Operation Manual

ILLUSTRATOR CS3
Handboek
349
Sleep de miniatuur van het deelvenster Vorm naar het deelvenster Afbeeldingsstijlen om de kenmerken op te slaan.
Een nieuwe afbeeldingsstijl maken op basis van twee of meer bestaande afbeeldingsstijlen
Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klik op de afbeeldingsstijlen die u wilt samenvoegen. Kies
vervolgens Afbeeldingsstijlen samenvoegen in het deelvenstermenu.
De nieuwe afbeeldingsstijl bevat alle kenmerken van de geselecteerde afbeeldingsstijlen en wordt onder aan de lijst met
afbeeldingsstijlen in het deelvenster toegevoegd.
Afbeeldingsstijlen dupliceren
Kies Afbeeldingsstijlen dupliceren in het deelvenstermenu of sleep de afbeeldingsstijl naar de knop Nieuwe stijl.
De nieuwe afbeeldingsstijl verschijnt onder in de lijst in het deelvenster Afbeeldingsstijlen.
Een afbeeldingsstijl toepassen
1 Selecteer een object of groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen).
2 Selecteer een stijl in het deelvenster Beheer, in het deelvenster Afbeeldingsstijlen of in een afbeeldingsstijlenbibliotheek.
U kunt de afbeeldingsstijl ook naar een object in het documentvenster slepen. (U hoeft het object niet eerst te selecteren.)
Opmerking: Als u de kleur van tekst wilt behouden wanneer u een afbeeldingsstijl toepast, schakelt u de Tekenkleur negeren
uit in het menu van het deelvenster Afbeeldingsstijlen.
Werken met afbeeldingsstijlen
In het deelvenster Afbeeldingsstijlen kunt u afbeeldingsstijlen hernoemen of verwijderen, de koppeling naar een
afbeeldingsstijl verbreken en kenmerken van afbeeldingsstijlen vervangen.
De naam van een afbeeldingsstijl wijzigen
Kies Opties voor afbeeldingsstijlen in het deelvenstermenu, hernoem het bestand en klik vervolgens op OK.
Een afbeeldingsstijl verwijderen
Kies Afbeeldingsstijl verwijderen in het deelvenstermenu en klik op Ja, of sleep de stijl naar het pictogram Verwijderen.
Alle objecten, groepen of lagen die deze afbeeldingsstijl gebruikten, behouden dezelfde weergavekenmerken. De
kenmerken zijn echter niet meer gekoppeld aan een afbeeldingsstijl.
De koppeling naar een afbeeldingsstijl verbreken
1 Selecteer het object, de groep of de laag waarop de afbeeldingsstijl is toegepast.
2 Voer een van de volgende handelingen uit:
Kies Koppeling naar afbeeldingsstijl verbreken in het menu van het deelvenster Afbeeldingsstijlen of klik op de knop
Koppeling naar afbeeldingsstijl verbreken in het deelvenster.
Wijzig een weergavekenmerk van de selectie (zoals een vulling, streek, transparantie of effect).
Het object, de groep of de laag behoudt dezelfde weergavekenmerken en kan nu onafhankelijk worden bewerkt. Deze
kenmerken behoren echter niet meer bij een afbeeldingsstijl.