Operation Manual
ILLUSTRATOR CS3
Handboek
427
Gegevens in schijfgrafiek
• Voer de labels voor de gegevenssets op dezelfde manier in als bij kolomgrafieken, gestapelde kolomgrafieken,
staafgrafieken, gestapelde staafgrafieken, lijngrafieken, vlakgrafieken en radargrafieken. Voer categorielabels in als u
grafieknamen wilt genereren.
• Als u één schijfgrafiek wilt maken, voert u maar één rij met gegevens in. De ingevoerde waarden moeten allemaal óf
positief óf negatief zijn.
• Als u meerdere schijfgrafieken wilt maken, voert u extra rijen met gegevens in. Alle gegevens moeten óf positief óf
negatief zijn. Standaard is de grootte van de afzonderlijke schijfgrafieken proportioneel ten opzichte van de totalen van
de gegevens van elke grafiek.
Gegevenssets invoeren voor kolom-, staaf-, lijn-, vlak- en radargrafieken
Als u de labels voor de grafiek hebt ingevoerd, kunt u de verschillende gegevenssets invoeren onder de desbetreffende
kolommen.
Gegevens in kolomgrafiek
Kolomgrafiek, gestapelde kolomgrafiek, staafgrafiek en gestapelde staafgrafiek De hoogte van de kolom of de lengte van
de staaf komt overeen met de hoeveelheid die wordt vergeleken. Bij kolom- en staafgrafieken kunt u positieve en negatieve
waarden combineren. Negatieve waarden worden weergegeven als kolommen die onder aan de horizontale as hangen. Bij
gestapelde kolomgrafieken moeten alle waarden positief of negatief zijn.
Lijngrafiek Elke kolom met gegevens komt overeen met één lijn in de lijngrafiek. In een lijngrafiek kunt u positieve en
negatieve waarden combineren.
Vlakgrafiek De waarden moeten alle positief of negatief zijn. Elke ingevoerde rij met gegevens komt overeen met een
gevuld vlak in de vlakgrafiek. Vlakgrafieken voegen de waarden van elke kolom toe aan de totalen van de vorige kolom.
Hoewel vlakgrafieken en lijngrafieken dezelfde gegevens bevatten, zien er dus heel anders uit.
Radargrafiek Elk getal wordt op een as gemarkeerd en verbonden met de andere getallen op dezelfde as. Op deze manier
ontstaat een “web”. In een radargrafiek kunt u positieve en negatieve waarden combineren.
D C B A
0
10000
20000
30000
40000
50000
60000
70000
80000
B A
2000 1990