Operation Manual
ILLUSTRATOR CS3
Handboek
211
Objecten schalen, schuintrekken en vervormen
Objecten schalen
Wanneer u een object schaalt, vergroot of verkleint u het object horizontaal (langs de x-as), verticaal (langs de y-as) of in
beide richtingen. Objecten worden geschaald ten opzichte van een referentiepunt, dat afhankelijk is van de gekozen
schaalmethode. U kunt het standaardreferentiepunt voor de meeste schaalmethoden aanpassen en de verhoudingen van
een object vergrendelen.
Standaard worden streken en effecten niet samen met objecten geschaald. Als u streken en effecten wilt schalen, kiest u
Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS) en selecteert u Streken
en effecten schalen. Als u per geval wilt kiezen of u streken en effecten wilt schalen, schaalt u de objecten met het deelvenster
Transformeren of de opdracht Schalen.
Met de optie Streken en effecten schalen worden het object, slagschaduwen en streken geschaald (links). Wanneer deze optie is uitgeschakeld
(rechts), wordt alleen het object geschaald.
Zie ook
“Galerie met omvormingsgereedschappen” op pagina 28
“Transformeren met het omsluitende kader” op pagina 210
“Overzicht van het deelvenster Transformeren” op pagina 209
Objecten schalen met het gereedschap Schalen
1 Selecteer een of meer objecten.
2 Selecteer het gereedschap Schalen .
3 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u wilt schalen ten opzichte van het middelpunt van het object, sleept u in het documentvenster totdat het object de
gewenste grootte heeft.
• Als u een object wilt schalen ten opzichte van een ander referentiepunt , klikt u op de plaats waar het nieuwe
referentiepunt moet komen in het documentvenster en sleept u de aanwijzer bij het referentiepunt vandaan totdat het
object de gewenste grootte heeft.
• Als u de verhoudingen van het object tijdens het schalen wilt behouden, houdt u Shift ingedrukt terwijl u diagonaal
sleept.
• Als u het object langs een enkele as wilt schalen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u verticaal of horizontaal sleept.
Hoe verder u van het referentiepunt bent verwijderd als u begint met slepen, hoe nauwkeuriger u kunt schalen.
Objecten schalen met het omsluitende kader
1 Selecteer een of meer objecten.
2 Selecteer het gereedschap Selecteren of het gereedschap Vrije transformatie .
3 Sleep een handgreep van het omsluitende kader totdat het object de gewenste afmetingen heeft.
Objecten worden geschaald ten opzichte van de tegenoverliggende greep van het omsluitende kader.