Operation Manual

ILLUSTRATOR CS3
Handboek
357
Afbeeldingsstijlen met deze effecten produceren ook rastering. Gebruik SVG-filtereffecten om grafische elementen toe
te voegen zonder rastering.
Gebruik symbolen en vereenvoudig de paden in uw illustraties om betere resultaten te bereiken met SVG. Als de
prestaties van essentieel belang zijn, kunt u bovendien beter geen penselen gebruiken die veel padgegevens produceren,
zoals Houtskool, As van vuur en Meerlijnspen.
Gebruik segmenten, afbeeldingen met hyperlinks, en scripts om webkoppelingen toe te voegen aan een SVG-bestand.
Een scripttaal, zoals JavaScript, maakt onbeperkte functionaliteit mogelijk voor een SVG-bestand. Muisbewegingen en
toetsenbordopdrachten kunnen scriptfuncties, zoals rollovereffecten, activeren. Scripts kunnen ook het
documentobjectmodel (DOM) gebruiken om het SVG-bestand te openen en te wijzigen, bijvoorbeeld om SVG-
elementen in te voegen of te verwijderen.
Zie ook
“Een afbeelding voor het web optimaliseren” op pagina 364
Opslaan in SVG-indeling” op pagina 252
SVG-effecten toepassen
U kunt SVG-effecten gebruiken om grafische eigenschappen, zoals slagschaduwen, aan een illustratie toe te voegen. SVG-
effecten verschillen van vergelijkbare bitmapeffecten, omdat ze op XML zijn gebaseerd en niet afhankelijk zijn van de
resolutie. In feite is een SVG-effect niets meer dan een serie XML-eigenschappen waarmee verschillende wiskundige
bewerkingen worden beschreven. Het resulterende effect wordt naar het doelobject gerenderd in plaats van naar de
bronafbeelding.
Illustrator bevat een standaardset SVG-effecten. U kunt de effecten gebruiken met de standaardeigenschappen, de XML-
code bewerken om aangepaste effecten te maken of nieuwe SVG-effecten schrijven.
U kunt de standaard SVG-filters van Illustrator wijzigen met een teksteditor. U bewerkt dan het bestand Adobe SVG
Filters.svg in de map <gebruikersnaam>/Application Data/Adobe/Adobe Illustrator CS3 Settings. U kunt bestaande
filterdefinities aanpassen, filterdefinities verwijderen en nieuwe filterdefinities toevoegen.
1 Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen).
2 Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een effect wilt toepassen met de standaardinstellingen, kiest u het effect in het onderste segment van het submenu
Effect > SVG-filters.
Kies Effect > SVG-filters > SVG-filter toepassen om een effect toe te passen met aangepaste instellingen. Selecteer het
effect in het dialoogvenster en klik op de knop SVG-filter bewerken . Voer de standaardcode in en klik op OK.
Kies Effect > SVG-filters > SVG-filter toepassen om een nieuw effect te maken en toe te passen. Klik op de knop
Nieuw SVG-filter in het dialoogvenster, voer de nieuwe code in en klik op OK.
Wanneer u een SVG-filtereffect toepast, wordt een gerasterde versie van het effect weergegeven in het tekengebied. U kunt
de resolutie van deze voorvertoningsafbeelding instellen door de rasterresolutie van het document te wijzigen.
Belangrijk: Wanneer meerdere effecten op een object zijn toegepast, moet het SVG-effect het laatste effect zijn. Met andere
woorden: het effect moet onder in het deelvenster Vorm worden weergegeven (net boven het item Transparantie). Als het SVG-
effect wordt gevolgd door andere effecten, bestaat de SVG-uitvoer uit een rasterobject.
Zie ook
“Rastereffecten” op pagina 334
“Een effect aanpassen of verwijderen” op pagina 336
Effecten uit een SVG-bestand importeren
1 Kies Effect > SVG-filter > SVG-filter importeren.