Operation Manual
ILLUSTRATOR CS3
Handboek
238
Illustraties toewijzen aan een 3D-object
Ieder 3D-object bestaat uit meerdere vlakken. Zo wordt een vierkant met diepte een kubus die bestaat uit zes vlakken: de
voor- en achterkant en de vier zijkanten. U kunt een 2D-illustratie toewijzen aan elk vlak van een 3D-object. U kunt
bijvoorbeeld een label of tekst toewijzen aan een flesvormig object of voor elke zijde van een object een andere structuur
gebruiken.
3D-object waarbij aan elke zijde een illustratie is toegewezen
A. Symboolillustraties B. Symboolillustraties C. A en B toegewezen aan 3D-object
U kunt alleen 2D-illustraties die zijn opgeslagen in het deelvenster Symbolen toewijzen aan een 3D-object. Symbolen
kunnen bestaan uit Illustrator-illustraties, waaronder paden, samengestelde paden, tekst, rasterafbeeldingen, netobjecten
en groepen objecten.
Houd bij het toewijzen van illustraties aan 3D-objecten rekening met de volgende punten:
• Aangezien de functie Illustratie toewijzen gebruikmaakt van symbolen, kunt u een exemplaar van een symbool bewerken
en vervolgens automatisch alle oppervlakken bijwerken die aan het symbool zijn toegewezen.
• In het dialoogvenster Illustratie toewijzen kunt u met het symbool werken met de normale besturingselementen van het
omsluitende kader om het object te verplaatsen, te schalen en te roteren.
• Het 3D-effect onthoudt elk objectvlak waaraan een symbool is toegewezen als een nummer. Als u het 3D-object bewerkt
ofhetzelfdeeffectopeennieuwobjecttoepast,heeftditwellichtmeerofminderzijdendanhetorigineel.Alshetobject
minder vlakken heeft dan het aantal vlakken dat is opgegeven voor de oorspronkelijke toewijzing, worden de extra
illustraties genegeerd.
• Omdat de positie van een symbool relatief is ten opzichte van het midden van het oppervlak van een object, wordt het
symbool opnieuw toegewezen ten opzichte van het nieuwe midden van het object als de geometrie van een oppervlak
verandert.
• U kunt illustraties toewijzen aan objecten die gebruikmaken van het effect Diepte geven en voorzien van schuine kanten
of het effect Draaien, maar u kunt geen illustraties toewijzen aan objecten die alleen gebruikmaken van het effect
Roteren.
1 Selecteer het 3D-object.
2 Dubbelklik in het deelvenster Vorm op het effect Diepte geven en schuine kanten in 3D of het effect Draaien in 3D.
3 Klik op Illustratie toewijzen.
4 Kies in het pop-upmenu Symbool de illustratie die u wilt toewijzen aan het geselecteerde oppervlak.
5 U selecteert het objectvlak waaraan u de illustratie wilt toewijzen door te klikken op de pijlknoppen voor het eerste ,
vorige , volgende en laatste vlak of door het nummer voor het vlak in te voeren in het tekstvak.
Een lichtgrijze kleur markeert de oppervlakken die op dat moment zichtbaar zijn. Een donkergrijze kleur markeert de
oppervlakken die zijn verborgen door de huidige positie van het object. Wanneer een oppervlak in het dialoogvenster wordt
geselecteerd, wordt het geselecteerde oppervlak in het documentvenster in het rood omlijnd.
A B C