Operation Manual
ILLUSTRATOR CS3
Handboek
281
Tekst verbinden tussen objecten
Als u tekst wilt laten doorlopen van een object naar een volgend object, koppelt u de objecten. Gekoppelde tekstobjecten
kunnen elke vorm hebben. De tekst moet echter in een vlak of langs een pad worden ingevoerd (en niet op een bepaald
punt).
Elk vlaktekstobject bevat een inpoort en een uitpoort. Deze poorten stellen u in staat objecten aan andere objecten te
koppelen en een gekoppelde kopie van het tekstobject te maken. Een lege poort geeft aan dat alle tekst zichtbaar is en dat
het object niet is gekoppeld. Een pijl in een poort geeft aan dat het object aan een ander object is gekoppeld. Een rood
plusteken in een uitpoort geeft aan dat het object meer tekst bevat. Deze verborgen tekst wordt overlopende tekst genoemd.
Poorten van gekoppelde tekstobjecten
U kunt verbindingen verbreken en de tekst in het eerste of volgende object laten overlopen of u kunt alle verbindingen
verwijderen en de tekst laten staan.
Opmerking: Wanneer u werkt met verbonden (doorlopende) tekst, kan het handig zijn om de verbindingen te zien. Als u de
verbindingen wilt zien, kiest u Weergave > Tekstverbindingen tonen en selecteert u een gekoppeld object.
Zie ook
“Tekst invoeren” op pagina 275
Tekst verbinden
1 Selecteer een vlaktekstobject met behulp van het gereedschap Selectie.
2 Klik op de inpoort of uitpoort van het geselecteerde tekstobject. De aanwijzer verandert in het pictogram voor geladen
tekst .
3 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u aan een bestaand object wilt koppelen, plaatst u de aanwijzer op het pad van dat object. De aanwijzer verandert in
een . Klik op het pad om de objecten te koppelen
• Als u met een nieuw object wilt koppelen, klikt of sleept u op een leeg gedeelte van het tekengebied. Als u klikt, wordt
een object van dezelfde grootte en vorm gemaakt. Als u sleept, kunt u een rechthoekig object van elke gewenste grootte
maken.
Een andere methode die u kunt gebruiken om tekst tussen objecten te verbinden, is een vlaktekstobject selecteren, een of
meer objecten selecteren waarmee u wilt verbinden en vervolgens Tekst > Tekst met verbindingen > Maken.
Verbindingen verwijderen of verbreken
1 Selecteer een gekoppeld tekstobject.
2 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u de verbinding tussen twee objecten wilt verbreken, dubbelklikt u op de poort aan een van de uiteinden van de
verbinding. De tekst loopt over in het eerste object.
• Als u een object wilt vrijmaken uit een tekstverbinding, kiest u Tekst > Tekst met verbindingen > Selectie opheffen. De
tekst loopt over in het volgende object.
• Als u alle verbindingen wilt verwijderen, kiest u Tekst > Tekst met verbindingen > Verbindingen verwijderen. De tekst
blijft staan.