Operation Manual

ILLUSTRATOR CS3
Handboek
259
Framesnelheid Hiermee geeft u de snelheid op waarmee de animatie in een Flash-speler wordt afgespeeld. (Deze optie is
alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.)
Lus Hiermee wordt de animatie in een Flash-speler continu afgespeeld, in plaats van één keer spelen en dan stoppen. (Deze
optie is alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.)
Overvloeiingen animeren Hiermee geeft u op of overvloeiobjecten worden geanimeerd. Deze optie geeft dezelfde
resultaten als de resultaten die u krijgt wanneer u overvloeiobjecten handmatig omzet in lagen voordat u exporteert.
Overvloeiingen worden altijd van het begin tot het einde geanimeerd, onafhankelijk van de laagvolgorde.
Als u Overvloeiingen animeren selecteert, selecteert u ook een methode voor het exporteren van de overvloeiing:
Op volgorde Elk object in de overvloeiing wordt geëxporteerd naar een afzonderlijk frame in de animatie.
Opbouwend Er wordt een oplopende volgorde van objecten gemaakt in de animatieframes. Het onderste object in de
overvloeiing wordt bijvoorbeeld weergegeven in elk frame en het bovenste object in de overvloeiing alleen in het laatste
frame.
Laagvolgorde Hiermee bepaalt u de tijdlijn van de animatie. Selecteer Beneden naar boven om de lagen te exporteren, te
beginnen met de onderste laag in het deelvenster Lagen. Selecteer Boven naar beneden om de lagen te exporteren, te
beginnen met de bovenste laag in het deelvenster Lagen. (Deze optie is alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.)
Statische lagen exporteren Hiermee geeft u een of meer lagen of sublagen op die worden gebruikt als statische inhoud in
alle geëxporteerde SWF-frames. De inhoud van de geselecteerde lagen of sublagen wordt als achtergrondillustratie
weergegeven in elk geëxporteerd SWF-frame. (Deze optie is alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.)
Zie ook
“Flash-afbeeldingen” op pagina 359
“Flash-animaties maken” op pagina 360
“Snijgebieden maken, bewerken en verwijderen” op pagina 37
“Werken met Illustrator en Flash” op pagina 360
Exportopties voor JPEG
Wanneer u illustraties exporteert in de JPEG-indeling, kunt u de volgende opties instellen:
Kwaliteit Hiermee bepaalt u de kwaliteit en grootte van het JPEG-bestand. Kies een optie in het menu Kwaliteit of geef een
waarde tussen 0 en 10 op in het tekstvak Kwaliteit.
Kleurmodel Hiermee bepaalt u het kleurmodel van het JPEG-bestand.
Methode en Scans Selecteer Basislijn (standaard) om een indeling te gebruiken die wordt herkend door de meeste
webbrowsers. Selecteer Basislijn geoptimaliseerd voor geoptimaliseerde kleuren en een iets kleinere bestandsgrootte.
Selecteer Progressief voor het weergeven van een aantal opeenvolgende scans waarbij steeds meer detail zichtbaar wordt
terwijl de afbeelding wordt gedownload. Het aantal scans kunt u zelf opgeven. JPEG-afbeeldingen van het type Basislijnen
geoptimaliseerd en Progressief worden niet door alle webbrowsers ondersteund.
Diepte Hiermee bepaalt u de resolutie van het bestand. Kies Eigen als u zelf een resolutie wilt opgeven.
Anti-alias Hiermee worden rafelige randen in de illustratie vloeiend gemaakt door middel van supersampling. Als u deze
optie uitschakelt, blijven de harde randen van lijnwerk behouden bij het rasteren.
Afbeelding met hyperlinks Hiermee wordt code gegenereerd voor afbeeldingen met hyperlinks. Als u deze optie selecteert,
moet u Client-kant (.html) of Server-kant (.map) selecteren om te bepalen welk type bestand moet worden gegenereerd.
ICC-profiel insluiten Hiermee slaat u ICC-profielen op in het JPEG-bestand.