als de linialen niet worden weergegeven, kiest u Weergave > Linialen tonen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 49 Werkruimte Slimme hulplijnen gebruiken Slimme hulplijnen zijn standaard ingeschakeld. 1 Kies Weergave > Slimme hulplijnen als u deze wilt in- of uitschakelen. 2 Slimme hulplijnen kunt u op de volgende manieren gebruiken: • Als u een object maakt met de pen- of vormgereedschappen, kunt u met de slimme hulplijnen de positie bepalen van de ankerpunten van het nieuwe object ten opzichte van een bestaand object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 50 Werkruimte Constructiehulplijnen Hiermee geeft u hulplijnen weer terwijl u nieuwe objecten tekent. U geeft de hoeken op waarin u richtlijnen wilt tekenen vanaf de ankerpunten van een nabijgelegen object. U kunt maximaal zes hoeken instellen. Typ een hoek in het geselecteerde vak Hoeken, selecteer een set Hoeken in het pop-upmenu Hoeken of selecteer een set hoeken in het pop-upmenu en wijzig een van de waarden in het vak als u een set hoeken wilt aanpassen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 51 Werkruimte 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de twee punten waarvan u de onderlinge afstand wilt meten. • Klik op het eerste punt en sleep naar het tweede punt. Houd Shift ingedrukt en sleep om het gereedschap tot stappen van 45 graden te beperken. Het deelvenster Info geeft de horizontale en verticale afstand tussen de x- en y-as, de absolute horizontale en verticale afstand, de totale afstanden en de gemeten hoek weer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 52 Werkruimte Opmerking: U kunt de gehele map Adobe Illustrator CS4 Settings verwijderen. Deze map bevat verschillende voorkeuren die opnieuw kunnen worden gegenereerd. Voorkeuren stelt u in het dialoogvenster Voorkeuren in. Als u het dialoogvenster Voorkeuren wilt openen, kiest u Bewerken > Voorkeuren (Windows) of Illustrator > Voorkeuren (Mac OS) en kiest u het gewenste type voorkeur.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 53 Werkruimte Taken automatiseren Bij grafisch ontwerp speelt creativiteit een grote rol, maar in de praktijk kunnen bepaalde aspecten van illustratiewerk bestaan uit steeds terugkerende taken. Vaak wordt zoveel tijd besteed aan het plaatsen en opnieuw plaatsen van afbeeldingen, het corrigeren van fouten en het voorbereiden van bestanden voor de drukkerij of voor weergave op het web dat er minder tijd beschikbaar is voor het creatieve werk.
54 Hoofdstuk 3: Tekenen U tekent en wijzigt paden met behulp van een set tekengereedschappen en technieken die zowel in Adobe Illustrator als in Adobe® InDesign® en Adobe® Photoshop® worden gebruikt. Met deze toepassingen kunt u paden tekenen die u naar wens tussen de programma's kunt kopiëren en plakken. Ook kunt u symbolen maken die u zowel in Adobe Illustrator als in Adobe® Flash® Professional kunt gebruiken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 55 Tekenen Paden kunnen twee soorten ankerpunten bevatten: hoekpunten en vloeiende punten. Op een hoekpunt verandert een pad abrupt van richting. Op een boogpunt worden padsegmenten als een doorlopende curve verbonden. U kunt paden met elke willekeurige combinatie van hoekpunten en boogpunten tekenen. Als u het verkeerde type punt hebt getekend, kunt u dit altijd wijzigen. A B C Punten op een pad A. Vier hoekpunten B. Vier boogpunten C.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 56 Tekenen Als u een ankerpunt hebt geselecteerd (links), verschijnen er richtingslijnen op elk gebogen segment dat met het ankerpunt is verbonden (rechts). Een boogpunt heeft altijd twee richtingslijnen die samen als één rechte eenheid worden verplaatst. Wanneer u een richtingslijn op een boogpunt plaatst, worden de gebogen segmenten aan beide zijden van het punt gelijktijdig aangepast en blijft een ononderbroken curve bij dat ankerpunt behouden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 57 Tekenen Op www.adobe.com/go/vid0037_nl vindt u een video over het instellen van richtingslijnen en -punten. Zie ook “Selectievoorkeuren opgeven” op pagina 213 Richtingslijnen tonen of verbergen voor geselecteerde ankerpunten 1 Gebruik het gereedschap Direct selecteren voor het selecteren van de gewenste ankerpunten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 58 Tekenen Eenvoudige lijnen en vormen tekenen Rechte lijnen tekenen met het gereedschap Lijnsegment Gebruik het gereedschap Lijnsegment wanneer u één recht lijnsegment wilt tekenen. Op www.adobe.com/go/vid0036_nl vindt u een video over het gereedschap Lijnsegment. 1 Selecteer het gereedschap Lijnsegment .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 59 Tekenen • Als u de hoekstraal wilt wijzigen terwijl u tekent met het gereedschap Afgeronde rechthoek, drukt u op Pijl-omhoog of Pijl-omlaag. Als de hoeken de gewenste rondheid hebben, laat u Pijl-omhoog of Pijl-omlaag los. • Als u rechte hoeken wilt maken terwijl u tekent met het gereedschap Afgeronde rechthoek, drukt u op Pijl-links. • Als u hoeken wilt maken die zo rond mogelijk zijn terwijl u tekent met het gereedschap Afgeronde rechthoek, drukt u op Pijl-rechts.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 60 Tekenen Sterren tekenen 1 Selecteer het gereedschap Ster . 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de aanwijzer tot de ster de gewenste grootte heeft. Sleep de aanwijzer als een boog om de ster te draaien. Druk op Pijl-omhoog om punten aan de ster toe te voegen, of op Pijl-omlaag om punten te verwijderen. • Klik op de plaats waar het middelpunt van de ster moet komen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 61 Tekenen Spiralen tekenen 1 Selecteer het gereedschap Spiraal . 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de aanwijzer tot de spiraal de gewenste grootte heeft. Sleep de aanwijzer als een boog om de spiraal te roteren. • Klik op de plaats waar de spiraal moet beginnen. Stel vervolgens in het dialoogvenster een of meer van de volgende opties in en klik op OK. Straal Hiermee geeft u de afstand aan van het middelpunt van de spiraal tot het buitenste punt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 62 Tekenen Verticale scheidingslijnen Hiermee geeft u het aantal verticale scheidingslijnen op dat moet worden weergegeven tussen de linkerkant en de rechterkant van het raster. De waarde van Schuintrekken bepaalt hoe schuin de verticale scheidingslijnen naar links of naar rechts lopen. Buitenste rechthoek gebruiken als frame Hiermee vervangt u de bovenste en onderste segmenten en de linker- en rechtersegmenten door een afzonderlijk rechthoekig object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 63 Tekenen Zie ook Video over het gereedschap Potlood in Illustrator Vrije-vormpaden tekenen met het gereedschap Potlood 1 Selecteer het gereedschap Potlood . 2 Plaats het gereedschap op de positie waar het pad moet beginnen en sleep om het pad te tekenen. Het gereedschap Potlood geeft een kleine x weer waarmee een vrije-vormpad wordt aangeduid. Tijdens het slepen wordt de aanwijzer gevolgd door een gestippelde lijn.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 64 Tekenen De vorm van paden veranderen met het gereedschap Potlood 1 Selecteer het pad dat u wilt wijzigen. 2 Plaats het gereedschap Potlood op of bij het pad dat u opnieuw wilt tekenen. U bent dicht genoeg bij het pad als de kleine x niet meer wordt weergegeven. 3 Sleep het gereedschap tot het pad de gewenste vorm heeft.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 65 Tekenen Tekenen met het gereedschap Pen Rechte segmenten tekenen met het gereedschap Pen Het eenvoudigste pad dat u met het gereedschap Pen kunt tekenen, is een rechte lijn. Dit doet u door met het gereedschap Pen te klikken om twee ankerpunten te plaatsen. Als u nog een aantal keren klikt, maakt u een pad dat bestaat uit rechte-lijnsegmenten die via hoekpunten zijn verbonden. Als u op het gereedschap Pen klikt, worden er rechte segmenten getekend.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 66 Tekenen Curven zijn eenvoudiger te bewerken en het systeem kan ze sneller weergeven en afdrukken als u ze met zo weinig mogelijk ankerpunten tekent. Wanneer u te veel punten gebruikt, kunnen er ongewenste oneffenheden in een curve ontstaan. Teken de ankerpunten daarom ver uit elkaar en oefen in het maken van curven door de lengten en de hoeken van de richtingslijnen aan te passen. 1 Selecteer het gereedschap Pen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 67 Tekenen A B C Een S-curve tekenen A. Beginnen met het slepen van een nieuw boogpunt B. Slepen in dezelfde richting als de vorige richtingslijn waardoor er een curve in de vorm van een S ontstaat C. Resultaat nadat u de muisknop loslaat (Alleen in Photoshop) Als de curve een scherpe hoek moet maken, laat u de muisknop los. Vervolgens houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en sleept u het richtingspunt in de richting van de curve.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 68 Tekenen Opmerking: Als u een pad wilt sluiten in InDesign, kunt u het object ook selecteren en Object > Paden > Pad sluiten kiezen. • Als u een pad geopend wilt houden, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klikt u op een willekeurige plaats uit de buurt van de objecten. Als u het pad geopend wilt houden, kunt u ook een ander gereedschap selecteren of Selecteren > Selectie opheffen in Illustrator of Bewerken > Alles deselecteren kiezen in InDesign.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 69 Tekenen A B Een gebogen segment tekenen, gevolgd door een recht segment (deel 1) A. Het eerste boogpunt van het gebogen segment is gemaakt en het gereedschap Pen staat op het eindpunt B. Slepen om de curve te voltooien 3 Plaats het gereedschap Pen op het geselecteerde eindpunt. Wanneer u het gereedschap Pen op de juiste wijze hebt geplaatst, verschijnt naast het gereedschap het pictogram voor het omzetten van punten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 70 Tekenen Paden bewerken Paden, segmenten en ankerpunten selecteren Voordat u de vorm van een pad kunt wijzigen of een pad kunt bewerken, moet u de ankerpunten of segmenten van het pad selecteren of een combinatie van beide selecteren. Ankerpunten selecteren • Als u de punten kunt zien, kunt u met het gereedschap Direct selecteren op de punten klikken om ze te selecteren. Houd Shift ingedrukt en klik om meerdere punten te selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 71 Tekenen Padsegmenten aanpassen In toepassingen van Adobe werkt het bewerken van padsegmenten op een vergelijkbare manier. U kunt een padsegment altijd bewerken, maar het bewerken van bestaande segmenten gaat iets anders in zijn werk dan het tekenen van segmenten. Gebruik de volgende tips wanneer u segmenten bewerkt: • Als een ankerpunt twee segmenten verbindt en u dit ankerpunt verplaatst, wijzigt u altijd beide segmenten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 72 Tekenen • Als u de vorm van het segment aan een van beide zijden van een geselecteerd ankerpunt wilt wijzigen, sleept u het ankerpunt of het richtingspunt. Houd Shift ingedrukt en sleep om de beweging tot stappen van 45 graden te beperken. Sleep het ankerpunt of het richtingspunt. Opmerking: Het is ook mogelijk om segmenten of ankerpunten te transformeren, bijvoorbeeld door deze te schalen of te draaien.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 73 Tekenen In InDesign kunt u paden ook samenvoegen met het deelvenster Pathfinder. Als u het pad van een geopend pad wilt sluiten, gebruikt u het gereedschap Selecteren om het desbetreffende pad te selecteren en klikt u op Pad sluiten in het deelvenster Pathfinder. Als u de eindpunten tussen twee paden wilt sluiten, selecteert u de paden en klikt u op Pad samenvoegen. Klik nogmaals op Pad samenvoegen als u het tweede eindpunt ook wilt samenvoegen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 74 Tekenen Ankerpunten toevoegen en verwijderen Met extra ankerpunten krijgt u meer controle over het pad of kunt u een open pad verlengen. Het is echter verstandig niet meer punten toe te voegen dan nodig is. Een pad met minder punten kan makkelijker worden bewerkt, weergegeven en afgedrukt. U kunt een pad minder complex maken door overbodige punten te verwijderen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 75 Tekenen • Als u het overschakelen wilt uitschakelen, kies dan Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS) en selecteer Automatisch toevoegen/verwijderen uitschakelen. Paden vloeiend maken en vereenvoudigen U kunt de vormgeving van paden vloeiend maken en paden vereenvoudigen door overbodige ankerpunten te verwijderen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 76 Tekenen Selecteer Voorvertoning om een voorbeeld van het vereenvoudigde pad en het aantal punten in de originele en vereenvoudigde paden weer te geven. 4 Stel de overige opties in en klik op OK: Precisie kromme Voer een waarde tussen 0% en 100% in om aan te geven hoe nauwkeurig het vereenvoudigde pad het oorspronkelijke pad moet volgen. Hoe hoger het percentage, hoe meer punten er worden gemaakt en hoe beter het pad past.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 77 Tekenen 3 Plaats het gereedschap Ankerpunt omzetten op het gewenste ankerpunt en ga dan als volgt te werk: • Als u een hoekpunt naar een vloeiend punt wilt omzetten, sleept u een richtingspunt van het hoekpunt af. Een richtingspunt van een hoekpunt afslepen om een vloeiend punt te maken • U zet een vloeiend punt om in een hoekpunt zonder richtingslijnen door op het vloeiend punt te klikken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 78 Tekenen Met het gereedschap Padgummetje kunt u delen van een pad wissen (links); met het gereedschap Gummetje kunt u een deel van een gegroepeerd object wissen (rechts) Op www.adobe.com/go/vid0036_nl vindt u een video over het gereedschap Gummetje. Zie ook “Galerie met tekengereedschappen” op pagina 22 “Toetsen voor het bewerken van vormen” op pagina 508 Een deel van een pad wissen met het gereedschap Padgummetje 1 Selecteer het object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 79 Tekenen Als u harder drukt, neemt de breedte van het gewiste pad toe. (Het is mogelijk dat u eerst de optie Druk moet selecteren in het dialoogvenster Opties voor gummetje.) Opties voor het gereedschap Gummetje U kunt de opties voor het gereedschap Gummetjes wijzigen door te dubbelklikken op het gereedschap in het deelvenster Gereedschappen. Opmerking: U kunt de diameter altijd vergroten door op ] te drukken of verkleinen door op [ te drukken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 80 Tekenen • Paden die als gevolg van delen ontstaan, nemen de instellingen van het originele pad over, zoals de lijndikte en vulkleur. De uitlijning van de lijn wordt automatisch opnieuw ingesteld op het middelpunt. 1 (Optioneel) Selecteer het pad om de huidige ankerpunten weer te geven. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het gereedschap Schaar en klik op het pad op de plaats waar u het wilt splitsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 81 Tekenen 2 Selecteer de bronafbeelding en voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een voorinstelling voor overtrekken wilt gebruiken om een afbeelding over te trekken, klik dan op de knop Voorinstellingen en opties voor overtrekken in het deelvenster Beheer en selecteer een voorinstelling.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 82 Tekenen Maximaal aantal kleuren Hiermee bepaalt u het maximale aantal kleuren dat in een overtrekresultaat met kleuren of grijstinten wordt gebruikt. (Deze optie is alleen beschikbaar als Modus is ingesteld op Kleur of Grijswaarden en als Deelvenster is ingesteld op Automatisch.) Uitvoer naar stalen Hiermee maakt u een nieuw staal in het deelvenster Stalen voor elke kleur in het overtrekresultaat.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 83 Tekenen Standaard hebben alle overtrekobjecten in het deelvenster Lagen de naam 'Overtrekken'. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de weergave van het overtrekresultaat wilt wijzigen, klik dan op de knop Vectorweergave in het deelvenster Beheer of kies Object > Actief overtrekken en selecteer een van de volgende weergaveopties: Geen overtrekresultaat tonen, Overtrekresultaat tonen, Omtrekken tonen of Omtrekken met overtrek tonen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 84 Tekenen Een voorinstelling opgeven • Kies Object > Actief overtrekken > Overtrekopties. (U kunt ook een overtrekobject selecteren en op de knop Dialoogvenster Overtrekopties in het deelvenster Beheer klikken.) Stel de overtrekopties voor de voorinstelling in en klik op Voorinstelling opslaan. Voer een naam voor de voorinstelling in en klik op OK. • Kies Bewerken > Voorinstellingen voor overtrekken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 85 Tekenen Zie ook “Paden” op pagina 54 “Actieve verf” op pagina 173 Een overtrekobject opheffen Als u een overtrek wilt verwijderen maar de oorspronkelijke geplaatste afbeelding wilt behouden, kunt u het overtrekobject opheffen. 1 Selecteer het overtrekobject. 2 Kies Object > Actief overtrekken > Geen. Symbolen Symbolen Een symbool is een illustratieobject dat u opnieuw kunt gebruiken in een document.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 86 Tekenen Illustratie met symboolexemplaren Overzicht van het deelvenster Symbolen Voor het beheren van de symbolen in een document kunt u gebruikmaken van het deelvenster Symbolen (Venster > Symbolen) of het deelvenster Beheer. Het deelvenster Symbolen bevat diverse vooraf ingestelde symbolen. U kunt symbolen toevoegen uit symboolbibliotheken of bibliotheken die u zelf maakt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 87 Tekenen 2 Als u een symboolexemplaar wilt hernoemen, selecteer dan het symboolexemplaar in het tekengebied en typ vervolgens een nieuwe naam in het tekstvak Naam exemplaar in het deelvenster Beheer. Een symbool plaatsen 1 Selecteer een symbool in het deelvenster Symbolen of in een symboolbibliotheek.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 88 Tekenen Schaling met negen segmenten gebruiken U kunt schaling met negen segmenten gebruiken om de componentstijlschaling op te geven voor filmclipsymbolen die naar Flash worden geëxporteerd. Met dit schalingstype kunt u filmclipsymbolen maken die op zo'n manier worden geschaald dat ze kunnen worden gebruikt als onderdelen van een gebruikersinterface. Dit ter onderscheid van het schalingstype dat normaal wordt toegepast bij afbeeldingen en ontwerpelementen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 89 Tekenen Werken met symboolexemplaren Symboolexemplaren kunnen op dezelfde manier als andere objecten worden verplaatst, geschaald, geroteerd, schuingetrokken of gespiegeld. U kunt ook de bewerkingen in de deelvensters Transparantie, Vormgeving en Afbeeldingsstijlen uitvoeren en de effecten in het menu Effect toepassen. Als u echter de afzonderlijke componenten van een symboolexemplaar wilt wijzigen, moet u het exemplaar eerst uitbreiden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 90 Tekenen Opmerking: Als u een symbool in het deelvenster Symbolen wilt dupliceren om bijvoorbeeld een nieuw symbool te maken op basis van een bestaand symbool, moet u het symbool dupliceren, niet het exemplaar. (Zie “Overzicht van het deelvenster Symbolen” op pagina 86.) Een symboolexemplaar vervangen door een ander symbool 1 Selecteer het symboolexemplaar in het tekengebied.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 91 Tekenen U kunt items in een symboolbibliotheek selecteren, sorteren en weergeven op dezelfde manier als in het deelvenster Symbolen. U kunt echter geen items toevoegen aan, verwijderen uit of bewerken in symboolbibliotheken. Symboolbibliotheken openen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Venster > Symboolbibliotheken > [symboolbibliotheek].
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 92 Tekenen Symboolgereedschappen en symboolsets Symboolsets Een symboolset is een groep symboolexemplaren die u maakt met het gereedschap Symbolen sproeien. U kunt gemengde sets van symboolexemplaren maken door het gereedschap Symbolen sproeien te gebruiken met twee symbolen achter elkaar.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 93 Tekenen Symboolexemplaren toevoegen aan of verwijderen uit een bestaande set 1 Selecteer de bestaande symboolset. 2 Selecteer het gereedschap Symbolen sproeien en een symbool in het deelvenster Symbolen. 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u symboolexemplaren wilt toevoegen, klik of sleep dan op de plaats waar u de nieuwe exemplaren wilt neerzetten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 94 Tekenen • Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik of sleep in het gebied waarin u symboolexemplaren kleiner wilt maken. • Als u de dichtheid van de symboolexemplaren wilt behouden, houdt u Shift ingedrukt terwijl u klikt of sleept om de grootte te wijzigen. Symboolexemplaren roteren 1 Selecteer het gereedschap Symbolen draaien . 2 Klik of sleep het gereedschap in de richting waarin u de symboolexemplaren wilt plaatsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 95 Tekenen Afbeeldingsstijl volledig toegepast (boven) vergeleken met een afbeeldingsstijl toegepast met verschillende sterkten (onder) Als u een ander symboolgereedschap gebruikt, kunt u overschakelen naar het gereedschap Symboolstijl toepassen door in het deelvenster Afbeeldingsstijlen op een stijl te klikken. 1 Selecteer het gereedschap Symboolstijl toepassen .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 96 Tekenen • Intensiteit Hiermee geeft u aan hoe snel de verandering plaatsvindt (hoe hoger de waarde, hoe sneller de verandering). Als u Drukpen gebruiken selecteert, kunt u de invoer van een tablet of pen gebruiken in plaats van de intensiteitswaarde. • Dichtheid symboolset Voer hier een waarde in om de afstand tussen de symboolexemplaren in de set op te geven (bij een hogere waarde is de afstand tussen de symboolexemplaren in de set kleiner).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 97 Tekenen Flakkeringen tekenen Een flakkering maken Met het gereedschap Flakkering maakt u flakkeringsobjecten met een helder midden, een halo, stralen en ringen. Met dit gereedschap kunt u een effect maken dat lijkt op een lensflakkering op een foto. Flakkeringen hebben een middelste handgreep en een eindhandgreep. Met de handgrepen kunt u de plaats van de flakkering en de ringen te bepalen. De middelste handgreep bevindt zich in het heldere midden van de flakkering.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 98 Tekenen Elk element (middelpunt, halo, ringen en stralen) van de flakkering wordt gevuld met kleur, met verschillende instellingen voor de dekking. Een flakkering maken via het dialoogvenster Opties voor Flakkering 1 Selecteer het gereedschap Flakkering en klik op de plaats waar u de middelste handgreep van de flakkering wilt plaatsen.
99 Hoofdstuk 4: Kleur U zult in Adobe Illustrator vaak kleuren moeten toepassen op illustraties en dan is het handig als u enige kennis hebt van kleurmodellen en kleurmodi. Wanneer u kleuren op illustraties toepast, dient u te bedenken in welk medium de illustratie zal worden gepubliceerd, zodat u het juiste kleurmodel en de juiste kleurdefinities kunt gebruiken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 100 Kleur RGB-kleuren worden additieve kleuren genoemd, omdat u wit maakt door R (rood), G (groen) en B (blauw) tegelijk toe te voegen, dat wil zeggen dat al het licht wordt teruggekaatst naar het oog. Additieve kleuren worden gebruikt voor verlichting, televisies en computerschermen. Uw scherm maakt bijvoorbeeld kleuren door licht uit te stralen via rood, groen en blauw fosfor. R G B Additieve kleuren (RGB) R. Rood G. Groen B.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 101 Kleur C M Y K Subtractieve kleuren (CMYK) C. Cyaan M. Magenta Y. Geel K. Zwart U kunt de RGB-kleurmodus gebruiken om met kleurwaarden te werken. Deze modus is gebaseerd op het RGBkleurmodel. In de CMYK-modus kan voor iedere CMYK-procesinkt een waarde tussen 0 en 100% worden gebruikt. Aan de lichtste kleuren worden kleine percentages van de procesinktkleuren toegewezen en de donkere kleuren krijgen een hoger percentage.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 102 Kleur Zie ook “De verzadiging van meerdere kleuren aanpassen” op pagina 136 Lab Het CIE Lab-kleurmodel is gebaseerd op de menselijke perceptie van kleur. Het is een van de kleurmodellen die zijn opgesteld door de Commission Internationale d’Eclairage (CIE), een organisatie die zich bezighoudt met standaarden voor alle aspecten van licht. De numerieke waarden van Lab beschrijven alle kleuren die een persoon met een normaal gezichtsvermogen kan waarnemen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 103 Kleur A B C Gamma's van verschillende kleurruimten A. Visuele gamma B. RGB-kleurruimte C. CMYK-kleurruimte Gamma is het kleurbereik waaruit een bepaalde kleurruimte bestaat. De apparaten (computermonitor, scanner, desktopprinter, drukpers, digitale camera) in uw workflow werken binnen verschillende kleurruimten en hebben elk een ander gamma. Sommige kleuren vallen binnen het gamma van de computermonitor, maar niet binnen het gamma van de inkjetprinter, en vice versa.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 104 Kleur • Beperk het gebruikte aantal steunkleuren tot een minimum. Elke steunkleur die u maakt, genereert een extra afdrukplaat voor steunkleuren voor een drukpers. Hierdoor nemen de afdrukkosten toe. Als u denkt meer dan vier kleuren nodig te hebben, kunt u overwegen het document af te drukken met proceskleuren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 105 Kleur In InDesign kunt u proces- en steunkleuren samen mengen om gemengde inktkleuren te maken. Kleuren in InDesign en Illustrator vergelijken In Adobe InDesign en Adobe Illustrator worden enigszins verschillende methoden gebruikt voor de toepassing van benoemde kleuren. In Illustrator kunt u een benoemde kleur opgeven als globaal of niet-globaal, terwijl in InDesign alle naamloze kleuren als niet-globale proceskleuren worden behandeld.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 106 Kleur andere deel kunt u de illustratie opnieuw kleuren met de kleuren uit een kleurgroep of het aantal kleuren reduceren of de kleuren omzetten voor uitvoer. De opdracht Geselecteerde kleuren toevoegen of de knop Nieuwe kleurgroep Maak een kleurgroep met de kleuren die in de geselecteerde illustratie voorkomen. Zowel deze opdracht als deze knop staan in het deelvenster Stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 107 Kleur Alleen webveilige kleuren weergeven Webveilige kleuren zijn kleuren die door alle webbrowsers, ongeacht het platform, worden herkend. ❖ Selecteer Alleen webkleuren. Kleurstalen weergeven in plaats van het kleurenspectrum ❖ Klik op Kleurstalen. Klik op Kleurmodellen om het kleurenspectrum opnieuw weer te geven. Kleuren selecteren met de Kleurkiezer Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik of sleep in het kleurenspectrum.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 108 Kleur Kleuren selecteren met de Kleurkiezer 1 Selecteer de gewenste kleurmodus in het deelvenstermenu. De modus die u selecteert, is alleen van invloed op de weergave van het deelvenster Kleur. De kleurmodus van het document wordt hier niet door gewijzigd. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep of klik in een schuifregelaar. • Houd Shift ingedrukt en sleep een kleurschuifregelaar om de andere schuifregelaars ten opzichte hiervan te verplaatsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 109 Kleur Registratie, waardoor de drukplaten nauwkeurig op een drukpers kunnen worden uitgelijnd. Deze staal kunt u niet verwijderen. Opmerking: Als u de registratiekleur voor tekst gebruikt en het bestand vervolgens scheidt en afdrukt, wordt de tekst mogelijk niet goed geregistreerd, zodat de zwarte inkt er vaal uitziet. Als u dit wilt vermijden, kunt u voor tekst beter zwarte inkt gebruiken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 110 Kleur Een bepaald type staal tonen en alle andere stalen verbergen ❖ Klik op de knop Staaltypen tonen en kies een van de volgende opties: Alle stalen tonen, Kleurstalen tonen, Verloopstalen tonen, Patroonstalen tonen of Kleurgroepen tonen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 111 Kleur Als u een stalenbibliotheek automatisch wilt openen wanneer u Illustrator start, kiest u Blijvend in het deelvenstermenu van de stalenbibliotheek. Zie ook “Kleurstalen delen met andere toepassingen” op pagina 112 Een stalenbibliotheek openen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Venster > Staalbibliotheken > [naam bibliotheek]. • Kies Staalbibliotheek openen > [naam bibliotheek] in het menu van het deelvenster Stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 112 Kleur • Kleuren in objecten die zich binnen samengestelde vormen bevinden en die niet zichtbaar zijn Als u een verloopvulling, patroonvulling of symboolexemplaar wijzigt in een nieuwe algemene kleur, wordt de kleur toegevoegd als een nieuw staal en blijft het oorspronkelijke kleurstaal behouden. Alle documentkleuren toevoegen ❖ Controleer of het document geen selectie bevat en kies Gebruikte kleuren toevoegen in het menu van het deelvenster Stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 113 Kleur Opmerking: Als geïmporteerde stalen voor steunkleuren of algemene proceskleuren dezelfde naam maar andere kleurwaarden hebben dan al in het document voorkomende stalen, is er sprake van een stalenconflict. In geval van dergelijke conflicten blijven de kleurwaarden van bestaande stalen behouden en worden geïmporteerde stalen automatisch samengevoegd met de bestaande stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 114 Kleur 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleep de kleur uit het deelvenster Gereedschappen of Kleur naar het deelvenster Stalen. • Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klik in het deelvenster Stalen op de knop Nieuw staal of kies Nieuw staal in het deelvenstermenu. Selecteer Steunkleur als kleurtype in het dialoogvenster dat dan wordt weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 115 Kleur • Als u meerdere stalen wilt samenvoegen, selecteert u twee of meer stalen en kiest u Stalen samenvoegen in het menu van het deelvenster Stalen. De naam en de kleurwaarde van het staal dat u het eerst hebt geselecteerd, vervangen deze voor alle andere geselecteerde stalen. • Als u stalen wilt verwijderen, selecteert u de desbetreffende stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 116 Kleur Zie ook “Groepsstalen” op pagina 114 “Het deelvenster Kuler” op pagina 132 Overzicht van het deelvenster Kleurengids Laat u tijdens het maken van uw illustraties inspireren door het deelvenster Kleurengids. Het deelvenster Kleurengids stelt kleuren voor die in harmonie zijn met de actieve kleur in het deelvenster Gereedschappen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 117 Kleur Het aantal kleurvariaties en het bereik van de kleurvariaties opgeven dat wordt weergegeven in het deelvenster 1 Kies Opties voor kleurengids in het menu van het deelvenster Kleurengids. 2 Geef het aantal kleuren op dat u wilt weergeven aan de linker- en rechterzijde van iedere kleur in de gegenereerde kleurgroep. Kies bijvoorbeeld 6 als u zes donkerder en zes lichtere tinten van elke kleur wilt zien.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 118 Kleur A B C Kleurgroepen maken of bewerken en kleuren toewijzen via het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren. A. Een kleurgroep maken en bewerken op het tabblad Bewerken B. Kleuren toewijzen op het tabblad Toewijzen C. Een kleurgroep selecteren in de lijst Kleurgroepen Gebruik de optie Illustratie opnieuw kleuren onder aan het dialoogvenster om een voorvertoning weer te geven van de kleuren in de geselecteerde illustratie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 119 Kleur “Kleuren toewijzen aan uw illustraties” op pagina 127 “Het aantal kleuren in uw illustraties verlagen” op pagina 130 Het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren openen ❖ Open het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren op een van de volgende manieren: Via de opdracht Bewerken > Kleuren bewerken > Illustratie opnieuw kleuren of Opnieuw kleuren met voorinstelling Gebruik deze opdrachten om de kleuren in geselecteerde illustra
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 120 Kleur Een kleurgroep maken in het deelvenster Kleurengids Er mogen geen illustraties zijn geselecteerd wanneer u de basiskleur instelt, anders krijgt de geselecteerde illustratie de basiskleur. 1 Open het deelvenster Kleurengids en voer een van de volgende handelingen uit om de basiskleur voor de kleurharmonie in te stellen: • Klik op een kleurstaal in het deelvenster Stalen. • Klik op een kleur in het deelvenster Kleur.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 121 Kleur Tijdens het bewerken van de kleuren in het kleurenwiel geldt de geselecteerde harmonieregel ook voor de kleuren die worden gegenereerd voor de groep. Klik op de knop Harmoniekleuren ontkoppelen om de harmonieregel uit te schakelen en de kleuren te kunnen bewerken. 1 Open het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren en kies desgewenst een kleurharmonie in het menu Harmonieregels.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 122 Kleur Kleuren bewerken door de kleurmarkeringen te verplaatsen op het vloeiende kleurenwiel Vloeiend kleurenwiel Geeft kleurtoon, verzadiging en helderheid weer in een vloeiende, ononderbroken cirkel. Elke kleur in de huidige kleurgroep wordt getekend op het wiel in een cirkel. U kunt op het wiel heel nauwkeurig kleuren kiezen, maar omdat iedere pixel een andere kleur heeft, is het soms moeilijk de individuele kleuren te zien.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 123 Kleur A B C D E F G A. De basiskleur zoals deze wordt weergegeven in het menu Harmonieregels B. De basiskleur zoals deze wordt weergegeven op het kleurenwiel C. Opties voor kleurweergave D. Kleur van geselecteerde kleurmarkering of kleurenbalk E. Verzadiging en kleurtoon weergeven op kleurenwiel F. Markeringsgereedschappen voor het toevoegen en verwijderen van kleuren G.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 124 Kleur 5 Sleep een markering op het kleurenwiel om de kleur te wijzigen. Als het om een gekoppelde harmonie gaat, worden tijdens het slepen alle kleuren volgens de regel verplaatst. Gaat het om een ontkoppelde harmonie, dan wordt alleen de markering verplaatst die u sleept. U kunt een van de volgende handelingen uitvoeren tijdens het bewerken: • Verplaats de markering rond het wiel om de kleurtoon te wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 125 Kleur A B D C E F A. Kleurenwielweergave van gekoppelde kleuren B. Kleurenwielweergave van ontkoppelde kleuren C. Kleurenbalkweergave van gekoppelde kleuren D. Kleurenbalkweergave van ontkoppelde kleuren E. Gekoppelde kleuren, klik om te ontkoppelen F. Ontkoppelde kleuren, klik om opnieuw te koppelen 1 Selecteer de kleurgroep die u wilt bewerken in het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren en klik op Bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 126 Kleur Kleuren in een kleurgroep bewerken met de Kleurkiezer Met de Kleurkiezer kunt u de kleuren in een kleurgroep wijzigen. 1 Ga in het dialoogvenster Kleuren bewerken/Illustratie opnieuw kleuren op een van de volgende manieren te werk: • Dubbelklik op een markering op het kleurenwiel of klik hierop met de rechtermuisknop en kies Kleurkiezer. • Dubbelklik op een kleurenbalk. • Klik op het kleurstaal links van de kleurregelaars.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 127 Kleur • Als u een kleur wilt verwijderen uit een kleurgroep in de lijst Kleurgroepen, vouwt u de kleurgroep uit, klikt u met de rechtermuisknop op het kleurenstaal dat u wilt verwijderen en kiest u Kleur verwijderen. Een kleurgroep verwijderen ❖ Selecteer een kleurgroep in de lijst Kleurgroepen en klik op Verwijderen . U kunt hier ook op klikken met de rechtermuisknop en Kleurgroep verwijderen kiezen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 128 Kleur A B C D E F A. Actieve kleurgroep B. Kleuren uit geselecteerde illustratie halen C. Kleuren uit geselecteerde illustraties D. Nieuwe kleuren uit de actieve kleurgroep E. Opties voor het werken met gehele rijen F. Illustratie opnieuw kleuren Op www.adobe.com/go/vid0061_nl vindt u een video over het toewijzen van kleuren. Nieuwe kleuren toewijzen aan geselecteerde illustraties 1 Selecteer de illustratie die u opnieuw wilt kleuren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 129 Kleur • Als u een kleur in de kolom Nieuw wilt wijzigen, klikt u erop met de rechtermuisknop en kiest u Kleurkiezer om een nieuwe kleur in te stellen. • Klik op de pijl tussen de kolommen om te voorkomen dat een rij met huidige kleuren opnieuw wordt toegewezen. Klik op het streepje om de rij weer op te nemen in de bewerking.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 130 Kleur Het aantal kleuren in uw illustraties verlagen Wanneer u illustraties maakt die zijn bedoeld voor verschillende typen uitvoermedia, is het vaak nodig het aantal kleuren te reduceren voor uitvoer, kleuren om te zetten in grijswaarden of de kleuren te beperken tot de kleuren in een kleurenbibliotheek. U kunt het aantal kleuren in uw illustratie heel gemakkelijk beperken met gebruik van het dialoogvenster Illustratie opnieuw kleuren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 131 Kleur 3 Selecteer of maak een kleurgroep om andere kleuren te gebruiken. 4 Kies in het menu Kleuren het verlaagde aantal kleuren dat u wilt gebruiken. 5 Klik op de knop Opties voor kleurreductie , geef een van de volgende opties op en klik op OK: Voorinstelling Hiermee geeft u een voorinstelling voor een kleurentaak op, inclusief het aantal gebruikte kleuren en de optimale instellingen voor die taak.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 132 Kleur Het deelvenster Kuler Kuler Het Kuler™-deelvenster is uw toegangspoort tot kleurgroepen of kleurthema's die gemaakt zijn door een online gemeenschap van ontwerpers. Met dit deelvenster kunt u naar duizenden thema's bladeren op Kuler en deze downloaden om ze te bewerken of op te nemen in uw eigen projecten. U kunt het deelvenster Kuler ook gebruiken om uw thema's te delen met de Kuler-community door ze te uploaden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 133 Kleur Kleuren aanpassen Een kleur die buiten het gamma valt, omzetten in een afdrukbare kleur Sommige kleuren uit de RGB- en HSB-kleurmodellen, zoals neonkleuren, kunnen niet worden afgedrukt, omdat er geen equivalent voor deze kleuren bestaat in het CMYK-model. Als u een kleur buiten de kleuromvang selecteert, wordt er een waarschuwingsdriehoek weergegeven in het deelvenster Kleur of in de Kleurkiezer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 134 Kleur Complementeren Hiermee wijzigt u elke component van een kleur in een nieuwe waarde op basis van de som van de hoogste en laagste RGB-waarden in de geselecteerde kleur. De laagste en hoogste RGB-waarden van de huidige kleur worden opgeteld. De waarde van elke component wordt van het resultaat afgetrokken om nieuwe RGB-waarden te maken. Stel bijvoorbeeld dat u een kleur selecteert met de RGB-waarde 102 voor rood, 153 voor groen en 51 voor blauw.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 135 Kleur • Als u in de RGB-kleurmodus werkt en niet-algemene proceskleuren hebt geselecteerd, moet u de schuifregelaars gebruiken om de percentages rood, groen en blauw aan te passen. • Als u de kleuren die u hebt geselecteerd in grijswaarden wilt omzetten, selecteert u Grijswaarden in de lijst Kleurmodus en selecteert u de optie Omzetten. Gebruik vervolgens de regelaar om het percentage zwart aan te passen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 136 Kleur Grijswaardenafbeeldingen omzetten in RGB of CMYK 1 Selecteer de grijswaardenafbeelding. 2 Kies Bewerken > Kleuren bewerken > Omzetten in CMYK of Omzetten in RGB (afhankelijk van de kleurmodus van het document). Grijswaarden of 1-bits afbeeldingen inkleuren 1 Selecteer het bitmapobject. 2 Let op dat de knop Vulling in het deelvenster Gereedschappen of in het deelvenster Kleur is geselecteerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 137 Kleur Zie ook “Pathfinder-effecten toepassen” op pagina 252 “Overvloeimodi” op pagina 196 “Items aanwijzen voor vormgevingskenmerken” op pagina 381 Kleuren mengen met het effect Hard mengen 1 Selecteer de groep of laag. 2 Kies Effect > Pathfinder > Hard mengen.. Kleuren mengen met het effect Zacht mengen 1 Selecteer de groep of laag. 2 Kies Effect > Pathfinder > Zacht mengen.
138 Hoofdstuk 5: Kleurbeheer Met een kleurbeheersysteem worden kleurverschillen tussen apparaten afgestemd, zodat u redelijk zeker weet welke kleuren uiteindelijk door het systeem worden geproduceerd. Als kleuren nauwkeurig worden weergegeven, bent u in staat om in elk stadium van de workflow (van de digitale vastlegging tot en met de uiteindelijke uitvoer) gefundeerde beslissingen over kleur te nemen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 139 Kleurbeheer Wat is een kleurbeheersysteem? Problemen met kleurovereenkomsten zijn het gevolg van apparaten en toepassingen die verschillende kleurruimten gebruiken. Met een systeem dat kleur voor andere apparaten nauwkeurig interpreteert en omzet, is dit probleem te verhelpen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 140 Kleurbeheer • Correcte kleurenafdrukken op een onbekend kleurenuitvoerapparaat. U kunt bijvoorbeeld een document online opslaan, zodat u het overal en altijd op consistente en reproduceerbare wijze kunt afdrukken. Een weergaveomgeving instellen voor kleurbeheer Uw werkomgeving heeft invloed op de manier waarop kleur wordt weergegeven op uw monitor en in de gedrukte uitvoer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 141 Kleurbeheer De kleurinstellingen voor Adobe Creative Suite worden centraal gesynchroniseerd met behulp van Adobe Bridge. Als u de standaardinstellingen wilt wijzigen, kunt u met behulp van eenvoudige voorinstellingen het kleurbeheer van Adobe aanpassen aan de algemene uitvoervoorwaarden. U kunt kleurinstellingen ook aan een bepaalde kleurenworkflow aanpassen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 142 Kleurbeheer 4. Stel kleurbeheer in Adobe-toepassingen in. De standaardkleurinstellingen voldoen voor de meeste gebruikers. U kunt de kleurinstellingen echter als volgt wijzigen: • Als u met meerdere Adobe-toepassingen werkt, kiest u met behulp van Adobe® Bridge CS3 een standaard kleurbeheerconfiguratie en synchroniseert u eerst de kleurinstellingen in de toepassingen voordat u met documenten gaat werken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 143 Kleurbeheer Kleurbeheer instellen 1 Ga op een van de volgende manieren te werk: • (Illustrator, InDesign, Photoshop) Kies Bewerken > Kleurinstellingen. • (Acrobat) Selecteer de categorie Kleurbeheer van het dialoogvenster Voorkeuren. 2 Selecteer een kleurinstelling in het menu Instellingen en klik op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 144 Kleurbeheer Proceskleuren en steunkleuren beheren Wanneer kleurbeheer is ingeschakeld, wordt door elke kleur die u toepast of maakt in een Adobe-toepassing met kleurbeheer automatisch een kleurprofiel gebruikt dat met het document overeenkomt. Schakelt u tussen kleurmodi, dan wordt de kleur door het kleurbeheersysteem met behulp van de desbetreffende profielen omgezet naar het nieuwe kleurmodel dat u hebt gekozen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 145 Kleurbeheer Een veilige CMYK-workflow gebruiken Door middel van een veilige CMYK-workflow wordt ervoor gezorgd dat CMYK-kleurnummers behouden blijven tot aan het uitvoerapparaat toe. Deze kleurnummers worden dus niet door het kleurbeheersysteem omgezet. Gebruik deze workflow als u steeds meer met kleurbeheer wilt gaan werken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 146 Kleurbeheer Profielen voor geïmporteerde bitmapafbeeldingen bekijken of wijzigen (InDesign) In InDesign kunt u profielen voor geïmporteerde bitmapafbeeldingen bekijken, overschrijven of uitschakelen. Dit kan nodig zijn wanneer u een afbeelding zonder profiel of met een verkeerd ingesloten profiel importeert. Als bijvoorbeeld het standaardprofiel van de fabrikant van de scanner is ingesloten maar u daarna zelf een profiel hebt gemaakt, kunt u uw eigen profiel toewijzen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 147 Kleurbeheer Zie ook “Kleurwerkruimten” op pagina 159 “Beleidsopties voor kleurbeheer” op pagina 160 Kleurbeheer toepassen op PDF's voor onlineweergave Bij het exporteren van PDF's kunt u desgewenst profielen insluiten. PDF's met ingesloten profielen reproduceren kleuren consistent in Acrobat 4.0 of hoger, mits het kleurbeheersysteem correct is geconfigureerd. Door kleurprofielen in te sluiten wordt een PDF groter.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 148 Kleurbeheer A B C De uiteindelijke uitvoer van een document via een elektronische proefdruk op de monitor weergeven A. Document wordt gemaakt in de werkkleurruimte. B. De kleurwaarden van het document worden omgezet in de kleurruimte van het gekozen proefdrukprofiel (gewoonlijk het profiel van het uitvoerapparaat). C. Op de monitor wordt weergegeven hoe de kleurwaarden van het document worden geïnterpreteerd door het proefdrukprofiel.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 149 Kleurbeheer Aangepaste opties voor een elektronische proefdruk Te simuleren apparaat Hiermee wordt het kleurprofiel opgegeven van het apparaat waarvoor u een proefdruk wilt maken. De betrouwbaarheid van het gekozen profiel hangt af van de mate van nauwkeurigheid waarin het gedrag van het apparaat is beschreven. Vaak geven aangepaste profielen voor specifieke papier- en printercombinaties de meest nauwkeurige elektronische proefdrukken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 150 Kleurbeheer U kunt de proefdruk afdrukken in Photoshop. Zoek naar “Een proefdruk maken op papier'' in de Help van Photoshop voor nadere informatie. Als objecten moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn in proefdrukken voor kleurenblindheid, kunt u het ontwerp als volgt aanpassen: • Wijzig de helderheid of de kleurtoon van de kleur: • Zuiver rood ziet er soms donker en troebel uit, oranjerood is vaak beter te herkennen. • Blauwgroen is duidelijker dan geelgroen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 151 Kleurbeheer • Door de toepassing de kleuren te laten vaststellen. • (Photoshop en InDesign) Door geen kleurbeheer te gebruiken. In deze workflow worden geen kleuren omgezet. U moet misschien ook kleurbeheer in het printerstuurprogramma uitschakelen. Deze methode is voornamelijk handig voor het afdrukken van proefdrukken of het genereren van aangepaste profielen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 152 Kleurbeheer • Een eigen profiel maken met behulp van een hulpprogramma waarmee u hardwareprofielen kunt maken. Deze methode is duur, maar levert de beste resultaten op. Een goed hardwareprogramma kan nauwkeurige profielen maken, zelfs met glanzend papier. • Een profiel afstellen dat u op een van de vorige manieren met software voor het bewerken van profielen hebt gemaakt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 153 Kleurbeheer Een kleurbeheersysteem maakt gebruik van de volgende soorten profielen: Monitorprofielen Beschrijven hoe de monitor de kleur momenteel verwerkt. Dit is het eerste profiel dat u moet maken. Een nauwkeurige weergave van kleuren op de monitor is immers van cruciaal belang wanneer u tijdens het ontwerpen moet beslissen over kleuren in een document.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 154 Kleurbeheer A B C D Kleur beheren met profielen A. Profielen beschrijven de kleurruimte van het invoerapparaat en het document. B. In de profielbeschrijvingen geeft het kleurbeheersysteem de werkelijke kleuren van het document aan. C. Het monitorprofiel geeft aan het kleurbeheersysteem door hoe de numerieke waarden moeten worden omgezet in de kleurruimte van de monitor. D.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 155 Kleurbeheer Monitor kalibreren en monitorprofiel maken Bij het kalibreren van de monitor past u de monitor aan, zodat deze voldoet aan een bekende specificatie. Nadat de monitor is gekalibreerd, kunt u met het profielhulpprogramma een kleurprofiel opslaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 156 Kleurbeheer Een kleurprofiel insluiten U moet een kleurprofiel dat u wilt insluiten in een document dat u hebt gemaakt in Illustrator, InDesign of Photoshop, opslaan in of exporteren naar een indeling die ICC-profielen ondersteunt. 1 Sla het document op in of exporteer het naar een van de volgende bestandsindelingen: Adobe PDF, PSD (Photoshop), AI (Illustrator), INDD (InDesign), JPEG, Photoshop EPS, Bestandsindeling voor grote documenten (.psb) of TIFF.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 157 Kleurbeheer Een kleurprofiel toewijzen of verwijderen (InDesign) 1 Kies Bewerken > Profielen toewijzen. 2 Selecteer bij RGB-profiel en CMYK-profiel een van de volgende opties: Wissen (huidige werkruimte gebruiken) Hiermee wordt het bestaande profiel uit het document verwijderd. Selecteer deze optie alleen als u zeker weet dat u geen kleurbeheer wilt toepassen op het document.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 158 Kleurbeheer Documentkleuren omzetten in de kleurprofielen Multikanaal, Apparaatkoppeling of Abstract (Photoshop) 1 Kies Bewerken > Omzetten in profiel. 2 Klik op Geavanceerd. De volgende aanvullende ICC-profieltypen zijn beschikbaar bij Doelruimte: Multikanaal Profielen die ondersteuning bieden voor meer dan vier kleurkanalen. Dat is handig als u met meer dan vier inkten afdrukt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 159 Kleurbeheer Kleurwerkruimten Een werkruimte is een tussenliggende kleurruimte die wordt gebruikt voor het definiëren en bewerken van kleur in Adobe-toepassingen. Aan elk kleurmodel is een werkruimteprofiel gekoppeld. U kunt werkruimteprofielen kiezen in het dialoogvenster Kleurinstellingen. Een werkruimteprofiel fungeert als het bronprofiel voor nieuwe documenten die gebruikmaken van het bijbehorende kleurmodel.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 160 Kleurbeheer Adobe-toepassingen worden geleverd met een standaardset werkruimteprofielen die door Adobe Systems worden aanbevolen en die zijn getest voor de meeste kleurbeheerworkflows. Standaard staan alleen deze profielen in de menu's van de werkruimte. Om aanvullende kleurprofielen weer te geven die u op het systeem hebt geïnstalleerd, selecteert u Geavanceerde modus (Illustrator en InDesign) of Meer opties (Photoshop).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 161 Kleurbeheer Als u een beschrijving van een beleid wilt zien, selecteert u het beleid en plaatst u de muisaanwijzer op de naam van dat beleid. De beschrijving wordt onder in het dialoogvenster weergegeven. RGB, CMYK en Grijs (De optie voor grijswaarden is alleen beschikbaar voor Photoshop.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 162 Kleurbeheer Intent (Photoshop, Illustrator, InDesign) Hiermee wordt de rendering intent aangegeven die wordt gebruikt voor het omzetten van de ene kleurruimte in een andere. De verschillen tussen rendering intents vallen alleen op als u een document afdrukt of omzet in een andere werkruimte.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 163 Kleurbeheer Geavanceerde instellingen in Photoshop Als u in Photoshop geavanceerde instellingen voor kleurbeheer wilt weergeven, kiest u Bewerken > Kleurinstellingen en selecteert u Meer opties. Minder verzadiging voor monitorkleuren Hiermee kunt u de verzadiging van de kleuren die op de monitor worden weergegeven, verminderen met de opgegeven waarde.
164 Hoofdstuk 6: Verven Om uw illustraties visueel interessanter te maken, kunt u in Adobe Illustrator gebruikmaken van kalligrafische penselen, verstrooiingspenselen, kunstpenselen en patroonpenselen. Daarnaast kunt u met de functie Actieve verf verschillende padsegmenten verven en ingesloten paden vullen met verschillende kleuren, patronen of verlopen. Met dekkingen, maskers, verlopen, overvloeiingen, netten en patronen beschikt u over oneindig veel mogelijkheden om uiting te geven aan uw creativiteit.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 165 Verven Als u een object op de traditionele manier verft, blijven er enkele gebieden over die niet kunnen worden gevuld (links). Door een groep van Actieve verf te maken met detectie van tussenruimten (midden) voorkomt u tussenruimten en overdrukken (rechts). Op www.adobe.com/go/vid0042_nl vindt u een video over het gebruik van Actieve verf. Op www.adobe.com/go/vid0038_nl vindt u een video over verftechnieken met het gereedschap Penseel.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 166 Verven Knop Vulling en lijn omwisselen Knop Standaardvulling en -lijn Klik op deze knop om de kleuren tussen vulling en lijn om te wisselen. Klik op deze knop om terug te keren naar de standaardkleurinstellingen (witte vulling en zwarte lijn). Klik op deze knop om de laatst geselecteerde effen kleur toe te passen op een object met een verloopvulling of een object zonder lijn of vulling.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 167 Verven Een object voorzien van een lijn Met het deelvenster Streek (Venster > Streek) stelt u in of de streek ononderbroken of onderbroken is en bepaalt u het streeppatroon van een onderbroken streek, de streekdikte, de streekuitlijning, de afknotlimiet en de stijlen van verbindingen en uiteinden van lijnen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 168 Verven Opmerking: Als u paden met verschillende lijnuitlijningen probeert uit te lijnen, kan het zijn dat de paden niet precies uitlijnen. Als de randen na het uitlijnen exact met elkaar overeen moeten komen, controleer dan of de instellingen voor paduitlijning gelijk zijn. Stippellijnen of onderbroken lijnen maken U kunt een stippellijn of een onderbroken lijn maken door de lijnkenmerken van een object te bewerken. 1 Selecteer het object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 169 Verven Afgerond Hiermee maakt u lijnen met afgeronde hoeken. Afgekant Hiermee maakt u lijnen met vierkante hoeken. Paden tekenen en samenvoegen met het Klodderpenseel Met het Klodderpenseel kunt u gevulde vormen verven die u kunt doorsnijden en samenvoegen met andere vormen van dezelfde kleur. Het Klodderpenseel gebruikt dezelfde standaardpenseelopties als kalligrafische penselen. (Zie “Opties voor kalligrafische penselen” op pagina 186.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 170 Verven 3 Selecteer het Klodderpenseel en zorg ervoor dat het penseel dezelfde vormgeving gebruikt als de geselecteerde illustraties. 4 Teken paden die de illustraties doorsnijden. Als de paden niet worden samengevoegd, controleert u of de kenmerken van het Klodderpenseel precies overeenkomen met de bestaande padkenmerken en of geen van beide gebruikmaken van een streek.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 171 Verven Pijlpunten toevoegen aan lijnen Pijlen zijn vergelijkbaar met penseelstreken. Dit betekent dat de locatie, richting en kleur van de pijlpunten samen met de lijn worden gewijzigd en niet afzonderlijk kunnen worden bewerkt. 1 Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen). Opmerking: U kunt pijlpunten toevoegen aan een groep van Actieve verf als geheel, maar niet aan afzonderlijke paden binnen groepen van Actieve verf.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 172 Verven Opmerking: De opdrachten Selecteren > Zelfde > Vulkleur, Lijnkleur en Lijndikte werken binnen een groep van Actieve verf als u een vlak of rand selecteert met het gereedschap Selectie van Actieve verf. De andere opdrachten binnen Selecteren > Zelfde werken niet. Het is niet mogelijk om identieke objecten die zich zowel binnen als buiten een groep van Actieve verf bevinden, tegelijkertijd te selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 173 Verven Groepen van Actieve verf Actieve verf Als u een illustratie omzet in groepen van Actieve verf, kunt u deze vrij kleuren, op dezelfde manier als u zou doen op canvas of papier. U kunt elk padsegment met een andere kleur verven en u kunt elk ingesloten pad (dus niet alleen gesloten paden) vullen met een andere kleur, een ander patroon of een ander verloop. Met Actieve verf kunt u op een intuïtieve manier gekleurde tekeningen maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 174 Verven Op www.adobe.com/go/vid0042_nl vindt u een video over het gebruik van Actieve verf. Zie ook “Verfmethoden” op pagina 164 “Vullingen en lijnen” op pagina 165 Beperkingen bij het gebruik van Actieve verf In een groep van Actieve verf zijn vul- en verfkenmerken gekoppeld aan vlakken en randen en niet aan de werkelijke paden waardoor deze worden gedefinieerd, zoals in andere Illustrator-objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 175 Verven Overige opdrachten die u niet kunt gebruiken voor groepen van Actieve verf • Pathfinder-opdrachten • Bestand > Plaatsen • Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen maken • Selecteren > Zelfde > Overvloeimodus, Vulling en lijn, Dekking, Stijl, Symboolexemplaar en Blokreeksen koppelen • Object > Tekstomloop > Maken Groepen van Actieve verf maken Als u objecten wilt kleuren met verschillende kleuren voor elke rand of doorsnede, zet dan de illustratie om in een groep van A
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 176 Verven Een groep van Actieve verf uitbreiden of opheffen Als u een groep van Actieve verf opheft, ontstaan er een of meer gewone paden zonder vulling en met een zwarte lijn van 0,5 pt. Als u een groep met Actieve verf uitbreidt, ontstaan er een of meer gewone paden die er hetzelfde uitzien als de groep van Actieve verf, maar het zijn nu afzonderlijk gevulde en geverfde paden. Met het gereedschap Groep selecteren kunt u deze paden afzonderlijk selecteren en wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 177 Verven Vlakken en randen selecteren De aanwijzer van het gereedschap Selectie van Actieve verf verandert in de vlakaanwijzer als de aanwijzer op een vlak wordt geplaatst, in de randaanwijzer als de aanwijzer op een rand wordt geplaatst, en in de x-aanwijzer als de aanwijzer buiten een groep van Actieve verf wordt geplaatst. ❖ Selecteer het gereedschap Selectie van Actieve verf.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 178 Verven Groep van Actieve verf voor (links) en na het selecteren en verwijderen van een pad (rechts) Sla de vul- en lijnkleuren die in groepen van Actieve verf worden gebruikt, op in het deelvenster Stalen. Als u een kleur kwijtraakt die u wilt behouden, kunt u het gewenste staal selecteren en de vulling of lijn opnieuw toepassen met het gereedschap Emmertje voor Actieve verf.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 179 Verven Verven met het gereedschap Emmertje voor Actieve verf Met het gereedschap Emmertje voor Actieve verf kunt u vlakken en randen van groepen van Actieve verf verven met de huidige vul- en lijnkenmerken. De aanwijzer van het gereedschap wordt weergegeven met een of drie gekleurde vierkantjes.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 180 Verven Opties van Emmertje voor Actieve verf Met het dialoogvenster Opties van Emmertje voor Actieve verf kunt u opgeven hoe het gereedschap Emmertje voor Actieve verf werkt, kiezen of u alleen vullingen, alleen lijnen of beide wilt verven en hoe vlakken en randen worden gemarkeerd wanneer u deze met het gereedschap aanwijst. U kunt deze opties weergeven door te dubbelklikken op het gereedschap Emmertje voor Actieve verf.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 181 Verven Voorvertoning Tussenruimten die zijn aangetroffen in groepen van Actieve verf worden weergegeven als gekleurde lijnen, met de kleur die u voor de voorvertoning hebt gekozen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 182 Verven A B C D Voorbeeldpenselen A. Kalligrafisch penseel B. Verstrooiingspenseel C. Kunstpenseel D. Patroonpenseel Met verstrooiingspenselen en patroonpenselen kunt u vaak hetzelfde effect bereiken. Een punt waarop ze verschillen is echter dat patroonpenselen het pad exact volgen, terwijl verstrooiingspenselen dat niet doen. Pijlen in een patroonpenseel buigen met het pad mee (links), maar in een verstrooiingspenseel (rechts) blijven de pijlen recht. Op www.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 183 Verven De volgorde van penselen in het deelvenster Penselen wijzigen ❖ Sleep een penseel naar een nieuwe locatie. U kunt penselen alleen verplaatsen binnen hetzelfde type. U kunt een kalligrafisch penseel bijvoorbeeld niet verplaatsen naar het gebied met verstrooiingspenselen. Een penseel dupliceren in het deelvenster Penselen ❖ Sleep het penseel naar de knop Nieuw penseel of kies Penseel dupliceren in het menu van het deelvenster Penselen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 184 Verven Penseelstreken toepassen U kunt penseelstreken toepassen op een pad dat is gemaakt met een willekeurig tekengereedschap, inclusief het gereedschap Pen, het gereedschap Potlood of de standaardvormgereedschappen. ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het pad en selecteer een penseel in een penseelbibliotheek, in het deelvenster Penselen of in het deelvenster Beheer. • Sleep een penseel naar het pad.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 185 Verven Binnen: _ pixels Hiermee bepaalt u hoe dicht u de muis of de pen bij een bestaand pad moet plaatsen om het pad te kunnen bewerken met het gereedschap Penseel. Deze optie is alleen beschikbaar als de optie Geselecteerde paden bewerken is geselecteerd. Penseelstreken verwijderen 1 Selecteer een penseelpad. 2 Kies Penseelstreek wissen in het menu van het deelvenster Penselen of klik op de knop Penseelstreek wissen .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 186 Verven Een penseel aanpassen • Als u de opties voor een penseel wilt wijzigen, dubbelklik dan op het penseel in het deelvenster Penselen. Stel de penseelopties in en klik op OK. Als het huidige document penseelpaden bevat die gebruikmaken van het gewijzigde penseel, wordt een bericht weergegeven. Klik op Toepassen op lijnen als u bestaande lijnen wilt wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 187 Verven • Draairichting Hiermee maakt u een penseel waarbij de hoek, ronding of diameter varieert op basis van de draairichting van de pen. Deze optie is vooral handig om de hoek van kalligrafische penselen te variëren, met name wanneer u het penseel als een verfkwast gebruikt. Deze optie is alleen beschikbaar als u een grafisch tablet gebruikt dat de hellingsrichting van de pen kan detecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 188 Verven Met de pop-uplijst rechts van elke optie kunt u variaties aanbrengen in de vorm van het penseel. Kies een van de volgende opties: • Vast Hiermee maakt u een penseel met een vaste grootte, tussenruimte, verstrooiing en rotatie. • Willekeurig Hiermee maakt u een penseel met willekeurige variaties in de grootte, tussenruimte, verstrooiing en rotatie. Typ een waarde in het vak Variatie om het bereik op te geven voor de variatie in de penseelkenmerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 189 Verven D C A B C B A D E E Elementen in een patroonpenseel A. Element zijkant B. Element buitenhoek C. Element binnenhoek D. Beginelement E. Eindelement Horizontaal omdraaien of Verticaal omdraaien Hiermee wijzigt u de stand van het patroon ten opzichte van de lijn. Passend Hiermee bepaalt u hoe het patroon op het pad past: met Uitrekken past u de lengte van het pad aan het object aan. Deze optie kan leiden tot ongelijke elementen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 190 Verven Transparantie- en overvloeiingsmodi Transparantie Transparantie is een integraal onderdeel van Illustrator, zodat het mogelijk is dat transparantie aan illustraties wordt toegevoegd zonder dat u het merkt. U kunt op de volgende manieren transparantie aan illustraties toevoegen: • U verlaagt de dekking van objecten, zodat de onderliggende illustratie zichtbaar wordt. • U gebruikt dekkingsmaskers om variaties in transparantie te maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 191 Verven Opmerking: U kunt ook de kleur van het tekengebied wijzigen om te simuleren hoe de illustratie eruit ziet wanneer deze op gekleurd papier wordt afgedrukt. De dekking van illustraties wijzigen U kunt de dekking van een enkel object, de dekking van alle objecten in een groep of laag of de dekking van de vulling of lijn van een object wijzigen. 1 Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 192 Verven Groep waarvoor de optie Afdekgroep is uitgeschakeld (links) en ingeschakeld (rechts). 1 Wijs in het deelvenster Lagen de groep of laag aan waar u een afdekgroep van wilt maken. 2 Selecteer in het deelvenster Transparantie de optie Afdekgroep. Als deze optie niet wordt weergegeven, selecteert u Opties tonen in het deelvenstermenu. Het selectievakje Afdekgroep kent drie standen: aan (vinkje), uit (leeg) en neutraal (gevuld vierkantje).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 193 Verven Wanneer het dekkingsmasker is gemaakt, wordt een miniatuur van het maskerende object weergegeven in het deelvenster Transparantie rechts van de miniatuur van de gemaskeerde illustratie. (Als deze miniaturen niet worden weergegeven, kiest u Miniatuur tonen in het deelvenstermenu.) Standaard zijn de gemaskeerde illustratie en het maskerende object gekoppeld (dit wordt weergegeven met een koppeling tussen de miniaturen in het deelvenster).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 194 Verven Een maskerend object bewerken U kunt een maskerend object bewerken om de vorm of de transparantie van het masker te wijzigen. 1 Klik op de miniatuur van het maskerende object (rechterminiatuur) in het deelvenster Transparantie. 2 Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik op de maskerminiatuur om alle andere illustraties in het documentvenster te verbergen. (Als de miniaturen niet worden weergegeven, kiest u Miniatuur tonen in het deelvenstermenu.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 195 Verven Mask. omkeren Hiermee worden de lichtsterktewaarden van het maskerende object omgekeerd, waardoor de dekking van de gemaskeerde illustratie wordt omgekeerd. Als het masker is omgekeerd, worden gebieden die bijvoorbeeld 90% transparant zijn, 10% transparant. Schakel de optie Mask. omkeren uit om de oorspronkelijke toestand van het masker te herstellen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 196 Verven Zie ook “Transparante illustraties afdrukken en opslaan” op pagina 458 “Items aanwijzen voor vormgevingskenmerken” op pagina 381 Overvloeimodi Met overvloeimodi kunt u kleuren van objecten en de kleuren van onderliggende objecten op verschillende manieren in elkaar laten overvloeien. Wanneer u een overvloeimodus toepast op een object, is het effect van de overvloeimodus zichtbaar op alle objecten onder de laag of de groep met het object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 197 Verven Rasteren Vermenigvuldigt de omkering van de overvloeikleur en de basiskleur. De resulterende kleur is altijd lichter. Rasteren met zwart heeft geen effect: de originele kleur blijft ongewijzigd. Rasteren met wit geeft altijd wit. U krijgt een vergelijkbaar effect wanneer u meerdere dia's bovenop elkaar projecteert. Kleur tegenhouden Maakt de basiskleur helderder waardoor de overvloeikleur zichtbaar wordt. Zwart heeft in deze modus geen effect.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 198 Verven De overvloeimodus van illustraties wijzigen 1 Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen). Als u de overvloeimodus van een vulling of lijn wilt wijzigen, selecteer dan het object en selecteer vervolgens de vulling of lijn in het deelvenster Vormgeving. 2 Kies een overvloeimodus in het pop-upmenu van het deelvenster Transparantie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 199 Verven Zie ook Handleiding over verlopen “Objecten laten overvloeien” op pagina 262 “Kleuren overvloeien” op pagina 133 “Netten” op pagina 202 “Verlopen, netten en kleurovervloeiingen afdrukken” op pagina 455 Overzicht van het deelvenster Verloop en het gereedschap Verloop Met het deelvenster Verloop (Venster > Verloop) of het gereedschap Verloop kunt u verlopen toepassen, maken en wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 200 Verven Gereedschap Verloop Met het gereedschap Verloop kunt u verlopen toevoegen of bewerken. Wanneer u in een niet-geselecteerd, niet met een verloop gevuld object op het gereedschap Verloop klikt, wordt het object gevuld met het laatstgebruikte verloop. Het gereedschap Verloop beschikt over de meeste functies die ook het deelvenster Verloop heeft.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 201 Verven De kleuren in een verloop aanpassen 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een verloop wilt aanpassen zonder een object ermee te vullen, deselecteert u alle objecten en dubbelklikt u op het gereedschap Verloop of klikt u op het vak Verloop onder aan het deelvenster Gereedschappen. • Als u het verloop van een object wilt wijzigen, selecteert u het object en opent u het deelvenster Verloop.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 202 Verven • Als u een verloop wilt maken met een verloopregelaar voor elk geselecteerd object, klikt u in het tekengebied waar het verloop moet beginnen en houdt u Alt ingedrukt terwijl u sleept naar de plaats waar het verloop moet eindigen. U kunt vervolgens de verschillende verloopregelaars voor de verschillende objecten aanpassen. (Meerdere verloopregelaars worden alleen gemaakt voor eenvoudige paden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 203 Verven Er worden ook ankerpunten in het net weergegeven (deze worden weergegeven als vierkantjes in plaats van ruitjes). Deze kunnen worden toegevoegd, verwijderd, bewerkt en verplaatst, net als alle andere ankerpunten in Illustrator. Ankerpunten kunnen op elke netlijn worden geplaatst; u kunt op een ankerpunt klikken en het wijzigen door de bijbehorende richtingslijnen te verplaatsen. Een gebied tussen vier netpunten wordt een netvlak genoemd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 204 Verven 2 Stel het aantal rijen en kommen in en selecteer de richting van het hooglicht in het menu Weergave: Plat Hiermee past u de oorspronkelijke kleur van het object gelijkmatig toe op het oppervlak, zodat er geen hooglicht ontstaat. Naar midden Hiermee maakt u een hooglicht in het midden van het object. Naar rand Hiermee maakt u een hooglicht op de randen van het object. 3 Voer een percentage wit hooglicht in dat op het netobject moet worden toegepast.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 205 Verven • Als u de kleur van een netpunt of -vlak wilt wijzigen, selecteert u het netobject en sleept u vanuit het deelvenster Kleur of Stalen een kleur naar het punt of vlak. Of deselecteer alle objecten en selecteer een vulkleur. Selecteer vervolgens het netobject en pas de vulkleur met het gereedschap Pipet toe op de netpunten of -vlakken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 206 Verven Richtlijnen voor het maken van patroonelementen Voor het maken van patroonelementen gelden enkele algemene richtlijnen: • Als u een patroon minder complex wilt maken, zodat het afdrukken sneller gaat, kunt u het beste overbodige elementen uit de patroonillustratie verwijderen en objecten met dezelfde kleur groeperen, zodat deze in de stapelvolgorde naast elkaar komen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 207 Verven 4 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Bewerken > Patroon definiëren, typ een naam in het dialoogvenster Nieuw staal en klik op OK. Het patroon wordt weergegeven in het deelvenster Stalen. • Sleep de illustratie naar het deelvenster Stalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 208 Verven Omsluitend kader voor een vulpatroon (links) en voor een penseelpatroon (rechts) 9 Geef de geometrische objecten de gewenste kleur. 10 Sla de geometrische objecten op als een patroonstaal. Onregelmatige structuurpatronen maken 1 Kies Weergave > Magnetisch punt. 2 Teken een omsluitend kader. Als u een penseelpatroon maakt, gaat u verder met stap 13. 3 Teken de structuur met de objecten of lijnen die alleen de linkerzijde van de omsluitende rechthoek snijden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 209 Verven Teken een structuur aan de bovenzijde van het omsluitende kader (links) en kopieer vervolgens de structuur en de rechthoek (rechts). 10 Als de linkerbovenhoek van de kopie van het object naar de linkerbenedenhoek van de rechthoek is gesprongen, laat u eerst de muisknop en vervolgens de toetsen los. 11 Hef alle selecties op. 12 Selecteer de onderste rechthoek en eventuele objecten die de bovenste rechthoek niet kruisen en verwijder deze.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 210 Verven Geplakt element (links) in vergelijking met hetzelfde element, 180° geroteerd (rechts) 6 Houd Alt+Shift (Windows) of Option+Shift (Mac OS) ingedrukt en klik met het gereedschap Roteren op de linkeronderhoek van het omsluitende kader. Voer een waarde van 90° in en klik op Kopiëren om een kopie van het eerste element te maken die 90° is gedraaid. Dit element wordt het hoekelement.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 211 Verven Verwijder onnodige elementen (links) om het definitieve buitenste hoekelement te maken (rechts). 10 Selecteer alle delen van het element, inclusief het omsluitende kader. 11 Sla het nieuwe patroon op als een staal. 12 Dubbelklik op het nieuwe patroonstaal om het dialoogvenster Staalopties weer te geven. Geef het element een naam die is gebaseerd op het origineel (gebruik bijvoorbeeld de toevoeging “buitenkant”) en klik op OK.
212 Hoofdstuk 7: Objecten selecteren en ordenen In Adobe Illustrator kunt u illustraties makkelijk organiseren en indelen dankzij gereedschappen waarmee u objecten nauwkeurig kunt selecteren, plaatsen en stapelen. U kunt gebruikmaken van gereedschappen waarmee u objecten kunt meten en uitlijnen. U kunt objecten groeperen, zodat u er als enkelvoudige eenheid mee kunt werken. Verder kunt u objecten selectief isoleren, vergrendelen of verbergen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 213 Objecten selecteren en ordenen Als u het laatst gebruikte selectiegereedschap (gereedschap Selecteren, gereedschap Direct selecteren of gereedschap Groep selecteren) tijdelijk wilt activeren als u een ander type gereedschap gebruikt, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt. Op www.adobe.com/go/vid0034_nl vindt u video over het selecteren en manipuleren van objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 214 Objecten selecteren en ordenen De groep met de peer isoleren. Als de isolatiemodus actief is, wordt het geïsoleerde object in kleur weergegeven, terwijl de rest van de illustratie grijs wordt weergegeven. De naam en locatie van het geïsoleerde object (ook wel kruimelpad genoemd) worden weergegeven in de isolatiemodusbalk. Daarnaast worden in het deelvenster Lagen alleen de illustraties in de geïsoleerde sublaag of groep weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 215 Objecten selecteren en ordenen Een laag of sublaag isoleren ❖ Selecteer de laag of de sublaag in het deelvenster Lagen en kies Isolatiemodus openen in het menu van het deelvenster Lagen. De isolatiemodus afsluiten ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Druk op Esc. • Klik een of meer keren op de knop Geïsoleerde groep afsluiten (als u een sublaag hebt geïsoleerd, gaat u één niveau terug als u eenmaal klikt, en sluit u de isolatiemodus af als u tweemaal klikt).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 216 Objecten selecteren en ordenen Sleep over objecten om deze te selecteren Als het gereedschap Selecteren zich boven een niet-geselecteerd object of een niet-geselecteerde groep bevindt, verandert de aanwijzer in . Als het gereedschap zich boven een geselecteerd object of een geselecteerde groep bevindt, verandert de aanwijzer in . Als het gereedschap zich boven een ankerpunt op een niet-geselecteerd object bevindt, verschijnt er een leeg vierkantje naast de pijl .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 217 Objecten selecteren en ordenen De toverstaf aanpassen 1 Voer een van de onderstaande handelingen uit om het deelvenster Toverstaf te openen: • Dubbelklik op het gereedschap Toverstaf in het deelvenster Gereedschappen. • Kies Venster > Toverstaf. 2 Als u objecten wilt selecteren op basis van de vulkleur, selecteert u Vulkleur en geeft u een waarde op voor de tolerantie tussen 0 en 255 pixels voor RGB of tussen 0 en 100 pixels voor CMYK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 218 Objecten selecteren en ordenen Als Alleen objectselectie op pad is ingeschakeld, worden punten en segmenten binnen een selectiekader geselecteerd wanneer u met het gereedschap Direct selecteren sleept. ❖ Kies Bewerken > Voorkeuren > Weergave selectie en anker (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Weergave selectie en anker (Mac OS).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 219 Objecten selecteren en ordenen Eén object in een groep selecteren 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het gereedschap Groep selecteren • Selecteer het gereedschap Lasso en klik op het object. en sleep rond of over het pad van het object. • Selecteer het gereedschap Direct selecteren en klik binnen het object of sleep een selectiekader rond (een deel van) het pad van het object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 220 Objecten selecteren en ordenen • Sleep een selectiekader rond meerdere vlakken of randen. Alle vlakken en randen die geheel of gedeeltelijk door het selectiekader worden omsloten, worden in de selectie opgenomen. • Dubbelklik op een vlak of rand als u alle vlakken of randen met dezelfde kleur die met het desbetreffende vlak of de rand zijn verbonden, wilt selecteren. • Klik drie keer op een vlak of rand als u alle vlakken of randen met dezelfde kleur wilt selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 221 Objecten selecteren en ordenen • Als u alle objecten met dezelfde kenmerken wilt selecteren, selecteert u één object met het gewenste kenmerk. Kies Selecteren > Zelfde en kies een kenmerk uit de lijst (Overvloeimodus, Vulling en lijn, Vulkleur, Dekking, Lijnkleur, Lijndikte, Stijl, Symboolexemplaar of Blokreeksen koppelen). U kunt ook het gereedschap Toverstaf gebruiken om alle objecten met dezelfde kleur, lijndikte, lijnkleur, dekking of overvloeimodus te selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 222 Objecten selecteren en ordenen Objecten uitbreiden Als u objecten uitbreidt, kunt u een enkelvoudig object opsplitsen in meerdere objecten die tezamen de weergave bepalen. Als u bijvoorbeeld een eenvoudig object uitbreidt, zoals een cirkel met een effen gekleurde vulling en een lijn, worden de vulling en de lijn afzonderlijke objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 223 Objecten selecteren en ordenen U kunt objecten magnetisch op de juiste plaats zetten als u deze verplaatst. U kunt de aanwijzer bijvoorbeeld magnetisch plaatsen op hulplijnen en ankerpunten, en objectgrenzen op rasterlijnen. U kunt ook het deelvenster Uitlijnen gebruiken om objecten ten opzichte van elkaar te plaatsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 224 Objecten selecteren en ordenen 2 Druk op de pijltjestoets die in de richting wijst waarin u het object wilt verplaatsen. Druk op Shift en een pijltoets om het object in de gewenste richting te verplaatsen over een afstand van tien maal de waarde die wordt aangegeven bij de voorkeur Toetsenbordstap. De afstand waarover het object wordt verplaatst elke keer als u op een pijltoets drukt, wordt bepaald door de voorkeursinstelling voor Toetsenbordstap.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 225 Objecten selecteren en ordenen 3 Stel in het gedeelte Verplaatsen van het dialoogvenster de afstand in waarover de geselecteerde objecten moeten worden verplaatst. 4 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de objecten over de aangegeven afstand wilt verplaatsen, klikt u op OK. • Als u de objecten willekeurig maar niet verder dan de aangegeven afstand wilt verplaatsen, selecteert u de optie Willekeurig.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 226 Objecten selecteren en ordenen Op www.adobe.com/go/vid0035_nl vindt u een video over het selecteren en manipuleren van objecten. Zie ook “Overzicht van het werkgebied” op pagina 7 “Meerdere tekengebieden gebruiken” op pagina 37 Uitlijnen of verdelen ten opzichte van het omsluitend kader van alle geselecteerde objecten 1 Selecteer de objecten die u wilt uitlijnen of verdelen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 227 Objecten selecteren en ordenen 3 Klik met het gereedschap Selecteren op het pad of object waar u de overige objecten rond wilt verdelen. Het object waar u op klikt, blijft op zijn huidige positie staan. 4 Klik op de knop Tussenruimte verticaal verdelen of de knop Tussenruimte horizontaal verdelen. Objecten roteren en spiegelen Objecten roteren Als u een object roteert, wordt deze rond een door u ingesteld vast punt gedraaid.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 228 Objecten selecteren en ordenen 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een object wilt roteren rond het middelpunt, sleept u in een draaiende beweging op een willekeurige plaats in het documentvenster. • Als u het object rond een ander referentiepunt wilt roteren, klik dan eenmaal ergens in het documentvenster voor een andere plaats van het referentiepunt. Verplaats de aanwijzer vervolgens weg van het referentiepunt en sleep in een draaiende beweging.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 229 Objecten selecteren en ordenen • Typ in het tekstvak Hoek een waarde tussen –360° en 360°. 4 Klik op OK of klik op Kopiëren als u een kopie van elk object wilt roteren. De x- en de y-as van een document roteren Standaard liggen de x-as en de y-as parallel aan de horizontale en verticale zijden van het documentvenster. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS). 2 Geef een hoek op in het tekstvak Beperkingshoek.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 230 Objecten selecteren en ordenen Een object spiegelen met het gereedschap Spiegelen 1 Selecteer het object. 2 Selecteer het gereedschap Spiegelen . 3 Als u de onzichtbare as wilt tekenen waarlangs u het object wilt spiegelen, klikt u op een willekeurige plaats in het documentvenster om een van de punten van de as in te stellen. De aanwijzer verandert in een pijlpunt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 231 Objecten selecteren en ordenen 3 Als het object patronen bevat en u wilt deze patronen spiegelen, selecteer dan de optie Patronen. (Als u alleen de patronen wilt spiegelen, schakel dan de optie Objecten uit.) 4 Wanneer u het effect wilt bekijken voordat u het toepast, selecteert u Voorvertoning. 5 Voer een van de volgende handelingen uit: • Wanneer u het object wilt spiegelen, klikt u op OK. • Wanneer u een kopie van het object wilt spiegelen, klikt u op Kopiëren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 232 Objecten selecteren en ordenen A B C D Deelvenster Lagen A. Zichtbaarheid B. Bewerkbaarheid C. Doel D. Selectie In het deelvenster Lagen staan er kolommen links en rechts van de lijsten. Klik op een kolom om de volgende kenmerken in te stellen: Zichtbaarheid Geeft aan of items in de lagen zichtbaar of omtreklagen of verborgen (leeg vakje) zijn en of het sjabloonlagen zijn. Bewerkbaarheid Geeft aan of items zijn vergrendeld of ontgrendeld.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 233 Objecten selecteren en ordenen Zie ook “Overzicht van het werkgebied” op pagina 7 “Illustraties weergeven als omtrekken” op pagina 44 “Illustraties overtrekken” op pagina 80 De weergave van het deelvenster Lagen wijzigen 1 Kies Deelvensteropties in het menu van het deelvenster Lagen. 2 Selecteer Alleen lagen tonen als u paden, groepen en gemeenschappelijke elementen in het deelvenster Lagen wilt verbergen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 234 Objecten selecteren en ordenen Als u opties wilt instellen wanneer u een nieuwe laag maakt, kiest u Nieuwe laag of Nieuwe sublaag in het menu van het deelvenster Lagen. Een object verplaatsen naar een andere laag 1 Selecteer het object. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de naam van de gewenste laag in het deelvenster Lagen. Kies vervolgens Object > Ordenen > Naar huidige laag.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 235 Objecten selecteren en ordenen Lagen en groepen verenigen Samenvoegen en afvlakken van lagen hebben met elkaar gemeen dat objecten, groepen en sublagen worden verenigd tot een enkelvoudige laag of groep. Bij samenvoegen kunt u selecteren welke items u wilt verenigen; bij afvlakken worden alle zichtbare items in de illustratie verenigd tot een enkelvoudige laag.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 236 Objecten selecteren en ordenen • Als u alle lagen wilt vergrendelen, selecteert u alle lagen in het deelvenster Lagen en kiest u vervolgens Alle lagen vergrendelen in het deelvenstermenu. • Als u alle objecten in het document wilt ontgrendelen, kiest u Object > Alles ontgrendelen. • Als u alle objecten in een groep wilt ontgrendelen, selecteert u een ontgrendeld en zichtbaar object in de groep.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 237 Objecten selecteren en ordenen • Selecteer in het deelvenster Lagen de items die u wilt verwijderen en klik op het pictogram Selectie verwijderen . U kunt ook de naam van het item in het deelvenster Lagen naar het pictogram Selectie verwijderen in het deelvenster slepen, of “Laagnaam” verwijderen selecteren in het menu van het deelvenster Lagen. Als u een laag verwijdert, verwijdert u ook alle illustraties die zich in die laag bevinden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 238 Objecten selecteren en ordenen • Als u de volgorde van items in het deelvenster Lagen wilt omkeren, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klikt u op de items waarvan u de volgorde wilt omkeren. De items moeten zich in de laaghiërarchie op hetzelfde niveau bevinden. U kunt bijvoorbeeld twee lagen van het bovenste niveau selecteren, maar u kunt niet twee paden selecteren die zich in verschillende lagen bevinden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 239 Objecten selecteren en ordenen Selecties dupliceren door te slepen U kunt het Klembord gebruiken om selecties uit te wisselen tussen Illustrator-bestanden en andere Adobe-software, zoals Adobe Photoshop, Adobe GoLive® en Adobe InDesign. Het Klembord is met name handig bij het importeren van paden, omdat paden naar het Klembord worden gekopieerd als PostScript-beschrijvingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 240 Objecten selecteren en ordenen Met behulp van het effect Pad verschuiven in het menu Effect kunt u het pad van een object verschuiven ten opzichte van het oorspronkelijke pad. Dit effect is handig als u een netobject wilt omzetten in een normaal pad. Als u bijvoorbeeld een omhulling hebt opgeheven of een netvorm wilt omzetten, zodat u deze in een andere toepassing kunt gebruiken, past u de opdracht Pad verschuiven toe met een verschuivingswaarde van 0.
241 Hoofdstuk 8: Objecten omvormen In Adobe Illustrator kunt u de grootte of de vorm van een object eenvoudig wijzigen met gereedschappen en opdrachten of door het toepassen van effecten en maskers. U kunt ook gemakkelijk 3D-objecten maken. Objecten transformeren Transformeren Transformeren omvat het verplaatsen, roteren, spiegelen, schalen en schuintrekken van objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 242 Objecten omvormen A B C Deelvenster Transformeren A. Indicator voor het referentiepunt B. Deelvenstermenu C. Pictogram voor het beperken van de verhoudingen De patronen van een object transformeren Wanneer u een object dat is gevuld met een patroon verplaatst, roteert, spiegelt, schaalt of schuintrekt, kunt u alleen het object, alleen het patroon of zowel het object als het patroon transformeren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 243 Objecten omvormen Geselecteerde objecten voor (links) en na (rechts) het schalen met het omsluitende kader Objecten schalen, schuintrekken en vervormen Objecten schalen Wanneer u een object schaalt, vergroot of verkleint u het object horizontaal (langs de x-as), verticaal (langs de y-as) of in beide richtingen. Objecten worden geschaald ten opzichte van een referentiepunt, dat afhankelijk is van de gekozen schaalmethode.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 244 Objecten omvormen • Als u een object wilt schalen ten opzichte van een ander referentiepunt , klikt u op de plaats waar het nieuwe referentiepunt moet komen in het documentvenster en sleept u de aanwijzer bij het referentiepunt vandaan totdat het object de gewenste grootte heeft. • Als u de verhoudingen van het object tijdens het schalen wilt behouden, houdt u Shift ingedrukt terwijl u diagonaal sleept.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 245 Objecten omvormen 3 Kies een optie in het dialoogvenster Schalen: • Als u de verhoudingen van het object wilt behouden tijdens het schalen, selecteert u Proportioneel en voert u in het tekstvak Schalen een percentage in. • Als u de hoogte en de breedte afzonderlijk wilt schalen, selecteert u Niet gelijkmatig en voert u in de tekstvakken Horizontaal en Verticaal een percentage in.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 246 Objecten omvormen 2 Selecteer het gereedschap Schuintrekken . 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een object wilt schuintrekken ten opzichte van het middelpunt, sleept u in het documentvenster. • Als u een object wilt schuintrekken ten opzichte van een ander referentiepunt , klikt u in het documentvenster om het referentiepunt te verplaatsen en sleept u de aanwijzer bij het referentiepunt vandaan totdat het object de gewenste helling heeft.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 247 Objecten omvormen Objecten schuintrekken met het deelvenster Transformeren 1 Selecteer een of meer objecten. 2 Typ in het deelvenster Transformeren een waarde in het tekstvak Schuintrekken. Als u het referentiepunt wilt wijzigen, klikt u op een wit vierkantje op de indicator voor het referentiepunt u de waarde invoert. voordat U kunt het deelvenster Transformeren ook openen door in het deelvenster Beheer op X, Y, B of H te klikken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 248 Objecten omvormen 3 (Optioneel) Als u het formaat van de cursor van het gereedschap wilt wijzigen en andere gereedschapsopties wilt instellen, dubbelklikt u op het uitvloeiingsgereedschap en stelt u een of meerdere van de volgende opties in: Breedte en Hoogte Met deze opties bepaalt u de grootte van de cursor van het gereedschap. Hoek Met deze optie bepaalt u de richting van de cursor van het gereedschap.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 249 Objecten omvormen Omhulsel gemaakt van een ander object In het deelvenster Lagen worden omhulsels weergegeven als . Nadat u een omhulsel hebt toegepast, kunt u doorgaan met het bewerken van de originele objecten. U kunt een omhulsel bovendien op elk gewenst moment bewerken, verwijderen of uitbreiden. U kunt de vorm van een omhulsel of het object in het omhulsel bewerken, maar niet beide tegelijk.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 250 Objecten omvormen Opmerking: Wanneer uw omhulsel uit gegroepeerde paden bestaat, klikt u op het driehoekje links van de vermelding in het deelvenster Lagen om het pad dat u wilt bewerken, weer te geven en te selecteren. 2 Voer de gewenste bewerkingen uit. Opmerking: Als u de inhoud van een omhulsel wijzigt, wordt het omhulsel verplaatst zodat de inhoud opnieuw wordt gecentreerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 251 Objecten omvormen Vormgeving vervormen Met deze optie vervormt u weergavekenmerken (zoals toegepaste effecten of afbeeldingsstijlen) samen met de vorm van een object. Lineaire verlopen vervormen Met deze optie vervormt u lineaire verlopen langs de vorm van een object. Patroonvullingen vervormen Hiermee vervormt u patronen samen met de vorm van een object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 252 Objecten omvormen A B C D Vormmodi A. Alle componenten in modus voor toevoegen B. Modus voor verwijderen toegepast op vierkanten C. Modus voor doorsnede toegepast op vierkanten D. Modus voor uitsluiten toegepast op vierkanten Met de onderste rij knoppen in het deelvenster, de zogenaamde Pathfinder-effecten, kunt u bij de eerste klik voltooide vormcombinaties maken. (Zie “Pathfinder-effecten toepassen” op pagina 252.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 253 Objecten omvormen Zie ook “Methoden voor het combineren van objecten” op pagina 251 “Objecten groeperen of degroeperen” op pagina 221 “Een object verplaatsen naar een andere laag” op pagina 234 “Items aanwijzen voor vormgevingskenmerken” op pagina 381 Een Pathfinder-effect toepassen met het menu Effecten 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Groepeer de objecten die u wilt gebruiken en selecteer de groep.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 254 Objecten omvormen Uitsnede Splitst een illustratie in vlakken en verwijdert alle delen van de illustratie die buiten de grenzen van het bovenste object vallen. Tevens worden lijnen verwijderd. Omtrek Splitst een object in samenstellende lijnsegmenten, ofwel randen. Hiermee kunt u een illustratie voorbereiden waarvoor een overvulling nodig is voor het overdrukken van objecten. (Zie “Een overvulling maken” op pagina 468.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 255 Objecten omvormen A B C D Werken met samengestelde vormen A. Originele objecten B. Gemaakte samengestelde vorm C. Afzonderlijke vormmodi toegepast op elke component D. Stijl toegepast op gehele samengestelde vorm Werken met samengestelde vormen Het maken van een samengestelde vorm is een proces dat uit twee delen bestaat. Ten eerste maakt u een samengestelde vorm waarin alle componenten dezelfde vormmodus hebben.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 256 Objecten omvormen 2 Aan de hand van de gemarkeerde vormmodusknop in het deelvenster Pathfinder kunt u nagaan welke modus wordt gebruikt voor de geselecteerde component. Opmerking: Als u twee of meer componenten met verschillende modi hebt geselecteerd, staan er vraagtekens op de vormmodusknoppen. 3 Klik in het deelvenster Pathfinder op een andere vormmodusknop.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 257 Objecten omvormen Een gat in een object maken met een samengesteld pad 1 Selecteer het object dat u als een gat wilt gebruiken en plaats het zo dat dit het object dat u wilt knippen, overlapt. Herhaal dit voor alle andere objecten die u als gaten wilt gebruiken. 2 Selecteer alle objecten die u wilt opnemen in het samengestelde pad. 3 Kies Object > Samengesteld pad > Maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 258 Objecten omvormen Een gat in een samengesteld pad wijzigen in een gevuld gebied 1 Controleer of het samengestelde pad de vulregel Aantal wikkelingen niet nul gebruikt. 2 Selecteer met het gereedschap Direct selecteren het gedeelte van het samengestelde pad dat u wilt omdraaien. Selecteer niet het hele samengestelde pad. 3 Klik in het deelvenster Kenmerken op de knop Padrichting omdraaien uit of Padrichting omdraaien aan .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 259 Objecten omvormen “Pathfinder-effecten toepassen” op pagina 252 “Een pad splitsen” op pagina 79 Objecten knippen met de opdracht Splitsen op onderste objecten 1 Selecteer het object dat u als snijder wilt gebruiken en plaats het zo dat het de objecten die u wilt knippen, overlapt. 2 Kies Object > Pad > Splitsen op onderste objecten. Objecten knippen met het gereedschap Mes 1 Selecteer het gereedschap Mes .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 260 Objecten omvormen Knipmaskers Informatie over knipmaskers Een knipmasker is een object waarvan de vorm andere illustraties maskeert, zodat alleen de gebieden binnen de vorm zichtbaar zijn. De illustratie wordt dus bijgeknipt naar de vorm van het masker. Het knipmasker en de gemaskeerde objecten worden een knipset genoemd. U kunt een knipset maken van een selectie van twee of meer objecten of van alle objecten in een groep of laag.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 261 Objecten omvormen “Methoden voor het knippen, splitsen en verkleinen van objecten” op pagina 258 “Dekkingsmaskers gebruiken om transparantie te maken” op pagina 192 Delen van objecten verbergen met een knipmasker 1 Maak het object dat u als masker wilt gebruiken. Dit object wordt het knippad genoemd. Alleen vectorobjecten kunnen knippaden zijn. 2 Plaats het knippad in de stapelvolgorde boven de objecten die u wilt maskeren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 262 Objecten omvormen Zie ook “Overzicht van het deelvenster Lagen” op pagina 231 Paden in een knipset bewerken Als u delen van een pad wilt bewerken die buiten het knipmasker vallen, moet u eerst het specifieke pad binnen de knipmaskergrens selecteren en het pad vervolgens bewerken. 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het pad in het deelvenster Lagen. • Plaats het gereedschap Direct selecteren op een gedeelte van het pad dat binnen het masker valt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 263 Objecten omvormen Wanneer u een overvloeiing hebt gemaakt, worden de overvloeiobjecten als één object behandeld. Als u een van de originele objecten verplaatst of de ankerpunten van het originele object bewerkt, verandert de overvloeiing dienovereenkomstig. Bovendien hebben de nieuwe objecten die zijn overgevloeid tussen de originele objecten geen eigen ankerpunten. U kunt de overvloeiing uitbreiden als u de overvloeiing wilt splitsen in afzonderlijke objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 264 Objecten omvormen Overvloeiingen maken Met het gereedschap Overvloeien en de opdracht Overvloeiing maken kunt u overvloeiingen maken: een reeks tussenliggende objecten en kleuren tussen twee of meer geselecteerde objecten. Een overvloeiing maken met het gereedschap Overvloeien 1 Selecteer het gereedschap Overvloeien .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 265 Objecten omvormen De optie Uitlijnen met pagina toegepast op een overvloeiing De optie Uitlijnen met pad toegepast op een overvloeiing De as van een overvloeiobject wijzigen De as is het pad waarlangs de stappen in een overvloeiobject worden uitgelijnd. Standaard vormt de as een rechte lijn. • Als u de vorm van de as wilt bijstellen, sleept u de ankerpunten en padsegmenten op de as met het gereedschap Direct selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 266 Objecten omvormen Oorspronkelijke stapelvolgorde (boven) vergeleken met het toepassen van de opdracht Overvloeien: voor naar achter (onder) Zie ook “Objecten stapelen” op pagina 237 Een overvloeiobject opheffen of uitbreiden Door een overvloeiobject op te heffen, verwijdert u de nieuwe objecten en worden de originele objecten hersteld.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 267 Objecten omvormen Plooi en bol Hiermee worden de ankerpunten van een vectorobject naar buiten getrokken en de segmenten naar binnen gebogen (Plooi) of worden de ankerpunten naar binnen getrokken en de segmenten naar buiten gebogen (Bol). Met beide opties worden de ankerpunten ten opzichte van het middelpunt van het object getrokken. Ruw Hiermee transformeert u de padsegmenten van een vectorobject in een gerafelde reeks pieken en dalen van verschillende grootte.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 268 Objecten omvormen 3D-objecten maken 3D-objecten maken Met 3D-effecten kunt u driedimensionale (3D) objecten maken van tweedimensionale (2D) illustraties. U kunt het uiterlijk van 3D-objecten bepalen met belichting, schaduweffecten, rotatie en andere eigenschappen. U kunt bovendien illustraties toewijzen aan elk oppervlak van een 3D-object. U kunt een 3D-object op twee manieren maken: door diepte te geven of door te draaien.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 269 Objecten omvormen Diepte geven en schuine kanten Hiermee bepaalt u de diepte van het object en de schuine kanten die worden toegevoegd of verwijderd. (Zie “Opties voor Diepte geven en voorzien van schuine kanten” op pagina 271.) Oppervlak Hiermee maakt u diverse oppervlakken, van eenvoudige effen oppervlakken zonder schaduw tot glanzende en glimmende oppervlakken die er uitzien als plastic. (Zie “Opties voor oppervlakschaduwen” op pagina 272.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 270 Objecten omvormen 4 Klik op Meer opties als u de volledige lijst met opties wilt weergeven, of op Minder opties als u de extra opties wilt verbergen. Positie Hiermee bepaalt u hoe het object wordt geroteerd en het perspectief waarin u het wilt bekijken. (Zie “Opties instellen voor 3D-rotatieposities” op pagina 270.) Draaien Hiermee bepaalt u hoe het pad rond het object wordt getrokken om het in drie dimensies te draaien. (Zie “Opties voor Draaien” op pagina 271.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 271 Objecten omvormen y y z y x y z x x x Objectassen (zwart) bewegen samen met het object, globale assen (grijs) bewegen niet. Opties voor Diepte geven en voorzien van schuine kanten Diepte geven Hiermee stelt u de diepte van het object in met een waarde tussen 0 en 2000. Afbakening Hiermee bepaalt u of het object effen (Afsluiten voor een massieve vorm open vorm ) of leeg (Openen voor een ) wordt weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 272 Objecten omvormen Opties voor oppervlakschaduwen Oppervlak Hiermee kunt u opties kiezen voor de schaduw van oppervlakken: • Draadframe Hiermee worden de contouren van de geometrie van het object omlijnd en wordt elk oppervlak transparant. • Geen lichteffect Hiermee voegt u nieuwe oppervlakeigenschappen toe aan het object. Het 3D-object heeft dezelfde kleur als het originele 2D-object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 273 Objecten omvormen Belichtingsopties Hier definieert u waar het licht zich bevindt. Sleep het licht naar de gewenste positie op de lichtbol. Licht Knop Geselecteerd licht naar achtergrond van object verplaatsen Hiermee plaatst u het geselecteerde licht achter het object. Knop Geselecteerd licht naar voorgrond van object verplaatsen Hiermee plaatst u het geselecteerde licht vóór het object. Knop Nieuw licht Hiermee voegt u licht toe.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 274 Objecten omvormen 6 Sluit Illustrator af en start Illustrator opnieuw. De schuine kant wordt nu weergegeven in het menu Schuine kant in het dialoogvenster Opties voor Diepte geven en schuine kanten in 3D.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 275 Objecten omvormen U kunt alleen 2D-illustraties die zijn opgeslagen in het deelvenster Symbolen toewijzen aan een 3D-object. Symbolen kunnen bestaan uit Illustrator-illustraties, waaronder paden, samengestelde paden, tekst, rasterafbeeldingen, netobjecten en groepen objecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 276 Objecten omvormen • Als u alleen de toegewezen illustraties en niet de geometrie van een 3D-object wilt weergeven, selecteert u Onzichtbare geometrie. Dit is handig wanneer u de functie voor het toewijzen van illustraties aan 3D-objecten wilt gebruiken als een gereedschap voor driedimensionaal kromtrekken.
277 Hoofdstuk 9: Importeren, exporteren en opslaan U hoeft in Adobe Illustrator niet van voren af aan geheel nieuwe illustraties te maken. U kunt namelijk vector- en bitmapafbeeldingen importeren uit bestanden die zijn gemaakt in andere programma's. Illustrator herkent alle gebruikelijke grafische bestandsindelingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 278 Importeren, exporteren en opslaan Bestanden plaatsen (importeren) De opdracht Plaatsen is de belangrijkste importmethode, omdat deze methode de meeste ondersteuning biedt ten aanzien van bestandsindelingen, plaatsingsopties en kleur. Nadat u een bestand hebt geplaatst, gebruikt u het deelvenster Koppelingen om het bestand te identificeren, te selecteren, te controleren en bij te werken. 1 Open het Illustrator-document waarin u de illustratie wilt plaatsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 279 Importeren, exporteren en opslaan Zie ook “Adobe Version Cue” op pagina 34 “Overzicht van het werkgebied” op pagina 7 Bestandsstatusopties voor het deelvenster Koppelingen Een gekoppeld bestand kan op de volgende manieren in het deelvenster Koppelingen worden weergegeven: Bijgewerkt Van een bijgewerkt bestand wordt alleen de bestandsnaam en (in Adobe® InDesign®) de pagina in het document weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 280 Importeren, exporteren en opslaan Bestandsgegevens weergeven over gekoppelde of ingesloten illustraties ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Dubbelklik op de koppeling in het deelvenster Koppelingen. U kunt de koppeling ook selecteren en Koppelingsinformatie selecteren in het deelvenstermenu. Opmerking: Haal 'Koppelingsinformatie' en 'Bestandsinfo koppelen' in het deelvenster Koppelingen niet door elkaar. 'Bestandsinfo' verwijst naar metagegevens.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 281 Importeren, exporteren en opslaan Opmerking: Als alle ontbrekende koppelingen van een document in dezelfde map worden aangetroffen, kunt u ze allemaal in één keer herstellen. Selecteer in het deelvenster Koppelingen alle ontbrekende koppelingen en herstel vervolgens een van de koppelingen. Het dialoogvenster Plaatsen blijft geopend, zodat u elke koppeling opnieuw kunt selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 282 Importeren, exporteren en opslaan Originele illustraties bewerken Met de opdracht Origineel bewerken kunt u de meeste illustraties openen in de toepassing waarin u ze hebt gemaakt en ze in deze toepassing wijzigen. Als u het oorspronkelijke bestand eenmaal hebt opgeslagen, wordt het document waaraan u het bestand hebt gekoppeld, bijgewerkt met de nieuwe versie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 283 Importeren, exporteren en opslaan Richtlijnen voor de resolutie van afbeeldingen voor de definitieve uitvoer Bitmapafbeeldingen bevatten een vast aantal pixels. Gewoonlijk wordt dit gemeten in pixels per inch (ppi). Een afbeelding met een hoge resolutie bevat meer en daarom kleinere pixels dan een afbeelding van dezelfde afdrukafmetingen met een lage resolutie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 284 Importeren, exporteren en opslaan • Gebruik de opdracht Openen of de opdracht Plaatsen en deselecteer de optie Koppelen om de inhoud van een PDFbestand te bewerken. Illustrator herkent de afzonderlijke componenten in de PDF-illustratie en u kunt elke component als een afzonderlijk object bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 285 Importeren, exporteren en opslaan Standaard worden niet-eigen illustraties aangeduid met in de deelvensters Lagen en Vormgeving. Niet-eigen illustraties kunt u selecteren, verplaatsen en opslaan en u kunt er basistransformaties op uitvoeren (zoals schalen, roteren of schuintrekken). De afzonderlijke componenten kunt u echter niet selecteren of bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 286 Importeren, exporteren en opslaan • Soms wordt er een waarschuwing weergegeven als u een Illustrator-document met ingesloten EPS-afbeeldingen opent. Als de toepassing de originele EPS-afbeelding niet kan vinden, wordt u gevraagd om de EPS-afbeelding te isoleren. Selecteer de optie Isoleren in het dialoogvenster. De afbeelding wordt dan in dezelfde map geplaatst als het huidige document.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 287 Importeren, exporteren en opslaan Illustraties importeren uit Photoshop Illustraties importeren uit Photoshop U kunt illustraties van Photoshop-bestanden (PSD-bestanden) naar Illustrator halen met behulp van de opdracht Openen, de opdracht Plaatsen, de opdracht Plakken en de functie slepen en neerzetten. Illustrator ondersteunt de meeste Photoshop-gegevens, inclusief laagcomposities, lagen, bewerkbare tekst en paden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 288 Importeren, exporteren en opslaan • Aanpassingslagen en lagen waarin een afdekoptie wordt gebruikt, worden samengevoegd met de onderliggende lagen, net als lagen die transparante pixels bevatten en waarin de overvloeimodus Kleur tegenhouden, Kleur doordrukken, Verschil, Lineair doordrukken, Lineair tegenhouden, Intens licht, Lineair licht of Puntlicht wordt gebruikt. • Lagen die laageffecten gebruiken, kunnen worden samengevoegd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 289 Importeren, exporteren en opslaan Illustraties opslaan Illustraties opslaan Als u illustraties opslaat of exporteert, schrijft Illustrator de gegevens van de illustratie naar een bestand. De structuur van de gegevens hangt af van de bestandsindeling die u selecteert. Er zijn vijf basisbestandsindelingen waarin u illustraties kunt opslaan, namelijk AI, PDF, EPS, MXMLG en SVG.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 290 Importeren, exporteren en opslaan tekens bevat, terwijl er in het document slechts 10 van worden gebruikt, kunt u beslissen dat het insluiten van het lettertype niet opweegt tegen de extra bestandsgrootte. PDF-compatibel bestand maken Hiermee wordt een PDF-weergave van het document opgeslagen in het Illustrator- bestand. Selecteer deze optie als het Illustrator-bestand compatibel moet zijn met andere toepassingen van Adobe.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 291 Importeren, exporteren en opslaan 5 Als u afzonderlijke bestanden wilt maken voor elk tekengebied, klikt u op Tekengebieden gebruiken en selecteert u Alles of geeft u een bereik op. Afzonderlijke bestanden worden opgeslagen met een EPS-hoofdbestand dat alle tekengebieden bevat. Als u deze optie niet selecteert, wordt één EPS-bestand gemaakt waarin alle tekengebieden behouden blijven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 292 Importeren, exporteren en opslaan ondersteunt RGB-, CMYK- en CIE-kleurmodellen voor zowel vector- als bitmapafbeeldingen. PostScript Taalniveau 3 beschikt over meer functionaliteit dan Taalniveau 2, zoals de mogelijkheid om netobjecten af te drukken op een PostScript®3™-printer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 293 Importeren, exporteren en opslaan 4 Kies SVG (*.SVG) of gecomprimeerde SVG (*.SVGZ) als bestandsindeling en klik op Opslaan. 5 Stel in het dialoogvenster SVG-opties de gewenste opties in en klik op OK: SVG-profielen Hiermee geeft u de SVG XML-DTD (Document Type Definition) op voor het geëxporteerde bestand. • SVG 1.0 en SVG 1.1 Geschikt voor SVG-bestanden die op een desktopcomputer worden bekeken. SVG 1.1 is de volledige versie van de SVG-specificatie, SVG Tiny 1.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 294 Importeren, exporteren en opslaan CSS-eigenschappen Hiermee bepaalt u hoe stijlkenmerken in de SVG-code worden opgeslagen. Bij de standaardmethode Presentatiekenmerken worden eigenschappen toegepast op het hoogste niveau in de hiërarchie, zodat speciale bewerkingen en transformaties met optimale flexibiliteit kunnen worden uitgevoerd. Bij de methode Stijlkenmerken worden de bestanden het beste leesbaar, maar kan ook de bestandsgrootte toenemen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 295 Importeren, exporteren en opslaan Illustraties opslaan voor Microsoft Office Met de opdracht Opslaan voor Microsoft Office kunt u een PNG-bestand maken dat u kunt gebruiken in Microsoft Office-toepassingen. 1 Kies Bestand > Opslaan voor Microsoft Office. 2 Selecteer in het dialoogvenster Opslaan voor Microsoft Office een locatie voor het bestand, voer een bestandsnaam in en klik op Opslaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 296 Importeren, exporteren en opslaan 4 Klik op Opslaan (Windows) of Exporteer (Mac OS). Ga naar www.adobe.com/go/vid0062_nl voor een video over het exporteren van inhoud van Illustrator, inclusief een overzicht van de verschillende bestandsindelingen en wanneer u deze gebruikt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 297 Importeren, exporteren en opslaan indeling kunt opslaan, kunt u een Illustrator-illustratie ook kopiëren en plakken naar Flash. Als u gebruikmaakt van het Klembord, blijft de getrouwheid van illustraties behouden. U kunt vectorillustraties voor Flex-skins maken in Adobe Illustrator en deze exporteren met het script voor Create Flex Skin. Flex-skins en -uitbreidingen voor Illustrator zijn beschikbaar op http://www.adobe.com/go/flex3_skinning_nl.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 298 Importeren, exporteren en opslaan Rasterbestandsindeling Hiermee geeft u op of afbeeldingen en objecten die bij het exporteren worden gerasterd, worden opgeslagen in PNG- of JPEG-indeling. Alleen de PNG-indeling ondersteunt transparantie. Dus als u de oorspronkelijke weergave zo goed mogelijk wilt behouden, moet u de PNG-indeling kiezen. Weergave behouden Selecteer deze optie als u de weergave moet behouden en als u het geëxporteerde bestand niet meer hoeft te bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 299 Importeren, exporteren en opslaan instellingen als een nieuwe voorinstelling opslaan voor hergebruik bij andere bestanden. Klik op Voorinstelling opslaan als u optie-instellingen wilt opslaan als voorinstelling. Exporteren als Hiermee geeft u op hoe Illustrator lagen moet omzetten: • AI-bestand naar SWF-bestand De illustratie wordt geëxporteerd naar een enkel frame. Selecteer deze optie als u de knipmaskers van lagen wilt behouden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 300 Importeren, exporteren en opslaan Boogkwaliteit Hiermee wordt de nauwkeurigheid van de Bézier-curven bepaald. Een lagere waarde betekent dat het geëxporteerde bestand kleiner is, maar ook dat de kwaliteit van de curve enigszins achteruit gaat. Een hogere waarde verbetert de nauwkeurigheid van de reproductie, maar heeft een groter bestand tot gevolg. Achtergrondkleur Hiermee geeft u een achtergrondkleur op voor het geëxporteerde SWF-bestand.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 301 Importeren, exporteren en opslaan Zie ook “Flash-afbeeldingen” op pagina 415 “Flash-animaties maken” op pagina 416 “Meerdere tekengebieden gebruiken” op pagina 37 “Werken met Illustrator en Flash” op pagina 417 Exportopties voor JPEG Als uw document meerdere tekengebieden bevat, geeft u eerst op hoe u deze wilt exporteren. Pas dan klikt u op Opslaan (Windows) of Exporteer (Mac OS) in het dialoogvenster Exporteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 302 Importeren, exporteren en opslaan Dit geldt vooral voor gebieden met overvloeimodi. Als u het kleurmodel wijzigt, moet u de illustratie exporteren als een vlakke afbeelding (de optie Lagen schrijven is dan niet beschikbaar). Resolutie Hiermee bepaalt u de resolutie van het geëxporteerde bestand. Vlakke afbeelding Hiermee worden alle lagen samengevoegd en wordt de illustratie geëxporteerd als een gerasterde afbeelding.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 303 Importeren, exporteren en opslaan Kleur Hiermee geeft u een kleur voor de vulling van transparantie op. Kies Transparant om transparantie te behouden, Wit om transparantie met wit te vullen, Zwart om transparantie met zwart te vullen of Anders als u een andere kleur wilt selecteren. Anti-alias Hiermee worden rafelige randen in de illustratie vloeiend gemaakt door middel van supersampling.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 304 Importeren, exporteren en opslaan Adobe PDF-bestanden maken Adobe PDF PDF (Portable Document Format) is een universele bestandsindeling waarin de lettertypen, afbeeldingen en opmaak van brondocumenten die in een groot aantal toepassingen en op uiteenlopende platforms zijn gemaakt, behouden blijven. Adobe PDF is de wereldwijde standaard voor veilige, betrouwbare verspreiding en uitwisseling van elektronische documenten en formulieren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 305 Importeren, exporteren en opslaan Zie ook “Adobe PDF-voorinstellingen” op pagina 306 “Opties voor Adobe PDF instellen” op pagina 309 “Opties voor kleurbeheer en PDF/X voor PDF” op pagina 313 “Kleurbeheer toepassen op PDF's voor afdrukken” op pagina 152 Een Adobe PDF-bestand maken 1 Kies Bestand > Opslaan als of Bestand > Kopie opslaan. 2 Typ een bestandsnaam en kies een locatie voor het bestand. 3 Kies Adobe PDF (*.PDF) als bestandsindeling en klik op Opslaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 306 Importeren, exporteren en opslaan Een bestand maken dat Adobe PDF/X-compatibel is PDF/X (Portable Document Format Exchange) is een ISO-standaard voor het uitwisselen van grafische inhoud die veel kleur-, lettertype- en overvulvariabelen uitschakelt waardoor problemen bij het afdrukken worden voorkomen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 307 Importeren, exporteren en opslaan RGB, afhankelijk van de standaard die u kiest. Deze PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 5.0 en Acrobat Reader 5.0 en hoger. PDF/X-1a (2001 en 2003) PDF/X-1a vereist dat alle fonts worden ingesloten, dat de juiste markeringen en aflooptekens worden opgegeven en dat kleuren worden weergegeven als CMYK, steunkleuren of beide.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 308 Importeren, exporteren en opslaan Standaard (alleen Acrobat) Hiermee maakt u PDF-bestanden die worden afgedrukt op desktopprinters of digitale kopieerapparaten, die worden gepubliceerd op een cd of die als een proefdruk naar een klant worden gestuurd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 309 Importeren, exporteren en opslaan Adobe PDF-opties Opties voor Adobe PDF instellen Adobe PDF-opties worden onderverdeeld in categorieën. Wanneer een optie wordt gewijzigd, verandert de naam van de voorinstelling in Aangepast. De categorieën worden links in het dialoogvenster Adobe PDF opslaan weergegeven, met uitzondering van de opties Standaard en Compatibiliteit die boven in het dialoogvenster staan. Standaard Hier geeft u een PDF-standaard voor het bestand op.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 310 Importeren, exporteren en opslaan Acrobat 4 (PDF 1.3) Acrobat 5 (PDF 1.4) Acrobat 6 (PDF 1.5) Acrobat 7 (PDF 1.6) en Acrobat 8 en Acrobat 9 (PDF 1.7) PDF-bestanden kunnen worden PDF-bestanden kunnen worden geopend in Acrobat 3.0 en geopend in Acrobat 3.0 en Acrobat Reader 3.0 en hoger. Acrobat Reader 3.0 en hoger. Functies die specifiek zijn voor latere versies kunnen echter verloren gaan of niet zichtbaar zijn.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 311 Importeren, exporteren en opslaan Optimaliseren voor snelle weergave op het web Hiermee optimaliseert u het PDF-bestand zodat het snel kan worden weergegeven in een webbrowser. PDF weergeven na opslaan Hiermee opent u het zojuist gemaakte PDF-bestand in de standaardtoepassing voor de weergave van PDF-bestanden. Acrobat-lagen maken van de bovenste lagen Bovenste lagen van Illustrator worden als Acrobat-lagen opgeslagen in het PDF-bestand.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 312 Importeren, exporteren en opslaan Compressie Hiermee bepaalt u het type compressie voor uw bestand. Met de optie Automatisch worden automatisch de best mogelijke compressie en kwaliteit gekozen voor de illustraties in het bestand. Bij de meeste bestanden geeft deze optie optimale resultaten. Gebruik Automatisch (JPEG) voor de grootste compatibiliteit. Gebruik Automatisch (JPEG2000) voor de beste compressie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 313 Importeren, exporteren en opslaan Type drukkersmarkering Hiermee kunt u Romeinse drukkersmarkeringen kiezen of Japanse markeringen voor pagina's die worden gedrukt in Aziatische talen. Interne snijtekens Hiermee plaatst u een markering op elke hoek van het snijgebied om het omsluitende kader van het PDF-bestand aan te geven. Dikte snijtekens Hiermee bepaalt u de lijndikte van de snijtekens.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 314 Importeren, exporteren en opslaan Doel Beschrijft het gamma van het uiteindelijke RGB- of CMYK-uitvoerapparaat, zoals de monitor of een SWOPstandaard. Met dit profiel wordt de kleurinformatie van het document (dat is gedefinieerd door het bronprofiel in de sectie Werkruimten van het dialoogvenster Kleurinstellingen) omgezet naar de kleurenruimte van het doeluitvoerapparaat.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 315 Importeren, exporteren en opslaan Zie ook “Adobe PDF” op pagina 304 “Transparante illustraties afdrukken en opslaan” op pagina 458 “Informatie over overdrukken” op pagina 466 Beveiliging toevoegen aan PDF-bestanden Wanneer u een bestand opslaat als PDF kunt u wachtwoordbeveiliging en beveiligingsbeperkingen toevoegen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 316 Importeren, exporteren en opslaan Wachtwoord voor machtigingen Geef een wachtwoord op dat nodig is om de machtigingsinstellingen te wijzigen Deze optie is alleen beschikbaar als de vorige optie is geselecteerd. Afdrukken toegestaan Hiermee geeft u het niveau op waarmee gebruikers het PDF-bestand mogen afdrukken. • Geen Hiermee voorkomt u dat gebruikers het bestand afdrukken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 317 Importeren, exporteren en opslaan Over de XMP-standaard Metagegevensinformatie wordt opgeslagen met de Extensible Metadata Platform-standaard (XMP), waarop Adobe Bridge, Adobe Illustrator, Adobe InDesign en Adobe Photoshop zijn gebouwd. Aanpassingen die met Photoshop® Camera Raw in afbeeldingen worden aangebracht, worden opgeslagen als XMP-metagegevens. XMP is samengesteld op basis van XML en in de meeste gevallen worden de metagegevens in het bestand opgeslagen.
318 Hoofdstuk 10: Tekst De tekstfuncties behoren tot de krachtigste functies van Adobe Illustrator. U kunt een enkele regel tekst toevoegen aan uw illustratie, kolommen en rijen met tekst maken, tekst in een vorm of langs een pad laten lopen, en met lettervormen werken als grafische objecten. Gekozen lettertypen en geselecteerde instellingen voor regelafstand, spatiëring en afstand voor en na alinea's zijn voorbeelden van beslissingen waarmee u de vormgeving van tekst in uw illustraties bepaalt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 319 Tekst • Selecteer een optie bij Extra regeleinden om te bepalen hoe Illustrator extra regeleinden in het bestand verwerkt. • Selecteer de optie Extra spaties als u wilt dat Illustrator reeksen opeenvolgende spaties in een bestand vervangt door tabs. Voer het aantal spaties in dat moet worden vervangen door een tab.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 320 Tekst Een tekstvlak maken door te slepen (boven) en een bestaande vorm omzetten in een tekstvlak (onder) Opmerking: Als het object een open pad is, moet u het gereedschap Vlaktekst gebruiken om het tekstgebied te definiëren. Er wordt een denkbeeldige lijn tussen de eindpunten van het pad getrokken om de grenzen te definiëren. 2 (Optioneel) Gebruik het deelvenster Beheer, het deelvenster Teken of het deelvenster Alinea om opmaakopties voor tekst in te stellen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 321 Tekst De grootte van een tekstvlak wijzigen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het tekstobject met het gereedschap Selecteren of het deelvenster Lagen en sleep een handgreep van het omsluitende kader. De grootte van een tekstvlak wijzigen met het gereedschap Selecteren • Selecteer de rand of hoek van het tekstpad met het gereedschap Direct selecteren . Sleep vervolgens om de vorm van het pad te wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 322 Tekst Tekst zonder inzetafstand (links) vergeleken met tekst met inzetafstand (rechts) De eerste basislijn in een tekstvlak verhogen of verlagen Wanneer u met een vlaktekstobject werkt, kunt u de uitlijning van de eerste regel tekst ten opzichte van de bovenkant van het object instellen. Deze uitlijning wordt de verschuiving eerste basislijn genoemd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 323 Tekst Zie ook “De basislijn verschuiven” op pagina 345 “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 365 Tekstrijen en -kolommen maken 1 Selecteer een vlaktekstobject. 2 Kies Tekst > Opties voor vlaktekst. 3 Stel in de secties Rijen en kolommen van het dialoogvenster de volgende opties in: Aantal Hiermee geeft u het aantal rijen en kolommen op dat het object moet bevatten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 324 Tekst Tekst verbinden tussen objecten Als u tekst wilt laten doorlopen van een object naar een volgend object, koppelt u de objecten. Gekoppelde tekstobjecten kunnen elke vorm hebben. De tekst moet echter in een vlak of langs een pad worden ingevoerd (en niet op een bepaald punt). Elk vlaktekstobject bevat een inpoort en een uitpoort. Deze poorten stellen u in staat objecten aan andere objecten te koppelen en een gekoppelde kopie van het tekstobject te maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 325 Tekst 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de verbinding tussen twee objecten wilt verbreken, dubbelklikt u op de poort aan een van de uiteinden van de verbinding. De tekst loopt over in het eerste object. • Als u een object wilt vrijmaken uit een tekstverbinding, kiest u Tekst > Tekst met verbindingen > Selectie opheffen. De tekst loopt over in het volgende object.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 326 Tekst Belangrijk: Als de laag meerdere tekstobjecten bevat, moet u objecten die u niet om het omloopobject wilt laten omlopen, naar een andere laag verplaatsen of boven het omloopobject zetten. 2 Selecteer het object of de objecten waar u de tekst omheen wilt laten lopen. 3 Kies Object > Tekstomloop > Maken. Opties voor tekstomloop instellen U kunt omloopopties instellen voor- of nadat u de tekst laat omlopen. 1 Selecteer het omloopobject.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 327 Tekst 4 Voer de tekst in. 5 Wanneer u klaar bent met het invoeren van tekst, klikt u op het gereedschap Selecteren om het tekstobject te selecteren. U kunt ook Ctrl ingedrukt houden en op de tekst klikken (Windows) of Command ingedrukt houden en op de tekst klikken (Mac OS). Als u meer tekst invoert dan binnen een vlak of langs een pad kan worden weergegeven, verschijnt een vakje met een plusteken (+) aan de onderkant van het tekstgebied.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 328 Tekst • Als u de richting van de tekst langs een pad wilt omdraaien, sleept u de markering over het pad. Kiest Tekst > Tekst op een pad > Opties voor tekst op een pad, selecteer Omdraaien en klik op OK. Tekst op een pad omdraaien Als u tekst over een pad wilt verplaatsen, zonder de tekstrichting te wijzigen, gebruikt u de optie voor verticale verplaatsing in het deelvenster Teken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 329 Tekst A B C D E Padteksteffecten A. Regenboog B. Schuintrekken C. 3D-lint D. Traptrede E. Zwaartekracht Zie ook “Tekst op een pad maken” op pagina 326 De verticale uitlijning van tekst op het pad aanpassen 1 Selecteer het tekstobject. 2 Kies Tekst > Tekst op een pad > Opties voor tekst op een pad.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 330 Tekst De tekenspatiëring om scherpe krommen wijzigen Wanneer tekens om een scherpe kromme of een scherpe hoek lopen, dan waaieren de tekens uit zodat het kan lijken dat er extra ruimte tussen de tekens is. U kunt de tekenspatiëring van tekens om krommen wijzigen met de optie Tussenruimte in het dialoogvenster Opties voor tekst op een pad. 1 Selecteer het tekstobject. 2 Kies Tekst > Tekst op een pad > Opties voor tekst op een pad.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 331 Tekst De schaal van tekst wijzigen U kunt de proportie tussen de hoogte en breedte van tekst opgeven ten opzichte van de oorspronkelijke hoogte en breedte van de tekens. Niet-geschaalde tekens hebben een waarde van 100%. Sommige tekstfamilies beschikken over een zuiver verbreed lettertype, dat is ontworpen met een grotere horizontale spreiding dan de onbewerkte tekststijl. Schalen leidt tot vervorming van tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 332 Tekst • Als u op Toevoegen klikt, wordt het niet-herkende woord toegevoegd aan het woordenboek, zodat het in de toekomst niet meer wordt herkend als verkeerd gespeld. 5 Klik op Gereed wanneer de controle van het document is voltooid. De spelling van verschillende talen kan worden gecontroleerd op basis van de taal die u aan woorden toewijst. Het woordenboek voor de spellingcontrole bewerken 1 Kies Bewerken > Aangepast woordenboek bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 333 Tekst Niet afhankelijk van een platform Doordat Unicode nu door zowel Windows- als Macintosh-besturingssystemen wordt ondersteund, kan een bestand gemakkelijker van het ene naar het andere platform worden verplaatst. U hoeft een Illustrator-bestand niet meer te controleren als u het van een Macintosh-computer naar een Windows-computer hebt verplaatst of vice versa.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 334 Tekst A B C Standaard- (links) en OpenType-lettertypen (rechts) A. Rangtelwoorden B. Handmatige ligaturen C. Golven OpenType-lettertypen kunnen over een uitgebreide tekenset en lay-outfuncties beschikken om meer taalkundige ondersteuning en geavanceerde typografische controle te kunnen bieden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 335 Tekst Een tekengrootte opgeven Standaard wordt de tekengrootte gemeten in punten (een punt is gelijk aan 0,35 cm). U kunt een tekengrootte tussen 0,1 en 1296 punten opgeven, in stappen van 0,001 punt. 1 Selecteer de tekens of tekstobjecten die u wilt wijzigen. Als u geen tekst selecteert, wordt de tekengrootte toegepast op nieuwe tekst. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Stel in het deelvenster Teken of de bedieningsbalk de optie Tekengrootte in.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 336 Tekst • Als u ontbrekende lettertypen beschikbaar wilt maken in Illustrator, installeert u de ontbrekende lettertypen op de computer of activeert u de ontbrekende lettertypen met een toepassing voor lettertypebeheer. • Als u vervangen lettertypen roze wilt markeren, kiest u Bestand > Documentinstellingen en selecteert u Vervangen lettertypen markeren (en desgewenst Vervangen glyphs markeren). Vervolgens klikt u op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 337 Tekst Tekstobjecten selecteren Wanneer u een tekstobject selecteert, kunt u globale opmaakopties toepassen op alle tekens in het object, waaronder opties uit de deelvensters Teken en Alinea, vulling- en lijnkenmerken en transparantie-instellingen. Daarnaast kunt u effecten, meerdere opvullingen en lijnen, en dekkingsmaskers toepassen op een geselecteerd tekstobject. (Dit is niet mogelijk voor afzonderlijke, geselecteerde tekens.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 338 Tekst Verborgen lagen controleren Hiermee zoekt u naar tekst in verborgen lagen. Als deze optie is uitgeschakeld, wordt tekst in verborgen lagen genegeerd. Vergrendelde lagen controleren Hiermee zoekt u naar tekst in vergrendelde lagen. Als deze optie is uitgeschakeld, wordt tekst in vergrendelde lagen genegeerd. 4 Klik op Zoeken om met zoeken te beginnen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 339 Tekst A B C G D H E I F J K Deelvenster Teken A. Lettertype B. Lettertypestijl C. Tekengrootte D. Afstand tussen twee tekens E. Horizontale schaal F. Verticale verplaatsing G. Regelafstand H. Tekstspatiëring I. Verticale schaal J. Tekenrotatie K. Taal A B D C E F A. Lettertype B. Lettertypestijl C. Tekengrootte D. Links uitlijnen E. Centreren F. Rechts uitlijnen Standaard worden alleen de meest gebruikte opties weergegeven in het deelvenster Teken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 340 Tekst Kapitalen (boven) vergeleken met kleinkapitalen (onder) 1 Selecteer de tekens of tekstobjecten die u wilt wijzigen. Als u geen tekst selecteert, wordt de instelling toegepast op nieuwe tekst. 2 Kies Kapitalen of Kleinkapitalen in het menu van het deelvenster Teken. Als u de grootte van nagemaakte kleinkapitalen wilt opgeven, kiest u Bestand > Documentinstellingen. Typ voor de kleinkapitalen een percentage van de oorspronkelijke tekengrootte.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 341 Tekst Gekrulde of rechte aanhalingstekens opgeven Typografische aanhalingstekens, vaak gekrulde aanhalingstekens genoemd, sluiten aan op de curven van het lettertype. Typografische aanhalingstekens worden traditioneel voor citaten en als apostrof gebruikt. Rechte aanhalingstekens worden traditioneel als afkorting van feet en inches gebruikt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 342 Tekst Wanneer u superscript- of subscripttekst maakt, worden een vooraf gedefinieerde verplaatsingswaarde ten opzichte van de basislijn en een vooraf gedefinieerde tekstgrootte toegepast. De toegepaste waarden zijn percentages van de huidige waarden voor tekengrootte en regelafstand, gebaseerd op de instellingen in de sectie Tekst van het dialoogvenster Documentinstellingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 343 Tekst A B Een lettervorm wijzigen A. Oorspronkelijke tekstobject B. Tekst omgezet in contouren, losgekoppeld en gewijzigd Opmerking: U kunt bitmaplettertypen of lettertypen die tegen contouren zijn beschermd, niet naar contouren omzetten. Als u tekst omzet in contouren, verliest de tekst zijn hints.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 344 Tekst Zie ook “OpenType-lettertypen” op pagina 333 “Overzicht van het deelvenster OpenType” op pagina 349 Breuken en rangtelwoorden in OpenType-lettertypen opmaken Wanneer u een OpenType-lettertype gebruikt, kunt u rangtelwoorden automatisch met superscripttekens opmaken (bijvoorbeeld ). Superscripttekens zoals de ‘a’ en ‘o’ in de Spaanse woorden segunda ( ) en segundo ( ) worden ook correct opgemaakt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 345 Tekst Expert-breuken Hiermee vervangt u losse tekens die worden gebruikt om breuken weer te geven, door een equivalent dat uit één teken bestaat. 4 Kies Hele document als u tekstsymbolen in het gehele bestand wilt vervangen. Kies Selectie als u alleen symbolen in geselecteerde tekst wilt vervangen. 5 (Optioneel) Schakel Resultaten melden in als u het aantal vervangen symbolen wilt weergeven. 6 Klik op OK om de geselecteerde tekens te zoeken en te vervangen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 346 Tekst -6 -2 0 2 6 Verschillende waarden voor de verticale verplaatsing van tekst Teken- en tekstspatiëring Tekenspatiëring betekent het vergroten of verkleinen van de ruimte tussen specifieke letterparen. Tekstspatiëring is het vergroten of verkleinen van de ruimte tussen de tekens in geselecteerde tekst of in een volledig tekstblok. U kunt tekst automatisch spatiëren met metrische of optische tekenspatiëring.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 347 Tekst Tekenspatiëring aanpassen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Om de in het lettertypen opgenomen informatie over tekenspatiëring te gebruiken voor de geselecteerde tekens, kiest u Automatisch of Metrisch voor Tekenspatiëring in het deelvenster Teken. • Als u de spatiëring tussen geselecteerde tekens automatisch wilt wijzigen op basis van de vorm van de tekens, kiest u Optisch voor de optie Tekenspatiëring in het deelvenster Teken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 348 Tekst Speciale tekens Tekensets en alternatieve glyphs Lettertypen bevatten veel meer tekens dan de tekens die u op uw toetsenbord ziet. Afhankelijk van het lettertype, kunnen deze tekens ligaturen, breuken, sierletters, ornamenten, rangtelwoorden, titels en stilistische alternatieven, verhoogde en verlaagde tekens, oude stijlfiguren en uitlijningsgetallen bevatten. Een glyph is een bepaalde verschijningsvorm van een karakter.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 349 Tekst Pop-upmenu voor alternatieve glyphs Op www.adobe.com/go/vid0048_nl vindt u een video over het werken met het deelvenster Glyphs en het deelvenster OpenType.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 350 Tekst Zie ook “Kenmerken voor Aziatische OpenType-lettertypen instellen” op pagina 366 “Overzicht van het werkgebied” op pagina 7 Alternatieve glyphs markeren in de tekst 1 Kies Bestand > Documentinstellingen en kies Tekst in het pop-upmenu boven aan het dialoogvenster. 2 Kies Vervangen glyphs en klik op OK. Vervangen glyphs in de tekst worden gemarkeerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 351 Tekst 3 Voer in het deelvenster OpenType een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Sierletter om sierletters in of uit te schakelen (mits deze beschikbaar zijn in het huidige lettertype). • Klik op de knop Stijlalternatieven om stijlalternatieven in of uit te schakelen (mits deze beschikbaar zijn in het huidige lettertype).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 352 Tekst Zie ook “Overzicht van het werkgebied” op pagina 7 “Toetsen voor het werken met tekst” op pagina 510 Tekst uitlijnen Vlaktekst en tekst op een pad kunnen met een rand of beide randen van een tekstpad worden uitgelijnd. 1 Selecteer het tekstobject of plaats de cursor in de alinea die u wilt wijzigen. Als u geen tekstobject selecteert of geen cursor in een alinea plaatst, wordt de uitlijning toegepast op nieuwe tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 353 Tekst Tekst inspringen Inspringing is de ruimte tussen tekst en de grens van een tekstobject. Inspringen is alleen van invloed op de geselecteerde alinea of alinea's, wat betekent dat u eenvoudig verschillende inspringingen kunt instellen voor verschillende alinea's. U kunt inspringingen instellen in het deelvenster Tabs, het deelvenster Beheer of het deelvenster Alinea.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 354 Tekst Een hangende inspringing maken Bij een hangende inspringing springen alle regels met uitzondering van de eerste regel in. Hangende inspringingen worden vooral gebruikt wanneer er inline-afbeeldingen aan het begin van de alinea worden geplaatst of bij een lijst met opsommingstekens. Zonder inspringen (links) en hangende inspringen (rechts) 1 Klik met het gereedschap Tekst in de alinea die u wilt laten inspringen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 355 Tekst Een alinea zonder hangende leestekens (links) vergeleken met een alinea met hangende leestekens (rechts) In Illustrator kunt u de volgende opties voor hangende leestekens instellen: Romeinse hangende interpunctie Hiermee bepaalt u de uitlijning van leestekens voor een bepaalde alinea.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 356 Tekst Woordafbreking en regelafbreking Woordafbreking automatisch aanpassen De instellingen die u kiest voor woordafbreking zijn van invloed op de horizontale afstand van regels en de esthetische aantrekkingskracht van tekst op een pagina. De opties voor afbreking bepalen of woorden mogen worden afgebroken en, als dat mogelijk is, welke afbrekingen zijn toegestaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 357 Tekst Voorkomen dat woorden worden afgebroken U kunt voorkomen dat woorden aan het einde van regels worden afgebroken, bijvoorbeeld eigennamen of woorden die verkeerd kunnen worden begrepen wanneer ze afgebroken zijn. U kunt ook meerdere woorden of woordgroepen bijeenhouden, bijvoorbeeld initialen en een achternaam. 1 Selecteer de tekens die niet mogen worden afgebroken. 2 Kies Niet afbreken in het menu van het deelvenster Teken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 358 Tekst Als u een van deze methoden wilt kiezen, selecteert u de gewenste methode in het menu van het deelvenster Alinea. Om de methode op alle alinea's toe te passen, selecteert u eerst het tekstobject; om de methode alleen op de huidige paragraaf toe te passen, plaatst u eerst de cursor in die alinea. Tabs Overzicht van het deelvenster Tabs U kunt het deelvenster Tabs (Venster > Tekst > Tabs) gebruiken om tabstops voor een alinea of tekstobject in te stellen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 359 Tekst • Als u de maateenheden wilt wijzigen voor het huidige bestand, geeft u een nieuwe waarde op in het dialoogvenster Documentinstellingen. Tabs instellen Tabstops worden op een hele alinea toegepast. Wanneer u de eerste tab instelt, worden alle standaardtabstops aan de linkerkant van de stop verwijderd. Terwijl u meer tabstops instelt, worden alle standaardtabs tussen de tabs die u instelt, verwijderd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 360 Tekst C A B Herhaalde tabstops A. Knoppen voor tabuitlijning B. Tabstop op de liniaal C. Deelvenstermenu Tabs verplaatsen 1 Selecteer een tabstop op de liniaal in het deelvenster Tabs. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Typ een nieuwe positie in het tekstvak X (voor horizontale tekst) of Y (voor verticale tekst) en druk op Enter of Return. • Sleep de tabstop naar een nieuwe positie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 361 Tekst Opvultekens toevoegen Een opvulteken is een herhaald patroon van tekens, bijvoorbeeld een reeks punten of streepjes, tussen een tabstop en de de tekst die daarop volgt. 1 Selecteer een tabstop op de liniaal in het deelvenster Tabs. 2 Typ een patroon van maximaal acht tekens in het vak Opvulteken en druk op Enter of Return. De opgegeven tekens worden over de breedte van de tab ingevoegd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 362 Tekst Teken- of alineastijlen maken 1 Selecteer tekst als u een nieuwe stijl wilt maken op basis van de opmaak van deze tekst. 2 Voer een van de volgende handelingen uit in het deelvenster Tekenstijlen of Alineastijlen: • Als u een stijl met de standaardnaam wilt maken, klikt u op de knop Nieuwe stijl maken. • Als u een stijl met een aangepaste naam wilt maken, kiest u Nieuwe stijl in het deelvenstermenu. Typ een naam en klik op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 363 Tekst Teken- of alineastijlen verwijderen Wanneer u een stijl verwijdert, wordt de weergave van de alinea's die op basis van de stijl zijn opgemaakt, niet gewijzigd, maar zijn de opmaakkenmerken niet langer gekoppeld aan een stijl. 1 Selecteer een of meerdere namen van stijlen in het deelvenster Tekenstijlen of Alineastijlen. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Tekenstijl verwijderen of Alineastijl verwijderen in het menu van het deelvenster.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 364 Tekst Wanneer u tekst eenmaal hebt gelabeld, kunt u deze importeren in Flash door de tekst ofwel uit Illustrator te exporteren ofwel te kopiëren en plakken.. Op www.adobe.com/go/vid0199_nl vindt u een video over het efficiënt omgaan met tekst tussen Illustrator en Flash. Opmerking: De originele tekst in Illustrator wordt niet gewijzigd als u de tekst labelt of de labels uit de tekst verwijdert.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 365 Tekst Hiermee wordt het dialoogvenster Tekens insluiten geopend, zodat u specifieke tekens in het tekstobject kunt insluiten. U kunt één of elke combinatie van de volgende methodes gebruiken om de in te sluiten tekens op te geven: tekens kiezen in de lijst, tekens typen in het tekstvak Inclusief deze tekens, op Automatisch vullen klikken om tekens te selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 366 Tekst Kenmerken voor Aziatische OpenType-lettertypen instellen Aziatische OpenType-lettertypen kunnen over bepaalde opties beschikken die niet worden ondersteund door de huidige PostScript- en TrueType-lettertypen. Bovendien bieden Aziatische OpenType-lettertypen voor veel tekens alternatieve glyphs. 1 Selecteer de tekens of tekstobjecten waarop u de instelling wilt toepassen. Als u geen tekst selecteert, wordt de instelling toegepast op nieuwe tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 367 Tekst Zie ook “Tekensets en alternatieve glyphs” op pagina 348 “Overzicht van het deelvenster Glyphs” op pagina 348 “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 365 Opgeven hoe regelafstand wordt gedefinieerd voor Aziatische tekst 1 Selecteer de alinea's die u wilt aanpassen. 2 Kies een optie voor de regelafstand in het menu van het deelvenster Alinea.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 368 Tekst Een getal zonder tate-chu-yoko (links) vergeleken met een getal dat met tate-chu-yoko is geroteerd (rechts) 1 Selecteer tekens en kies Tate-chu-yoko in het menu van het deelvenster Teken. (Selecteer de optie opnieuw om Tate-chu-yoko uit te schakelen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 369 Tekst • Als u de aki tussen tekens wilt comprimeren, geeft u een percentage op voor Tsume . Hoe hoger het percentage, hoe smaller de aki tussen tekens. Als de opties Aki invoegen of Tsume niet worden weergegeven, schakelt u Aziatische opties tonen in voorkeuren voor Tekst in.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 370 Tekst Zie ook “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 365 Mojisoroe gebruiken om Aziatische tekens uit te lijnen Mojisoroe is de uitlijning van tekens in Aziatische tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 371 Tekst Een Mojikumi-set voor een alinea selecteren 1 Stel in het deelvenster Teken de Tekenspatiëring in op nul. 2 Kies een optie in het pop-upmenu Mojikumi-set in het deelvenster Alinea: Geen Hiermee schakelt u de optie Mojikumi uit. YakumonoHankaku Hiermee gebruikt u spatiëring van halve breedte voor leestekens. GyoumatsuYakumonoHankaku Hiermee gebruikt u spatiëring van volledige breedte voor de meeste tekens, behalve voor het laatste teken van de regel.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 372 Tekst 6 Klik op Opslaan of OK als u de instellingen wilt opslaan. Klik op Annuleren als u de instellingen niet wilt opslaan. Wanneer u Japanse tekst met veel spaties van halve breedte of Romeinse haakjes opstelt, kunt u meer problemen op het gebied van tekstcompositie verwachten. We raden u aan het gebruik van Romeinse haakjes te vermijden en haakjes van volledige breedte te gebruiken voor Japanse compositie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 373 Tekst 4 Als u een teken aan een veld wilt toevoegen, selecteert u het veld en voert u een van de volgende handelingen uit: • Typ een teken in het tekstvak Invoer en klik vervolgens op Toevoegen. • Geef het codesysteem op (Shift JIS, JIS, Kuten of Unicode), typ de code en klik vervolgens op Toevoegen. 5 Als u een teken in een veld wilt verwijderen, selecteert u het teken en klikt u op Verwijderen. U kunt ook op Backspace (Windows) of op Delete (Mac OS) drukken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 374 Tekst 2 Kies een optie in het submenu: Geen Hiermee worden uithangende leestekens uitgeschakeld. Normaal Hiermee worden uithangende leestekens ingeschakeld zonder dat er onregelmatige alineamarges ontstaan. Forceren Hiermee plaatst u de leestekens buiten het omsluitende kader door regels die binnen het omsluitende kader eindigen, en regels die met één van de uithangende leestekens eindigen, te verspreiden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 375 Tekst 3 Als u eerder samengestelde lettertypen hebt opgeslagen, kunt u ook een samengesteld lettertype selecteren waarop u het nieuwe samengestelde lettertype wilt baseren. 4 Selecteer een tekencategorie. A B C D E F Tekencategorieën A. Kanji B. Kana C. Leestekens D. Symbolen E. Romeins F. Cijfers 5 Kies een optie in het pop-upmenu Eenheden om de eenheid voor lettertypekenmerken op te geven: % of Q.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 376 Tekst 8 Klik op Opslaan om de instellingen voor het samengestelde lettertype op te slaan en klik vervolgens op OK. Zie ook “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 365 Tekencategorieën in samengestelde lettertypen Kanji Het basislettertype van het samengestelde lettertype. De grootte en basislijn van andere tekens worden ingesteld op basis van de grootten en basislijnen die u hier opgeeft.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 377 Tekst • Als u een teken wilt verwijderen, selecteert u het in de lijst en klikt u vervolgens op Verwijderen. 5 Klik op Opslaan wanneer u klaar bent met het aanpassen van de tekenset. Klik vervolgens op OK. Opmerking: Als een samengesteld lettertype verschillende aangepaste tekens bevat, krijgt de onderste set voorrang boven alle bovenliggende sets. Een samengesteld lettertype verwijderen 1 Kies Tekst > Samengestelde lettertypen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 378 Tekst • Nadat u het document hebt geopend kiest u Tekst > Oudere tekst > Alle oudere tekst bijwerken. Geselecteerde oudere tekst bijwerken ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u de tekst wilt bijwerken zonder een kopie te maken, selecteert u het tekstobject en kiest u Tekst > Oudere tekst > Geselecteerde oudere tekst bijwerken.
379 Hoofdstuk 11: Speciale effecten maken U kunt de vormgeving van alle objecten, groepen en lagen in Adobe Illustrator wijzigen door middel van effecten en via de deelvensters Vormgeving en Afbeeldingsstijlen. Daarnaast kunt u een object in essentiële onderdelen verdelen om elementen van het object onafhankelijk van elkaar te wijzigen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 380 Speciale effecten maken B A C D E F G Deelvenster Vormgeving met de kenmerken van een gegroepeerd object A. Pad met lijn, vulling en slagschaduweffect B. Pad met effect C. Knop Nieuwe lijn toevoegen D. Knop Nieuwe vulling toevoegen E. Knop Effect toevoegen F. Knop Vormgeving wissen G.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 381 Speciale effecten maken Items aanwijzen voor vormgevingskenmerken Voordat u een vormgevingskenmerk kunt instellen of een stijl of effect kunt toepassen op een laag, groep of object, moet u het item in het deelvenster Lagen aanwijzen. Wanneer u een object of groep met een selectiemethode selecteert, wijst u ook het object of de groep aan in het deelvenster Lagen. Lagen kunt u echter alleen aanwijzen in het deelvenster.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 382 Speciale effecten maken Een vormgevingskenmerk dupliceren ❖ Selecteer een kenmerk in het deelvenster Vormgeving en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Geselecteerd item dupliceren in het deelvenster of kies Item dupliceren in het deelvenstermenu. • Sleep het vormgevingskenmerk naar de knop Geselecteerd item dupliceren in het deelvenster.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 383 Speciale effecten maken • Als u alle weergavekenmerken, inclusief vullingen en lijnen, wilt verwijderen, klikt u op de knop Vormgeving wissen in het deelvenster Vormgeving of kiest u Vormgeving wissen in het deelvenstermenu. Weergavekenmerken tussen objecten kopiëren U kunt weergavekenmerken kopiëren of verplaatsen door deze te slepen of door gebruik te maken van het gereedschap Pipet.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 384 Speciale effecten maken Kenmerken van het bureaublad kopiëren met het gereedschap Pipet 1 Selecteer het object waarvan u de kenmerken wilt wijzigen. 2 Selecteer het gereedschap Pipet. 3 Klik in het document en blijf de muisknop ingedrukt houden. 4 Houd de muisknop ingedrukt terwijl u de aanwijzer op het bureaublad van de computer verplaatst over het object waarvan u de kenmerken wilt kopiëren. Laat de muisknop los als de aanwijzer zich direct boven het object bevindt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 385 Speciale effecten maken Als u een effect wilt toepassen op een specifiek kenmerk van een object, bijvoorbeeld de vulling of lijn, selecteert u het object en daarna het kenmerk in het deelvenster Vormgeving. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies een opdracht in het menu Effect. • Klik op Nieuw effect toevoegen in het deelvenster Vormgeving en kies een effect. 3 Als een dialoogvenster wordt weergegeven, stelt u opties in en klikt u op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 386 Speciale effecten maken Wanneer u een vectorobject rastert, selecteert u Geen als u anti-aliasing wilt toepassen en de harde randen van lijnwerk wilt behouden wanneer het object wordt gerasterd. Selecteer Illustraties geoptimaliseerd als u anti-aliasing wilt toepassen die het meest geschikt is voor illustraties zonder tekst. Selecteer Tekst geoptimaliseerd als u anti-aliasing wilt toepassen die het meest geschikt is voor tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 387 Speciale effecten maken • Wijzig de instellingen. Sommige opdrachten, zoals Glas, zijn bijzonder geheugenintensief. Probeer daarom verschillende instellingen uit om de snelheid van deze opdrachten op te voeren. • Als u op een grijswaardenprinter wilt afdrukken, zet dan een kopie van de bitmapafbeelding om in grijswaarden voordat u effecten toepast.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 388 Speciale effecten maken Effect Handeling Effect > Vervorm Met dit filter of effect kunt u een afbeelding op geometrische wijze vervormen en omvormen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 389 Speciale effecten maken Artistieke effecten Artistieke effecten zijn rastereffecten en gebruiken dus de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorobject. Kleurpotlood Hiermee tekent u met kleurpotloden een afbeelding op een effen achtergrond. Duidelijke randen blijven behouden en krijgen een ruw gearceerd uiterlijk, de effen achtergrondkleur is door de dunnere gedeelten zichtbaar.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 390 Speciale effecten maken Zie ook “Beknopt overzicht van effecten” op pagina 387 “Structuur- en glasoppervlakken gebruiken” op pagina 394 Vervagen, effecten De opdrachten in het submenu Vervagen van het menu Effect zijn rastereffecten en gebruiken dus de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorobject. Gaussiaans vervagen Hiermee vervaagt u snel een selectie in een intensiteit die u kunt aanpassen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 391 Speciale effecten maken Sproeilijn Hiermee wordt een afbeelding opnieuw getekend in de dominante kleuren met hoekige, gesproeide lijnen in kleur. Sumi-e Een afbeelding wordt in Japanse stijl getekend, alsof deze met een natte penseel vol zwarte inkt op rijstpapier is getekend. Het effect resulteert in zachte, vage randen met veel zwart.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 392 Speciale effecten maken Zie ook “Beknopt overzicht van effecten” op pagina 387 Verscherpen, effecten Met de opdracht Onscherp masker in het submenu Verscherpen van het menu Effect, worden wazige afbeeldingen scherper gemaakt door het contrast van aangrenzende pixels te vergroten. Dit effect is een rastereffect en gebruikt dus de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorafbeelding.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 393 Speciale effecten maken Gips Een afbeelding lijkt in gips te zijn vervaardigd en het resultaat wordt vervolgens met wit en zwart ingekleurd. Donkere gebieden komen naar voren. Lichte gebieden wijken naar achteren. Filigraan Dit filter simuleert het gecontroleerde krimpen en vervormen van folie-emulsie en genereert een afbeelding die geklonterd lijkt in de schaduwgebieden en licht korrelig in de hoge lichten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 394 Speciale effecten maken Zie ook “Beknopt overzicht van effecten” op pagina 387 Video, effecten De effecten Video zijn rastereffecten en gebruiken de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorafbeelding. De-Interlace Het filter De-Interlace maakt op video vastgelegde bewegende beelden vloeiender door ofwel de oneven ofwel de even geïnterlinieerde lijnen in de afbeelding te verwijderen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 395 Speciale effecten maken Donkerheid Hiermee geeft u het percentage zwart op dat u aan de slagschaduw wilt toevoegen. Als u in een CMYKdocument een waarde van 100% gebruikt met een geselecteerd object dat een andere vulling- of lijnkleur dan zwart bevat, maakt u een veelkleurig zwarte schaduw. Als u een waarde van 100% gebruikt met een geselecteerd object dat alleen een zwarte vulling of lijn bevat, maakt u een 100% zwarte schaduw.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 396 Speciale effecten maken Origineel object geselecteerd (links) en met doezeleffect (rechts) Zie ook “Effecten” op pagina 384 “Items aanwijzen voor vormgevingskenmerken” op pagina 381 “Rastereffecten” op pagina 385 “Objecten selecteren” op pagina 212 Schetsen en mozaïeken maken Een schets maken met het effect Krabbelen 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het object of de groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 397 Speciale effecten maken Kromming Hiermee regelt u hoeveel de krabbellijnen buigen voordat ze van richting veranderen. Variatie (voor Kromming) Hiermee regelt u hoe verschillend de curven van de krabbellijnen zijn ten opzichte van elkaar. Tussenruimte Hiermee bepaalt u de hoeveelheid ruimte tussen de bochten van de krabbellijn. Variatie (voor Tussenruimte) Hiermee bepaalt u hoe verschillend de hoeveelheid ruimte is tussen de bochten van de krabbellijn.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 398 Speciale effecten maken Afbeeldingsstijlen Afbeeldingsstijlen Een afbeeldingsstijl is een verzameling herbruikbare weergavekenmerken. Met afbeeldingsstijlen kunt u het uiterlijk van een object snel wijzigen. U kunt bijvoorbeeld in één stap de vulling- en lijnkleur wijzigen, de transparantie veranderen en effecten toepassen. Alle wijzigingen die u met afbeeldingsstijlen toepast, zijn volledig omkeerbaar. U kunt afbeeldingsstijlen toepassen op objecten, groepen en lagen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 399 Speciale effecten maken De weergave van afbeeldingsstijlen in het deelvenster wijzigen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer een optie voor de weergavegrootte in het menu van het deelvenster. Selecteer Miniaturen om miniaturen weer te geven. Selecteer Beknopte lijst als u een lijst met benoemde stijlen en een kleine miniatuur wilt weergeven. Selecteer Uitgebreide lijst als u een lijst met benoemde stijlen en een grote miniatuur wilt weergeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 400 Speciale effecten maken Sleep de miniatuur van het deelvenster Vormgeving naar het deelvenster Afbeeldingsstijlen om de kenmerken op te slaan. Een nieuwe afbeeldingsstijl maken op basis van twee of meer bestaande afbeeldingsstijlen ❖ Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en selecteer alle afbeeldingsstijlen die u wilt samenvoegen. Kies vervolgens Afbeeldingsstijlen samenvoegen in het deelvenstermenu.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 401 Speciale effecten maken Een afbeeldingsstijl verwijderen ❖ Kies Afbeeldingsstijl verwijderen in het deelvenstermenu en klik op Ja, of sleep de stijl naar het pictogram Verwijderen. Alle objecten, groepen of lagen die deze afbeeldingsstijl gebruikten, behouden dezelfde weergavekenmerken. De kenmerken zijn echter niet meer gekoppeld aan een afbeeldingsstijl.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 402 Speciale effecten maken Als u alle afbeeldingsstijlen wilt selecteren die niet worden gebruikt in een document, kiest u Ongebruikte selecteren in het menu van het deelvenster Afbeeldingsstijlen. 2 Kies Afbeeldingsstijlenbibliotheek opslaan in het menu van het deelvenster Afbeeldingsstijlen. U kunt de bibliotheek opslaan op een willekeurige locatie.
403 Hoofdstuk 12: Webafbeeldingen Adobe Illustrator bevat allerlei hulpmiddelen voor het ontwerpen van webpagina's en voor het maken en optimaliseren van webafbeeldingen. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen Webafbeeldingen Wanneer u afbeeldingen ontwerpt voor het web, dient u rekening te houden met andere kwesties dan bij het ontwerpen van afbeeldingen die worden afgedrukt. Op www.adobe.com/go/vid0063_nl vindt u een video over het opslaan van afbeeldingen voor het web. Op www.adobe.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 404 Webafbeeldingen De modus Voorvertoning pixels Wanneer u een illustratie opslaat in een bitmapindeling, zoals JPEG, GIF of PNG, wordt de illustratie 72 pixels per inch gerasterd. Als u een voorvertoning van gerasterde objecten wilt weergeven, kiest u Weergave > Voorvertoning pixel. Deze opdracht is met name handig als u de exacte plaatsing, grootte en anti-aliasing van objecten in een gerasterde afbeelding wilt bepalen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 405 Webafbeeldingen In Device Central verschijnt het paneel Nieuw document met de juiste opties om een nieuw document voor mobiele apparaten in de geselecteerde toepassing te maken. 3 Breng de benodigde wijzigingen aan en selecteer bijvoorbeeld een nieuwe Player-versie, een nieuwe versie van ActionScript® of een ander type inhoud.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 406 Webafbeeldingen 11 Als u na het bekijken van de voorvertoning van het bestand in Device Central wijzigingen in het bestand wilt aanbrengen, gaat u terug naar Illustrator. 12 Breng de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten van Illustrator. Selecteer bijvoorbeeld een andere indeling of kwaliteit voor het exporteren. 13 Als u het bestand opnieuw wilt testen met de nieuwe exportinstellingen, klikt u op Device Central.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 407 Webafbeeldingen • U kunt overwegen om SVGZ, de gecomprimeerde gzipped-versie van SVG, te gebruiken. U kunt u de bestandsgrootte aanzienlijk terugbrengen door middel van compressie, maar in hoeverre een bestand kan worden gecomprimeerd, is afhankelijk van de inhoud. Tekst kan gewoonlijk in sterke mate worden gecomprimeerd. Binair gecodeerde inhoud, zoals ingesloten rasters (JPEG-, PNG- of GIF-bestanden), kan daarentegen nauwelijks worden gecomprimeerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 408 Webafbeeldingen Wanneer u een segment maakt, worden de illustraties rondom dit segment in automatische segmenten verdeeld, zodat de lay-out behouden blijft bij gebruik van een webtabel. Er zijn twee typen automatische segmenten: autosegmenten en subsegmenten. Autosegmenten zijn bedoeld voor de gebieden van de illustratie die u niet als segment hebt gedefinieerd. Telkens wanneer u segmenten toevoegt of bewerkt, worden de autosegmenten opnieuw gegenereerd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 409 Webafbeeldingen • Als u een segment wilt selecteren dat is gemaakt met de opdracht Object > Segment > Maken, selecteert u de desbetreffende illustratie in het tekengebied. Als het segment is gekoppeld aan een groep of laag, selecteert u het doelpictogram naast de groep of laag in het deelvenster Lagen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 410 Webafbeeldingen • Als u afzonderlijke segmenten wilt vergrendelen, klikt u op de bewerkingskolom van het segment in het deelvenster Lagen. Zie ook “Overzicht van het deelvenster Lagen” op pagina 231 Segmentgrenzen aanpassen Als u een segment hebt gemaakt met de opdracht Object > Segment > Maken, zijn de positie en grootte van het segment gekoppeld aan de illustratie in het segment.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 411 Webafbeeldingen • Als u een segment ongedaan wilt maken, selecteert u het desbetreffende segment en kiest u Object > Segment > Geen. Segmenten tonen of verbergen • Als u segmenten in het illustratievenster wilt verbergen, kiest u Weergave > Segmenten verbergen. • Als u segmenten in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten wilt verbergen, klikt u op de knop Zichtbaarheid van segmenten in/uitschakelen .
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 412 Webafbeeldingen SVG SVG Bestandsindelingen voor bitmapafbeeldingen op het web, zoals .GIF, .JPEG, .WBMP en .PNG, beschrijven afbeeldingen aan de hand van een pixelraster. De resulterende bestanden zijn vaak groot, beperkt tot één (vaak lage) resolutie en vereisen veel bandbreedte op het web. SVG is daarentegen een vectorindeling waarin afbeeldingen worden beschreven als vormen, paden, tekst en filtereffecten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 413 Webafbeeldingen Zie ook “Een afbeelding voor het web optimaliseren” op pagina 420 “Opslaan in SVG-indeling” op pagina 292 SVG-effecten toepassen U kunt SVG-effecten gebruiken om grafische eigenschappen, zoals slagschaduwen, aan een illustratie toe te voegen. SVG-effecten verschillen van vergelijkbare bitmapeffecten, omdat ze op XML zijn gebaseerd en niet afhankelijk zijn van de resolutie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 414 Webafbeeldingen Overzicht van het deelvenster SVG-interactiviteit In het deelvenster SVG-interactiviteit (Venster > SVG-interactiviteit) kunt u interactiviteit aan uw illustratie toevoegen wanneer u de illustratie exporteert voor weergave in een webbrowser. Door bijvoorbeeld een gebeurtenis te maken die een JavaScript-opdracht activeert, kunt u snel beweging op een webpagina maken wanneer de gebruiker de cursor boven een object houdt of een andere handeling uitvoert.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 415 Webafbeeldingen onkeypress De gebeurtenis wordt geactiveerd terwijl een toets is ingedrukt. onkeyup De gebeurtenis wordt geactiveerd wanneer een toets wordt losgelaten. onload De gebeurtenis wordt geactiveerd nadat het SVG-document volledig door de browser is ontleed. Gebruik deze gebeurtenis als u eenmalige initialisatiefuncties wilt aanroepen. onerror De gebeurtenis wordt geactiveerd wanneer een element niet juist is geladen of wanneer er een andere fout optreedt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 416 Webafbeeldingen • Als een bitmapobject de grenzen van een segment overschrijdt, wordt het hele object opgenomen in het geëxporteerde bestand. • SWF biedt alleen ondersteuning voor afgeronde uiteinden en verbindingen. Schuine of hoekige uiteinden en verbindingen worden afgerond tijdens het exporteren naar SWF. • Met patronen gevulde tekst en lijnen worden omgezet in paden en gevuld met het patroon.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 417 Webafbeeldingen Zie ook “Symbolen” op pagina 85 “Items verdelen over afzonderlijke lagen” op pagina 234 “Exportopties voor Flash” op pagina 298 “Optimalisatieopties voor SWF (Illustrator)” op pagina 434 Werken met Illustrator en Flash U kunt Illustrator-illustraties verplaatsen naar de Flash-bewerkingsomgeving of rechtstreeks naar Flash Player.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 418 Webafbeeldingen Wanneer u exporteert, kunt u kiezen uit een aantal verschillende voorinstellingen voor een optimaal resultaat. Bovendien kunt u opgeven hoe meerdere tekengebieden, symbolen, lagen, tekst en maskers moeten worden behandeld. U kunt bijvoorbeeld opgeven of Illustrator-symbolen moeten worden geëxporteerd als filmclips of afbeeldingen. U kunt er ook voor kiezen om SWF-symbolen te maken van Illustrator-lagen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 419 Webafbeeldingen In Illustrator kunt u voor afzonderlijke tekstobjecten opgeven of het statische of dynamische tekstobjecten of invoertekstobjecten zijn. Dynamische tekstobjecten hebben in Illustrator en Flash vergelijkbare eigenschappen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 420 Webafbeeldingen Navigeren in het dialoogvenster Als niet de hele illustratie zichtbaar is in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten, kunt u met het Handje een ander gedeelte van de afbeelding zichtbaar maken. Gebruik het gereedschap Zoomen om de weergave te vergroten of te verkleinen. • Selecteer het gereedschap Handje (of houd de spatiebalk ingedrukt) en versleep in het weergavegebied om verschillende gedeelten van de afbeelding weer te geven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 421 Webafbeeldingen Copyright Hiermee worden de copyrightkennisgeving, gebruiksvoorwaarden, copyrightstatus en de URL met de copyrightinfo opgeslagen. Copyright en Contactinfo Hiermee wordt naast alle copyrightinformatie ook de volgende informatie opgeslagen: maker, functie van de maker, e-mailadres(sen), adres(sen), woonplaats, provincie, postcode, land, telefoonnummer(s) en website(s).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 422 Webafbeeldingen (Windows Vista) Users\[Gebruikersnaam]\AppData\Roaming\Adobe\Adobe Illustrator CS4 Settings{[Taal]}\Save for Web Settings\Optimize (Mac OS) User\[Gebruikersnaam]\Library\ApplicationSupport\Adobe\Adobe Illustrator CS4{[Taal]}\Save for Web Settings\Optimize Opmerking: Als u de instellingen op een andere locatie opslaat, zijn ze niet beschikbaar in het pop-upmenu Voorinstelling.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 423 Webafbeeldingen 6 Geef een instelling op voor Beginnen met: Huidige instellingen Hiermee gebruikt u de huidige bestandsindeling. Automatisch GIF/JPEG selecteren Hiermee wordt automatisch de optimale indeling geselecteerd, afhankelijk van de afbeeldingsinhoud. 7 Selecteer een optie bij Gebruiken om aan te geven of u de opgegeven bestandsgrootte alleen wilt toepassen op het huidige segment, op elk segment in de afbeelding of op alle segmenten. Klik op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 424 Webafbeeldingen Zie ook “Opslaan voor web en apparaten: overzicht” op pagina 419 “Een afbeelding voor het web optimaliseren” op pagina 420 Geoptimaliseerde afbeeldingen voorvertonen in een webbrowser U kunt een voorvertoning van een geoptimaliseerde afbeelding bekijken in een webbrowser die op uw systeem is geïnstalleerd, in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten (Bestand > Opslaan voor web en apparaten).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 425 Webafbeeldingen C A B Optimalisatie-instellingen voor JPEG A. Menu Bestandsindeling B. Menu Compressiekwaliteit C. Menu Optimaliseren Kwaliteit Hiermee bepaalt u het compressieniveau. Bij een hogere instelling voor Kwaliteit behoudt het compressiealgoritme meer details. Een hogere instelling voor Kwaliteit leidt echter tot een groter bestand dan een lagere instelling voor Kwaliteit.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 426 Webafbeeldingen PNG-8- en GIF-bestanden ondersteunen 8-bits kleur, waardoor ze 256 kleuren kunnen weergeven. De methode om vast te stellen welke kleuren u dient te gebruiken, wordt indexeren genoemd. Daarom worden afbeeldingen in GIF- en PNG-8-indeling ook wel geïndexeerde-kleurafbeeldingen genoemd. Als u een afbeelding wilt omzetten in een geïndexeerde kleur, wordt een CLUT-tabel samengesteld voor het opslaan en indexeren van de afbeeldingskleuren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 427 Webafbeeldingen • Zwart en wit, Grijswaarden, Mac OS, Windows Hiermee wordt een palet met ingestelde kleuren gebruikt. Ditheringmethode en Dithering Bepaalt de methode en hoeveelheid toepassingsdithering. Dithering is een techniek waarmee u kleuren kunt simuleren die niet beschikbaar zijn in het systeem voor kleurenweergave van uw computer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 428 Webafbeeldingen A B C D Voorbeelden van transparantie en randkleur A. Oorspronkelijke afbeelding B. Transparantie ingeschakeld met een randkleur C. Transparantie ingeschakeld zonder randkleur D.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 429 Webafbeeldingen Interliniëring Hiermee krijgt u een versie met een lage resolutie in een browser terwijl de volledige afbeelding wordt gedownload. Door het gebruik van interliniëring kan de downloadtijd korter lijken en zien de gebruikers direct dat het downloaden bezig is. Door interliniëring kan de bestandsgrootte echter ook toenemen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 430 Webafbeeldingen Als een afbeelding meerdere segmenten bevat, kunnen de kleuren in de kleurentabel verschillen tussen segmenten (u kunt de segmenten eerst koppelen om dit te voorkomen). Als u meerdere segmenten met meerdere kleurentabellen selecteert, is de kleurentabel leeg en wordt het bericht "Gemengd" weergegeven op de statusbalk.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 431 Webafbeeldingen • Als u meerdere kleuren wilt selecteren in de kleurentabel, klikt u op deze kleuren terwijl u Shift ingedrukt houdt. Alle kleuren in de rijen tussen de eerste en tweede kleur die u hebt geselecteerd, worden geselecteerd. Om een nietaanpalende groep kleuren te selecteren houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klikt u met de muis op elke kleur die u wilt selecteren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 432 Webafbeeldingen Kleuren omzetten in transparantie U kunt transparantie toevoegen aan een geoptimaliseerde afbeelding door bestaande kleuren om te zetten in transparantie. 1 Selecteer een of meer kleuren in de geoptimaliseerde afbeelding of kleurentabel. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Transparantie toewijzen in het palet Kleurentabel.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 433 Webafbeeldingen 2 Verwijder een kleur door een van de volgende handelingen uit te voeren: • Klik op het pictogram Verwijderen . • Klik op Kleur verwijderen in het menu van het palet Kleurentabel. Een kleurentabel opslaan U kunt kleurentabellen van geoptimaliseerde afbeeldingen opslaan om deze te gebruiken bij andere afbeeldingen en kleurentabellen laden die in andere toepassingen zijn gemaakt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 434 Webafbeeldingen Met een ditheringmethode en opties voor Dither bepaalt u hoe en hoeveel toepassingsdithering plaatsvindt. Voor een optimale compressie gebruikt u het laagste percentage dithering waarmee u het gewenste detail bereikt. U kunt een van de volgende ditheringmethoden selecteren: Geen dithering Hiermee past u geen dithering toe, waardoor de afbeelding in pure zwarte en witte pixels wordt weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 435 Webafbeeldingen Kwaliteit Hiermee wordt de nauwkeurigheid van de Bezier-curven bepaald. Een laag getal vermindert de geëxporteerde bestandsgrootte, maar heeft een enigszins verminderde kwaliteit van de curve tot gevolg. Een hoger getal verbetert de nauwkeurigheid van de reproductie, maar heeft een groter bestand tot gevolg. Framesnelheid Hiermee kunt u de snelheid opgeven waarmee de animatie in een Flash-viewer zal worden afgespeeld.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 436 Webafbeeldingen • SVG Tiny 1.1 en SVG Tiny 1.1+ Geschikt voor SVG-bestanden die op kleine apparaten, zoals mobiele telefoons, worden weergegeven. Niet alle mobiele telefoons ondersteunen de profielen SVG Tiny en SVG Tiny Plus. Als u een van deze opties selecteert, is het dus niet zeker dat het SVG-bestand op alle kleine apparaten kan worden weergegeven. • SVG Tiny 1.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 437 Webafbeeldingen Uitvoerinstellingen voor webafbeeldingen Uitvoeropties instellen Uitvoerinstellingen bepalen hoe HTML-bestanden worden ingedeeld, hoe bestanden en segmenten worden benoemd en wat er met achtergrondafbeeldingen wordt gedaan als u een geoptimaliseerde afbeelding opslaat. U geeft deze opties op in het dialoogvenster Uitvoerinstellingen. U kunt de uitvoerinstellingen opslaan en op andere bestanden toepassen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 438 Webafbeeldingen regels te voldoen. Het wordt echter niet aanbevolen om tagkenmerken altijd tussen aanhalingstekens te plaatsen. Aanhalingstekens worden indien nodig gebruikt om te voldoen aan de meeste browsers als deze optie niet is ingeschakeld. Alle labels sluiten Hiermee voegt u afsluitende tags toe voor alle HTML-elementen in het bestand voor compatibiliteit met XHTML.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 439 Webafbeeldingen Achtergrondafbeelding Voer de locatie van een afbeeldingsbestand in of klik op Kiezen en selecteer een afbeelding. Het opgegeven bestand wordt als een herhaald blokpatroon weergegeven achter de geoptimaliseerde afbeelding op de webpagina. Kleur Klik op het vak Kleur en kies een achtergrondkleur met de Kleurenkiezer of kies een optie in het popup-menu.
440 Hoofdstuk 13: Afdrukken Voor de beste afdrukresultaten moet u de basisprincipes van afdrukken begrijpen, zoals de manier waarop de resolutie van de printer of de kalibrering en resolutie van de monitor de vormgeving van de afgedrukte illustraties bepalen. Het dialoogvenster Afdrukken van Illustrator helpt u daarbij. De opties in het dialoogvenster zijn zo georganiseerd dat ze u begeleiden bij het afdrukken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 441 Afdrukken Illustraties niet-afdrukbaar maken Dank zij het deelvenster Lagen is het heel gemakkelijk om verschillende versies van uw illustraties af te drukken. U kunt bijvoorbeeld alleen de tekstobjecten in een document afdrukken als u uw tekst wilt proeflezen. U kunt ook nietafdrukbare elementen aan illustraties toevoegen om belangrijke informatie vast te leggen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 442 Afdrukken 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de illustratie in de voorvertoningsafbeelding in de linkerbenedenhoek van het dialoogvenster. • Klik op een vierkantje of pijl op het pictogram Plaatsing als u de oorsprong voor het uitlijnen van de illustratie ten opzichte van de pagina wilt instellen. Voer waarden in voor Oorsprong X en Oorsprong Y om de positie van de illustratie af te stemmen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 443 Afdrukken 3 (Optioneel) Als u Volledige pagina's kiest, stelt u de optie Overlap in om de hoeveelheid overlapping tussen pagina's op te geven. Zie ook “Informatie over afdrukverdeling” op pagina 42 Het paginaformaat en de afdrukrichting wijzigen Adobe Illustrator gebruikt normaliter het standaardpaginaformaat dat door het PPD-bestand is gedefinieerd voor de geselecteerde printer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 444 Afdrukken Een document schalen voor afdrukken Als u een groot document op een vel papier wilt afdrukken dat kleiner is dan de werkelijke afmetingen van de illustratie, kunt u het dialoogvenster Afdrukken gebruiken om de breedte en hoogte van het document symmetrisch of asymmetrisch aan te passen. Kies Asymmetrisch schalen wanneer u bijvoorbeeld afdrukt op film die op een flexografische pers wordt gebruikt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 445 Afdrukken De PPD-bestanden voor imagesetters met een hoge resolutie bieden een groot aantal mogelijke rasterliniaturen die zijn gekoppeld aan allerlei resoluties voor imagesetters. De PPD-bestanden voor printers met een lagere resolutie bevatten over het algemeen maar enkele opties voor lijnrasters. Doorgaans gaat het om vrij grove rasters tussen 53 lpi en 85 lpi. De grove rasters leveren op printers met een lagere resolutie echter een optimaal resultaat op.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 446 Afdrukken Illustraties voorbereiden voor kleurscheidingen Voordat u kleurscheidingen afdrukt vanuit Illustrator, is het verstandig om de volgende prepress-taken uit te voeren: • Stel een kleurbeheer in, waarbij u onder andere uw beeldscherm kalibreert en een kleurinstelling in Illustrator kiest. • Controleer elektronisch hoe kleuren worden weergegeven op het beoogde uitvoerapparaat.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 447 Afdrukken 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een scheidingsinkt wilt verbergen op het scherm, klikt u op het oogpictogram links van de scheidingnaam. Klik nogmaals om de scheiding te bekijken. • Als u alle scheidingsinkten op het scherm wilt verbergen, met uitzondering van één bepaalde inkt, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klikt u op het oogpictogram van de desbetreffende scheiding.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 448 Afdrukken U kunt met name opgeven hoe u de illustratie wilt plaatsen, schalen en uitsnijden, drukkersmarkeringen en een afloop instellen en afvlakkingsinstellingen voor transparante illustraties kiezen. 8 Klik op Afdrukken. Opmerking: Op http://www.adobe.com/go/lrvid4021_ai_nl vindt u een video over het gebruik van het deelvenster Voorvertoning scheidingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 449 Afdrukken Gebruik het deelvenster Kleur om een andere schermkleur dan zwart te kiezen voor de registratiekleur. Objecten met de registratiekleur worden in het scherm voorgesteld met de kleur die u opgeeft. Deze objecten worden op samenstellingen altijd in het grijs afgedrukt en in scheidingen als een gelijke tint van alle inkten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 450 Afdrukken 4 (Optioneel) Als u Interne snijtekens selecteert, geeft u de breedte op van de interne markeringslijnen en de afstand tussen de snijtekens en de illustratie. Als u wilt voorkomen dat de drukkersmarkeringen in een afloopgebied worden geplaatst, moet u voor Verschuiven een grotere waarde opgeven dan voor Aflooptekens.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 451 Afdrukken Voor kwalitatief goede afdrukken raadt Adobe aan contact op te nemen met de leverancier van het uitvoerapparaat voor het meest recente PPD-bestand. Veel afdrukservicebureaus en drukkers beschikken over een PPD voor de imagesetters waarmee zij werken. Sla de PPD's op de locatie op die door het besturingssysteem is opgegeven. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem voor meer informatie.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 452 Afdrukken 2 Selecteer bij Printer een PostScript-printer, Adobe PostScript®-bestand of Adobe PDF. 3 Selecteer Afbeeldingen aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken. 4 Schakel Automatisch uit en gebruik de schuifregelaar Afvlakking om de nauwkeurigheid van de curven in te stellen. Met een lagere instelling (dichter bij Kwaliteit) krijgt u kleinere rechte lijnsegmenten en benadert u de curve het meest.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 453 Afdrukken Volledig Downloadt aan het begin van de afdruktaak alle lettertypen die nodig zijn voor het document. Wanneer u deze optie gebruikt met documenten die uit meer pagina's bestaan, levert deze doorgaans snellere en kleinere PostScript-bestanden op. Opmerking: Enkele lettertypefabrikanten beperken het insluiten van lettertypebestanden. Beperkingen zijn van toepassing op het kopiëren van lettertypesoftware.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 454 Afdrukken Hoe nauwkeuriger het profiel de werking van een uitvoerapparaat en afdrukvoorwaarden (zoals het papiersoort) beschrijft, des te nauwkeuriger kan het kleurbeheersysteem de numerieke waarden van de werkelijke kleuren in een document vertalen. (Zie “Kleurprofielen” op pagina 152.) 5 (Optioneel) Stel de optie Rendervoorkeur in om op te geven hoe de toepassing kleuren omzet in de doelkleurruimte.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 455 Afdrukken 7 Op een van de volgende manieren geeft u de kleurbeheerinstellingen weer voor het printerstuurprogramma: • In Windows klikt u met de rechtermuisknop op de printer die u gebruikt en kiest u Eigenschappen. Vervolgens zoekt u de kleurbeheerinstellingen voor het printerstuurprogramma. Voor de meeste printerstuurprogramma's worden de kleurbeheerinstellingen aangeduid met Kleurbeheer of ICM.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 456 Afdrukken 2 Selecteer Afbeelding aan de linkerzijde van het dialoogvenster Afdrukken en selecteer Verlopen en verloopnetten compatibel afdrukken. Belangrijk: De optie Verlopen en verloopnetten compatibel afdrukken kan het afdrukken vertragen op printers die geen problemen hebben met verlopen. Selecteer deze optie daarom alleen als er afdrukproblemen zijn.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 457 Afdrukken 3 Bereken het aantal stappen in de overvloeiing met behulp van de volgende formule: Aantal stappen = 256 (aantal grijstinten) X percentage kleurverandering Als u het percentage kleurverandering wilt weten, trekt u de laagste kleurwaarde af van de hoogste kleurwaarde. Bijvoorbeeld, een overvloeiing tussen 20% zwart en 100% zwart is een kleurverandering van 80%, ofwel 0,8.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 458 Afdrukken Aantal door Adobe Maximale lengte verloop Illustrator inches aanbevolen stappen punten cm 240 518,4 7,2 18,288 250 540,0 7,5 19,050 256 553,0 7,7 19,507 Zie ook “Overzicht van het deelvenster Documentinfo” op pagina 317 Transparante illustraties afdrukken en opslaan Afvlakken Als uw document of illustratie transparantie bevat en u deze wilt uitvoeren, moet u meestal een bewerking uitvoeren die afvlakking wordt genoemd.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 459 Afdrukken Bestandsindelingen die transparantie behouden Wanneer u een Illustrator-bestand in bepaalde indelingen opslaat, blijven de oorspronkelijke transparantiegegevens behouden. Bijvoorbeeld, als u een bestand opslaat in de EPS-indeling van Illustrator CS (of hoger), bevat het bestand zowel oorspronkelijke Illustrator-gegevens als EPS-gegevens. Wanneer u het bestand weer opent in Illustrator, worden de oorspronkelijke (niet-afgevlakte) gegevens gelezen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 460 Afdrukken Opties voor transparantieafvlakking Opties voor transparantieafvlakking kunt u instellen wanneer u voorinstellingen voor afvlakking maakt, bewerkt of er een voorvertoning van weergeeft in llustrator, InDesign of Acrobat. Opties voor markering (in voorvertoningen) Geen (voorbeeld in kleur) Hiermee schakelt u de voorvertoning uit.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 461 Afdrukken Transparantieafvlakking Opties voor voorinstellingen Naam/Voorinstelling Hier geeft u de naam van de voorinstelling op. Afhankelijk van het dialoogvenster kunt u in het tekstvak een naam typen of de standaardnaam accepteren. Als u een bestaande voorinstelling wilt bewerken, voert u de naam van de voorinstelling in. De standaardvoorinstellingen kunt u echter niet bewerken. Raster/vector-balans Hiermee geeft u op hoeveel vectorinformatie behouden blijft.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 462 Afdrukken (Alleen Illustrator) Selecteer Alfatransparantie behouden (alleen in het dialoogvenster Afvlakken transparantie) Hiermee blijft de algehele dekking van afgevlakte objecten behouden. Als u deze optie selecteert, gaan overvloeimodi en overdrukken verloren, maar blijft de weergave hiervan wel behouden binnen de verwerkte illustratie, samen met het niveau van de alfatransparantie (zoals wanneer u illustraties rastert met een transparante achtergrond).
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 463 Afdrukken Zie ook “Afvlakken” op pagina 458 Het deelvenster Voorvertoning van afvlakker Met de voorvertoningsopties in het deelvenster Voorvertoning van afvlakker kunt u de gebieden markeren die door het afvlakken van de illustratie zijn beïnvloed. Aan de hand van deze informatie kunt u de afvlakkingsopties aanpassen en zelfs het deelvenster gebruiken om voorinstellingen van afvlakkingen op te slaan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 464 Afdrukken Met deze instellingen definieert u bovendien hoe afvlakking wordt afgehandeld wanneer u exporteert naar indelingen die geen transparantie ondersteunen. Een voorinstelling voor afvlakking kunt u kiezen in het deelvenster Geavanceerd van het dialoogvenster Afdrukken of in het indelingsspecifieke dialoogvenster dat wordt weergegeven na het eerste dialoogvenster Exporteren of Opslaan als.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 465 Afdrukken • Als u voorinstellingen wilt importeren uit een bestand, klikt u op Laden (InDesign) of Importeren (Illustrator). Zoek en selecteer het bestand met de voorinstellingen die u wilt importeren en klik op Openen. De naam van een aangepaste voorinstelling voor transparantieafvlakking wijzigen of een instelling verwijderen 1 Kies Bewerken > Voorinstellingen van transparantie-afvlakker. 2 Selecteer een voorinstelling in de lijst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 466 Afdrukken Overdrukken Informatie over overdrukken Wanneer u dekkende, overlappende kleuren afdrukt, bedekken de bovenste kleuren standaard het gebied eronder. Met overdrukken kunt u afdekken voorkomen en ervoor zorgen dat de bovenste overlappende afdrukinkt transparant wordt ten opzichte van de onderliggende inkt. De mate van transparantie tijdens het afdrukken, is afhankelijk van de gebruikte inkt, het papier en de gebruikte methode.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 467 Afdrukken Zwart overdrukken Als u al het zwart in uw illustraties wilt overdrukken, selecteert u de optie Zwart overdrukken in het dialoogvenster Afdrukken wanneer u kleurscheidingen maakt. Deze optie werkt alleen voor objecten waarop zwart is toegepast via het kleurkanaal K. De optie werkt echter niet voor objecten die zwart worden weergegeven als gevolg van hun transparantie-instellingen of afbeeldingsstijlen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 468 Afdrukken Spread (object overlapt achtergrond) vergeleken met onderdrukking (achtergrond overlapt object) Wanneer overlappende gekleurde objecten een gemeenschappelijke kleur delen, kan het zijn dat overvullen niet nodig is als de gemeenschappelijke kleur voor een automatische overvulling zorgt.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 469 Afdrukken • Als u de opdracht als een effect wilt toepassen, kiest u Effect > Pathfinder > Overvul. Selecteer Voorvertoning als u een voorvertoning van het effect wilt zien. 4 Stel de overige opties in en klik op OK. Zie ook “Effecten” op pagina 384 “Pathfinder-effecten toepassen” op pagina 252 “Overzicht van het deelvenster Pathfinder” op pagina 251 Overvulopties Dikte Geef een lijndikte op tussen 0,01 en 5000 punten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 470 Afdrukken Overvul omkeren Hiermee maakt u een overvul van donkerdere in lichtere kleuren. Deze optie werkt niet met verzadigde zwarttinten, dus met zwart dat aanvullende CMY-inkten bevat. Precisie (alleen als effect) Beïnvloedt hoe precies het pad van een object wordt berekend. Hoe nauwkeuriger de berekening, des te nauwkeuriger is de tekening en des te meer tijd is er nodig om het resulterende pad te genereren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 471 Afdrukken 5 Kies Venster > Kenmerken. 6 Selecteer Lijn overdrukken. Een lijn overvullen 1 Selecteer de te overvullen lijn. 2 Wijs aan de lijn een kleur wit toe in het vak Lijn in het deelvenster Gereedschappen of in het deelvenster Kleur. 3 Selecteer de gewenste lijndikte in het deelvenster Lijn. 4 Kopieer de lijn en kies Bewerken > Op voorgrond plakken. De kopie wordt gebruikt om een overvul te maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 472 Afdrukken Afdrukvoorinstellingen Afdrukvoorinstellingen maken Als u regelmatig op verschillende printers afdrukt of verschillende soorten afdruktaken gebruikt, kunt u de afdruktaken automatiseren door alle uitvoerinstellingen als voorinstellingen voor het afdrukken op te slaan. Met behulp van voorinstellingen voor afdrukken kunt u afdruktaken waarvoor u veel opties in het dialoogvenster Afdrukken nauwkeurig moet instellen, snel en accuraat uitvoeren.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 473 Afdrukken Afdrukvoorinstellingen exporteren of importeren U kunt de voorinstellingen voor het afdrukken in afzonderlijke bestanden opslaan. Zo kunt u er makkelijker reservekopieën van maken of de voorinstellingen doorsturen naar servicebureaus, klanten of collega's in uw werkgroep. 1 Kies Bewerken > Afdrukvoorinstellingen.
474 Hoofdstuk 14: Taken automatiseren Door taken te automatiseren kunt u tijd besparen en consistente resultaten bereiken met veel verschillende bewerkingen. U kunt taken in Illustrator op verschillende manieren automatiseren, namelijk met gebruik van handelingen, scripts en gegevensgestuurde afbeeldingen. Handelingen Handelingen Een handeling is een reeks taken die u kunt toepassen op één bestand of op een reeks bestanden, menuopdrachten, deelvensteropties, acties van gereedschappen enzovoort.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 475 Taken automatiseren Sets, handelingen en opdrachten samenvouwen en uitvouwen ❖ Klik in het deelvenster Handelingen op het driehoekje links van de set, handeling of opdracht. Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik op het driehoekje als u alle handelingen in een set of alle opdrachten in een handeling wilt uitvouwen of samenvouwen. Handelingen alleen op naam weergeven ❖ Selecteer Knopmodus in het menu van het deelvenster Handelingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 476 Taken automatiseren Werk in een kopie om te voorkomen dat er fouten ontstaan en neem aan het begin van de handeling, voordat u andere opdrachten toepast, de opdracht Bestand > Opslaan als kopie (Illustrator) of Bestand > Opslaan als op en selecteer Als kopie (Photoshop). U kunt in Photoshop ook in het deelvenster Historie op de knop Nieuwe opname klikken om een opname van de afbeelding te maken voordat u de handeling opneemt. 1 Open een bestand.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 477 Taken automatiseren Een niet-opneembare menuopdracht invoegen 1 Kies Menu-optie invoegen in het menu van het deelvenster Handelingen. 2 Selecteer de opdracht in het desbetreffende menu of typ de eerste letters van de naam van de opdracht in het tekstvak en klik op Zoeken. Klik vervolgens op OK. Een pad invoegen ❖ Selecteer het pad en kies Pad selecteren invoegen in het menu van het deelvenster Handelingen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 478 Taken automatiseren Instellingen wijzigen bij het afspelen van een handeling Standaard worden handelingen voltooid met de waarden die bij de oorspronkelijke opname van de handelingen zijn opgegeven. Als u de instellingen voor een opdracht binnen een handeling wilt wijzigen, kunt u een modaal besturingselement invoegen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 479 Taken automatiseren Opmerking: Wanneer u een handeling op hoge snelheid afspeelt, wordt het scherm mogelijk niet snel genoeg bijgewerkt en kan het gebeuren dat bestanden worden geopend, gewijzigd, opgeslagen en gesloten zonder dat dit op het scherm zichtbaar is. Zo kan de handeling sneller worden uitgevoerd. Als u de bestanden op het scherm wilt weergeven terwijl de handeling wordt uitgevoerd, moet u de optie Stap voor stap kiezen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 480 Taken automatiseren Handelingensets beheren U kunt sets met handelingen die betrekking hebben op een bepaalde taak maken en ordenen. U kunt deze sets dan op schijf opslaan en overbrengen naar andere computers.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 481 Taken automatiseren Handelingensets ordenen U kunt uw handelingen beter organiseren door ze onder te brengen in sets die u opslaat op een schijf. U kunt handelingensets maken voor verschillende soorten werk, bijvoorbeeld drukwerk en onlinepublicaties, en deze sets kopiëren naar andere computers. • Als u een een nieuwe set met handelingen wilt maken, klikt u in het deelvenster Handelingen op de knop Nieuwe set maken op OK.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 482 Taken automatiseren Als u meerdere handelingen in een batch wilt verwerken, maakt u een nieuwe handeling en neemt u de opdracht Batch op voor iedere handeling die u wilt gebruiken. Met deze techniek kunt u ook meerdere mappen in één batch verwerken. Als u meerdere mappen in een batch wilt verwerken, maakt u aliassen in een map naar de andere mappen die u wilt verwerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 483 Taken automatiseren Een script uitvoeren ❖ Kies Bestand > Scripts en kies een script. U kunt ook Bestand > Scripts > Ander script kiezen en naar een script navigeren. Opmerking: Als u een script bewerkt terwijl Illustrator wordt uitgevoerd, worden de wijzigingen pas geactiveerd als u deze hebt opgeslagen. Een script installeren ❖ Kopieer het script naar de vaste schijf van uw computer.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 484 Taken automatiseren Overzicht van het deelvenster Variabelen Als u met variabelen en gegevenssets werkt, gebruikt u het deelvenster Variabelen (Venster > Variabelen). Het type en de naam van iedere variabele in het document worden vermeld in het deelvenster. Als de variabele aan een object is gekoppeld, wordt in de kolom Objecten de naam van het gekoppelde object weergegeven zoals dit wordt weergegeven in het deelvenster Lagen. A B C D E Deelvenster Variabelen A.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 485 Taken automatiseren Een variabele maken zonder deze aan een object te koppelen ❖ Klik op de knop Nieuwe variabele in het deelvenster Variabelen. Als u vervolgens een object aan de variabele wilt koppelen, selecteert u het object en de variabele en klikt u op de knop Zichtbaarheid dynamisch maken of de knop Object dynamisch maken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 486 Taken automatiseren Dynamische objecten bewerken U kunt de gegevens wijzigen die zijn gekoppeld aan een variabele door het object te bewerken waaraan de variabele is gekoppeld. Als u bijvoorbeeld werkt met een variabele van het type Zichtbaarheid, kunt u de zichtbaarheidsstatus van het object wijzigen in het deelvenster Lagen. Door dynamische objecten te bewerken kunt u meerdere gegevenssets maken die u in de sjabloon kunt gebruiken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 487 Taken automatiseren Gegevenssets gebruiken Een gegevensset is een verzameling variabelen met gekoppelde gegevens. Wanneer u een gegevensset maakt, legt u in feite een opname vast van de gegevens die op dat moment worden weergegeven in het tekengebied. U kunt schakelen tussen verschillende gegevenssets om verschillende gegevens in de sjabloon te laden. De naam van de huidige gegevensset wordt boven in het deelvenster Variabelen weergegeven.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 488 Taken automatiseren Met behulp van variabelenbibliotheken kunnen ontwerpers en ontwikkelaars hun werk coördineren via een XMLbestand. Een ontwerper kan bijvoorbeeld in Illustrator een sjabloon voor visitekaartjes maken en de variabele gegevens als XML-bestand exporteren. De ontwikkelaar kan het XML-bestand dan gebruiken om variabelen en gegevenssets te koppelen aan een database en een script schrijven om de uiteindelijke illustratie te genereren.
489 Hoofdstuk 15: Grafieken Met grafieken kunt u statistische gegevens op een visuele manier presenteren. In Adobe Illustrator kunt u negen verschillende typen grafieken maken en deze aan uw behoeften aanpassen. Klik op het grafiekgereedschap in het deelvenster Gereedschappen en houd het ingedrukt om alle typen grafieken weer te geven die u kunt maken. Belangrijk: Volledige, bijgewerkte Help vindt u op het web. Er is geen internetverbinding gevonden.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 490 Grafieken Standaard wordt gewerkt met waarden van 2 decimalen. Als het getal 4 in een cel wordt ingevoerd, wordt dit in het venster Grafiekgegevens weergegeven als 4,00 en het getal 1,55823 wordt weergegeven als 1,56. De breedte van kolommen aanpassen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Celspecificaties en voer een waarde in tussen 0 en 20 in het tekstvak Kolombreedte. • Plaats de aanwijzer op de rand van de kolom die u wilt aanpassen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 491 Grafieken 3 Klik op de knop Toepassen of druk op Enter op het numerieke toetsenblok om de grafiek opnieuw te genereren. Grafieklabels en gegevenssets gebruiken Labels zijn woorden of getallen die twee zaken beschrijven: de gegevenssets die u wilt vergelijken en de categorieën waartegen u deze wilt afzetten.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 492 Grafieken Group A Group B 30 25 20 15 10 40 60 80 100 Gegevens in spreidingsgrafiek • Voer in de bovenste rij cellen van het werkblad, om de andere kolom, de labels in voor gegevenssets, te beginnen bij de eerste cel. Deze labels worden weergegeven in de legenda. • Voer gegevens voor de y-as in de eerste kolom in en gegevens voor de x-as in de tweede kolom.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 493 Grafieken A B 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 1990 2000 Gegevens in kolomgrafiek Kolomgrafiek, gestapelde kolomgrafiek, staafgrafiek en gestapelde staafgrafiek De hoogte van de kolom of de lengte van de staaf komt overeen met de hoeveelheid die wordt vergeleken. Bij kolom- en staafgrafieken kunt u positieve en negatieve waarden combineren. Negatieve waarden worden weergegeven als kolommen die onder aan de horizontale as hangen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 494 Grafieken Verder is het van belang dat u begrijpt hoe elementen van een grafiek aan elkaar zijn gerelateerd. De gehele grafiek vormt tezamen met de bijbehorende legenda één groep. Alle gegevenssets tezamen vormen een subgroep van de grafiek. Elke gegevensset met bijbehorend legendavak is vervolgens weer een subgroep van alle gegevenssets. Elke waarde is subgroep van de gegevensset waar deze bij hoort, enzovoort.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 495 Grafieken Verschillende schalen toewijzen aan de waardeassen Als de grafiek aan beide zijden een waardeas heeft, kunt u aan elke as een andere gegevensset toekennen. In dat geval wordt er voor elke as een andere schaal gegenereerd. Deze techniek is vooral handig als u verschillende grafiektypen combineert in dezelfde grafiek. 1 Selecteer het gereedschap Groep selecteren . 2 Klik op de legenda voor de gegevensset die u wilt toewijzen aan de as.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 496 Grafieken Legenda bovenaan Hiermee geeft u de legenda horizontaal boven aan de grafiek weer in plaats van rechts van de grafiek. Eerste rij voorop Bepaalt hoe de categorieën (clusters) gegevens in een grafiek elkaar overlappen als de clusterbreedte groter is dan 100%. Deze optie is vooral nuttig bij kolom- en staafgrafieken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 497 Grafieken Percentages en legenda worden standaard in zwart weergegeven. Als een schijfsegment met een donkere achtergrond een agenda onleesbaar maakt, geef dan de achtergrond een andere kleur. Selecteer de donkere schijfsegmenten met het gereedschap Groep selecteren en verf de segmenten via het deelvenster Kleur of Stalen. Schijfgrafiekopties Legenda Bepaalt de plaatsing van de legenda. • Standaardlegenda Hiermee plaatst u de kolomlabels buiten de grafiek.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 498 Grafieken 4 Kies Object > Grafiek > Type grafiek of dubbelklik op het grafiekgereedschap in het deelvenster Gereedschappen. 5 Selecteer het gewenste grafiektype en de gewenste opties. Als in een grafiek meer dan één grafiektype wordt gebruikt, kunt u eventueel de ene gegevensset langs de rechteras plaatsen en de andere langs de linkeras. Op deze wijze geeft elke as verschillende soorten gegevens aan.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 499 Grafieken A B A 300 300 250 250 200 200 150 150 100 100 50 50 0 1993 2003 0 B 1993 2003 Verticaal geschaalde ontwerpen vergeleken met proportioneel geschaalde ontwerpen Herhaald ontwerp Hiermee stapelt u een ontwerp om de kolommen te vullen. U kunt de waarde opgeven die elk ontwerp vertegenwoordigt en ook of ontwerpen die breuken vertegenwoordigen, moeten worden afgeknipt of geschaald.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 500 Grafieken Eerst wordt er alleen een nieuw deelvenster weergegeven met kleuren, verlopen en patronen uit het geïmporteerde bestand. De geïmporteerde grafiekontwerpen zijn echter beschikbaar als u het dialoogvenster Kolom of Markering opent. Een kolomontwerp maken 1 Maak een rechthoek als achterste object in het ontwerp. Deze rechthoek vormt de grens van het grafiekontwerp. U kunt de kleinste kolom van de grafiek kopiëren en plakken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 501 Grafieken Totalen toevoegen aan een kolomontwerp 1 Maak een kolomontwerp. 2 Selecteer het gereedschap Tekst . Plaats de aanwijzer op de positie waar de waarde moet worden weergegeven, in de buurt van of in de rechthoek die het ontwerp omsluit. U kunt de waarde bijvoorbeeld in, boven, onder, links of rechts van het ontwerp plaatsen. 3 Klik op de gewenste positie en typ een procentteken (%) gevolgd door twee cijfers van 0 t/m 9.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 502 Grafieken 2 Selecteer met het gereedschap Groep selecteren de kolommen of staven die u met het ontwerp wilt vullen of selecteer de hele grafiek. 3 Kies Object > Grafiek > Kolom. 4 Selecteer een type kolomontwerp. Als u bij Type kolom Herhaald kiest, geef dan een waarde op in het tekstvak Elk element staat voor. Selecteer in het pop-upmenu Voor breuken of eventuele breuken moeten worden afgeknipt of geschaald.
503 Hoofdstuk 16: Sneltoetsen Sneltoetsen maken u productiever met Illustrator. U kunt de in Illustrator opgenomen standaardsneltoetsen gebruiken of u kunt sneltoetsen toevoegen en aan uw wensen aanpassen. Sneltoetsen aanpassen Sneltoetsen aanpassen In Illustrator kunt u een lijst met alle sneltoetsen weergeven en sneltoetsen maken of bewerken.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 504 Sneltoetsen Standaardsneltoetsen Toetsen voor het selecteren van gereedschappen Resultaat Windows Mac OS Gereedschap Tekengebied Shift + O Shift + O Gereedschap Selecteren V V Gereedschap Direct selecteren A A Gereedschap Toverstaf Y Y Gereedschap Lasso Q Q Gereedschap Pen P P Gereedschap Klodderpenseel Shift+B Shift+B Gereedschap Ankerpunt toevoegen + (plus) + (plus) Gereedschap Ankerpunt verwijderen - (min) - (min) Gereedschap Ankerpunt om
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 505 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Gereedschap Gummetje Shift + E Shift + E Gereedschap Schaar C C Gereedschap Handje H H Gereedschap Zoomen Z Z Overschakelen naar gereedschap Vloeiend bij gebruik Klodderpenseel Op Alt drukken Op Option drukken Toetsen voor het weergeven van illustraties Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 506 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Naar vorige documentgroep navigeren Ctrl+Alt+Shift+F6 Command + Option + Shift + ‘ Modus Volledig scherm afsluiten Esc Esc Meerdere tekengebieden opslaan naar Illustrator CS3-indeling of eerder Alt + v Option + v Toetsen voor tekenen Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 507 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Verticale lijnen toevoegen aan of Begin te slepen en druk vervolgens op Pijlverwijderen uit een rechthoekig raster of rechts of Pijl-links radiale lijnen toevoegen aan of verwijderen uit een poolraster Begin te slepen en druk vervolgens op Pijlrechts of Pijl-links De waarde voor schuintrekken met 10% verlagen voor horizontale scheidingslijnen in een rechthoekig raster of radiale scheidingslijnen in een poolraster Begin te slepen
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 508 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Verwijderen uit selectie met Lasso Alt ingedrukt houden en slepen Option ingedrukt houden en slepen Aanwijzer voor Lasso wijzigen in dradenkruis Caps Lock Caps Lock Illustraties selecteren in actief tekengebied Ctrl+Alt+A Control + Option + A Snijtekens rond een geselecteerd object plaatsen Alt + c + o Toetsen om selecties te verplaatsen Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 509 Sneltoetsen Toetsen voor het verven van objecten Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 510 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Schakelen naar Pipet en vulling en/of lijn kopiëren Alt ingedrukt houden en klikken op het gereedschap Selectie van actieve verf Option ingedrukt houden en klikken op het gereedschap Selectie van actieve verf Schakelen naar Pipet en de kleur uit een afbeelding of de tussenkleur uit een verloop kopiëren Alt + Shift ingedrukt houden en klikken op het gereedschap Selectie van actieve verf Option + Shift ingedrukt houden en klikke
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 511 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Zachte return invoegen Shift + Enter Shift + Return Tekenspatiëring markeren Ctrl + Alt + K Command + Option + K Horizontale schaal opnieuw instellen op 100% Ctrl + Shift + X Command + Shift + X Tekengrootte vergroten of verkleinen Ctrl + Shift + > of < Command + Shift + > of < Regelafstand vergroten of verkleinen Alt + Pijl-omhoog of Pijl-omlaag (horizontale tekst) of Pijl-rechts of Pijl-links (verticale tekst) Optio
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 512 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Reeks handelingen, penselen, lagen, koppelingen, stijlen of stalen selecteren Shift ingedrukt houden en klikken Shift ingedrukt houden en klikken Niet-aangrenzende handelingen, penselen, Ctrl ingedrukt houden en klikken lagen (alleen hetzelfde niveau), koppelingen, stijlen of stalen selecteren Command ingedrukt houden en klikken Alle deelvensters tonen/verbergen Tab Tab Alle deelvensters tonen/verbergen, behalve Shift + Tab
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 513 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS De geselecteerde waarde Pijl-omhoog of Pijl-omlaag vermeerderen/verminderen met een kleine stap Pijl-omhoog of Pijl-omlaag De geselecteerde waarde vermeerderen/verminderen met een grote stap Shift + Pijl-omhoog of Pijl-omlaag Shift + Pijl-omhoog of Pijl-omlaag Lettertypenaamveld markeren in het deelvenster Teken Ctrl + Alt + Shift + F Command + Option + Shift + F Toetsen voor het deelvenster Kleur Dit is geen complete lijst
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 514 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Verlooppijl tonen/verbergen Ctrl+Alt+G Command+Option+G Hoek en eindpunt samen wijzigen Alt indrukken en eindpunt verlooppijl slepen Option indrukken en eindpunt verlooppijl slepen Gereedschap Verloop of verlooppijl beperken tijdens slepen Shift ingedrukt houden en slepen Shift ingedrukt houden en slepen Verlooppijl weergeven in geselecteerd object met verloopvulling G G Toetsen voor het deelvenster Lagen Dit is geen co
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 515 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Nieuwe steunkleur maken Ctrl ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Command ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Nieuwe algemene proceskleur maken Ctrl + Shift ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Command + Shift ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Staal vervangen door een andere staal Alt ingedrukt houden en staal slepen over een andere staal Option ingedrukt houden en staal slepe
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 516 Sneltoetsen Resultaat Windows Mac OS Help opvragen F1 F1 Knippen F2 F2 Kopiëren F3 F3 Plakken F4 F4 Deelvenster Penselen tonen/verbergen F5 F5 Deelvenster Kleur tonen/verbergen F6 F6 Deelvenster Lagen tonen/verbergen F7 F7 Nieuw symbool maken F8 F8 Deelvenster Info tonen/verbergen Ctrl + F8 Command + F8 Deelvenster Verloop tonen/verbergen Ctrl + F9 Command + F9 Deelvenster Lijn tonen/verbergen Ctrl + F10 Command + F10 Deelvenster Kenme
517 Index Numeriek 3D-objecten additieve kleuren 100 objecten kopiëren naar of van 239 Adobe Acrobat paden naar Illustrator verplaatsen 288 aangepaste schuine kanten voor 273 gelaagde PDF-bestanden in 305 afbeeldingen toewijzen aan vlak 274, 275 vergelijken, versies 309 Photoshop-effecten gebruiken in Illustrator 386 belichting 270 voorinstellingen voor export naar 306 samengestelde paden van 257 diepte geven 268 Adobe Bridge draaien 269 Creative Suite-kleurinstellingen 140, 142 informatie
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 518 Index grote documenten 444 illustraties niet-afdrukbaar maken 441 algemene kleuren ingesloten EPS-afbeeldingen 286 gebruiken, in plaats van dialoogvenster Illustratie opnieuw kleuren 121 kleurbeheer, overwegingen voor 150 proceskleuren 108 kleurovervloeiingen 455 Algemene voorkeuren animaties maken 415, 416 objecten verdelen over lagen 234 opslaan, met de opdracht Exporteren 298 Ankerpunt omzetten, gereedschap 22, 76 limitcheck-fout 451 Anti-aliased illustratie
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 519 Index B basis (niet-emulsiezijde) 448 met penselen 183 staal 110, 135 CMYK informatie 100 Basis CMYK, nieuw documentprofiel 29 symbool 90, 91 proceskleuren 108 Basis RGB, nieuw documentprofiel 29 Bijsnijden naar tekengebied, opdracht 410 steunkleuren 108, 135 basiskleur, instellen voor kleurgroep 120 Binnenste gloed, effect 395 tinten 108, 134 basislijnverschuiving 345 bitmapafbeeldingen wijzigen in RGB 135 Basreliëf, opdracht 392 effecten toepassen op 38
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 520 Index dekking downloads Dekking (Selecteren > Zelfde), opdracht 191, 220 downsamplen in PDF-bestanden 311 dekkingsmaskers 192 dpi (dots per inch) 444 Deselecteren, opdracht 220 updates, plug-ins en evaluatieversies 3 draaien desktopprinters, kleurprofielen voor 151 patronen 224 Device Central-integratie Zie Draaien, effect Illustrator 404 dialoogvensters waarden berekenen in 11 waarden invoeren 11 EPS-bestandsindeling driedimensionale objecten Zie 3D-objec
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 521 Index Fresco, opdracht 389, 394 functietoetsen 515 gereedschap Pipet informatie 105 gereedschappen grafieken gegevens invoeren voor 490, 491, 492 labels 491 G gamma, kleuren- 102, 133 aanwijzers wijzigen 21 legenda 496 deelvenster Gereedschappen 18 maken 489 Gaussiaans vervagen, opdracht 390 gereedschapstips 20 schalen toewijzen aan assen 495 Geaccentueerde randen, opdracht 390 selecteren 20 schijfgrafieken opmaken 496 Gebrandschilderd glas, opdracht 393 s
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 522 Index H Halftoonraster, opdracht 392 hoofdlettergebruik, wijzigen 339 horizontale afdrukstand (liggend) 443 illustraties opslaan Zie ook illustraties exporteren halftoonraster, resolutie voor 444 horizontale tekst, omzetten in verticaal 331 EPS-indeling 290 handeling, afspeelsnelheid 478 hostcomputer, kleurscheiding 448 Illustrator-indeling (AI) 289 handelingen 53 Houtskool, opdracht 392 informatie 289 afspelen 475 HSB-kleurmodel 101 bestanden batchgewijs v
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 523 Index isolatiemodus kleuren informatie 212, 213 Zie ook kleurbeheer, kleurmodel symbolen 90 aantal verlagen voor uitvoer 130 ISO-standaarden 309 afdrukbare 133 kleurenbalken 449 kleurenblindheid elektronische proefdrukken van kleuren voor 148 bereik 102 Kleurengids, deelvenster J Japanse tekst.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 524 Index RGB 99 wijzigen 135 kleuromvangen 138 koppelen deelvenster Koppelingen 278 tekstobjecten 324 vergrendelen en ontgrendelen 235 weergeven als omtrekken 44 Lagen, deelvenster 381 kleurovervloeiingen afdrukken 455 Kopregel passend, opdracht 323 Lappendeken, opdracht 393 Kleurpotlood, opdracht 389 kopregels, passend maken boven tekst 323 Lasso, gereedschap 212, 216 kleurprofielen Korrel, opdracht 393, 394 selecteren met 70 informatie 152 Krabbelen, effect 3
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 525 Index Lijndikte (Selecteren > Zelfde), opdracht 172, 220 Maken van hulplijnen, opdracht 408, 409, 410 negatieve film 448 Lijnkleur (Selecteren > Zelfde), opdracht 172 Maken van selectie, opdracht 408, 409, 410 netrasteromhulsels 248 Markering, opdracht (grafieken) 502 maateenheid voor 47 netten markeringsontwerpen omwisselen met vulkleur 165 omzetten in objecten 222 Zie grafiekontwerpen maskers omzetten in omtrek 170 dekking 192, 193 onderbroken 168 knipma
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 526 Index verplaatsen 47, 48, 222, 225 verschuiven 388 omsluitende kaders in patronen 205 opties voor Aziatische tekst 366 sierletters 350 verwijderen 236 Omsluitend kader herstellen, opdracht 242 weergeven 231 omsluitend kader voor afdrukken 39 Oplichtende rand, opdracht 393 omsluitende kaders opnemen, stops invoegen in 477 objecten dupliceren in deelvenster Lagen 238 door plakken 223 door te slepen 238 objecten kopiëren klembord 239 informatie 242 omtrek tekenen
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 527 Index overlappende vormen.
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 528 Index PDF-indeling vergeleken met andere indelingen 289 Plaatsen, opdracht kleurbeheer, overwegingen voor 144 Adobe Photoshop-bestanden 287 en overvloeiobjecten 263 PDF-omzetinstellingen 306 DCS-bestanden 286 stalen maken voor 108, 113 PDF-versies 309 EPS-bestanden 285 PDF-voorinstellingen informatie 278 Profiel toewijzen, opdracht 156, 157 PDF-bestanden 283, 284 Plastic, opdracht 389 Programma ter verbetering van Adobeproducten 1 Plooi en bol, effect 267
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 529 Index rechthoeken, tekenen 58 rechthoekige rasters 61 S samengestelde lettertypen referentiepunt, voor roteren 227 aanpassen 376 regelafstand methoden voor 245 Schuintrekken, gereedschap 25, 245 scripts exporteren 377 gebruiken 483 in Aziatische tekst 367 maken 374 in SVG-bestanden 414 instellen 345 verwijderen 377 Regelafstand bovenkant tot bovenkant 367 Regelafstand onderkant tot onderkant 367 voorvertoning in menu Lettertype 334 samengestelde paden info
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 530 Index sjablonen informatie 32 maken 32 voor gegevensgestuurde afbeeldingen 483, 488 splitsen, objecten 258 stalen maken voor 113 splitsen, paden tinten 134 om complexe vormen af te drukken 451 in verlopen 201 Spons, opdracht 389 Stijl (Selecteren > Zelfde), opdracht 220 spread 467 stijlen sjabloonlagen 81 spreidingsgrafieken 491 slagschaduw Sproeilijn, opdracht 391 Stileer, effecten 388, 393 in grafieken 496 sRGB-kleurruimte 146, 159 Stop invoegen, opdr
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 531 Index maken 87 plaatsen 87, 92 meerdere pagina's, PDF-bestanden met 305 schaling met negen segmenten 88 opties 38 burasagari 373 sets 92, 93 schuiven 43 glyphs 366 SVG-indeling en 412 toevoegen, hulplijnen aan 47 kinsoku-sets 372, 373 symboolgereedschappen 95 toevoegen, rasterlijnen aan 47 kurikaeshi moji shori 374 uitbreiden 89, 222 verdeling 42 mojikumi-sets 370, 371, 372 werken met symboolexemplaren 89 zoomen 42 mojisoroe 370 Symbolen sproeien, ger
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 532 Index tussenruimte inspringing 353 lagen 236 kapitalen en kleinkapitalen 339 linialen 46 kleur 338 niet-geselecteerde illustraties 505 Type 1-lettertypen 334 lettertypen 334, 335 objecten 236, 484, 486 typografische aanhalingstekens 341 ligaturen en contextafhankelijke alternatieven 350 objecten, variabelen gebruiken 484 onderstrepen 339 rasterlijnen 47 ontbrekende lettertypen 335 segmenten 411 flakkeringen 98 OpenType-lettertypen 333 slimme hulplijnen
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 533 Index vectorafbeeldingen Verscherpen, effecten 388, 392 informatie 54 Verschil, overvloeimodus 197 omzetten in bitmap 295 verschuiven, ankerpunten en padsegmenten 73 Vlaktekst, gereedschap 23 Verschuiving alle kleuren ongedaan maken, opdracht 431 Vloeiend, gereedschap 22, 75 SWF (Flash)-bestandsindeling 434 voorvertoning van rastering van 404 Veelhoek, gereedschap 22, 59 vensters verplaatsen 13 vensters, meerdere vensters maken 45 Verbinden, opdracht 73 rijen e
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 534 Index vormen bogen 60 ovalen 59 WBMP-bestandsindeling Zie webafbeeldingen webafbeeldingen Werkruimte verwijderen, opdracht 17 werkruimten aanpassen 17 overvloeien 198 Zie ook specifieke bestandsindelingen dupliceren 17 rechthoeken 58 afbeeldingen met hyperlinks 411 naam wijzigen 17 samengestelde 251, 254 bestandsindelingen vergeleken 424 Werkruimten beheren, opdracht 17 spiralen 61 CSS-lagen genereren 423 werkruimten, kleur 159 sterren 60 kleurbeheer, ove
ADOBE ILLUSTRATOR CS4 GEBRUIKEN 535 Index Z Zacht licht, overvloeimodus 197 Zacht mengen, effect 136, 254 zachte return 511 Zichtbaarheid, variabelen 484, 486 Zigzag, effect 267 Zoeken en vervangen, opdracht 337 Zoomen, gereedschap 29, 42 zoomniveau, weergegeven op statusbalk 10 Zwarte inkt simuleren, optie 150 zwartwitillustraties 102 zwevende vakken.