Operation Manual
ILLUSTRATOR CS3
Handboek
420
Deelvenster Variabelen
A. Gegevensset B. Deelvenstermenu C. Type variabele D. Naam van de variabele E. Naam van het gekoppelde object
In het deelvenster Variabelen wordt het type van een variabele aangegeven met de volgende pictogrammen:
• Variabele van het type Zichtbaarheid .
• Variabele van het type Tekstreeks .
• Variabele van het type Gekoppeld bestand .
• Variabele van het type Grafiekgegevens .
• Variabele zonder type (niet gekoppeld) .
U kunt de rijen sorteren door te klikken op de items in de kopbalk: op de naam van de variabele, de objectnaam of het type
variabele.
Variabelen maken
U kunt in Illustrator vier typen variabelen maken: Grafiekgegevens, Gekoppeld bestand, Tekstreeks en Zichtbaarheid. Het
type van de variabele geeft aan welke objectkenmerken kunnen worden gewijzigd (dat wil zeggen, dynamisch zijn).
Opmerking: Het menu van het deelvenster Variabelen bevat ook opdrachten om variabelen te maken.
Een variabele van het type Zichtbaarheid maken
❖
Selecteer de objecten die u wilt weergeven of verbergen en klik op de knop Zichtbaarheid dynamisch maken in
het deelvenster Variabelen.
Een variabele van het type Tekstreeks maken
❖
Selecteer een type object en klik op de knop Object dynamisch maken in het deelvenster Variabelen.
Een variabele van het type Gekoppeld bestand maken
❖
Selecteer een gekoppeld bestand en klik op de knop Object dynamisch maken in het deelvenster Variabelen.
Een variabele van het type Grafiekgegevens maken
❖
Selecteer een grafiekobject en klik op de knop Object dynamisch maken in het deelvenster Variabelen.
Een variabele maken zonder deze aan een object te koppelen
❖
Klik op de knop Nieuwe variabele in het deelvenster Variabelen. Als u vervolgens een object aan de variabele wilt
koppelen,selecteertuhetobjectendevariabeleenkliktuopdeknopZichtbaarheiddynamischmakenofdeknopObject
dynamisch maken.
Variabelen bewerken
U kunt de naam of het type van een variabele bewerken, de binding van een variabele opheffen en een variabele
vergrendelen met gebruik van het deelvenster Variabelen.
B
A
CD E