ADOBE ILLUSTRATOR CS3 ® HANDBOEK ®
© 2007 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden. Copyright Adobe® Illustrator® CS3 Handboek voor Windows® en Mac OS Als bij dit handboek software wordt geleverd waarvoor een gebruiksrechtsovereenkomst geldt, worden dit handboek en de software die erin wordt beschreven, geleverd onder licentie en mogen de software en het handboek alleen worden gebruikt of gekopieerd in overeenstemming met de bepalingen in de licentie.
iii Inhoud Hoofdstuk 1: Aan de slag Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Adobe Help Bronnen ...............................................................................2 ..................................................................................4 Wat is er nieuw? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
iv Hoofdstuk 6: Verven Verven met vullingen en streken Groepen van Actieve verf Penselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .143 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .149 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
v Speciale tekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .300 Alinea's opmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .303 Woordafbreking en regelafbreking Tabs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .307 . . . . . . . . . . . . . .
vi Hoofdstuk 16: Sneltoetsen Sneltoetsen aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .437 Standaardsneltoetsen Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .438 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1 Hoofdstuk 1: Aan de slag Als u deze nieuwe software nog niet hebt geïnstalleerd, lees dan eerst de informatie over de installatie en andere inleidende onderwerpen. Neem voordat u met de software aan de slag gaat, even de tijd om het overzicht te lezen van de Adobe Help en van de vele bronnen waar gebruikers over beschikken. U kunt gebruikmaken van instructievideo's, insteekmodules, sjablonen, gebruikersgemeenschappen, seminars, handleidingen, RSS-invoer en nog veel meer.
ILLUSTRATOR CS3 2 Handboek • Fontinstallatie • Problemen oplossen • Klantondersteuning • Juridische kennisgevingen Adobe Help Adobe Help-cursussen Documentatie voor uw Adobe-software is beschikbaar in verschillende indelingen. In-product en LiveDocs Help De Help in het product geeft toegang tot alle documentatie- en instructiemateriaal dat beschikbaar is op het moment dat de software wordt verzonden. U kunt de Help weergeven via het menu Help in uw Adobe-product.
ILLUSTRATOR CS3 3 Handboek Gedrukte documentatie Afgedrukte versies van de Help binnen een product kunnen worden aangeschaft bij de Adobe Store op www.adobe.com/go/store_nl. U kunt in de Adobe Store ook boeken vinden die door de uitgeverspartners van Adobe zijn uitgegeven. Alle producten uit de Adobe Creative Suite® 3 worden geleverd met een afgedrukte workflowhandleiding, en op zichzelf staande Adobe-producten worden mogelijk geleverd met een afgedrukte basishandleiding.
ILLUSTRATOR CS3 4 Handboek • Als een koppelingstekst niet overeenkomt met de titel van het koppelingsdoel, wordt naar de titel verwezen in het kenmerk Titel van de ankercode. Zo bevatten de koppelingen Volgende en Vorige de titels van de volgende en vorige onderwerpen. • Inhoud ondersteunt modus voor hoog contrast. • Afbeeldingen zonder bijschriften bevatten alternatieve tekst. • Elk frame heeft een titel die het doel ervan aangeeft.
ILLUSTRATOR CS3 5 Handboek U kunt Adobe Video Workshop gebruiken om meer te weten te komen over alle Creative Suite 3-producten. Veel video's laten zien hoe u Adobe-toepassingen samen moet gebruiken. Wanneer u Adobe Video Workshop start, kunt u de producten kiezen waarover u meer wilt weten en de onderwerpen kiezen die u wilt lezen. U kunt details over elke video weergeven om na te gaan welke video's voor u van belang zijn.
ILLUSTRATOR CS3 6 Handboek Handleidingen en bronbestanden Adobe Video Workshop bevat trainingen voor beginners en ervaren gebruikers. Verder bevinden zich hier ook video's over nieuwe functies en belangrijke technieken. Elke video behandelt één onderwerp en duurt meestal ongeveer 3 tot 5 minuten. De meeste video's worden geleverd met een geïllustreerde handleiding en bronbestanden, zodat u de gedetailleerde stappen kunt afdrukken en zelf met de handleiding aan de slag kunt gaan.
ILLUSTRATOR CS3 7 Handboek vindt u overal in de gebruikersinterface. Sommige voorinstellingen (zoals penseelbibliotheken voor Photoshop) zijn pas beschikbaar als u het desbetreffende gereedschap selecteert. Als u bij het maken van een effect of afbeelding niet helemaal bij nul wilt beginnen, gebruikt u de bibliotheken met voorinstellingen om inspiratie op te doen.
ILLUSTRATOR CS3 8 Handboek Opmerking: Bridge Home is mogelijk niet beschikbaar in alle talen. Adobe Design Center In het Adobe Design Center vindt u artikelen, inspiratie en aanwijzingen van experts uit de branche, topontwerpers en uitgeverspartners van Adobe. Maandelijks wordt nieuwe inhoud toegevoegd. Er zijn honderden handleidingen beschikbaar voor ontwerpproducten en leertips en -technieken, via video's, HTMLhandleidingen en voorbeeldhoofdstukken.
ILLUSTRATOR CS3 9 Handboek Bezoek Adobe Design Center op www.adobe.com/designcenter. Adobe Developer Center Adobe Developer Center biedt voorbeelden, handleidingen, artikelen en groepshulpmiddelen voor ontwikkelaars die met Adobe-producten krachtige internettoepassingen, websites, mobiele inhoud en andere projecten bouwen. Het Developer Center bevat ook hulpmiddelen voor ontwikkelaars die insteekmodules voor Adobe-producten ontwikkelen.
ILLUSTRATOR CS3 10 Handboek • Forums, wiki-gebaseerde inhoud en andere gezamenlijke hulpmiddelen voor een betere interactie met de interactie met gelijkgestemde ontwikkelaars Adobe Labs moedigt een gezamenlijk software-ontwikkelingsproces aan. In deze omgeving behalen klanten snel interessante resultaten met nieuwe producten en technologieën.
ILLUSTRATOR CS3 11 Handboek Afdrukken U kunt bij het afdrukken de oorspronkelijke kleurruimten behouden. Dankzij DeviceN-ondersteuning kunt u er zeker van zijn dat bij het afdrukken van de illustratie de kleuren op de juiste wijze worden gescheiden. (Zie “Kleurscheidingen afdrukken” op pagina 383.) Efficiënter werken Nieuwe documentprofielen U kunt sneller aan de slag als u een nieuw document opent door een voorgedefinieerd Nieuw documentprofiel te selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 12 Handboek Gereedschap Gummetje Het verwijderen van delen van een illustratie gaat net zo eenvoudig als het verwijderen van pixels in Photoshop. U hoeft alleen met de muis of tekenpen over een vorm of een vormenset te bewegen. Illustrator maakt nieuwe paden langs de randen van het gewiste gebied, waarbij de vloeiendheid van de wisbeweging behouden blijft. (Zie “Wissen in illustraties” op pagina 73.
13 Hoofdstuk 2: Werkruimte Welkom bij Adobe Illustrator CS3. Met Illustrator beschikt u over een efficiënte werkruimte en gebruikersinterface voor het maken en bewerken van illustraties voor gedrukte media, het web en mobiele apparaten. Basisbeginselen van het werkgebied Overzicht werkgebied U kunt documenten en bestanden maken en bewerken met verschillende elementen, zoals deelvensters, balken en vensters. Elke schikking van deze elementen wordt een werkruimte genoemd.
ILLUSTRATOR CS3 14 Handboek A B C D E G F H Standaard Photoshop-werkruimte A. Documentvenster B. Dockdeelvensters die zijn samengevouwen tot pictogrammen C. Titelbalk van deelvenster D. Menubalk E. Optiebalk F. Gereedschapset G. Knop samenvouwen tot pictogrammen H. Drie verticaal gekoppelde paletgroepen (deelvenstergroepen) Als u een video wilt bekijken waarin u de werkruimte leert kennen, gaat u naar www.adobe.com/go/vid0187_nl.
ILLUSTRATOR CS3 15 Handboek In InDesign kunt u ook schakelen tussen de weergave in één kolom en de dubbele kolomweergave door een optie in de Interfacevoorkeuren in te stellen. ❖ Klik op de dubbele pijl boven aan het deelvenster Gereedschappen.
ILLUSTRATOR CS3 16 Handboek A B C D E Manieren om waarden in te voeren A. Pijlknoppen B. Tekstvak C. Menupijl D. Schuifregelaar E. Draaischijf Waarden berekenen in een deelvenster of dialoogvenster 1 Ga als volgt te werk in een tekstvak dat numerieke waarden accepteert: • Als u de gehele huidige waarde wilt vervangen door een wiskundige uitdrukking, selecteert u de gehele actieve waarde.
ILLUSTRATOR CS3 17 Handboek Het deelvenster Beheer omzetten in een zwevend deelvenster ❖ Sleep het balkje op de linkerrand van het deelvenster naar een andere positie. Als u het deelvenster weer wilt koppelen, sleept u het balkje naar de boven- of onderzijde van het toepassingsvenster (Windows) of scherm (Mac OS).
ILLUSTRATOR CS3 18 Handboek Deelvenster Navigator dat naar de nieuwe positie wordt gesleept, aangeduid met een blauwe, verticale markering Deelvenster Navigator dat is gekoppeld in zijn eigen dock Om te voorkomen dat deelvensters de ruimte in een dock vullen, sleept u de onderste rand van de dock omhoog, zodat deze niet langer tegen de rand van de werkruimte aan komt.
ILLUSTRATOR CS3 19 Handboek Een deelvenster toevoegen aan een deelvenstergroep • Om deelvensters in een groep te herschikken, sleept u de tab van het deelvenster naar een nieuwe locatie in de groep. • Om een deelvenster uit de groep te verwijderen zodat het vrij zweeft, sleept u het deelvenster met de tab buiten de groep. • Als u een deelvenster vooraan wilt plaatsen in de groep, klikt u op de tab van het deelvenster.
ILLUSTRATOR CS3 20 Handboek Knop Minimaliseren Deelvensters die zijn samengevouwen tot pictogrammen bewerken Deelvensters samenvouwen tot pictogrammen om de werkruimte overzichtelijk te houden. (In bepaalde gevallen worden deelvensters samengevouwen tot pictogrammen in de standaardwerkruimte.) Klik op een pictogram van het deelvenster om het deelvenster uit te vouwen. U kunt slechts één deelvenster of deelvenstergroep tegelijk uitvouwen.
ILLUSTRATOR CS3 21 Handboek De naam van een werkruimte wijzigen of een werkruimte dupliceren 1 Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten beheren. 2 Voer een van de volgende handelingen uit en klik op OK: • Als u de naam van een werkruimte wilt wijzigen, selecteert u de werkruimte en bewerkt u de tekst. • Als u een werkruimte wilt dupliceren, selecteert u de werkruimte en klikt u op Nieuwe werkruimte. Op www.adobe.
ILLUSTRATOR CS3 22 Handboek (Photoshop) Opstarten met de meest recente of standaard paletlocaties Als u Photoshop start, kunnen deelvensters op hun oorspronkelijke standaardlocaties worden weergegeven, of worden weergegeven zoals u ze laatst hebt gebruikt. ❖ In Interfacevoorkeuren: • Om deelvensters op hun laatste locaties weer te geven bij het opstarten, selecteert u Paletlocaties herinneren.
ILLUSTRATOR CS3 23 Handboek U kunt bepaalde gereedschappen uitbreiden, zodat verborgen onderliggende gereedschappen zichtbaar worden. Een driehoekje rechts onder in het gereedschapspictogram geeft aan dat er verborgen gereedschappen zijn. Wanneer u de aanwijzer op een gereedschap plaatst, ziet u de naam van dat gereedschap.
ILLUSTRATOR CS3 24 Handboek Verborgen gereedschappen weergeven in een apart deelvenster ❖ Sleep de aanwijzer over de pijl aan het uiteinde van het deelvenster Gereedschappen en laat de muisknop los. Een afzonderlijk deelvenster voor een gereedschap sluiten ❖ Klik op de sluitknop op de titelbalk van het deelvenster. De gereedschappen worden weer opgenomen in het deelvenster Gereedschappen.
ILLUSTRATOR CS3 25 Handboek Met het gereedschap Selecteren (V) selecteert u hele objecten. Met het gereedschap Direct selecteren (A) selecteert u punt- of padsegmenten binnen objecten. Met het gereedschap Groep selecteren selecteert u objecten en groepen in groepen. Met het gereedschap Toverstaf (Y) selecteert u objecten met vergelijkbare kenmerken. Met het gereedschap Lasso (Q) selecteert u punt- of padsegmenten binnen objecten.
ILLUSTRATOR CS3 26 Handboek Met het gereedschap Lijnsegment (\) tekent u afzonderlijke rechtelijnsegmenten. Met het gereedschap Boog tekent u afzonderlijke holronde of bolronde boogsegmenten. Met het gereedschap Spiraal tekent u spiralen rechtsom en linksom. Met het gereedschap Rechthoekig raster tekent u rechthoekige rasters. Met het gereedschap Poolraster tekent u ronde diagramrasters. Met het gereedschap Rechthoek (M) tekent u vierkanten en rechthoeken.
ILLUSTRATOR CS3 27 Handboek Galerie met tekstgereedschappen In Illustrator beschikt u over de volgende tekstgereedschappen: Met het gereedschap Tekst (T) maakt u afzonderlijke tekst en tekstcontainers. Daarnaast kunt u tekst typen en bewerken. Met het gereedschap Vlaktekst wijzigt u gesloten paden in tekstcontainers en kunt u hierin tekst typen en bewerken. Met het gereedschap Verticale vlaktekst wijzigt u gesloten paden in verticaletekstcontainers en kunt u hierin tekst typen en bewerken.
ILLUSTRATOR CS3 28 Handboek Met het gereedschap Emmertje voor Actieve verf (K) verft u vlakken en randen van groepen van Actieve verf met de huidige verfkenmerken. Met het gereedschap Selectie van Actieve verf selecteert u vlakken en randen in groepen van Actieve verf. Met het gereedschap Meetlat meet u de afstand tussen twee punten.
ILLUSTRATOR CS3 29 Handboek Met het gereedschap Kromtrekken (Shift+R) vormt u objecten door de cursor te bewegen (zoals u bijvoorbeeld klei vormt). Met het gereedschap Kronkel maakt u kronkelende vervormingen binnen een object. Met het gereedschap Plooi maakt u een object compacter door regelpunten in de richting van de cursor te verplaatsen. Met het gereedschap Schelp voegt u willekeurige kromme details toe aan de omtrek van een object.
ILLUSTRATOR CS3 30 Handboek Met het gereedschap Symbolen draaien roteert u symboolexemplaren. Met het gereedschap Symbolen brandschilderen kleurt u symboolexemplaren. Met het gereedschap Symbolen rasteren past u dekking toe op symboolexemplaren. Met het gereedschap Symboolstijl toepassen past u de geselecteerde stijl toe op symboolexemplaren. Galerie met grafiekgereedschappen Illustrator bevat negen grafiekgereedschappen, elk voor het maken van een ander type grafiek.
ILLUSTRATOR CS3 31 Handboek 80 100 50 70 80 40 60 30 40 20 30 20 10 20 0 0 60 50 40 10 20 30 40 50 Met het gereedschap Lijngrafiek maakt u grafieken waarin punten een of meer sets waarden vertegenwoordigen. De punten van elke set zijn met elkaar verbonden door middel van een lijn. Dit type grafiek wordt vaak gebruikt om het trendverloop van een of meer onderwerpen over een tijdsperiode aan te geven.
ILLUSTRATOR CS3 32 Handboek Met het gereedschap Schaar (C) knipt u paden door op opgegeven punten. Met het gereedschap Mes snijdt u objecten en paden door. Galerie met gereedschappen voor verplaatsen en zoomen Illustrator bevat de volgende gereedschappen waarmee u door het tekengebied beweegt en de weergave van het tekengebied instelt: Met het gereedschap Handje (H) verplaatst u het Illustrator-tekengebied binnen het illustratievenster.
ILLUSTRATOR CS3 33 Handboek U kunt de volgende profielen kiezen: Afdrukken Dit profiel maakt gebruik van een standaard A4-tekengebied en biedt een groot aantal andere vooraf ingestelde afdrukformaten waaruit u kunt kiezen. Gebruik dit profiel als u het bestand door een servicebureau wilt laten afdrukken op een professionele printer. Web Dit profiel biedt vooraf ingestelde opties die zijn geoptimaliseerd voor uitvoer naar het web.
ILLUSTRATOR CS3 34 Handboek Opmerking: Houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik als u het nieuwe document rechtstreeks wilt openen en het dialoogvenster Nieuw document wilt overslaan. • Selecteer Van sjabloon in de lijst Nieuw document maken. Selecteer een sjabloon en klik op OK. Een aangepast document maken U kunt elk document aanpassen door de instellingen in het dialoogvenster Nieuw document te wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 35 Handboek Sjablonen Met sjablonen kunt u nieuwe documenten met gemeenschappelijke instellingen en ontwerpelementen maken. Als u bijvoorbeeld een reeks visitekaartjes wilt ontwerpen met een vergelijkbare vormgeving, kunt u een sjabloon maken met de gewenste grootte van het tekengebied, weergave-instellingen (zoals hulplijnen) en afdrukopties. De sjabloon kan symbolen voor algemene ontwerpelementen (zoals logo's) en specifieke sets kleurstalen, penselen en afbeeldingsstijlen bevatten.
ILLUSTRATOR CS3 36 Handboek Naar bestanden bladeren met Adobe Bridge Adobe® Bridge is een toepassing die op verschillende platforms kan worden gebruikt en die deel uitmaakt van de componenten van Adobe® Creative Suite® 3. Met Bridge kunt u de elementen zoeken, ordenen en bekijken waarmee u materiaal voor drukwerk, het web, video en audio maakt. U kunt Bridge starten vanuit elke toepassing van Creative Suite (behalve Adobe® Acrobat® 8) en Bridge gebruiken om zowel Adobe- als niet-Adobe-bestanden te openen.
ILLUSTRATOR CS3 37 Handboek Illustraties uitsnijden Snijgebieden maken, bewerken en verwijderen Met het snijgebied stelt u de positie van de drukkersmarkeringen in het document in en definieert u de exporteerbare grenzen van de illustratie. In Illustrator worden illustraties standaard uitgesneden tot de grenzen van het tekengebied, die u opgeeft wanneer u een documentprofiel selecteert in het dialoogvenster Nieuw document.
ILLUSTRATOR CS3 38 Handboek Een snijgebied bewerken of verplaatsen ❖ Selecteer het gereedschap Snijgebied en voer een van de volgende handelingen uit: • Als u het snijgebied wilt bewerken, plaatst u de aanwijzer op een rand of hoek van het snijgebied. Wanneer de aanwijzer verandert in een dubbele pijl, sleept u om het snijgebied te wijzigen. U kunt ook nieuwe waarden opgeven bij Breedte en Hoogte in het deelvenster Beheer.
ILLUSTRATOR CS3 39 Handboek Middenmarkering tonen Hiermee geeft u een punt weer in het midden van het snijgebied. Dradenkruizen tonen Hiermee geeft u gekruiste lijnen weer door het midden van elke zijde van het snijgebied. Veilige gebieden video tonen Hiermee geeft u hulplijnen weer ter indicatie van de gebieden die binnen het weer te geven gebied van de video vallen. Zorg ervoor dat alle tekst en illustraties die de gebruikers moeten kunnen zien, zich binnen de veilige gebieden voor video bevinden.
ILLUSTRATOR CS3 40 Handboek Japanse snijtekens gebruiken Japanse snijtekens hebben dubbele lijnen, die op visuele wijze een standaardafloopwaarde van 3 millimeter (8,5 punten) definiëren. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS). 2 Selecteer Japanse snijtekens gebruiken en klik op OK. Illustraties weergeven Overzicht van het tekengebied Het tekengebied is het gehele gebied dat afdrukbare illustraties kan bevatten.
ILLUSTRATOR CS3 41 Handboek Zie ook “Het paginaformaat en de afdrukrichting wijzigen” op pagina 386 “Illustraties op de pagina verplaatsen” op pagina 386 “Illustraties op meerdere pagina's afdrukken” op pagina 386 De grootte en kleur van het tekengebied wijzigen 1 Kies Bestand > Documentinstellingen.
ILLUSTRATOR CS3 42 Handboek In- of uitzoomen Er zijn verschillende manieren waarop u kunt in- of uitzoomen. • Selecteer het gereedschap Zoomen . De aanwijzer verandert in een vergrootglas met een plusteken in het midden. Klik in het midden van het gebied dat u wilt vergroten of houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik in het midden van het gebied dat u wilt verkleinen. Bij elke muisklik wordt de weergave naar het vorige vooraf ingestelde percentage vergroot of verkleind.
ILLUSTRATOR CS3 43 Handboek B A C D E F G Deelvenster Navigator A. Miniatuurweergave van illustratie B. Knop voor deelvenstermenu C. Zoomvak D. Knop Uitzoomen E. Voorvertoningsgebied F. Zoomschuifregelaar G. Knop Inzoomen U kunt het deelvenster Navigator op de volgende manieren aanpassen: • Als u illustraties buiten de grenzen van het tekengebied in het deelvenster Navigator wilt weergeven, klikt u op Alleen tekengebied/snijgebied weergeven in het deelvenstermenu om deze optie uit te schakelen.
ILLUSTRATOR CS3 44 Handboek Meerdere vensters en weergaven gebruiken U kunt hetzelfde document in meerdere vensters tegelijk openen. Voor elk venster kunnen andere weergave-instellingen gelden. U kunt een venster bijvoorbeeld aanzienlijk vergroten voor gedetailleerd werk met bepaalde objecten en een minder vergroot venster maken voor de lay-out van die objecten op de pagina. (Windows) Met de opties in het menu Venster kunt u naar wens meerdere geopende vensters rangschikken.
ILLUSTRATOR CS3 45 Handboek Zie ook “Informatie over overdrukken” op pagina 403 “De modus Voorvertoning pixels” op pagina 351 “Een voorbeeld bekijken van de gebieden van de illustratie die worden afgevlakt” op pagina 400 “Elektronische proefdruk van kleuren” op pagina 130 “Opslaan voor web en apparaten: overzicht” op pagina 362 Linialen, rasters en hulplijnen Linialen gebruiken U kunt linialen gebruiken om objecten in het illustratievenster nauwkeurig te plaatsen en te meten.
ILLUSTRATOR CS3 46 Handboek Het raster gebruiken Het raster wordt achter de illustratie weergegeven in het illustratievenster en wordt niet afgedrukt. • Als u het raster wilt gebruiken, kiest u Weergave > Raster tonen. • Als u het raster wilt verbergen, kiest u Weergave > Raster verbergen. • Als u objecten magnetisch op rasterlijnen wilt plaatsen, kiest u Weergave > Raster magnetisch. Vervolgens selecteert u het object dat u wilt verplaatsen en sleept u dit naar de gewenste plaats.
ILLUSTRATOR CS3 47 Handboek Objecten magnetisch op ankerpunten en hulplijnen plaatsen 1 Kies Weergave > Magnetisch punt. 2 Selecteer het object dat u wilt verplaatsen en plaats de aanwijzer op het exacte punt dat u met ankerpunten en hulplijnen wilt uitlijnen. Belangrijk: Wanneer u een magnetisch punt gebruikt, is de magnetische uitlijning afhankelijk van de positie van de aanwijzer en niet van de randen van het versleepte object. 3 Sleep het object naar de gewenste positie.
ILLUSTRATOR CS3 48 Handboek De afstand tussen objecten meten Met het gereedschap Meetlat wordt de afstand tussen twee punten berekend en worden de resultaten weergegeven in het deelvenster Info. 1 Selecteer het gereedschap Meetlat . 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de twee punten waarvan u de onderlinge afstand wilt meten. • Klik op het eerste punt en sleep naar het tweede punt. Houd Shift ingedrukt en sleep om het gereedschap tot stappen van 45 graden te beperken.
ILLUSTRATOR CS3 49 Handboek Opmerking: U kunt de gehele map Adobe Illustrator CS3 Settings verwijderen. Deze map bevat verschillende voorkeuren die opnieuw kunnen worden gegenereerd. Voorkeuren stelt u in het dialoogvenster Voorkeuren in. Als u het dialoogvenster Voorkeuren wilt openen, kiest u Bewerken > Voorkeuren (Windows) of Illustrator > Voorkeuren (Mac OS) en kiest u het gewenste type voorkeur.
ILLUSTRATOR CS3 50 Handboek Een handeling bestaat uit een reeks taken die worden vastgelegd terwijl u werkt met Illustrator. Het betreft hier menuopdrachten, gereedschapsopties, de selectie van objecten, enz. Wanneer u een handeling afspeelt, worden alle opgenomen taken automatisch in de juiste volgorde uitgevoerd door Illustrator. Illustrator bevat standaard verschillende vooraf vastgelegde handelingen voor het uitvoeren van veelvoorkomende taken.
51 Hoofdstuk 3: Tekenen U tekent en wijzigt paden met behulp van een set tekengereedschappen en technieken die zowel in Adobe Illustrator als in InDesign en Photoshop worden gebruikt. Met deze toepassingen kunt u paden tekenen die u naar wens tussen de programma's kunt kopiëren en plakken. Ook kunt u symbolen maken die u zowel in Adobe Illustrator als in Adobe Flash kunt gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 52 Handboek A C B F D E Componenten van een pad A. Geselecteerd (effen) eindpunt B. Geselecteerd ankerpunt C. Niet-geselecteerd ankerpunt D. Gebogen padsegment E. Richtingslijn F. Richtingspunt Paden kunnen twee soorten ankerpunten bevatten: hoekpunten en vloeiende punten. Op een hoekpunt verandert een pad abrupt van richting. Op een vloeiend punt worden padsegmenten als een doorlopende curve verbonden.
ILLUSTRATOR CS3 53 Handboek Richtingslijnen en richtingspunten Wanneer u een ankerpunt selecteert dat gekromde segmenten verbindt (of het segment zelf selecteert), geven de ankerpunten van de verbonden segmenten richtinggrepen weer, die bestaan uit richtinglijnen die eindigen in richtingpunten. De hoek en de lengte van de richtingslijnen bepalen de vorm en de grootte van de gebogen segmenten. Door de richtingslijnen te verplaatsen, wijzigt u de vorm van de curven.
ILLUSTRATOR CS3 54 Handboek Per selectie kunt u aangeven of de richtingslijnen al dan niet moeten worden getoond. Ook kunt u een voorkeur instellen voor het tonen van richtingslijnen. Op www.adobe.com/go/vid0037_nl vindt u een video over het instellen van richtingslijnen en -punten. Zie ook “Selectievoorkeuren opgeven” op pagina 184 Richtingslijnen tonen of verbergen voor geselecteerde ankerpunten 1 Gebruik het gereedschap Direct selecteren voor het selecteren van de gewenste ankerpunten.
ILLUSTRATOR CS3 55 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Plaats de aanwijzer op de positie waar de lijn moet beginnen en sleep de aanwijzer naar de positie waar de lijn moet eindigen. • Klik waar de lijn moet beginnen en geef de lengte en hoek van de lijn op. Als u de lijn wilt vullen met de huidige vulkleur, selecteert u Lijn vullen. Klik vervolgens op OK.
ILLUSTRATOR CS3 56 Handboek Opmerking: Als u een cirkel wilt maken, houdt u Shift ingedrukt terwijl u sleept. Als u afmetingen opgeeft, geeft u een waarde op in het vak Breedte en klikt u op het woord Hoogte. De waarde voor de breedte wordt nu naar het tekstvak Hoogte gekopieerd. Op www.adobe.com/go/vid0036_nl vindt u een video over vormgereedschappen. Zie ook “Galerie met tekengereedschappen” op pagina 25 “Toetsen voor tekenen” op pagina 439 Veelhoeken tekenen 1 Selecteer het gereedschap Veelhoek .
ILLUSTRATOR CS3 57 Handboek • Klik op de plaats waar de boog moet beginnen. Klik in het dialoogvenster op een van de vierkantjes van de plaatsbepaler voor het referentiepunt om het punt te bepalen van waaruit de boog wordt getekend. Stel vervolgens een of meer van de volgende opties in en klik op OK. Lengte x-as Hiermee geeft u de breedte van de boog op. Lengte y-as Hiermee geeft u de hoogte van de boog op. Type Hiermee geeft u aan of het object een open dan wel een gesloten pad moet zijn.
ILLUSTRATOR CS3 58 Handboek Rechthoekige rasters tekenen 1 Selecteer het gereedschap Rechthoekig raster . 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de aanwijzer tot het raster de gewenste grootte heeft. • Klik om het referentiepunt van het raster in te stellen. Klik in het dialoogvenster op een van de vierkantjes van de plaatsbepaler voor het referentiepunt om het punt te bepalen van waaruit het raster wordt getekend. Stel vervolgens een of meer van de volgende opties in en klik op OK.
ILLUSTRATOR CS3 59 Handboek Flakkeringen hebben een middelste handgreep en een eindhandgreep. Met de handgrepen kunt u de plaats van de flakkering en de ringen te bepalen. De middelste handgreep bevindt zich in het heldere midden van de flakkering. Het pad van de flakkering begint vanuit dit punt. A C D B E Componenten van een flakkering A. Middelste handgreep B. Eindhandgreep C. Stralen (worden voor de duidelijkheid zwart weergegeven) D. Halo E.
ILLUSTRATOR CS3 60 Handboek • Als u ringen in de flakkering wilt opnemen, selecteert u Ringen en geeft u de afstand van het pad tussen het middelpunt van de halo (middelste handgreep) en het middelpunt van de verste ring (eindhandgreep), het aantal ringen, de grootste ring (als een percentage van de gemiddelde ring) en de richting of hoek van de ringen op.
ILLUSTRATOR CS3 61 Handboek 4 Als het pad de gewenste grootte en vorm heeft, laat u de muisknop los (houd de toets Alt of Option ingedrukt). Laat Alt of Option pas los als het pad is gesloten. U hoeft de cursor niet op het beginpunt van het pad te plaatsen om een gesloten pad te maken. Als u de muisknop loslaat op een andere locatie, sluit het gereedschap Potlood de vorm door de kortst mogelijke lijn terug naar het oorspronkelijke punt te trekken.
ILLUSTRATOR CS3 62 Handboek Opties voor gereedschap Potlood Dubbelklik op het gereedschap Potlood om de volgende opties in te stellen: Getrouwheid Hiermee bepaalt u hoe ver u de muis of de pen moet verplaatsen voordat er een nieuw ankerpunt aan het pad wordt toegevoegd. Hoe hoger de waarde des te vloeiender en minder complex het pad is. Hoe lager de waarde des te meer curven de bewegingen van de aanwijzer volgen, wat resulteert in scherpere hoeken. Voor Getrouwheid kunt u een waarde opgeven van 0.
ILLUSTRATOR CS3 63 Handboek Het laatste ankerpunt dat u toevoegt, wordt altijd als een effen vierkantje weergegeven, waarmee wordt aangegeven dat het ankerpunt is geselecteerd. Zodra u het volgende ankerpunt toevoegt, wordt de selectie van het vorige ankerpunt opgeheven en wordt een leeg vierkantje weergegeven. 5 Voltooi het pad op een van de volgende manieren: • Plaats het gereedschap Pen op het eerste (lege) ankerpunt om het pad te sluiten.
ILLUSTRATOR CS3 64 Handboek A B C Het tweede punt in een curve tekenen A. Beginnen met het slepen van het tweede boogpunt B. Wegslepen van de vorige richtingslijn af, waardoor een curve in de vorm van een C ontstaat C. Resultaat nadat u de muisknop loslaat. • Als u een curve in de vorm van een S wilt maken, sleept u in dezelfde richting als die van de vorige richtingslijn. Laat vervolgens de muisknop los. A B C Een S-curve tekenen A. Beginnen met het slepen van een nieuw boogpunt B.
ILLUSTRATOR CS3 65 Handboek A B C Tekenen een recht segment gevolgd door een gebogen segment (deel 1) A. Voltooid recht segment B. Plaatsen van het gereedschap Pen op het eindpunt (het pictogram voor het omzetten van punten verschijnt alleen in Illustrator en in InDesign) C. Het richtingspunt slepen 3 Plaats de pen op de plaats waar het volgende ankerpunt moet komen, klik vervolgens en sleep het nieuwe ankerpunt om de curve te maken.
ILLUSTRATOR CS3 66 Handboek D C E Tekenen een gebogen segment gevolgd door een recht segment (deel 2) C. Het gereedschap Pen op een bestaand eindpunt plaatsen D. Op het eindpunt klikken E. Op het volgende hoekpunt klikken Twee gebogen segmenten tekenen die via een hoek met elkaar zijn verbonden 1 Sleep met het gereedschap Pen om het eerste boogpunt van een gebogen segment te maken.
ILLUSTRATOR CS3 67 Handboek Paden bewerken Paden, segmenten en ankerpunten selecteren Voordat u de vorm van een pad kunt wijzigen of een pad kunt bewerken, moet u de ankerpunten of segmenten van het pad selecteren of een combinatie van beide selecteren. Ankerpunten selecteren • Als u de punten kunt zien, kunt u met het gereedschap Direct selecteren op de punten klikken om ze te selecteren. Houd Shift ingedrukt en klik om meerdere punten te selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 68 Handboek • Als u eerst met het gereedschap Pen een vloeiend punt tekent, wordt tijdens het slepen van de richtingslijn de lengte van de richtingslijn aan beide zijden van het punt gewijzigd. Bent u echter een bestaand vloeiend punt aan het bewerken met het gereedschap Direct selecteren, dan wordt de lengte van de richtingslijn alleen gewijzigd aan de zijde die u sleept.
ILLUSTRATOR CS3 69 Handboek Een segment verwijderen 1 Selecteer het gereedschap Direct selecteren en selecteer het segment dat u wilt verwijderen. 2 Druk op Backspace (Windows) of Delete (Mac OS) om het geselecteerde segment te verwijderen. Als u nogmaals op Backspace of Delete drukt, wordt de rest van het pad verwijderd. Een open pad uitbreiden 1 Plaats met het gereedschap Pen de aanwijzer op het eindpunt van het open pad dat u wilt uitbreiden.
ILLUSTRATOR CS3 70 Handboek 2 Klik of houd een van de pijltoetsen op het toetsenbord ingedrukt om een ankerpunt of padsegment in stappen van 1 pixel in de richting van de pijl te verplaatsen. Houd naast de pijltoets ook de Shift-toets ingedrukt om een ankerpunt of padsegment in stappen van 10 pixels te verplaatsen. Opmerking: In Illustrator en in InDesign kunt u de afstand van een verschuiving wijzigen door de voorkeur voor Toetsenbordspecificaties te wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 71 Handboek Losse ankerpunten zoeken en verwijderen Losse ankerpunten zijn individuele punten die niet met andere ankerpunten zijn verbonden. Het is aan te raden losse ankerpunten op te zoeken en te verwijderen. 1 Deselecteer alle objecten. 2 Kies Selecteren > Object > Losse ankerpunten. 3 Kies de opdrachten Bewerken > Knippen of Bewerken > Wissen of druk op de toetsen Delete of Backspace op het toetsenbord.
ILLUSTRATOR CS3 72 Handboek Paden vereenvoudigen Als u een pad vereenvoudigt, verwijdert u overbodige ankerpunten zonder de vorm van het pad te wijzigen. Door overbodige ankerpunten te verwijderen vereenvoudigt u de illustratie, zodat de bestandsgrootte wordt beperkt en de illustratie sneller wordt afgedrukt en weergegeven. 1 Selecteer het object. 2 Kies Object > Pad > Vereenvoudigen. 3 Stel de optie Precisie kromme in om te bepalen hoe nauwkeurig het vereenvoudigde pad het oorspronkelijke pad volgt.
ILLUSTRATOR CS3 73 Handboek Een ankerpunt nauwkeurig converteren met het gereedschap Ankerpunt omzetten 1 Selecteer het gehele pad dat u wilt wijzigen, zodat de bijbehorende ankerpunten worden weergegeven. 2 Selecteer het gereedschap Ankerpunt omzetten . 3 Plaats het gereedschap Ankerpunt omzetten op het gewenste ankerpunt en ga dan als volgt te werk: • Als u een hoekpunt naar een vloeiend punt wilt converteren, sleept u een richtingspunt van het hoekpunt af.
ILLUSTRATOR CS3 74 Handboek Met het gereedschap Padgummetje kunt u delen van een pad wissen (links); met het gereedschap Gummetje kunt u een deel van een gegroepeerd object wissen (rechts) Op www.adobe.com/go/vid0036_nl vindt u een video over het gereedschap Gummetje. Zie ook “Galerie met tekengereedschappen” op pagina 25 “Toetsen voor het bewerken van vormen” op pagina 441 Een deel van een pad wissen met het gereedschap Padgummetje 1 Selecteer het object. 2 Selecteer het gereedschap Padgummetje .
ILLUSTRATOR CS3 75 Handboek Opmerking: U kunt de diameter altijd vergroten door op ] te drukken of verkleinen door op [ te drukken. Hoek Hiermee bepaalt u de rotatiehoek voor het gereedschap. Sleep de pijlpunt in de voorvertoning of voer in het tekstvak Hoek een waarde in. Ronding Hiermee bepaalt u de ronding van het gereedschap. Sleep een van de zwarte stippen in de voorvertoning van of naar het midden, of geef een waarde op in het tekstvak Ronding. Hoe groter de waarde, hoe groter de ronding.
ILLUSTRATOR CS3 76 Handboek Zie ook “Objecten knippen met het gereedschap Mes” op pagina 224 Illustraties overtrekken Illustraties overtrekken Als u een nieuwe tekening wilt baseren op een bestaande illustratie, kunt u deze overtrekken. U kunt bijvoorbeeld een afbeelding maken op basis van een pentekening op papier of op basis van een rasterafbeelding die is opgeslagen in een ander grafisch programma. U voert de illustratie in Illustrator in en trekt deze over.
ILLUSTRATOR CS3 77 Handboek • Als u een bestaande afbeelding wilt overtrekken, controleer dan dat de afbeelding zich in zijn eigen laag bevindt. Dubbelklik vervolgens op de laag in het deelvenster Lagen, selecteer Sjabloon en klik op OK. U kunt ook de laag selecteren en Sjabloon kiezen in het deelvenstermenu. Het oogpictogram wordt vervangen door het sjabloonpictogram en de laag wordt vergrendeld. 2 Trek nu over met het gereedschap Pen of Potlood.
ILLUSTRATOR CS3 78 Handboek Hoekgraad Hiermee geeft u de scherpte op van een wending in de oorspronkelijke afbeelding die wordt beschouwd als een hoekankerpunt in het overtrekresultaat. Zie “Paden” op pagina 51 voor meer informatie over het verschil tussen hoekankerpunten en vloeiende ankerpunten. Raster Hiermee geeft u aan hoe de bitmapcomponent van het overtrekobject wordt weergegeven. Deze weergave-instelling wordt niet opgeslagen als onderdeel van de voorinstelling voor overtrekken.
ILLUSTRATOR CS3 79 Handboek 3 Selecteer de naam van de staalbibliotheek in het menu Palet en klik op Overtrekken. Zie ook “Stalenbibliotheken maken” op pagina 106 Een voorinstelling voor overtrekken gebruiken Voorinstellingen voor overtrekken bieden vooringestelde overtrekopties voor specifieke typen illustraties. Als u bijvoorbeeld een afbeelding overtrekt die u wilt gebruiken als een technische tekening, kies dan de voorinstelling Technische tekening.
ILLUSTRATOR CS3 80 Handboek • Als u de overtrek wilt converteren naar een object van Actieve verf, klik dan op Actieve verf in het deelvenster Beheer of kies Object > Actief overtrekken > Converteren naar Actieve verf. Gebruik deze methode als u vullingen en streken wilt toepassen op de overgetrokken illustratie met behulp van het Emmertje voor Actieve verf.
ILLUSTRATOR CS3 81 Handboek Illustratie met symboolexemplaren Overzicht van het deelvenster Symbolen Voor het beheren van de symbolen in een document kunt u gebruikmaken van het deelvenster Symbolen (Venster > Symbolen) of het deelvenster Beheer. Het deelvenster Symbolen bevat diverse vooraf ingestelde symbolen. U kunt symbolen toevoegen uit symboolbibliotheken of bibliotheken die u zelf maakt.
ILLUSTRATOR CS3 82 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik in het deelvenster Symbolen op de knop Symboolexemplaar plaatsen om een exemplaar van een symbool in het midden van het tekengebied te plaatsen. • Sleep het symbool naar de positie in het tekengebied waar u het symbool wilt plaatsen. • Kies Symboolexemplaar plaatsen in het menu van het deelvenster Symbolen.
ILLUSTRATOR CS3 83 Handboek Schaling met negen segmenten inschakelen 1 Selecteer het symbool in het tekengebied of in het deelvenster Symbolen en kies Symboolopties in het deelvenstermenu. 2 Selecteer in het dialoogvenster Symboolopties het type Filmclip bij Type en schakel vervolgens het selectievakje Hulplijnen voor schaal met negen segmenten inschakelen in. Opmerking: U kunt deze optie in het dialoogvenster Symboolopties ook inschakelen tijdens het maken van een nieuw symbool.
ILLUSTRATOR CS3 84 Handboek Een symboolexemplaar uitbreiden 1 Selecteer een of meer symboolexemplaren. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Koppeling naar symbool verbreken in het deelvenster Symbolen of kies Koppeling naar symbool verbreken in het deelvenstermenu. • Kies Object > Uitbreiden en klik vervolgens op OK in het dialoogvenster Uitbreiden. De componenten van het symboolexemplaar worden in een groep geplaatst.
ILLUSTRATOR CS3 85 Handboek Een symbool opnieuw definiëren met een andere illustratie 1 Selecteer de illustratie die u wilt gebruiken om een bestaand symbool opnieuw te definiëren. Let erop dat u een originele illustratie selecteert en niet een symboolexemplaar. 2 Klik in het deelvenster Symbolen op het symbool dat u opnieuw wilt definiëren en kies Symbool opnieuw definiëren in het deelvenstermenu. Opmerking: De geselecteerde illustratie wordt automatisch een exemplaar van dat symbool.
ILLUSTRATOR CS3 86 Handboek Symboolgereedschappen en symboolsets Symboolsets Een symboolset is een groep symboolexemplaren die u maakt met het gereedschap Symbolen sproeien. U kunt gemengde sets van symboolexemplaren maken door het gereedschap Symbolen sproeien te gebruiken met twee symbolen achter elkaar.
ILLUSTRATOR CS3 87 Handboek 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u symboolexemplaren wilt toevoegen, klik of sleep dan op de plaats waar u de nieuwe exemplaren wilt neerzetten. • Selecteer het gereedschap Symbolen sproeien en houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u klikt of sleept op de plaats waar u symboolexemplaren wilt verwijderen. Symboolexemplaren in een symboolset aanpassen Met de symboolgereedschappen kunt u meerdere symboolexemplaren in een set aanpassen.
ILLUSTRATOR CS3 88 Handboek Symboolexemplaren brandschilderen Bij het brandschilderen van een symboolexemplaar verandert de kleurtoon in de richting van de tintkleur, terwijl de oorspronkelijke lichtsterkte behouden blijft. (Dit werkt op dezelfde manier als de inkleuringsmethode Tinten en schaduwen bij penselen.) Deze methode gebruikt de lichtsterkte van de oorspronkelijke kleur en de kleurtoon van de inkleuring om de resulterende kleur te genereren.
ILLUSTRATOR CS3 89 Handboek Als u een ander symboolgereedschap gebruikt, kunt u overschakelen naar het gereedschap Symboolstijl toepassen door in het deelvenster Afbeeldingsstijlen op een stijl te klikken. 1 Selecteer het gereedschap Symboolstijl toepassen . 2 Selecteer een stijl in het deelvenster Afbeeldingsstijlen en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik of sleep op de plaats waar u een stijl wilt toepassen op de symboolset.
ILLUSTRATOR CS3 90 Handboek Opmerking: De instelling Gemiddeld houdt alleen rekening met andere exemplaren binnen de penseelstraal van het gereedschap Symbolen sproeien. De straal stelt u in via de optie Diameter. Als u de straal wilt weergeven terwijl u werkt, selecteert u Penseelgrootte en intensiteit tonen. • Door gebruiker gedefinieerd Specifieke vooraf ingestelde waarden toepassen voor elke parameter: Vermalen (dichtheid) is gebaseerd op de oorspronkelijke grootte van het symbool.
91 Hoofdstuk 4: Kleur U zult in Adobe Illustrator vaak kleuren moeten toepassen op illustraties en dan is het handig als u enige kennis hebt van kleurmodellen en kleurmodi. Wanneer u kleuren op illustraties toepast, dient u te bedenken in welk medium de illustratie zal worden gepubliceerd, zodat u het juiste kleurmodel en de juiste kleurdefinities kunt gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 92 Handboek G R B Additieve kleuren (RGB) R. Rood G. Groen B. Blauw U kunt de RGB-kleurmodus gebruiken om met kleurwaarden te werken. Deze modus is gebaseerd op het RGB-kleurmodel. In de RGB-modus kunt u voor alle RGB-onderdelen een waarde tussen 0 (zwart) en 255 (wit) gebruiken. Zo heeft een helderrode kleur bijvoorbeeld een R-waarde van 246, een G-waarde van 20 en een B-waarde van 50. Wanneer de waarden van de drie kleuren gelijk zijn, is het resultaat een grijstint.
ILLUSTRATOR CS3 93 Handboek Zie ook “De kleurmodus van een document wijzigen” op pagina 93 De kleurmodus van een document wijzigen ❖ Kies Bestand > Documentkleurmodus > CMYK-kleur of RGB-kleur. HSB Het HSB-model is gebaseerd op de menselijke waarneming van kleuren en beschrijft drie basiskenmerken van kleur: Kleurtoon Kleur die wordt gereflecteerd of doorgelaten door een object. Kleurtoon wordt gemeten als plaats op de standaard kleurenschijf en wordt uitgedrukt in graden (tussen 0˚ en 360˚).
ILLUSTRATOR CS3 94 Handboek Grijswaarden Grijswaarden representeren een object aan de hand van zwarte tinten. Ieder grijswaardenobject heeft een helderheidswaarde tussen 0% (wit) en 100% (zwart). Afbeeldingen die zijn gemaakt met scanners voor zwart-wit of grijswaarden worden meestal weergegeven in grijswaarden. U kunt met grijswaarden ook kleurenillustraties omzetten in kwalitatief hoogstaande zwart-witillustraties.
ILLUSTRATOR CS3 95 Handboek Steunkleuren Een steunkleur is een speciale, vooraf gemengde inkt die in plaats van of naast CMYK-procesinkten wordt gebruikt en waarvoor een aparte drukplaat op een drukpers nodig is. Gebruik steunkleuren wanneer er slechts weinig kleuren zijn opgegeven en de nauwkeurigheid van de kleuren van groot belang is. Steunkleurinkten kunnen kleuren buiten het gamut van proceskleuren nauwkeurig reproduceren.
ILLUSTRATOR CS3 96 Handboek Opmerking: Globale en niet-globale proceskleuren beïnvloeden alleen de manier waarop een bepaalde kleur op objecten wordt toegepast en nooit de manier waarop kleuren worden gescheiden of zich gedragen wanneer u ze van de ene naar de andere toepassing overbrengt. Steun- en proceskleuren tegelijk gebruiken Soms is het handig om voor dezelfde taak zowel proces- als steuninkten te gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 97 Handboek Deelvenster Kleurengids In dit deelvenster kunt u uit verschillende harmonieregels kiezen voor het maken van kleurgroepen met gebruik van een door u gekozen basiskleur. U kunt kleurexemplaren maken aan de hand van tinten en schaduwen, warme en koele kleuren of levendige en doffe kleuren. Vanuit het deelvenster Kleurengids kunt u een kleurgroep openen in het dialoogvenster Actieve kleur.
ILLUSTRATOR CS3 98 Handboek Alleen webveilige kleuren weergeven Er zijn webveilige kleuren die door alle webbrowsers, ongeacht het platform, worden herkend. ❖ Selecteer Alleen webkleuren. Kleurstalen weergeven in plaats van het kleurenspectrum ❖ Klik op Kleurstalen. Klik op Kleurmodellen om het kleurenspectrum opnieuw weer te geven. Kleuren selecteren met de Kleurkiezer Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik of sleep in het kleurenspectrum.
ILLUSTRATOR CS3 99 Handboek • Houd Shift ingedrukt en sleep een kleurschuifregelaar om de andere schuifregelaars ten opzichte hiervan te verplaatsen. Dit geldt niet voor HSB-schuifregelaars. U houdt dan een vergelijkbare kleur, maar met een andere tint of intensiteit. • Geef waarden op in de tekstvakken. • Klik in de kleurenspectrumbalk onder aan het deelvenster. Als u geen kleur wilt selecteren, klikt u op het vak Geen aan de linkerkant van de kleurenbalk.
ILLUSTRATOR CS3 100 Handboek U kunt ook tinten maken in het deelvenster Stalen. Een tint is een algemene proces- of steunkleur met een gewijzigde intensiteit. Tinten van dezelfde kleur zijn elkaar gekoppeld, dus als u de kleur van een tintstaal bewerkt, wordt de kleur van alle gekoppelde tintstalen (en de objecten die met die stalen zijn getekend) ook gewijzigd. De tintwaarden blijven echter hetzelfde. Tinten worden aangegeven aan de hand van een percentage (in de lijstweergave van het deelvenster Stalen).
ILLUSTRATOR CS3 101 Handboek Zie ook “De werkruimte aanpassen” op pagina 17 De weergave van stalen wijzigen ❖ Selecteer een weergaveoptie in het menu van het deelvenster Stalen: Kleine miniaturen, Normale miniaturen, Grote miniaturen, Beknopte lijst of Uitgebreide lijst. Een bepaald type staal tonen en alle andere stalen verbergen ❖ Klik op de knop Staaltypen tonen en kies een van de volgende opties: Alle stalen tonen, Kleurstalen tonen, Verloopstalen tonen, Patroonstalen tonen of Kleurgroepen tonen.
ILLUSTRATOR CS3 102 Handboek • Kleuren in objecten die zich binnen samengestelde vormen bevinden en die niet zichtbaar zijn Als u een verloopvulling, patroonvulling of symboolexemplaar wijzigt in een nieuwe algemene kleur, wordt de kleur toegevoegd als een nieuw staal en blijft het oorspronkelijke kleurstaal behouden. Alle documentkleuren toevoegen ❖ Controleer of het document geen selectie bevat en kies Gebruikte kleuren toevoegen in het menu van het deelvenster Stalen.
ILLUSTRATOR CS3 103 Handboek • Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klik in het deelvenster Stalen op de knop Nieuw staal of kies Nieuw staal in het deelvenstermenu. Selecteer Steunkleur als kleurtype in het dialoogvenster dat dan wordt weergegeven. Stel de overige staalopties in en klik op OK. (Zie “Staalopties” op pagina 103.
ILLUSTRATOR CS3 104 Handboek De tint van een kleur wijzigen 1 Selecteer een algemene proceskleur of steunkleur in het deelvenster Stalen of selecteer een object waarop u een algemene proceskleur of steunkleur hebt toegepast. 2 Sleep de T-schuifregelaar in het deelvenster Kleur of geef een waarde op in het tekstvak om de intensiteit van de kleur te wijzigen. Het bereik van de tint kan worden ingesteld tussen 0% en 100%. Hoe lager de waarde, hoe lichter de tint.
ILLUSTRATOR CS3 105 Handboek 2 Klik op de knop Nieuwe kleurgroep of kies Nieuwe kleurgroep in het deelvenstermenu.
ILLUSTRATOR CS3 106 Handboek Opmerking: Als de geïmporteerde stalen dezelfde naam maar een andere kleurwaarde hebben dan stalen die zich al in het document bevinden, treedt er een staalconflict op. Bij steunkleurconflicten worden de kleurwaarden van de bestaande stalen automatisch behouden. Bij conflicten met proceskleuren wordt het dialoogvenster Staalconflict weergegeven.
ILLUSTRATOR CS3 107 Handboek A B C E D F A. Menu met kleurharmonieregels en huidige kleurgroep B. Instellen als basiskleur C. Kleurvariaties D. Beperkt kleuren tot opgegeven stalenbibliotheek E. Kleuren bewerken (de kleuren worden geopend in het dialoogvenster Actieve kleur) F. Groep opslaan naar het deelvenster Stalen U kunt de kleurgroep en de kleurvariaties opslaan in het deelvenster Stalen.
ILLUSTRATOR CS3 108 Handboek Fel/dof tonen Hiermee reduceert u de verzadiging in de variaties aan de linkerzijde zodat deze de kleur grijs benaderen en verhoogt u de verzadiging in de variaties aan de rechterzijde zodat deze de kleur grijs benaderen. Opmerking: Als u steunkleuren gebruikt, gebruikt u alleen de variatie Tinten en schaduwen en kiest u kleuren uit de rechterzijde van het variatieraster waar zich de tinten bevinden. Alle andere variaties zetten steunkleuren om in proceskleuren.
ILLUSTRATOR CS3 109 Handboek Overzicht van het deelvenster Actieve kleur In het dialoogvenster Actieve kleur maakt en bewerkt u kleurgroepen en kunt u de kleuren in uw illustraties opnieuw toewijzen of het aantal kleuren verlagen. Alle kleurgroepen die u voor een bepaald document maakt, worden weergegeven in het opslaggebied Kleurgroepen van het dialoogvenster Actieve kleur (en in het deelvenster Stalen). U kunt deze kleurgroepen op ieder gewenst moment selecteren en gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 110 Handboek “Kleuren toewijzen aan uw illustraties” op pagina 114 “Het aantal kleuren in uw illustraties verlagen” op pagina 117 Het dialoogvenster Actieve kleur openen ❖ Open het dialoogvenster Actieve kleur op een van de volgende manieren: Via de opdracht Bewerken > Kleuren bewerken > Illustratie opnieuw kleuren of Opnieuw kleuren met voorinstelling Gebruik deze opdrachten om de kleuren in geselecteerde illustraties te bewerken.
ILLUSTRATOR CS3 111 Handboek Opmerking: De illustratie wordt opnieuw gekleurd wanneer u op OK klikt om het dialoogvenster te sluiten. Schakel deze optie uit voordat u op OK klikt als u de geselecteerde illustratie niet opnieuw wilt kleuren. 6 Typ een naam in het vak Naam rechts van het menu Harmonieregels en klik op Nieuwe kleurgroep . Opmerking: Als u het pictogram Nieuwe kleurgroep niet ziet, klikt u op het pictogram Kleurgroepopslag tonen .
ILLUSTRATOR CS3 112 Handboek A B C D E F G A. De basiskleur zoals deze wordt weergegeven in het menu Harmonieregel B. De basiskleur zoals deze wordt weergegeven op het kleurenwiel C. Opties voor kleurweergave D. Kleur van geselecteerde kleurmarkering of kleurenbalk E. Verzadiging en kleurtoon weergeven op kleurenwiel F. Markeringsgereedschappen voor het toevoegen en verwijderen van kleuren G.
ILLUSTRATOR CS3 113 Handboek Een kleurgroep bewerken met gebruik van de Kleurkiezer Met de Kleurkiezer kunt u de kleuren in een kleurgroep wijzigen. 1 Voer een van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster Actieve kleur: • Dubbelklik op een markering op het kleurenwiel. • Dubbelklik op een kleurenbalk. • Klik op het kleurstaal links van de kleurregelaars.
ILLUSTRATOR CS3 114 Handboek 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de kleurmarkering die u wilt bewerken om een nieuwe kleur in te stellen. • Klik op de knop Kleurenbalken weergeven . Klik op de kleurenbalk die u wilt wijzigen en bewerk de kleurwaarden handmatig of dubbelklik op de kleurenbalk en kies een nieuwe kleur in de Kleurkiezer. • Klik met de rechtermuisknop op een kleurmarkering of kleurenbalk en kies een nieuwe tint.
ILLUSTRATOR CS3 115 Handboek • U kunt de actieve kleuren in de illustraties opnieuw toewijzen aan andere actieve kleuren. Klik op de knop Kleuren uit geselecteerde illustratie halen om de instellingen in het dialoogvenster Actieve kleur opnieuw in te stellen, zodat de originele kleuren weer worden weergegeven in de afbeelding.
ILLUSTRATOR CS3 116 Handboek Nieuwe kleuren toewijzen aan geselecteerde illustraties 1 Selecteer de illustratie die u opnieuw wilt kleuren. 2 Kies Bewerken > Kleuren bewerken > Illustratie opnieuw kleuren. Het dialoogvenster Actieve kleur wordt geopend. In het gebied Toewijzen ziet u de kleuren uit de originele illustratie in beide kolommen.
ILLUSTRATOR CS3 117 Handboek Originele kleuren in een illustratie weergeven tijdens het toewijzen van nieuwe kleuren Als u geselecteerde illustraties opnieuw kleurt, worden de oorspronkelijke afbeeldingskleuren vervangen door de kleuren in de geselecteerde kleurgroep. Tijdens het toewijzen van nieuwe kleuren kan het nodig zijn te zien waar een oorspronkelijke kleur (uit de kolom Huidige kleuren) in uw illustratie wordt gebruikt, vooral als het om een afbeelding met veel details en originele kleuren gaat.
ILLUSTRATOR CS3 118 Handboek Aantal kleuren reduceren met aangepaste opties 1 Selecteer de illustratie die u opnieuw wilt kleuren. 2 Kies Bewerken > Kleuren bewerken > Illustratie opnieuw kleuren. Het dialoogvenster Actieve kleur openen In de kolom Nieuw worden alle kleuren uit uw geselecteerde illustratie weergegeven. 3 Selecteer of maak een nieuwe kleurgroep om andere kleuren te gebruiken. 4 Kies in het menu Kleuren het verlaagde aantal kleuren dat u wilt gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 119 Handboek Kleuren aanpassen Een kleur die buiten het gamma valt, omzetten in een afdrukbare kleur Sommige kleuren uit de RGB- en HSB-kleurmodellen, zoals neonkleuren, kunnen niet worden afgedrukt, omdat er geen equivalent voor deze kleuren bestaat in het CMYK-model. Als u een kleur buiten de kleuromvang selecteert, wordt er een waarschuwingsdriehoek weergegeven in het deelvenster Kleur of in de Kleurkiezer.
ILLUSTRATOR CS3 120 Handboek bestaande kleur worden afgetrokken van de nieuwe waarde om nieuwe, complementaire RGB-waarden te maken: 204 – 102 (de huidige waarde voor rood) = 102 als de nieuwe waarde voor rood, 204 – 153 (de huidige waarde voor groen) = 51 als de nieuwe waarde voor groen en 204 – 51 (de huidige waarde voor blauw) = 153 als de huidige waarde voor blauw. Meerdere kleuren omdraaien 1 Selecteer de objecten waarvan u de kleuren wilt omdraaien.
ILLUSTRATOR CS3 121 Handboek Opmerking: Als een grijswaardenafbeelding een alfakanaal bevat, kunt u de afbeelding niet inkleuren met een proceskleur. Selecteer dan een steunkleur. De verzadiging van meerdere kleuren aanpassen 1 Selecteer de objecten waarvan u de kleuren wilt aanpassen. 2 Kies Bewerken > Kleuren bewerken > Verzadigen. 3 Typ een waarde van –100% tot 100% om het verzadigingspercentage te bepalen voor de kleur of de tint van de steunkleur.
122 Hoofdstuk 5: Kleurbeheer Met een kleurbeheersysteem worden kleurverschillen tussen apparaten afgestemd zodat u redelijk zeker weet welke kleuren uiteindelijk door het systeem worden geproduceerd. Als kleuren nauwkeurig worden weergegeven bent u in staat om in elk stadium van de workflow (van de digitale vastlegging tot en met de uiteindelijke uitvoer) gefundeerde beslissingen over kleur te nemen.
ILLUSTRATOR CS3 123 Handboek Een kleurbeheersysteem zet kleuren om met behulp van kleurprofielen. Een profiel is een wiskundige beschrijving van de kleurruimte van een apparaat. Een profiel van bijvoorbeeld een scanner 'vertelt' een kleurbeheersysteem hoe de scanner kleuren 'ziet'. In het kleurbeheersysteem van Adobe wordt gebruikgemaakt van ICC-profielen, een indeling die door het International Color Consortium (ICC) als standaard voor alle platforms is gedefinieerd.
ILLUSTRATOR CS3 124 Handboek • Bekijk het document in een ruimte waarvan het plafond en de muren een neutrale kleur hebben. De kleur van een ruimte kan van invloed zijn op de perceptie van zowel de monitorkleur als de gedrukte kleur. De beste kleur voor een werkruimte is neutraal grijs. Verder kan het glas van de monitor de kleur van uw kleding weerkaatsen, hetgeen de kleuren op het scherm kan beïnvloeden. • Verwijder kleurige achtergrondpatronen van het bureaublad van de monitor.
ILLUSTRATOR CS3 125 Handboek Houd er wel rekening mee dat het gebruik van kleurbeheer afhankelijk is van de soorten afbeeldingen waarmee u werkt, en de vereisten voor de uitvoer.
ILLUSTRATOR CS3 126 Handboek Kleurinstellingen in Adobe-toepassingen synchroniseren Als u Adobe Creative Suite gebruikt, kunt u de kleurinstellingen in de toepassingen automatisch synchroniseren met Adobe Bridge. Dit resulteert in een consistente weergave van kleuren in alle Adobe-toepassingen met kleurbeheer. Als de kleurinstellingen niet zijn gesynchroniseerd, verschijnt in elke toepassing een waarschuwing boven aan het dialoogvenster Kleurinstellingen.
ILLUSTRATOR CS3 127 Handboek 3 Kies een optie voor afdrukken/exporteren: Alle zwarte tinten nauwkeurig uitvoeren Wanneer u afdrukt op een niet-PostScript-printer of exporteert naar een RGB- bestandsindeling, wordt zuiver CMYK-zwart uitgevoerd met de kleurnummers in het document. Met deze instelling kunt u het verschil zien tussen zuiver zwart en verzadigd zwart.
ILLUSTRATOR CS3 128 Handboek Een veilige CMYK-workflow gebruiken Door middel van een veilige CMYK-workflow wordt ervoor gezorgd dat CMYK-kleurnummers behouden blijven tot aan het uitvoerapparaat. Deze kleurnummers worden dus niet door het kleurbeheersysteem geconverteerd. Gebruik deze workflow als u steeds meer met kleurbeheer wilt gaan werken.
ILLUSTRATOR CS3 129 Handboek Opmerking: het is ook mogelijk om profielen voor objecten in Acrobat te bekijken of te wijzigen. Zie ook “Documentkleuren naar een ander profiel converteren (Photoshop)” op pagina 137 Kleurbeheer toepassen op documenten voor online weergave Kleurbeheer toepassen op documenten voor online weergave Kleurbeheer voor online weergave wijkt sterk af van kleurbeheer voor afdrukmedia. Bij afdrukmedia hebt u veel meer controle over de uiteindelijke vormgeving van het document.
ILLUSTRATOR CS3 130 Handboek Met behulp van de sRGB-kleurruimte kunt u ongeveer zien hoe de kleuren op niet-gekalibreerde monitoren worden weergegeven. Omdat kleuren op niet-gekalibreerde monitoren echter verschillend worden weergegeven, kunt u de verschillen in weergave van tevoren niet inschatten.
ILLUSTRATOR CS3 131 Handboek Macintosh RGB of Windows RGB (Photoshop en Illustrator) Hiermee maakt u een elektronische proefdruk van de kleuren in een afbeelding door een standaard Mac OS- of Windows-monitor te simuleren als proefdrukprofielruimte. Bij beide opties wordt ervan uitgegaan dat het gesimuleerde apparaat het document zonder kleurbeheer weergeeft. Deze opties zijn niet beschikbaar voor LAB- of CMYK-documenten.
ILLUSTRATOR CS3 132 Handboek Kleurbeheer toepassen op documenten bij afdrukken Afdrukken met kleurbeheer Kleurbeheer voor afdrukken kunt u opgeven hoe de uitgaande afbeeldingsgegevens in Adobe-toepassingen moeten worden verwerkt, zodat de kleuren net zo worden afgedrukt als deze op het scherm worden weergegeven. De opties voor het afdrukken van documenten met kleurbeheer zijn afhankelijk van de Adobe-toepassing die u gebruikt, en het geselecteerde uitvoerapparaat.
ILLUSTRATOR CS3 133 Handboek voor glanzend papier is dit niet de juiste methode. In glanzend papier zitten fluorescerende deeltjes die er gescand anders uitzien dan in het daglicht. • Een eigen profiel maken met behulp van een hulpprogramma waarmee u hardwareprofielen kunt maken. Deze methode is duur, maar levert de beste resultaten op. Een goed hardwareprogramma kan nauwkeurige profielen maken, zelfs met glanzend papier.
ILLUSTRATOR CS3 134 Handboek beslissen over kleuren in een document. Als u op uw monitor kleuren ziet die niet representatief zijn voor de werkelijke kleuren in het document, kunt u de kleurconsistentie niet behouden. Invoerapparaatprofielen Beschrijven welke kleuren een invoerapparaat kan vastleggen of scannen. Als u op uw digitale camera profielen kunt instellen, raadt Adobe aan Adobe RGB te selecteren. Gebruik anders sRGB (dit is het standaardprofiel voor de meeste camera's).
ILLUSTRATOR CS3 135 Handboek “Aangepaste profielen voor desktopprinters aanschaffen” op pagina 132 “Kleurwerkruimten” op pagina 138 Monitor kalibreren en karakteriseren Met profielprogramma's kunt u de monitor zowel kalibreren als karakteriseren. Door de monitor te kalibreren brengt u deze in overeenstemming met een voorgedefinieerde standaard. Met kalibreren kunt u een monitor zo instellen dat deze kleuren weergeeft met een witte-puntkleurtemperatuur van 5.
ILLUSTRATOR CS3 136 Handboek Een kleurprofiel installeren Kleurprofielen worden vaak geïnstalleerd wanneer u een apparaat aan uw systeem toevoegt. De precisie van deze profielen (vaak algemene profielen of ingesloten profielen genoemd) verschilt per fabrikant. U kunt apparaatprofielen ook aanvragen bij uw servicebureau, downloaden van internet of aangepaste profielen maken met behulp van professioneel profielapparatuur.
ILLUSTRATOR CS3 137 Handboek Tijdelijk [kleurmodel: werkruimte] Hiermee wordt het werkruimteprofiel toegewezen aan het document. Profiel Hiermee kunt u een ander profiel selecteren. Het nieuwe profiel wordt aan het document toegewezen zonder dat de kleuren naar de profielruimte worden geconverteerd. Hierdoor kan de weergave van de kleuren op uw monitor aanzienlijk veranderen.
ILLUSTRATOR CS3 138 Handboek Zie ook “Kleurprofielen voor documenten wijzigen” op pagina 136 Documentkleuren naar een ander profiel converteren Voor het converteren van kleuren in een PDF gebruikt u het gereedschap Kleuren converteren op de werkbalk Afdrukproductie. Zie de onderwerpen over kleurconversie in Volledige Acrobat Help voor meer informatie.
ILLUSTRATOR CS3 139 Handboek Voor een beschrijving van een profiel selecteert u het profiel en plaatst u de muisaanwijzer op de naam van dat profiel. De beschrijving wordt onder in het dialoogvenster weergegeven. RGB Hiermee wordt de RGB-kleurruimte van de toepassing bepaald. Doorgaans kunt u het beste Adobe RGB of sRGB kiezen en niet het profiel voor een bepaald apparaat (zoals een monitorprofiel).
ILLUSTRATOR CS3 140 Handboek Als het profiel ontbreekt of niet overeenkomt met de werkruimte, kan er een waarschuwingsbericht worden weergegeven, afhankelijk van de opties die u in het dialoogvenster Kleurinstellingen hebt ingesteld. Profielwaarschuwingen zijn standaard uitgeschakeld, maar u kunt deze inschakelen om ervoor te zorgen dat per document het juiste kleurbeheer wordt gebruikt.
ILLUSTRATOR CS3 141 Handboek Opties voor kleurconversie Met de opties voor kleurconversie kunt u opgeven hoe de kleuren in een document worden verwerkt wanneer dit document naar een andere kleurruimte wordt verplaatst. Het wordt aangeraden deze opties alleen te wijzigen als u bekend bent met kleurbeheer en precies weet wat de consequenties van de wijzigingen zijn.
ILLUSTRATOR CS3 142 Handboek proefdrukken waarbij de uitvoer op een bepaald apparaat wordt gesimuleerd. Deze intent is vooral handig voor een voorvertoning van het effect van de papierkleur op de afgedrukte kleuren. Geavanceerde instellingen in Photoshop Als u in Photoshop geavanceerde instellingen voor kleurbeheer wilt weergeven, kiest u Bewerken > Kleurinstellingen en selecteert u Meer opties.
143 Hoofdstuk 6: Verven Om uw illustraties visueel interessanter te maken, kunt u in Adobe Illustrator gebruikmaken van kalligrafische penselen, verstrooiingspenselen, kunstpenselen en patroonpenselen. Daarnaast kunt u met de functie Actieve verf verschillende padsegmenten verven en ingesloten paden vullen met verschillende kleuren, patronen of verlopen. Met dekkingen, maskers, verlopen, overvloeiingen, netten en patronen beschikt u over oneindig veel mogelijkheden om uiting te geven aan uw creativiteit.
ILLUSTRATOR CS3 144 Handboek Als u een object op de traditionele manier verft, blijven er enkele gebieden over die niet kunnen worden gevuld (links). Door een groep van Actieve verf te maken met detectie van tussenruimten (midden) voorkomt u tussenruimten en overdrukken (rechts). Op www.adobe.com/go/vid0042_nl vindt u een video over het gebruik van Actieve verf. Op www.adobe.com/go/vid0038_nl vindt u een video over verftechnieken met het gereedschap Penseel.
ILLUSTRATOR CS3 145 Handboek Knop Kleur Klik op deze knop om de laatst geselecteerde effen kleur toe te passen op een object met een verloopvulling of een object zonder streek of vulling. Knop Verloop Knop Geen Klik op deze knop om de huidige geselecteerde vulling te veranderen in het laatst geselecteerde verloop. Klik op deze knop om de vulling of streek van een geselecteerd object te verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 146 Handboek Deelvenster Streek U kunt streekopties toepassen op een heel object, of u kunt groepen van Actieve verf gebruiken om verschillende streken toe te passen op verschillende randen binnen het object. Zie ook “Overzicht werkgebied” op pagina 13 “Items selecteren in groepen van Actieve verf ” op pagina 153 “Verven met het gereedschap Emmertje voor Actieve verf ” op pagina 155 Een kleur, dikte of uitlijning van een streek toepassen 1 Selecteer het object.
ILLUSTRATOR CS3 147 Handboek De waarden die u invoert, worden herhaald. U hoeft dus niet alle tekstvakken in te vullen wanneer u het patroon hebt opgegeven. 4 Selecteer een optie voor de uiteinden van de streepjes. Met de optie Hoekig maakt u strepen met vierkante uiteinden; met de optie Rond maakt u afgeronde strepen of stippen; met de optie Uitstekend steken de streepeinden uit. A B C Stippellijnen van 6 pt met tussenruimten van 2, 12, 16, 12 A. Hoekig B. Rond C.
ILLUSTRATOR CS3 148 Handboek Zie ook “Samengestelde paden” op pagina 222 “Objecten groeperen of degroeperen” op pagina 191 Pijlpunten toevoegen aan lijnen 1 Selecteer een object of groep (of selecteer een laag in het deelvenster Lagen). Opmerking: U kunt pijlpunten toevoegen aan een groep van Actieve verf als geheel, maar niet aan afzonderlijke paden binnen groepen van Actieve verf. 2 Kies Effect > Stileren > Pijl maken of Filter > Stileren > Pijl maken.
ILLUSTRATOR CS3 149 Handboek Opmerking: De opdrachten Selecteren > Zelfde > Vulkleur, Streekkleur en Streekdikte werken binnen een groep van Actieve verf als u een vlak of rand selecteert met het gereedschap Selectie van Actieve verf. De andere opdrachten binnen Selecteren > Zelfde werken niet. Het is niet mogelijk om identieke objecten die zich zowel binnen als buiten een groep van Actieve verf bevinden, tegelijkertijd te selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 150 Handboek de paden het tekenoppervlak in gebieden die elk afzonderlijk kunnen worden gekleurd, onafhankelijk van het feit of een gebied wordt omgeven door een enkel pad of door segmenten van meerdere paden. Het kleuren van objecten gaat daardoor net zo als kleuren in een kleurboek of het inkleuren van een potloodtekening met waterverf. Wanneer u een groep van Actieve verf hebt gemaakt, blijft elk pad volledig bewerkbaar.
ILLUSTRATOR CS3 151 Handboek • Meerdere vullingen en streken in het deelvenster Vorm • Omhulsel vervormen • Object > Verbergen • Object > Rasteren naar pixels • Object > Segment > Hulplijnen maken • Dekkingsmasker maken (in het menu van het deelvenster Transparantie) • Penselen (U kunt penselen toepassen op een groep van Actieve verf als geheel, als u via het deelvenster Vorm een nieuwe streek aan de groep toevoegt.
ILLUSTRATOR CS3 152 Handboek Zie ook “Toetsen voor het werken met Actieve verf-groepen” op pagina 442 Een groep van Actieve verf maken 1 Selecteer een of meer paden en/of samengestelde paden. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Object > Actieve verf > Maken. • Selecteer het gereedschap Emmertje voor Actieve verf en klik op het geselecteerde object.
ILLUSTRATOR CS3 153 Handboek Items selecteren in groepen van Actieve verf Met het gereedschap Selectie van Actieve verf kunt u afzonderlijke vlakken en randen in een groep van Actieve verf selecteren. Met het gereedschap Selecteren kunt u de gehele groep van Actieve verf selecteren. Met het gereedschap Direct selecteren kunt u paden binnen een groep van Actieve verf selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 154 Handboek Groep van Actieve verf voor (links) en na het aanpassen van paden (rechts) Als u randen verwijdert, vloeien de vullingen over in de zojuist uitgebreide vlakken. Als u bijvoorbeeld een pad verwijdert dat een cirkel in twee delen verdeelt, wordt de cirkel gevuld met een van de vullingen in de cirkel. U kunt de resultaten soms wel beïnvloeden.
ILLUSTRATOR CS3 155 Handboek Opmerking: Paden in een groep van Actieve verf worden mogelijk niet exact uitgelijnd met gelijksoortige of identieke paden buiten de groep van Actieve verf. De grootte van een afzonderlijk object of pad wijzigen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik met het gereedschap Direct selecteren op het pad of object om het te selecteren. Kies vervolgens het gereedschap Selecteren en klik nogmaals op het pad of object om het te bewerken.
ILLUSTRATOR CS3 156 Handboek Opties van Emmertje voor Actieve verf Met het dialoogvenster Opties van Emmertje voor Actieve verf kunt u opgeven hoe het gereedschap Emmertje voor Actieve verf werkt, kiezen of u alleen vullingen, alleen streken of beide wilt verven en hoe vlakken en randen worden gemarkeerd wanneer u deze met het gereedschap aanwijst. U kunt deze opties weergeven door te dubbelklikken op het gereedschap Emmertje voor Actieve verf.
ILLUSTRATOR CS3 157 Handboek Tussenruimteregels voor samengevoegde groepen van Actieve verf Als u groepen van Actieve verf samenvoegt met verschillende tussenruimte-instellingen, gelden de volgende regels: • Als de detectie van tussenruimten in alle groepen in de selectie is uitgeschakeld, worden de tussenruimten gesloten. De detectie van tussenruimten wordt ingeschakeld waarbij Verf stopt bij wordt ingesteld op Kleine tussenruimten.
ILLUSTRATOR CS3 158 Handboek Pijlen in een patroonpenseel buigen met het pad mee (links), maar in een verstrooiingspenseel (rechts) blijven de pijlen recht. Op www.adobe.com/go/vid0044_nl vindt u een video over het gebruik van penselen. Overzicht van het deelvenster Penselen In het deelvenster Penselen (Venster > Penselen) worden de penselen voor het huidige bestand weergegeven. Wanneer u een penseel in een penseelbibliotheek selecteert, wordt dit automatisch toegevoegd aan het deelvenster Penselen.
ILLUSTRATOR CS3 159 Handboek Penselen van een ander bestand importeren in het deelvenster Penselen ❖ Kies Venster > Penseelbibliotheken > Andere bibliotheek en selecteer het bestand. Nieuwe penseelbibliotheken maken 1 Voeg de gewenste penselen toe aan het deelvenster Penselen en verwijder de penselen die u niet wilt gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 160 Handboek geregistreerd. De waarde van Getrouwheid ligt in het bereik van 0,5 tot 20 pixels. Hoe hoger de waarde is, des te vloeiender en minder complex het pad is. Vloeiendheid Hiermee bepaalt u de mate van vloeiendheid die wordt toegepast als u het gereedschap gebruikt. U kunt voor Vloeiendheid een percentage van 0% tot 100% instellen. Hoe hoger de waarde is, hoe vloeiender het pad. Nieuwe penseelstreken vullen Hiermee voegt u een vulling toe aan het pad.
ILLUSTRATOR CS3 161 Handboek 4 Voer in het dialoogvenster voor penseelopties een naam voor het penseel in, stel de penseelopties in en klik op OK. Een penseel aanpassen • Als u de opties voor een penseel wilt wijzigen, dubbelklik dan op het penseel in het deelvenster Penselen. Stel de penseelopties in en klik op OK. Als het huidige document penseelpaden bevat die gebruikmaken van het gewijzigde penseel, wordt een bericht weergegeven. Klik op Toepassen op streken als u bestaande streken wilt wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 162 Handboek Met de pop-uplijst rechts van elke optie kunt u variaties aanbrengen in de vorm van het penseel. Kies een van de volgende opties: Vast Hiermee maakt u een penseel met een vaste hoek, ronding of diameter. Willekeurig Hiermee maakt u een penseel met willekeurige variaties in de hoek, ronding of diameter. Typ een waarde in het tekstvak Variatie om het bereik op te geven voor de variatie in de penseelkenmerken.
ILLUSTRATOR CS3 163 Handboek Overhelling Hiermee maakt u een penseel waarbij de hoek, ronding of diameter varieert op basis van de helling van een tekenpen. Deze optie is vooral handig bij Ronding. Deze optie is alleen beschikbaar als u een grafisch tablet gebruikt dat de hellingsrichting van de pen kan detecteren. Draairichting Hiermee maakt u een penseel waarbij de hoek, ronding of diameter varieert op basis van de druk van een tekenpen. Deze optie vooral handig om de hoek van penselen te variëren.
ILLUSTRATOR CS3 164 Handboek Passend Hiermee bepaalt u hoe het patroon op de lijn wordt geplaatst. Met Uitrekken wordt het patroonelement verlengd of verkort om het aan te passen aan het object. Deze optie kan leiden tot ongelijke elementen. Met Tussenruimte toevoegen wordt tussen de patroondelen ruimte toegevoegd, zodat het patroon proportioneel wordt toegepast op het pad.
ILLUSTRATOR CS3 165 Handboek Overzicht van het deelvenster Transparantie Gebruik het deelvenster Transparantie (Venster > Transparantie) om de dekking en de overvloeimodus van objecten in te stellen, dekkingsmaskers te maken of om een gedeelte van het ene object af te dekken met het overlappende gedeelte van een transparant object. Zie ook “Overzicht werkgebied” op pagina 13 Alle opties in het deelvenster Transparantie tonen ❖ Kies Opties tonen in het deelvenstermenu.
ILLUSTRATOR CS3 166 Handboek Afzonderlijke objecten die zijn geselecteerd en waarvoor de dekking is ingesteld op 50% (links), vergeleken met een laag die als doel is geselecteerd en waarvan de dekking is ingesteld op 50% (rechts) Zie ook “Items aanwijzen voor weergavekenmerken” op pagina 330 “Overzicht van het deelvenster Vorm” op pagina 329 “Afdrukken illustraties afdrukken en opslaan” op pagina 396 Een transparante afdekgroep maken In een transparante afdekgroep schijnen de elementen van een groep niet
ILLUSTRATOR CS3 167 Handboek A B C D Een dekkingsmasker maken A. Onderliggende objecten B. Illustratie die als dekkingsmasker fungeert C. Maskerend object gevuld met zwart-witverloop D. C is over gebied B geplaatst en maskeert B Wanneer het dekkingsmasker is gemaakt, wordt een miniatuur van het maskerende object weergegeven in het deelvenster Transparantie rechts van de miniatuur van de gemaskeerde illustratie.
ILLUSTRATOR CS3 168 Handboek Een bestaand object converteren naar een dekkingsmasker ❖ Selecteer ten minste twee objecten of groepen en kies Dekkingsmasker maken in het menu van het deelvenster Transparantie. Het bovenste object of de bovenste groep in de selectie wordt gebruikt als masker. Een maskerend object bewerken U kunt een maskerend object bewerken om de vorm of de transparantie van het masker te wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 169 Handboek herstellen. Als u alle maskers standaard wilt omkeren, selecteer dan Nieuwe dekkingsmaskers worden omgekeerd in het menu van het deelvenster Transparantie. Als deze opties niet worden weergegeven, selecteert u Opties tonen in het deelvenstermenu. Transparantie gebruiken om een afdekvorm te maken Met de optie Dekking en masker bepalen afdekvorm kunt u een afdekeffect maken dat proportioneel is ten opzichte van de dekking van het object.
ILLUSTRATOR CS3 170 Handboek Overvloeimodi Met overvloeimodi kunt u kleuren van objecten en de kleuren van onderliggende objecten op verschillende manieren in elkaar laten overvloeien. Wanneer u een overvloeimodus toepast op een object, is het effect van de overvloeimodus zichtbaar op alle objecten onder de laag of de groep met het object.
ILLUSTRATOR CS3 171 Handboek Als de overvloeikleur (lichtbron) lichter is dan 50% grijs, wordt de illustratie lichter, alsof deze is tegengehouden. Als de overvloeikleur donkerder is dan 50% grijs, wordt de illustratie donkerder, alsof deze is doorgedrukt. Als u puur zwart of puur wit als werkkleur gebruikt, is het resultaat een aanzienlijk donkerder of lichter gebied, maar niet een puur zwart of puur wit gebied.
ILLUSTRATOR CS3 172 Handboek Als u alle objecten met dezelfde overvloeimodus wilt selecteren, selecteer dan een object met die overvloeimodus of deselecteer alles en kies de overvloeimodus in het deelvenster Transparantie. Kies vervolgens Selecteren > Zelfde > Overvloeimodus. Op www.adobe.com/go/vid0055_nl vindt u een video over het werken met overvloeimodi.
ILLUSTRATOR CS3 173 Handboek Zie ook “Overzicht werkgebied” op pagina 13 Verlopen maken of wijzigen Verloopkleuren worden gedefinieerd door een aantal stops in de verloopschuifregelaar. Een stop is het punt waarop een verloop van de ene kleur in de volgende overgaat. Dit punt wordt aangegeven door een vierkantje onder de verloopschuifregelaar. De vierkantjes in het deelvenster Verloop geven de kleur weer die momenteel aan elke verloopstop is toegekend.
ILLUSTRATOR CS3 174 Handboek Een bestaand verloop op een object toepassen ❖ Selecteer een object en voer een van de volgende handelingen uit: • Als u het laatst gebruikte verloop wilt toepassen, klik dan op het vak Verloop in het deelvenster Gereedschappen of op het vak Verloopvulling in het deelvenster Verloop. • Als u een vooraf ingesteld of eerder opgeslagen verloop wilt toepassen, klik dan op een verloopstaal in het deelvenster Stalen.
ILLUSTRATOR CS3 175 Handboek A B C D Diagram van een netobject A. Netlijn B. Netvlak C. Netpunt D. Ankerpunt Netobjecten maken U kunt netobjecten maken van vectorobjecten, met uitzondering van samengestelde paden en tekstobjecten. U kunt geen netobjecten maken van gekoppelde afbeeldingen. Als u de prestaties en opbouwsnelheid op peil wilt houden, dient u de omvang van netobjecten tot een minimum te beperken. Complexe netobjecten kunnen de prestaties zeer negatief beïnvloeden.
ILLUSTRATOR CS3 176 Handboek Het geselecteerde object wordt geconverteerd naar een netobject dat de vorm aanneemt van het verloop, hetzij cirkelvormig (radiaal), hetzij rechthoekig (lineair). Netobjecten bewerken U kunt een netobject op diverse manieren bewerken, zoals netpunten toevoegen, verwijderen en verplaatsen, de kleur van netpunten en netvlakken wijzigen en het netobject converteren naar een normaal object.
ILLUSTRATOR CS3 177 Handboek Patronen Informatie over patronen Illustrator beschikt over veel patronen die u kunt vinden in het deelvenster Stalen en in de map met leuke extra's op de cd van Illustrator. Met behulp van de gereedschappen van Illustrator kunt u bestaande patronen aanpassen en geheel nieuwe patronen ontwerpen.
ILLUSTRATOR CS3 178 Handboek • Zoom in op de illustratie en controleer deze op fouten voordat u een patroon definieert. • Als u een omsluitend kader rond de illustratie tekent, let er dan op dat het vak een rechthoek is, dat het vak het achterste object van het element is en dat het vak geen vulling of streek heeft. Als u het omsluitende kader wilt gebruiken voor een penseelpatroon, moet u ervoor zorgen dat er niets uitsteekt.
ILLUSTRATOR CS3 179 Handboek Selecteer beide objecten (links) en sleep ze om een kopie te maken (rechts). 6 Als de kopie van het object naar de juiste plaats is gesprongen, laat u eerst de muisknop en vervolgens de toetsen los. 7 Herhaal stap 2 tot en met 6 tot u het gewenste patroon hebt opgebouwd.
ILLUSTRATOR CS3 180 Handboek Als u de precieze afmetingen van het omsluitende kader weet, kunt u de structuren selecteren en kunt u vervolgens de opdracht Verplaatsen gebruiken om een horizontale verplaatsing op te geven die overeenkomt met de breedte van de rechthoek. Klik in het dialoogvenster Verplaatsen niet op OK, maar op Kopiëren. 6 Klik buiten de rechthoek om deze te deselecteren. 7 Selecteer de rechterrechthoek en verwijder deze. 8 Ga verder met het tekenen van de structuur.
ILLUSTRATOR CS3 181 Handboek 5 Gebruik voor het maken van een buitenste hoekelement het gereedschap Roteren om het element en het bijbehorende omsluitende kader 180˚ te roteren. Sla deze stap over als u een element voor een binnenhoek maakt. Geplakt element (links) in vergelijking met hetzelfde element, 180˚ geroteerd (rechts) 6 Houd Alt+Shift (Windows) of Option+Shift (Mac OS) ingedrukt en klik met het gereedschap Roteren op de linkeronderhoek van het omsluitende kader.
ILLUSTRATOR CS3 182 Handboek Verwijder onnodige elementen (links) om het definitieve buitenste hoekelement te maken (rechts). 10 Selecteer alle delen van het element, inclusief het omsluitende kader. 11 Sla het nieuwe patroon op als een staal. 12 Dubbelklik op het nieuwe patroonstaal om het dialoogvenster Staalopties weer te geven. Geef het element een naam die is gebaseerd op het origineel (gebruik bijvoorbeeld de toevoeging “buitenkant”) en klik op OK.
183 Hoofdstuk 7: Objecten selecteren en ordenen In Adobe Illustrator kunt u illustraties makkelijk organiseren en indelen dankzij gereedschappen waarmee u objecten nauwkeurig kunt selecteren, plaatsen en stapelen. U kunt gebruikmaken van gereedschappen waarmee u objecten kunt meten en uitlijnen. U kunt objecten groeperen, zodat u er als enkelvoudige eenheid mee kunt werken. Verder kunt u objecten selectief isoleren, vergrendelen of verbergen.
ILLUSTRATOR CS3 184 Handboek Zie ook “Paden, segmenten en ankerpunten selecteren” op pagina 67 Selectievoorkeuren opgeven Het selecteren van paden en punten in complexe afbeeldingen kan behoorlijk lastig zijn. Met de voorkeuren in Weergave selectie en anker kunt u de tolerantie voor pixelselectie opgeven en andere opties instellen waarmee u binnen een bepaald document makkelijker kunt selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 185 Handboek De sublaag met de peer isoleren Als de isolatiemodus actief is, wordt in het deelvenster Lagen alleen de illustratie in de geïsoleerde sublaag of groep weergegeven. Als u de isolatiemodus afsluit, worden de overige lagen en groepen opnieuw in het deelvenster Lagen weergegeven. Opmerking: Als u bezig bent in de isolatiemodus, kunt u niet naar de bewerkingsmodus voor maskers gaan, en vice versa. Op www.adobe.
ILLUSTRATOR CS3 186 Handboek Objecten selecteren via het deelvenster Lagen 1 Zoek in het deelvenster Lagen het object op dat u wilt selecteren. Soms moet u via het pijltje een laag of groep uitbreiden, of moet u in het deelvenster omhoog of omlaag schuiven om het object te vinden. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u afzonderlijke objecten wilt selecteren, klikt u in de selectiekolom van het object (tussen de doelknop en de schuifbalk).
ILLUSTRATOR CS3 187 Handboek Objecten selecteren met het gereedschap Toverstaf Met het gereedschap Toverstaf kunt u alle objecten in een document met dezelfde of vergelijkbare vullingkenmerken (zoals kleur en patroon) selecteren. U kunt het gereedschap Toverstaf aanpassen om objecten te selecteren op basis van streekdikte, streekkleur, dekking of overvloeimodus. U kunt de tolerantie wijzigen die door de toverstaf wordt gebruikt om vergelijkbare objecten te identificeren.
ILLUSTRATOR CS3 188 Handboek Opmerking: De voorkeur Alleen objectselectie op pad is niet van toepassing wanneer u objecten zonder vulling selecteert of wanneer u illustraties als omtrekken weergeeft. In deze gevallen kunt u een object niet selecteren door in het pad van het object te klikken. (Zie “Illustraties weergeven als omtrekken” op pagina 43.) Als Alleen objectselectie op pad is uitgeschakeld, wordt een object geselecteerd en verplaatst wanneer u in het object klikt en sleept.
ILLUSTRATOR CS3 189 Handboek 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Dubbelklik als u elementen wilt selecteren die dieper in de groepsstructuur liggen. Dubbelklikken is een handige manier om objecten (en dus geen vlakken of randen) binnen een groep van Actieve verf te selecteren. • Klik om een object binnen de geselecteerde groep te selecteren. • Teken om een object aan de geselecteerde groep toe te voegen. 4 Dubbelklik buiten de groep om de selectie van de groep op te heffen.
ILLUSTRATOR CS3 190 Handboek 2 Verplaats het gereedschap over de groep van Actieve verf totdat het vlak of de rand die u wilt selecteren, wordt gemarkeerd. (Wanneer het gereedschap Selectie van Actieve verf zich op een rand bevindt, verandert het gereedschap in .) 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Klik om het gemarkeerde vlak of de rand te selecteren. • Sleep een selectiekader rond meerdere vlakken of randen.
ILLUSTRATOR CS3 191 Handboek • Als u alle objecten met dezelfde kenmerken wilt selecteren, selecteert u één object met het gewenste kenmerk. Kies Selecteren > Zelfde en kies een kenmerk uit de lijst (Overvloeimodus, Vulling en streek, Vulkleur, Dekking, Streekkleur, Streekdikte, Stijl, Symboolexemplaar of Blokreeksen koppelen). U kunt ook het gereedschap Toverstaf gebruiken om alle objecten met dezelfde kleur, streekdikte, streekkleur, dekking of overvloeimodus te selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 192 Handboek Het uitbreiden van een object doet u doorgaans wanneer u de weergavekenmerken of andere eigenschappen van bepaalde samenstellende elementen wilt wijzigen. Verder kan het uitbreiden van objecten handig zijn als u een eigen Illustratorobject (bijvoorbeeld een netobject) wilt gebruiken in een andere toepassing, waarin het object niet wordt herkend.
ILLUSTRATOR CS3 193 Handboek Houd tijdens het slepen of tekenen Shift ingedrukt om de rotatie tot de dichtstbijgelegen hoek van 45˚ te beperken. Zie ook “Het raster gebruiken” op pagina 46 “Objecten roteren” op pagina 196 “Overzicht van het deelvenster Transformeren” op pagina 209 Een object verplaatsen of dupliceren door te plakken 1 Selecteer een of meer objecten. 2 Kies Bewerken > Knippen om de selectie te verplaatsen of Bewerken > Kopiëren om de selectie te dupliceren.
ILLUSTRATOR CS3 194 Handboek Als een object is geselecteerd, kunt u ook het dialoogvenster Verplaatsen openen door te dubbelklikken op het gereedschap Selecteren, Direct selecteren of Groep selecteren. 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u het object naar links of rechts wilt verplaatsen, voert u in het tekstvak Horizontaal een negatieve waarde (naar links) of een positieve waarde (naar rechts) in.
ILLUSTRATOR CS3 195 Handboek Als u meerdere objecten plakt, komen alle geplakte objecten voor of achter de selecteerde illustratie terecht. De relatieve verfvolgorde tussen de afzonderlijke geplakte objecten blijft echter gelijk. Objecten tussen lagen plakken De instelling van de optie Lagen behouden bij plakken bepaalt waar illustraties in de laaghiërarchie worden geplakt.
ILLUSTRATOR CS3 196 Handboek Uitlijning en verdeling worden standaard berekend op basis van de paden van de objecten. Als u echter werkt met objecten met verschillende streekdikten, kunt u in plaats daarvan de rand van de streek gebruiken voor het berekenen van de uitlijning en de verdeling. Selecteer hiervoor Grenzen van voorvertoning gebruiken in het menu van het deelvenster Uitlijnen. Objecten verdelen met specifieke afstanden U kunt objecten zo verdelen dat de paden een nauwkeurige afstand hebben.
ILLUSTRATOR CS3 197 Handboek Een object roteren met het gereedschap Roteren 1 Selecteer een of meer objecten. 2 Selecteer het gereedschap Roteren . 3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een object wilt roteren rond het middelpunt, sleept u in een draaiende beweging op een willekeurige plaats in het documentvenster. • Als u het object rond een ander referentiepunt wilt roteren, klik dan eenmaal ergens in het documentvenster voor een andere plaats van het referentiepunt.
ILLUSTRATOR CS3 198 Handboek 4 Klik op OK of klik op Kopiëren als u een kopie van elk object wilt roteren. De x- en de y-as van een document roteren Standaard liggen de x-as en de y-as parallel aan de horizontale en verticale zijden van het documentvenster. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS). 2 Geef een hoek op in het tekstvak Beperkingshoek. Als u een positieve hoek opgeeft, worden de assen linksom geroteerd.
ILLUSTRATOR CS3 199 Handboek 4 Plaats de aanwijzer op een ander punt om de onzichtbare as te definiëren en kies een van de volgende mogelijkheden: • Klik om het tweede punt van de onzichtbare as in te stellen. Als u hebt geklikt, wordt het geselecteerde object over de ingestelde as gespiegeld. Klik om het eerste punt van de as in te stellen (links). Klik nogmaals om het andere punt van de as in te stellen en het object te spiegelen langs deze as (rechts).
ILLUSTRATOR CS3 200 Handboek Lagen gebruiken Lagen Wanneer u complexe illustraties maakt, kan het een probleem zijn om alle items in het documentvenster in het oog te houden. Kleine items raken verborgen onder grotere, en het wordt moeilijk om illustraties te selecteren. Lagen bieden een manier om alle items te beheren waaruit de illustraties bestaan. U kunt lagen beschouwen als doorzichtige mappen die illustraties bevatten.
ILLUSTRATOR CS3 201 Handboek Doel Geeft aan of deze items als doel zijn aangewezen. Dat wil zeggen dat er effecten op worden toegepast en dat deze items worden aangepast als kenmerken in het deelvenster Vorm worden bewerkt. Het pictogram met de dubbele ring ( geeft aan dat het item als doel is aangewezen. Een enkele ring geeft aan dat het item niet als doel is aangewezen. of ) Selectie Geeft aan of items zijn geselecteerd. Als een item is geselecteerd, verschijnt er een gekleurd vakje.
ILLUSTRATOR CS3 202 Handboek • Kies Nieuwe laag of Nieuwe sublaag in het menu van het deelvenster Lagen. 2 Geef de volgende opties op: Naam Hier geeft u de itemnaam op die moet worden weergegeven in het deelvenster Lagen. Kleur Hier geeft u de kleurinstelling van de laag op. U kunt een kleur uit het menu kiezen of dubbelklikken op het kleurstaal om een kleur te selecteren. Sjabloon Hiermee maakt u van de laag een sjabloonlaag. Vergrendelen Hiermee voorkomt u dat het item kan worden gewijzigd.
ILLUSTRATOR CS3 203 Handboek dat zich in Laag 1 een cirkel (onderste object), een vierkant en een driehoek (bovenste object) bevinden. Met deze opdracht worden dan drie lagen gemaakt: een met een cirkel, vierkant en rechthoek, een met een cirkel en een vierkant en een met alleen een cirkel. Dit is handig bij het maken van oplopende animatiereeksen. Met de opdracht Verdelen over lagen (bouwen) worden nieuwe lagen gemaakt.
ILLUSTRATOR CS3 204 Handboek knoppen voor bewerken om meerdere items te vergrendelen. Of selecteer de objecten die u wilt vergrendelen en kies Object > Vergrendelen > Selectie. • Als u objecten of lagen wilt ontgrendelen, klikt u voor de desbetreffende objecten of lagen op het vergrendelingspictogram in het deelvenster Lagen.
ILLUSTRATOR CS3 205 Handboek Objecten verwijderen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer de objecten en druk op Backspace (Windows) of op Delete. • Selecteer de objecten en kies vervolgens Bewerken > Wissen of Bewerken > Knippen. • Selecteer in het deelvenster Lagen de items die u wilt verwijderen en klik op het pictogram Selectie verwijderen .
ILLUSTRATOR CS3 206 Handboek paden selecteren die zich in verschillende lagen bevinden. Kies vervolgens Volgorde omkeren in het menu van het deelvenster Lagen. Opmerking: U kunt in het deelvenster Lagen geen pad, groep of gemeenschappelijk element naar de bovenste positie verplaatsen. Alleen lagen kunnen zich helemaal boven in de laaghiërarchie bevinden.
ILLUSTRATOR CS3 207 Handboek U kunt uw kopieervoorkeuren opgeven via Bewerken > Voorkeuren > Bestandsbeheer en Klembord (Windows) of via Illustrator > Voorkeuren > Bestandsbeheer en Klembord (Mac OS). Selecteer PDF, AICB of beide. Als u AICB selecteert, selecteert u Paden behouden om transparantie-effecten uit de gekopieerde illustraties te verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 208 Handboek Objecten verschuiven met behulp van het effect Pad verschuiven 1 Selecteer een of meer objecten. 2 Kies Effect > Pad > Pad verschuiven. 3 Geef de gewenste afstand, het type lijnverbinding en de afknotlimiet op. 4 Klik op OK.
209 Hoofdstuk 8: Objecten omvormen In Adobe Illustrator kunt u de grootte of de vorm van een object eenvoudig wijzigen met gereedschappen en opdrachten of door het toepassen van filters, effecten en maskers. U kunt ook gemakkelijk 3D-objecten maken. Objecten transformeren Transformeren Transformeren omvat het verplaatsen, roteren, spiegelen, schalen en schuintrekken van objecten.
ILLUSTRATOR CS3 210 Handboek A B C Deelvenster Transformeren A. Indicator voor het referentiepunt B. Deelvenstermenu C. Pictogram voor het beperken van de verhoudingen De patronen van een object transformeren Wanneer u een object dat is gevuld met een patroon verplaatst, roteert, spiegelt, schaalt of schuintrekt, kunt u alleen het object, alleen het patroon of zowel het object als het patroon transformeren.
ILLUSTRATOR CS3 211 Handboek Objecten schalen, schuintrekken en vervormen Objecten schalen Wanneer u een object schaalt, vergroot of verkleint u het object horizontaal (langs de x-as), verticaal (langs de y-as) of in beide richtingen. Objecten worden geschaald ten opzichte van een referentiepunt, dat afhankelijk is van de gekozen schaalmethode. U kunt het standaardreferentiepunt voor de meeste schaalmethoden aanpassen en de verhoudingen van een object vergrendelen.
ILLUSTRATOR CS3 212 Handboek 4 Voer een van de volgende handelingen uit om het schalen te besturen: • Als u de verhoudingen van het object wilt behouden, houdt u Shift ingedrukt tijdens het slepen. • Als u ten opzichte van het middelpunt van het object wilt schalen, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt tijdens het slepen. Objecten schalen tot een bepaalde breedte en hoogte 1 Selecteer een of meer objecten.
ILLUSTRATOR CS3 213 Handboek Objecten schuintrekken Wanneer u een object schuintrekt, laat u het object hellen of schuin aflopen langs de horizontale of verticale as, of met een opgegeven hoek ten opzichte van een opgegeven as. Objecten worden schuingetrokken ten opzichte van een referentiepunt, dat afhankelijk is van de gekozen methode voor het schuintrekken en dat bij de meeste methoden kan worden gewijzigd.
ILLUSTRATOR CS3 214 Handboek 5 Als de objecten een vulpatroon bevatten, selecteert u Patronen om het patroon te verplaatsen. Schakel Objecten uit als u wel het patroon en niet de objecten wilt verplaatsen. 6 Klik op OK of klik op Kopiëren als u een kopie van de objecten wilt schuintrekken. Objecten schuintrekken met het gereedschap Vrije transformatie 1 Selecteer een of meer objecten. 2 Selecteer het gereedschap Vrije transformatie .
ILLUSTRATOR CS3 215 Handboek Vervorming met perspectief Objecten vervormen met een uitvloeiingsgereedschap U kunt uitvloeiingsgereedschappen niet gebruiken op gekoppelde bestanden of objecten die tekst, grafieken of symbolen bevatten. 1 Selecteer een uitvloeiingsgereedschap en klik op of sleep over de objecten die u wilt vervormen. 2 (Optioneel) Als u het vervormen wilt beperken tot specifieke objecten, selecteert u de objecten voordat u het gereedschap gebruikt.
ILLUSTRATOR CS3 216 Handboek Netrasteromhulsel Omhulsel gemaakt van een ander object In het deelvenster Lagen worden omhulsels weergegeven als . Nadat u een omhulsel hebt toegepast, kunt u doorgaan met het bewerken van de originele objecten. U kunt een omhulsel bovendien op elk gewenst moment bewerken, verwijderen of uitbreiden. U kunt de vorm van een omhulsel of het object in het omhulsel bewerken, maar niet beide tegelijk. Objecten vervormen met een omhulsel 1 Selecteer een of meer objecten.
ILLUSTRATOR CS3 217 Handboek De inhoud van een omhulsel bewerken 1 Selecteer het omhulsel en voer een van de volgende handelingen uit: • Klik op de knop Inhoud bewerken in het deelvenster Beheer. • Kies Object > Omhulsel vervormen > Inhoud bewerken. Opmerking: Wanneer uw omhulsel uit gegroepeerde paden bestaat, klikt u op het driehoekje links van de vermelding in het deelvenster Lagen om het pad dat u wilt bewerken, weer te geven en te selecteren. 2 Voer de gewenste bewerkingen uit.
ILLUSTRATOR CS3 218 Handboek Vorm vervormen Met deze optie vervormt u weergavekenmerken (zoals toegepaste effecten of afbeeldingsstijlen) samen met de vorm van een object. Lineaire verlopen vervormen Met deze optie vervormt u lineaire verlopen langs de vorm van een object. Patroonvullingen vervormen Hiermee vervormt u patronen samen met de vorm van een object. Opmerking: Als u het omhulsel uitbreidt terwijl een vervormingsoptie is geselecteerd, wordt de desbetreffende eigenschap afzonderlijk uitgebreid.
ILLUSTRATOR CS3 219 Handboek A B C D Vormmodi A. Alle componenten in modus voor toevoegen B. Modus voor verwijderen toegepast op vierkanten C. Modus voor doorsnede toegepast op vierkanten D. Modus voor uitsluiten toegepast op vierkanten Met de onderste rij knoppen in het deelvenster, de zogenaamde Pathfinder-effecten, kunt u bij de eerste klik voltooide vormcombinaties maken. (Zie “Pathfinder-effecten toepassen” op pagina 219.
ILLUSTRATOR CS3 220 Handboek “Een object verplaatsen naar een andere laag” op pagina 202 “Items aanwijzen voor weergavekenmerken” op pagina 330 Een Pathfinder-effect toepassen met het menu Effecten 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Groepeer de objecten die u wilt gebruiken en selecteer de groep. • Plaats de objecten die u wilt gebruiken in een afzonderlijke laag en wijs de laag aan. 2 Kies Effect > Pathfinder en kies een Pathfinder-effect.
ILLUSTRATOR CS3 221 Handboek Samengestelde vormen Een samengestelde vorm is een bewerkbare illustratie die uit twee of meer objecten bestaat en waarbij aan elk object een vormmodus is toegewezen. Met samengestelde vormen kunt u eenvoudig complexe vormen maken omdat u de vormmodus, stapelvolgorde, vorm, locatie en weergave van elk ingesloten pad nauwkeurig kunt manipuleren. Samengestelde vormen fungeren als gegroepeerde objecten en worden als -items weergegeven in het deelvenster Lagen.
ILLUSTRATOR CS3 222 Handboek U hoeft nooit de modus te wijzigen van de achterste component aangezien die modus niet relevant is voor de samengestelde vorm. Voor maximale prestaties kunt u in plaats van heel veel afzonderlijke componenten te gebruiken, complexe samengestelde vormen maken door andere samengestelde vormen (met maximaal 10 componenten per stuk) in elkaar te nesten.
ILLUSTRATOR CS3 223 Handboek Een gat in een object maken met een samengesteld pad 1 Selecteer het object dat u als een gat wilt gebruiken en plaats het zo dat dit het object dat u wilt knippen, overlapt. Herhaal dit voor alle andere objecten die u als gaten wilt gebruiken. 2 Selecteer alle objecten die u wilt opnemen in het samengestelde pad. 3 Kies Object > Samengesteld pad > Maken.
ILLUSTRATOR CS3 224 Handboek 3 Klik in het deelvenster Kenmerken op de knop Padrichting omdraaien uit of Padrichting omdraaien aan . De originele componenten van een samengesteld pad herstellen 1 Selecteer het samengestelde pad met het gereedschap Selecteren of in het deelvenster Lagen. 2 Kies Object > Samengesteld pad > Geen.
ILLUSTRATOR CS3 225 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u langs een gebogen pad wilt knippen, sleept u de aanwijzer over het object. • Als u langs een recht pad wilt knippen, houdt u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt terwijl u met het gereedschap Mes op het tekengebied klikt. U kunt dan slepen. Zie ook “Galerie met gereedschappen voor segmenteren en knippen” op pagina 31 Een object splitsen in een raster 1 Selecteer het object.
ILLUSTRATOR CS3 226 Handboek Op het maken van knipmaskers zijn de volgende richtlijnen van toepassing: • De objecten die u maskeert, worden verplaatst naar de groep van het knipmasker in het deelvenster Lagen als de objecten daar nog niet in staan. • Alleen vectorobjecten kunnen knipmaskers zijn. Elke illustratie kan echter worden gemaskeerd. • Als u een laag of groep gebruikt om een knipmasker te maken, maskeert het eerste object in de laag of groep alles wat een subset vormt van de laag of groep.
ILLUSTRATOR CS3 227 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Verplaats het knippad door het referentiepunt in het midden van het object te slepen met het gereedschap Direct selecteren. • Vorm het knippad om met gebruik van het gereedschap Direct selecteren. • Pas een vulling en streek toe op een knippad. Als u alle knippaden in een document wilt selecteren, deselecteert u alle illustraties. Kies Selecteren > Object > Knipmaskers.
ILLUSTRATOR CS3 228 Handboek Voorbeeld van het gebruik van een overvloeiing om vormen gelijkmatig te verspreiden tussen twee objecten Voorbeeld van het gebruik van een overvloeiing om kleuren vloeiend te verspreiden tussen twee objecten Neem de volgende regels in acht bij het maken van overvloeiobjecten en de bijbehorende kleuren: • Overvloeiingen tussen netobjecten zijn niet mogelijk.
ILLUSTRATOR CS3 229 Handboek • Als u overvloeiing naar een specifiek ankerpunt op een object wilt toepassen, klikt u met het gereedschap Overvloeien op het ankerpunt. Zodra de aanwijzer zich boven een ankerpunt bevindt, verandert de aanwijzer van een wit vierkantje in een transparant vierkantje met een zwarte stip in het midden. • Als u open paden wilt laten overvloeien, selecteert u een eindpunt op elk pad.
ILLUSTRATOR CS3 230 Handboek De as van een overvloeiobject wijzigen De as is het pad waarlangs de stappen in een overvloeiobject worden uitgelijnd. Standaard vormt de as een rechte lijn. • Als u de vorm van de as wilt bijstellen, sleept u de ankerpunten en padsegmenten op de as met het gereedschap Direct selecteren. • Als u de as wilt vervangen door een ander pad, tekent u een object dat u als de nieuwe as wilt gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 231 Handboek Objecten omvormen met effecten Objecten omvormen met effecten Met effecten kunt u objecten op handige wijze omvormen zonder de onderliggende geometrie ervan permanent te wijzigen. Effecten zijn actief. Dat betekent dat u het effect op elk moment kunt wijzigen of verwijderen. Met de volgende effecten kunt u objecten omvormen: Converteren naar vorm Hiermee zet u de vorm van vectorobjecten om in een rechthoek, afgeronde rechthoek of ovaal.
ILLUSTRATOR CS3 232 Handboek 2 Kies Effect > Stileren > Afgeronde hoeken. (Deze opdracht vindt u in het eerste submenu Stileren.) 3 Als u de kromming van de afgeronde kromme wilt definiëren, geeft u een waarde op in het vak Straal en klikt u op OK. U verkrijgt dezelfde resultaten met het filter Afgeronde hoeken (Filter > Stileer > Afgeronde hoeken). Een filter kunt u echter niet meer wijzigen nadat u het hebt toegepast, terwijl u een effect op elk moment kunt wijzigen of verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 233 Handboek 3 Klik op Meer opties als u de volledige lijst met opties wilt weergeven, of op Minder opties als u de extra opties wilt verbergen. 4 Selecteer Voorvertoning om een voorvertoning van het effect in het documentvenster weer te geven. 5 Geef opties op: Positie Hiermee bepaalt u hoe het object wordt geroteerd en het perspectief waarin u het wilt bekijken. (Zie “Opties instellen voor 3D-rotatieposities” op pagina 234.
ILLUSTRATOR CS3 234 Handboek 4 Klik op Meer opties als u de volledige lijst met opties wilt weergeven, of op Minder opties als u de extra opties wilt verbergen. Positie Hiermee bepaalt u hoe het object wordt geroteerd en het perspectief waarin u het wilt bekijken. (Zie “Opties instellen voor 3D-rotatieposities” op pagina 234.) Draaien Hiermee bepaalt u hoe het pad rond het object wordt getrokken om het in drie dimensies te draaien. (Zie “Opties voor Draaien” op pagina 235.
ILLUSTRATOR CS3 235 Handboek Schuine kant Hiermee past u het gekozen type schuine kant toe langs de diepteas (z-as) van het object. Hoogte Hiermee stelt u de hoogte in op een waarde tussen 1 en 100. Wanneer hoogten van schuine kanten te groot zijn voor een object is het mogelijk dat het object zichzelf doorsnijdt, hetgeen onverwachte resultaten kan opleveren. Schuine kant buiten Hiermee wordt de schuine kant aan de originele vorm toegevoegd.
ILLUSTRATOR CS3 236 Handboek Grootte van hooglicht Hiermee regelt u de grootte van het hooglicht van groot (100%) tot klein (0%). Overvloeistappen Hiermee bepaalt u hoe vloeiend het lichteffect wordt weergegeven over de oppervlakken van het object. Voer een waarde in tussen 1 en 256. Hogere waarden produceren vloeiendere lichteffecten en meer paden dan lagere waarden. Verborgen vlakken weergeven Hiermee geeft u de verborgen achtervlakken van het object weer.
ILLUSTRATOR CS3 237 Handboek • Steunkleuren behouden Hiermee kunt u steunkleuren in het object behouden. U kunt steunkleuren niet behouden als u voor de optie Schaduwkleur de instelling Eigen kiest. A B C D Lichtbol A. Geselecteerd licht op de voorgrond B. Knop om geselecteerd licht naar de achtergrond of de voorgrond te verplaatsen C. Knop Nieuw licht D. Knop Licht verwijderen Een pad voor een aangepaste schuine kant toevoegen 1 Open het bestand Schuine kanten.
ILLUSTRATOR CS3 238 Handboek Illustraties toewijzen aan een 3D-object Ieder 3D-object bestaat uit meerdere vlakken. Zo wordt een vierkant met diepte een kubus die bestaat uit zes vlakken: de voor- en achterkant en de vier zijkanten. U kunt een 2D-illustratie toewijzen aan elk vlak van een 3D-object. U kunt bijvoorbeeld een label of tekst toewijzen aan een flesvormig object of voor elke zijde van een object een andere structuur gebruiken.
ILLUSTRATOR CS3 239 Handboek 6 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u het symbool wilt verplaatsen, plaatst u de aanwijzer in het omsluitende kader en sleept u. Als u dit wilt schalen, sleept u een zijgreep of een hoekgreep. Als u het symbool wilt roteren, sleept u buiten en nabij een handgreep van het omsluitende kader. • Als u de toegewezen illustratie wilt aanpassen aan de grenzen van het geselecteerde oppervlak, klikt u op Passend maken.
240 Hoofdstuk 9: Importeren, exporteren en opslaan U hoeft in Illustrator niet van voren af aan geheel nieuwe illustraties te maken. U kunt namelijk vector- en bitmapafbeeldingen importeren uit bestanden die zijn gemaakt in andere programma's. Illustrator herkent alle gebruikelijke grafische bestandsindelingen.
ILLUSTRATOR CS3 241 Handboek 4 Klik op Plaatsen. 5 Voer, indien van toepassing, een van de volgende handelingen uit: • Als u een PDF-bestand met meerdere pagina's plaatst, kunt u kiezen welke pagina u wilt plaatsen en hoe de illustratie wordt uitgesneden. • Als u een Photoshop-bestand insluit, kunt u kiezen hoe de lagen worden geconverteerd. Als het bestand laagcomposities bevat, kunt u ook kiezen welke versie van de afbeelding wordt geïmporteerd. Ga naar www.adobe.
ILLUSTRATOR CS3 242 Handboek Ingesloten Wanneer u de inhoud van een gekoppeld bestand insluit, worden de beheerbewerkingen voor die koppeling opgeschort. Werken met het deelvenster Koppelingen • Kies Venster > Koppelingen om het deelvenster weer te geven. De naam van elk gekoppeld en ingesloten bestand staat in dit deelvenster.
ILLUSTRATOR CS3 243 Handboek Eén ontbrekende koppeling herstellen of de koppeling vervangen door een ander bronbestand U kunt een ontbrekende koppeling bronbestand. herstellen of vervangen of elk ander gekoppelde bestand vervangen door een ander 1 Selecteer de gekoppelde illustratie op de pagina of selecteer de naam van een koppeling in het deelvenster Koppelingen.
ILLUSTRATOR CS3 244 Handboek Een ingesloten bestand vrijmaken of opnieuw koppelen 1 Selecteer een of meer ingesloten bestanden in het deelvenster Koppelingen. 2 Klik op de knop Opnieuw koppelen of selecteer Opnieuw koppelen in het menu van het deelvenster Koppelingen. Zoek en selecteer het oorspronkelijke bestand en klik op Plaatsen.
ILLUSTRATOR CS3 245 Handboek Zie ook “Vectorafbeeldingen” op pagina 51 Richtlijnen voor de resolutie van afbeeldingen voor de definitieve uitvoer Bitmapafbeeldingen bevatten een vast aantal pixels. Gewoonlijk wordt dit gemeten in pixels per inch (ppi). Een afbeelding met een hoge resolutie bevat meer en daarom kleinere pixels dan een afbeelding van dezelfde afmetingen met een lage resolutie.
ILLUSTRATOR CS3 246 Handboek Opmerking: Als u kleurbeheer toepast op illustraties in een document, maken ingesloten PDF-afbeeldingen deel uit van het document. Het kleurbeheer voor dergelijke afbeeldingen vindt dan ook pas plaats wanneer het document naar een afdrukapparaat wordt gestuurd. Op gekoppelde PDF-afbeeldingen wordt echter geen kleurbeheer toegepast, ook niet als kleurbeheer voor de rest van het document wel is ingeschakeld.
ILLUSTRATOR CS3 247 Handboek EPS-, DCS- en AutoCAD-bestanden importeren EPS-bestanden importeren Encapsulated PostScript (EPS) is een populaire bestandsindeling voor het overdragen van vectorillustraties tussen toepassingen. U kunt illustraties van EPS-bestanden naar Illustrator halen met behulp van de opdracht Openen, de opdracht Plaatsen, de opdracht Plakken en de functie slepen en neerzetten.
ILLUSTRATOR CS3 248 Handboek DCS-bestanden importeren Desktop Color Separation (DCS) is een versie van de standaard-EPS-indeling. De indeling DCS 1.0 ondersteunt alleen CMYK-afbeeldingen, terwijl de indeling DCS 2.0 CMYK-bestanden met meerdere kanalen en ook meerdere steuninkten ondersteunt. (Deze steuninkten worden als steunkleuren weergegeven in het deelvenster Stalen van Illustrator.) Illustrator herkent uitknippaden in DCS 1.0 en DCS 2.0 Photoshop-bestanden.
ILLUSTRATOR CS3 249 Handboek Als u een koppeling bijwerkt Geeft aan hoe instellingen voor de zichtbaarheid van lagen worden verwerkt bij het bijwerken van een gekoppeld Photoshop-bestand dat laagcomposities bevat. • Overschrijvingen voor zichtbaarheid van laag behouden De gekoppelde afbeelding wordt bijgewerkt volgens de status van de zichtbaarheid van de laag in de laagcompositie op het moment dat u het bestand hebt geplaatst.
ILLUSTRATOR CS3 250 Handboek Als u alle paden (maar geen pixels) uit een Photoshop-document wilt importeren, kies dan Bestand > Exporteren > Paden naar Illustrator (in Photoshop). Open vervolgens het resulterende bestand in Illustrator. Illustraties opslaan Illustraties opslaan en exporteren Als u illustraties opslaat of exporteert, schrijft Illustrator de gegevens van de illustratie naar een bestand. De structuur van de gegevens hangt af van de bestandsindeling die u selecteert.
ILLUSTRATOR CS3 251 Handboek PDF-compatibel bestand maken Hiermee wordt een PDF-weergave van het document opgeslagen in het Illustratorbestand. Selecteer deze optie als het Illustrator-bestand compatibel moet zijn met andere toepassingen van Adobe. Inclusief gekoppelde bestanden Hiermee worden bestanden ingesloten die zijn gekoppeld aan de illustratie. Compressie gebruiken Hiermee worden PDF-gegevens in het Illustrator-bestand gecomprimeerd.
ILLUSTRATOR CS3 252 Handboek Transparantieopties Hiermee bepaalt u wat er gebeurt met transparante objecten en overdrukken. De beschikbare opties zijn afhankelijk van de indelingsversie die u boven in het dialoogvenster selecteert. Als u een CS-indeling kiest, geeft u op hoe overlappende kleuren waarvoor overdrukken is ingesteld worden opgeslagen en selecteert u een voorinstelling (of een set met opties) voor het afvlakken van transparantie. Klik op Eigen als u de afvlakinstellingen wilt aanpassen.
ILLUSTRATOR CS3 253 Handboek 2 Kies Bestand > Opslaan als of Bestand > Kopie opslaan. 3 Typ een bestandsnaam en kies een locatie voor het bestand. Opmerking: Klik in het dialoogvenster Opslaan als of Kopie opslaan op de knop Adobe-dialoogvenster gebruiken om Version Cue-opties weer te geven. 4 Kies SVG (*.SVG) of gecomprimeerde SVG (*.SVGZ) als bestandsindeling en klik op Opslaan.
ILLUSTRATOR CS3 254 Handboek transformaties wordt gebruikt, bijvoorbeeld transformaties waarbij gebruik wordt gemaakt van Extensible Stylesheet Language Transformation (XSLT). De methode Stijlkenmerken (verwijzingen naar entiteit) resulteert in snellere weergavetijden en kleinere SVG-bestanden. De methode Stijlelementen wordt gebruikt bij het delen van bestanden met HTML-documenten.
ILLUSTRATOR CS3 255 Handboek Zie ook “Een afbeelding voor het web optimaliseren” op pagina 364 Illustraties exporteren Een illustratie exporteren 1 Kies Bestand > Exporteren. 2 Selecteer een locatie voor het bestand en geef een bestandsnaam op. Opmerking: U geeft de opties van Version Cue in het dialoogvenster Exporteren weer door te klikken op de knop Adobedialoogvenster gebruiken. 3 Selecteer een indeling in het pop-upmenu Opslaan als (Windows) of Indeling (Mac OS). 4 Klik op Opslaan. Ga naar www.adobe.
ILLUSTRATOR CS3 256 Handboek Flash (SWF) Een vectorindeling voor interactieve, geanimeerde webafbeeldingen. U kunt illustraties exporteren naar de Flash-indeling (SWF) voor gebruik in webontwerpen. U kunt de illustraties dan bekijken in elke browser die beschikt over de insteekmodule Flash Player. Zie “Exportopties voor Flash” op pagina 257 voor meer informatie.
ILLUSTRATOR CS3 257 Handboek Weergave behouden Selecteer deze optie als u de weergave moet behouden en als u het geëxporteerde bestand niet meer hoeft te bewerken. Als u deze optie kiest, kan dat betekenen dat u de bewerkbaarheid in belangrijke mate verliest. De tekst kan bijvoorbeeld als omtrekken worden weergegeven. Effecten en filters worden gerasterd. U kunt kiezen tussen deze optie en Maximale bewerkbaarheid, maar u kunt deze opties niet tegelijkertijd selecteren.
ILLUSTRATOR CS3 258 Handboek Versie Hiermee geeft u de versie van de Flash-speler weer die gebruikt wordt voor het bladeren in geïmporteerde bestanden. De optie Bestand comprimeren is niet beschikbaar in Flash-versie 5 en ouder. Dynamische tekst en Invoertekst zijn niet beschikbaar in versie 3 en ouder. Knippen tot grootte tekengebied Hiermee exporteert u de volledige Illustrator-documentpagina (en alle illustraties binnen het paginakader) naar het SWF-bestand.
ILLUSTRATOR CS3 259 Handboek Framesnelheid Hiermee geeft u de snelheid op waarmee de animatie in een Flash-speler wordt afgespeeld. (Deze optie is alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.) Lus Hiermee wordt de animatie in een Flash-speler continu afgespeeld, in plaats van één keer spelen en dan stoppen. (Deze optie is alleen beschikbaar voor AI-lagen naar SWF-frames.) Overvloeiingen animeren Hiermee geeft u op of overvloeiobjecten worden geanimeerd.
ILLUSTRATOR CS3 260 Handboek Zie ook “Kleuren in digitale afbeeldingen” op pagina 91 “Een afbeelding voor het web optimaliseren” op pagina 364 “Kleurprofielen” op pagina 133 Exportopties voor Photoshop Wanneer u illustraties exporteert in de Photoshop-indeling, kunt u de volgende opties instellen: Kleurmodel Hiermee bepaalt u het kleurmodel van het geëxporteerde bestand.
ILLUSTRATOR CS3 261 Handboek Opmerking: Sommige toepassingen openen PNG-bestanden met 72 ppi, onafhankelijk van de resolutie die u opgeeft. In dergelijke toepassingen worden de afmetingen van de afbeelding gewijzigd. (Een illustratie die bijvoorbeeld met 150 ppi is opgeslagen, wordt meer dan twee keer zo groot als een illustratie die met 72 ppi is opgeslagen.) Wijzig daarom de resolutie alleen als u weet dat de doeltoepassing andere resoluties dan 72 ppi ondersteunt.
ILLUSTRATOR CS3 262 Handboek Adobe PDF is uiterst effectief in werkstromen voor publicatie van drukwerk. Door een samenstelling van uw illustraties op te slaan in Adobe PDF ontstaat een compact, betrouwbaar bestand dat eenvoudig kan worden weergegeven, bewerkt, geordend en gecontroleerd door uzelf of bijvoorbeeld uw afdrukservicebureau.
ILLUSTRATOR CS3 263 Handboek 2 Typ een bestandsnaam en kies een map voor het bestand. Opmerking: Klik in het dialoogvenster Opslaan als of Kopie opslaan op de knop Adobe-dialoogvenster gebruiken om Version Cue-opties weer te geven. 3 Kies Adobe PDF (*.PDF) als bestandsindeling en klik op Opslaan. 4 Kies een voorinstelling in het menu Adobe PDF-voorinstelling of selecteer een categorie in de lijst links in het dialoogvenster en pas de opties aan. 5 Klik op PDF opslaan.
ILLUSTRATOR CS3 264 Handboek Adobe PDF-voorinstellingen Een PDF voorinstelling is een groep instellingen die het maken van een PDF beïnvloeden. Deze instellingen zorgen ervoor dat de bestandsgrootte in verhouding is met de kwaliteit, afhankelijk van de manier waarop de PDF wordt gebruikt. De meeste vooraf gedefinieerde voorinstellingen gelden voor verschillende Adobe Creative Suite-componenten, zoals InDesign, Illustrator, Photoshop en Acrobat.
ILLUSTRATOR CS3 265 Handboek de PDF/X-standaard. In dit geval is de kwaliteit van de inhoud het belangrijkste. Het doel is om in een Adobe PDF-bestand alle gegevens te behouden die een drukker of afdrukservicebureau nodig heeft om het document correct af te drukken. Bij deze set opties wordt PDF 1.
ILLUSTRATOR CS3 266 Handboek Als u voorinstellingen wilt delen met een collega, selecteert u een of meer voorinstellingen en klikt u op Exporteren. De voorinstellingen worden opgeslagen in een afzonderlijk .joboptions-bestand dat u via e-mail of via een netwerk naar een collega kunt verzenden. Zie ook “Opties voor Adobe PDF instellen” op pagina 266 PDF-voorinstellingen laden Illustrator beschikt over extra PDF-voorinstellingen (.
ILLUSTRATOR CS3 267 Handboek PDF-compatibiliteitsniveaus Wanneer u PDF-bestanden maakt, moet u beslissen welke PDF-versie u wilt gebruiken. U kunt de PDF-versie veranderen door over te schakelen op een andere voorinstelling of door een compatibiliteitsoptie te kiezen wanneer u het bestand opslaat als PDF of een PDF-voorinstelling bewerkt. In het algemeen moet u de meest recente versie (in dit geval versie 1.7) gebruiken, tenzij er specifieke behoefte is aan achterwaartse compatibiliteit.
ILLUSTRATOR CS3 268 Handboek Optimaliseren voor snelle weergave op het web Hiermee optimaliseert u het PDF-bestand zodat het snel kan worden weergegeven in een webbrowser. PDF weergeven na opslaan Hiermee opent u het zojuist gemaakte PDF-bestand in de standaardtoepassing voor de weergave van PDF-bestanden. Acrobat-lagen maken van de bovenste lagen Bovenste lagen van Illustrator worden als Acrobat-lagen opgeslagen in het PDF-bestand.
ILLUSTRATOR CS3 269 Handboek optimale resultaten. Gebruik Automatisch (JPEG) voor de grootste compatibiliteit. Gebruik Automatisch (JPEG2000) voor de beste compressie. • ZIP-compressie Werkt goed bij afbeeldingen met grote gebieden in een enkele kleur of bij zichzelf herhalende patronen en voor zwart-witafbeeldingen met herhalende patronen. Bij ZIP-compressie kunnen er afhankelijk van de instelling Afbeeldingskwaliteit wel of geen gegevens verloren gaan.
ILLUSTRATOR CS3 270 Handboek Registratietekens Hiermee worden markeringen buiten het snijgebied geplaatst om de verschillende kleurscheidingen in een kleurendocument uit te lijnen. Verschuiven Hiermee bepaalt u de afstand van alle drukkersmarkeringen vanaf de rand van het tekengebied. De interne snijtekens bevinden zich op de grens van de ruimte die door de verschuiving wordt bepaald. Kleurenbalken Hiermee wordt een klein gekleurd vierkant toegevoegd voor elke steunkleur of proceskleur.
ILLUSTRATOR CS3 271 Handboek Markeren als overvuld De status van overvulling in het document. Voor compatibiliteit met PDF/X is de waarde Waar (geselecteerd) of Onwaar (niet geselecteerd) vereist. Een document dat niet aan deze eis voldoet, kan niet worden erkend als compatibel met PDF/X.
ILLUSTRATOR CS3 272 Handboek Beveiligingsopties Bij het maken van een PDF of het toepassen van wachtwoordbeveiliging op een PDF kunt u de volgende opties instellen. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de instelling van de optie Compatibiliteit. Voor PDF/X-standaarden of voorinstellingen zijn geen beveiligingsopties beschikbaar. Compatibiliteit Hiermee stelt u het type versleuteling in voor het openen van documenten die met een wachtwoord zijn beveiligd.
ILLUSTRATOR CS3 273 Handboek Toegang tot tekst door schermleesapparaten inschakelen voor visueel gehandicapten Mensen met een visuele handicap kunnen het document lezen met een schermlezer, maar het is niet mogelijk om de documentinhoud te kopiëren of uit te nemen. Deze optie is alleen beschikbaar bij hoge versleuteling (128-bits-RC4 of AES). Metagegevens in onbewerkte tekst inschakelen Hiermee kunnen gebruikers inhoud vanuit het PDF-bestand kopiëren en ophalen.
ILLUSTRATOR CS3 274 Handboek Overzicht van het deelvenster Documentinfo In het deelvenster Documentinfo worden niet alleen algemene informatie en objectkenmerken weergegeven, maar ook het aantal en de namen van grafische stijlen, eigen kleuren, patronen, verlopen, fonts en geplaatste illustraties. Kies Venster > Documentinfo om het deelvenster weer te geven.
275 Hoofdstuk 10: Tekst De tekstfuncties behoren tot de krachtigste functies van Adobe Illustrator. U kunt een enkele regel tekst toevoegen aan uw illustratie, kolommen en rijen met tekst maken, tekst in een vorm of langs een pad laten lopen, en met lettervormen werken als grafische objecten. Gekozen fonts en geselecteerde instellingen voor regelafstand, spatiëring en afstand voor en na alinea's zijn voorbeelden van beslissingen waarmee u de vormgeving van tekst in uw illustraties bepaalt.
ILLUSTRATOR CS3 276 Handboek “Werken met vlaktekst” op pagina 278 “Werken met tekst op een pad” op pagina 283 Tekst invoeren op een bepaald punt 1 Selecteer het gereedschap Tekst of Verticale tekst . De aanwijzer verandert in een -invoegcursor binnen een gestippeld vak. De kleine horizontale lijn bij de onderkant van de invoegcursor geeft de positie aan van de basislijn waarop de tekst wordt geplaatst.
ILLUSTRATOR CS3 277 Handboek 4 Wanneer u klaar bent met het invoeren van tekst, klikt u op het gereedschap Selecteren om het tekstobject te selecteren. U kunt ook Ctrl ingedrukt houden en op de tekst klikken (Windows) of Command ingedrukt houden en op de tekst klikken (Mac OS).
ILLUSTRATOR CS3 278 Handboek • Selecteer de optie Extra spaties als u wilt dat Illustrator reeksen opeenvolgende spaties in een bestand vervangt door tabs. Voer het aantal spaties in dat moet worden vervangen door een tab. Lege tekstobjecten uit een illustratie verwijderen Wanneer u ongebruikte tekstobjecten verwijdert, is een illustratie makkelijker af te drukken en is het bestand kleiner.
ILLUSTRATOR CS3 279 Handboek Zie ook “Tekst invoeren” op pagina 275 De marge rond een tekstvlak wijzigen Wanneer u met een vlaktekstobject werkt, kunt u de marge tussen de tekst het omsluitende kader instellen. Deze marge wordt de inzetafstand genoemd. 1 Selecteer een vlaktekstobject. 2 Kies Tekst > Opties voor vlaktekst. 3 Geef een waarde op bij Inzetafstand en klik op OK.
ILLUSTRATOR CS3 280 Handboek 4 Geef bij Min de minimale waarde voor de verschuiving van de basislijn op. Als u bij Eerste basislijn bijvoorbeeld Regelafstand selecteert en een minimumwaarde van 1 p opgeeft, wordt de waarde voor regelafstand alleen gebruikt als deze groter is dan 1 pica. Zie ook “De basislijn verschuiven” op pagina 298 “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 316 Tekstrijen en -kolommen maken 1 Selecteer een vlaktekstobject. 2 Kies Tekst > Opties voor vlaktekst.
ILLUSTRATOR CS3 281 Handboek Tekst verbinden tussen objecten Als u tekst wilt laten doorlopen van een object naar een volgend object, koppelt u de objecten. Gekoppelde tekstobjecten kunnen elke vorm hebben. De tekst moet echter in een vlak of langs een pad worden ingevoerd (en niet op een bepaald punt). Elk vlaktekstobject bevat een inpoort en een uitpoort. Deze poorten stellen u in staat objecten aan andere objecten te koppelen en een gekoppelde kopie van het tekstobject te maken.
ILLUSTRATOR CS3 282 Handboek Tekstomloop instellen voor een object U kunt vlaktekst rond elk type object laten lopen, waaronder tekstobjecten, geïmporteerde afbeeldingen en objecten die u tekent in Illustrator. Als het omloopobject een ingesloten bitmapafbeelding is, laat Illustrator de tekst om gedekte of gedeeltelijk gedekte pixels heen lopen en worden volledig transparante pixels genegeerd.
ILLUSTRATOR CS3 283 Handboek Tekstomloop om een object ongedaan maken 1 Selecteer het omloopobject. 2 Kies Object > Tekstomloop > Geen. Werken met tekst op een pad Tekst langs een pad verplaatsen of omdraaien 1 Selecteer het tekstobject. Er verschijnt een haakje aan het begin van de tekst, aan het einde van het pad, en midden tussen de begin- en eindhaakjes 2 Plaats de aanwijzer op het middelste haakje van de padtekst totdat er een pictogram van het middelste haakje weergegeven naast de aanwijzer.
ILLUSTRATOR CS3 284 Handboek Zie ook “Tekst invoeren” op pagina 275 “De basislijn verschuiven” op pagina 298 Padteksteffecten toepassen Met padteksteffecten kunt u de richting van tekens op een pad vervormen. 1 Selecteer het tekstobject. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Tekst > Tekst op een pad en kies een effect uit het submenu. • Kies Tekst > Tekst op een pad > Opties voor tekst op een pad. Selecteer vervolgens een optie in het menu Effect en klik op OK.
ILLUSTRATOR CS3 285 Handboek De tekenspatiëring om scherpe krommen wijzigen Wanneer tekens om een scherpe kromme of een scherpe hoek lopen, dan waaieren de tekens uit zodat het kan lijken dat er extra ruimte tussen de tekens is. U kunt de tekenspatiëring van tekens om krommen wijzigen met de optie Tussenruimte in het dialoogvenster Opties voor tekst op een pad. 1 Selecteer het tekstobject. 2 Kies Tekst > Tekst op een pad > Opties voor tekst op een pad. 3 Voer voor Tussenruimte een waarde in punten in.
ILLUSTRATOR CS3 286 Handboek De schaal van tekst wijzigen U kunt de proportie tussen de hoogte en breedte van tekst opgeven ten opzichte van de oorspronkelijke hoogte en breedte van de tekens. Niet-geschaalde tekens hebben een waarde van 100%. Sommige tekstfamilies beschikken over een zuiver verbreed lettertypet, dat is ontworpen met een grotere horizontale spreiding dan de onbewerkte tekststijl. Schalen leidt tot vervorming van tekst.
ILLUSTRATOR CS3 287 Handboek Het woordenboek voor de spellingcontrole bewerken 1 Kies Bewerken > Aangepast woordenboek bewerken. 2 Voer een van de volgende handelingen uit en klik op Gereed: • Als u een woord wilt toevoegen aan het woordenboek, typt u het woord in het tekstvak Item en klikt u op Toevoegen. • Als u een woord wilt verwijderen uit het woordenboek, selecteert u het woord in de lijst en klikt u op Verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 288 Handboek Hierdoor kan een Franse ontwerper een ontwerp voor een klant in Korea maken en het werk bij een partner in de Verenigde Staten afleveren zonder met de tekst te hoeven worstelen. Het enige dat de Amerikaanse ontwerper hoeft te doen, is de juiste taal inschakelen in het besturingssysteem, het font van de taal laden en het project voortzetten.
ILLUSTRATOR CS3 289 Handboek Lettertype-voorvertoning U kunt voorbeelden van een lettertype weergeven in de lettertype- en letterstijlmenu's in het deelvenster Teken en in andere gebieden in het programma waarin u lettertypen kunt kiezen.
ILLUSTRATOR CS3 290 Handboek 3 Selecteer een vervangend font in het onderste gedeelte van het dialoogvenster. U kunt de lijst met vervangende fonts als volgt aanpassen: • Kies een optie in het pop-upmenu Vervangen door font van. Kies Document om alleen de fonts weer te geven die in het document voorkomen of kies Systeem om alle fonts weer te geven die op de computer zijn geïnstalleerd. • Selecteer de fonts die u in de lijst wilt opnemen.
ILLUSTRATOR CS3 291 Handboek Tekens selecteren Als u tekens selecteert, kunt u de tekens bewerken, opmaken met het deelvenster Teken, vulling- en streekkenmerken toepassen en de transparantie van de tekens wijzigen. U kunt de wijzigingen toepassen op één teken, op een reeks tekens of op alle tekens in een tekstobject. Tekens die u hebt geselecteerd, worden in het documentvenster gemarkeerd. In het deelvenster Vorm verschijnt bovendien de aanduiding 'Tekens'.
ILLUSTRATOR CS3 292 Handboek 3 Typ de tekenreeks die u zoekt, en typ desgewenst de tekenreeks waardoor u deze wilt vervangen. U kunt allerlei speciale tekens kiezen uit de pop-upmenu's rechts van de opties van Zoeken en Vervangen door. 4 Als u de manier wilt aanpassen waarop de opgegeven tekenreeks wordt gezocht, selecteert u de gewenste opties hieronder.
ILLUSTRATOR CS3 293 Handboek A B C G D H E I F J K Deelvenster Teken A. Font B. Fontstijl C. Fontgrootte D. Fontspatiëring E. Horizontale schaal F. Verticale verplaatsing G. Regelafstand H. Tekstspatiëring I. Verticale schaal J. Tekenrotatie K. Taal A B D C E F A. Font B. Fontstijl C. Fontgrootte D. Links uitlijnen E. Centreren F. Rechts uitlijnen Standaard worden alleen de meest gebruikte opties weergegeven in het deelvenster Teken.
ILLUSTRATOR CS3 294 Handboek 2 Kies Kapitalen of Kleinkapitalen in het menu van het deelvenster Teken. Als u de grootte voor nagemaakte kleinkapitalen wilt opgeven, kiest u Bestand > Documentinstellingen en kiest u vervolgens Tekst in het pop-upmenu boven aan het dialoogvenster. Typ voor de kleinkapitalen een percentage van de oorspronkelijke fontgrootte. (De standaardwaarde is 70%.
ILLUSTRATOR CS3 295 Handboek Zie ook “Talen toewijzen aan tekst” op pagina 287 “Leestekens vervangen gebruiken” op pagina 297 Opties instellen voor anti-aliasing van tekstobjecten Wanneer u een illustratie opslaat in een bitmapindeling, zoals JPEG, GIF of PNG, worden alle objecten 72 pixels per inch gerasterd en wordt op alle objecten anti-aliasing toegepast. Als de illustratie tekst bevat, leiden de standaardinstellingen voor anti-aliasing echter mogelijk niet tot de gewenste resultaten.
ILLUSTRATOR CS3 296 Handboek Noemer Hiermee geeft u tekens weer als noemers van breuken (mits deze beschikbaar zijn in het huidige font). De grootte en de positie van superscript of subscript wijzigen. 1 Kies Bestand > Documentinstellingen en kies Tekst in het pop-upmenu boven aan het dialoogvenster.
ILLUSTRATOR CS3 297 Handboek Tabellarische uitlijning Hiermee gebruikt u cijfers met de volledige hoogte en dezelfde breedte (mits deze beschikbaar zijn voor het huidige font). Deze optie komt van pas als getallen op regels moeten worden uitgelijnd, zoals in tabellen. Proportionele uitlijning Hiermee gebruikt u cijfers met de volledige hoogte en verschillende breedten (mits deze beschikbaar zijn voor het huidige font). Deze optie is bedoeld voor tekst waarin alleen kapitalen worden gebruikt.
ILLUSTRATOR CS3 298 Handboek Opmerking: Als de optie Typografische aanhalingstekens is geselecteerd, worden rechte aanhalingstekens altijd omgezet in gekrulde aanhalingstekens, ongeacht de instellingen bij de opties Dubbele aanhalingstekens en Enkele aanhalingstekens in het dialoogvenster Documentinstellingen. Eén spatie na punt Hiermee verwijdert u meerdere spaties na een punt.
ILLUSTRATOR CS3 299 Handboek -6 -2 0 2 6 Verschillende waarden voor de verticale verplaatsing van tekst Teken- en tekstspatiëring Tekenspatiëring betekent het vergroten of verkleinen van de ruimte tussen specifieke letterparen. Tekstspatiëring is het vergroten of verkleinen van de ruimte tussen de tekens in geselecteerde tekst of in een volledig tekstblok. U kunt tekst automatisch spatiëren met metrische of optische tekenspatiëring.
ILLUSTRATOR CS3 300 Handboek Tekenspatiëring aanpassen ❖ Voer een van de volgende handelingen uit: • Om de in het font opgenomen informatie over tekenspatiëring te gebruiken voor de geselecteerde tekens, kiest u Automatisch of Metrisch voor Tekenspatiëring in het deelvenster Teken. • Als u de spatiëring tussen geselecteerde tekens automatisch wilt wijzigen op basis van de vorm van de tekens, kiest u Optisch voor de optie Tekenspatiëring in het deelvenster Teken.
ILLUSTRATOR CS3 301 Handboek eenvoudiger dan de glyphs één voor één invoeren, en zorgt voor een consistenter resultaat. U kunt het deelvenster echter alleen voor OpenType-fonts gebruiken. Overzicht van het deelvenster Glyphs U kunt het deelvenster Glyphs (Venster > Tekst > Glyphs) gebruiken om de glyphs van een font weer te geven en om bepaalde glyphs in uw document te plaatsen. Standaard bevat het deelvenster Glyphs alle glyphs voor het huidige geselecteerde font.
ILLUSTRATOR CS3 302 Handboek I J K A B C D E F G H Deelvenster OpenType A. Standaardligaturen B. Contextafhankelijke alternatieven C. Handmatige ligaturen D. Sierletter E. Stijlalternatieven F. Alternatieven voor titelformaat G. Rangtelwoorden H. Breuken I. Deelvenstermenu J. Figuurtype K. Tekenpositie Opmerking: Voor Aziatische OpenType-fonts zijn mogelijk extra functies beschikbaar.
ILLUSTRATOR CS3 303 Handboek • Klik op de knop Contextafhankelijke alternatieven om contextafhankelijke ligaturen in of uit te schakelen (mits deze beschikbaar zijn in het huidige font). Zie ook “OpenType-fonts” op pagina 288 “Overzicht van het deelvenster OpenType” op pagina 301 Sierletters, alternatieven voor titelformaat of stijlalternatieven gebruiken Veel OpenType-fonts bevatten gestileerde tekens waarmee u decoratieve elementen kunt toevoegen aan tekst. Sierletters zijn tekens met extra uithalen.
ILLUSTRATOR CS3 304 Handboek A B F C D G E Deelvenster Alinea (alle opties weergegeven) A. Uitlijning en uitvulling B. Links inspringen C. Eerste regel links inspringen D. Witruimte voor alinea E. Afbreken F. Rechts inspringen G. Witruimte na alinea A B C D E F A. Font B. Fontstijl C. Fontgrootte D. Links uitlijnen E. Centreren F. Rechts uitlijnen Standaard worden alleen de meest gebruikte opties weergegeven in het deelvenster Alinea.
ILLUSTRATOR CS3 305 Handboek 3 Voer waarden in voor Woordspatiëring, Letterspatiëring en Ruimte tussen glyphs. Het bereik van aanvaardbare spatiëring dat u met de waarden van Minimum en Maximum definieert, geldt alleen voor uitgevulde alinea's. Met Gewenst geeft u de gewenste spatiëring voor uitgevulde en niet-uitgevulde alinea's op: Woordspatiëring De ruimte tussen woorden die het resultaat is van het indrukken van de spatiebalk. Voor Woordspatiëring kunt u waarden opgeven van 0% tot 1000%.
ILLUSTRATOR CS3 306 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit met de inspringingsmarkeringen in het deelvenster Tabs: • Sleep de bovenste markering om de eerste tekstregel te laten inspringen. Sleep de onderste markering om alle tekstregels behalve de eerste regel te laten inspringen. Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleep de onderste markering om beide markeringen te verplaatsen en de gehele alinea te laten inspringen.
ILLUSTRATOR CS3 307 Handboek Hangende leestekens Als u de optie voor hangende leestekens gebruikt, worden de randen van de tekst gelijkmatiger weergegeven doordat leestekens buiten de alineamarges worden geplaatst. Een alinea zonder hangende leestekens (links) vergeleken met een alinea met hangende leestekens (rechts) In Illustrator kunt u de volgende opties voor hangende leestekens instellen: Romeinse hangende interpunctie Hiermee bepaalt u de uitlijning van leestekens voor een bepaalde alinea.
ILLUSTRATOR CS3 308 Handboek • Als u afbreking wilt toepassen op bepaalde alinea's, selecteert u eerst alleen de alinea's waarin de afbreking moet voorkomen. • Als u een woordenboek voor woordafbreking gebruikt, kiest u een taal in het pop-upmenu Taal onder in het deelvenster Teken. 2 Kies Woordafbreking in het menu van het deelvenster Alinea en geef desgewenst de volgende opties op: Woorden langer dan _ letters Bepaalt het minimumaantal tekens voor afgebroken woorden.
ILLUSTRATOR CS3 309 Handboek U kunt kiezen uit twee compositiemethoden: de Adobe Every-line Composer en de Adobe Single-line Composer. Beide methoden evalueren mogelijke regeleinden en kiezen het regeleinde dat het best overeenkomt met de opties voor woordafbreking en uitvulling die u voor een bepaalde alinea hebt opgegeven.
ILLUSTRATOR CS3 310 Handboek Zie ook “Overzicht werkgebied” op pagina 13 “De maateenheid wijzigen” op pagina 45 Het deelvenster Tabs uitlijnen met een geselecteerd tekstobject U kunt het deelvenster Tabs overal in het werkgebied plaatsen. Het is meestal echter handig om het deelvenster Tabs uit te lijnen met een tekstobject. ❖ Klik op het magneetpictogram . Het deelvenster Tabs wordt vlak boven het geselecteerde tekstobject geplaatst, waarbij het nulpunt wordt uitgelijnd met de linkermarge.
ILLUSTRATOR CS3 311 Handboek 4 Herhaal stap 2 en 3 om extra tabstops toe te voegen. Opmerking: Voor meer informatie over het instellen van inspringingen via het deelvenster Tabs raadpleegt u “Tekst inspringen” op pagina 305. Herhaalde tabstops Met de opdracht Tab herhalen voegt u meerdere tabstops toe op basis van de afstand tussen de geselecteerde tabstop en de linkerinspringing of vorige tabstop. 1 Klik om een invoegpunt in de alinea te plaatsen.
ILLUSTRATOR CS3 312 Handboek Tekst die met een decimale tab is uitgelijnd Opvultekens toevoegen Een opvulteken is een herhaald patroon van tekens, bijvoorbeeld een reeks punten of streepjes, tussen een tabstop en de de tekst die daarop volgt. 1 Selecteer een tabstop op de liniaal in het deelvenster Tabs. 2 Typ een patroon van maximaal acht tekens in het vak Opvulteken en druk op Enter of Return. De opgegeven tekens worden over de breedte van de tab ingevoegd.
ILLUSTRATOR CS3 313 Handboek Als u een video wilt bekijken over het gebruik van teken- en alineastijlen in Illustrator, gaat u naar www.adobe.com/go/vid0047_nl. Teken- of alineastijlen maken 1 Selecteer tekst als u een nieuwe stijl wilt maken op basis van de opmaak van deze tekst. 2 Voer een van de volgende handelingen uit in het deelvenster Tekenstijlen of Alineastijlen: • Als u een nieuwe stijl met de standaardnaam wilt maken, klikt u op de knop Nieuwe stijl maken.
ILLUSTRATOR CS3 314 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Kies Tekenstijl verwijderen of Alineastijl verwijderen in het menu van het deelvenster. • Klik op het pictogram Verwijderen onder in het deelvenster. • Sleep de stijl naar het pictogram Verwijderen onder in het deelvenster. Om alle ongebruikte stijlen te verwijderen, kiest u Ongebruikte selecteren in het menu van het deelvenster en klikt u vervolgens op het pictogram Verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 315 Handboek Dynamische tekst De tekst wordt geëxporteerd als dynamische tekst, die in runtime programmatisch kan worden gewijzigd met scriptopdrachten en -codes. U kunt dynamische tekst gebruiken voor sportuitslagen, aandelenkoersen, nieuwskoppen en andere doeleinden waarbij de tekst dynamisch moet worden bijgewerkt. Invoertekst De tekst wordt geëxporteerd als invoertekst. Dit is hetzelfde is als dynamische tekst, waarbij gebruikers de tekst ook kunnen bewerken in Flash Player.
ILLUSTRATOR CS3 316 Handboek Zie ook “Exportopties voor Flash” op pagina 257 “Opties voor SWF-optimalisatie (Illustrator)” op pagina 376 Aziatische tekens opmaken Opties voor Aziatische tekst weergeven Standaard zijn alle opties voor Aziatische tekst verborgen in het deelvenster Teken, het deelvenster Alinea, het deelvenster OpenType en het deelvenster Tekst. 1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Tekst (Windows) of Illustrator > Voorkeuren > Tekst (Mac OS). 2 Selecteer Aziatische opties tonen en klik op OK.
ILLUSTRATOR CS3 317 Handboek 2 Kies een optie in het menu van het deelvenster Glyphs. Als de volgende opties niet worden weergegeven, schakelt u Aziatische opties tonen in voorkeuren voor Tekst in. Als een optie grijs wordt weergegeven is de glyph-vorm niet beschikbaar voor het huidige font. Traditionele vormen Hiermee vervangt u de geselecteerde tekens door traditionele vormen. Expertvormen Hiermee vervangt u de geselecteerde tekens door expertvormen.
ILLUSTRATOR CS3 318 Handboek Romeinse tekst voor en na het roteren Zie ook “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 316 “Tekst roteren” op pagina 286 Tate-chu-yoko gebruiken Tate-chu-yoko (ook wel kumimoji en renmoji genoemd) is een horizontaal tekstblok dat tussen verticale tekst wordt geplaatst. Met tate-chu-yoko is het gemakkelijk om tekens met halve breedte, zoals getallen, datums en korte buitenlandse woorden in verticale tekst te lezen.
ILLUSTRATOR CS3 319 Handboek Een haakje zonder aki (links) vergeleken met een haakje met aki (rechts) ❖ Selecteer de tekens die u wilt aanpassen met het gereedschap Tekst en voer een van de volgende handelingen uit in het deelvenster Teken: • Als u aki voor of na een teken wilt toevoegen, kiest u de hoeveelheid aki die u wilt toevoegen in het menu Aki invoegen (links) of Aki invoegen (rechts) van het deelvenster Teken. Als u bijvoorbeeld 2-bu kiest, wordt de helft van een volledige spatie toegevoegd.
ILLUSTRATOR CS3 320 Handboek Tussenruimte regels Hiermee geeft u de afstand tussen de regels met warichu-tekens op. Schalen Hiermee stelt u de fontgrootte van de warichu-tekens in als percentage van de fontgrootte van de oorspronkelijke tekst. Uitlijning Hiermee geeft u de uitlijning van warichu-tekens op. Als u bijvoorbeeld Boven selecteert in een verticaal kaderraster, wordt het begin van de warichu-tekens boven in het kader uitgelijnd.
ILLUSTRATOR CS3 321 Handboek Zie ook “Opties voor Aziatische tekst weergeven” op pagina 316 Een Mojikumi-set voor een alinea selecteren 1 Stel in het deelvenster Teken de Tekenspatiëring in op nul. 2 Kies een optie in het pop-upmenu Mojikumi-set in het deelvenster Alinea: Geen Hiermee schakelt u de optie Mojikumi uit. YakumonoHankaku Hiermee gebruikt u spatiëring van halve breedte voor leestekens.
ILLUSTRATOR CS3 322 Handboek Wanneer u Japanse tekst met veel spaties van halve breedte of Romeinse haakjes opstelt, kunt u meer problemen op het gebied van tekstcompositie verwachten. We raden u aan het gebruik van Romeinse haakjes te vermijden en haakjes van volledige breedte te gebruiken voor Japanse compositie. Gebruik alleen Romeinse haakjes wanneer u relatief lange Engelse zinnen gebruikt in Japanse tekst of wanneer zich ernstigere problemen voordoen indien u geen Romeinse haakjes gebruikt.
ILLUSTRATOR CS3 323 Handboek Kinsoku-sets gebruiken ❖ Voer een van de volgende handelingen uit in het dialoogvenster Kinsoku Shori-instellingen: • Als u een kinsoku-set wilt exporteren, klikt u op Exporteren. Selecteer een locatie voor het bestand, geef een bestandsnaam op en klik vervolgens op Opslaan. Het bestand wordt opgeslagen in KSK-indeling. • Als u een kinsoku-set wilt importeren, klikt u op Importeren. Selecteer een KSK-bestand en klik op Openen.
ILLUSTRATOR CS3 324 Handboek Tekst zonder de optie Kurikaeshi Moji Shori (links) vergeleken met tekst met de optie Kurikaeshi Moji Shori (rechts) 1 Selecteer met een willekeurig tekstgereedschap een alinea tekst waarop u het de verwerking van herhaalde tekens wilt toepassen. Als er geen tekst bestaat, wordt de instelling toegepast op nieuwe getypte tekst. 2 Kies Kurikaeshi Moji Shori in het menu van het deelvenster Alinea.
ILLUSTRATOR CS3 325 Handboek A B C D E F Tekencategorieën A. Kanji B. Kana C. Leestekens D. Symbolen E. Romeins F. Cijfers 5 Kies een optie in het pop-upmenu Eenheden om de eenheid voor fontkenmerken op te geven: % of Q. 6 Stel de fontkenmerken in voor de geselecteerde tekencategorie. Bepaalde kenmerken zijn niet beschikbaar voor bepaalde categorieën. A B C D E F G Fontkenmerken A. Fontfamilie B. Fontstijl C. Fontgrootte D. Basislijn E. Verticale schaal F. Horizontale schaal G.
ILLUSTRATOR CS3 326 Handboek Tekencategorieën in samengestelde fonts Kanji Het basisfont van het samengestelde font. De grootte en basislijn van andere tekens worden ingesteld op basis van de grootten en basislijnen die u hier opgeeft. Kana Het font dat voor hiragana- en katakana-tekens wordt gebruikt. Leestekens Het font dat voor leestekens wordt gebruikt. Symbolen Het font dat voor symbolen wordt gebruikt. Romeins Het font dat voor Romeinse tekens met halve breedte wordt gebruikt.
ILLUSTRATOR CS3 327 Handboek Een samengesteld font verwijderen 1 Kies Tekst > Samengestelde fonts. Als deze opdracht niet wordt weergegeven, schakelt u Aziatische opties tonen in voorkeuren voor Tekst in. 2 Kies het samengestelde font in het dialoogvenster Samengesteld font. 3 Klik op Font verwijderen en vervolgens op Ja. Een samengesteld font exporteren Samengestelde fonts die u met Illustrator exporteert, kunnen worden geïmporteerd in de Japanse versie van Adobe InDesign 2 of hogere versies.
ILLUSTRATOR CS3 328 Handboek • Als u de oudere tekst in een laag onder de bijgewerkte tekst wilt behouden, selecteert u een tekstgereedschap en klikt u in de tekst die u wilt bijwerken. U kunt ook met het gereedschap Selectie dubbelklikken op de tekst die u wilt bijwerken. Klik vervolgens op Tekstlaag kopiëren. Zo kunt u de layout van de oudere tekst vergelijken met de bijgewerkte tekst.
329 Hoofdstuk 11: Speciale effecten maken U kunt de weergave van alle objecten, groepen en lagen in Adobe Illustrator wijzigen door middel van effecten, filters, en via de deelvensters Vorm en Afbeeldingsstijlen. Daarnaast kunt u een object opsplitsen in de essentiële onderdelen, zodat u de elementen van het object onafhankelijk van elkaar kunt wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 330 Handboek Extra items weergeven in het deelvenster Vorm Als u items selecteert die andere items bevatten, zoals een laag of groep, wordt in het deelvenster Vorm een item Inhoud weergegeven. ❖ Dubbelklik op het item Inhoud. Tekenkenmerken voor een tekstobject weergeven in het deelvenster Vorm Als u een tekstobject selecteert, wordt in het deelvenster een item Tekens weergegeven. ❖ Dubbelklik op het item Tekens.
ILLUSTRATOR CS3 331 Handboek Klik op het doelpictogram van het item als u dit wilt aanwijzen in het deelvenster Lagen. Een dubbele ring aan dat het item is aangewezen. Houd Shift tijdens het klikken ingedrukt als u meer items wilt aanwijzen. of geeft Opmerking: Wanneer een object of groep met welke methode dan ook is geselecteerd, wordt het item ook aangewezen in het deelvenster Lagen.
ILLUSTRATOR CS3 332 Handboek Weergavekenmerken tussen objecten kopiëren U kunt weergavekenmerken kopiëren of verplaatsen door deze te slepen of door gebruik te maken van het gereedschap Pipet.
ILLUSTRATOR CS3 333 Handboek Belangrijk: Met het gereedschap Pipet kopieert u alleen de RGB-kleur van het scherm wanneer u kopieert naar een locatie buiten het huidige document. Het gereedschap Pipet geeft met een zwart gekleurd vierkantje rechts van het gereedschap aan dat de RGB-kleur van het scherm wordt gekopieerd. De kenmerken opgeven die u met het gereedschap Pipet wilt kopiëren 1 Dubbelklik op het gereedschap Pipet. 2 Selecteer de kenmerken die u met het gereedschap Pipet wilt kopiëren.
ILLUSTRATOR CS3 334 Handboek Als u het filter of effect en de laatstgebruikte instellingen wilt toepassen, kiest u Filter > [Filternaam] toepassen of Effect > [Effectnaam] toepassen. Als u het laatstgebruikte filter of effect wilt toepassen en de opties ervan wilt instellen, kiest u Filter > [Filternaam] of Effect > [Effectnaam].
ILLUSTRATOR CS3 335 Handboek bitsafbeeldingen). Het alfakanaal blijft behouden als de illustratie wordt geëxporteerd naar Photoshop. (Deze optie geeft een betere anti-aliasing dan de optie Knipmasker maken.) Anti-alias Hiermee past u anti-aliasing toe om de weergave van rafelige randen in de gerasterde afbeelding te verminderen. Wanneer u rasteropties voor een document instelt, schakelt u deze optie uit als u dunne lijnen en kleine tekst scherp wilt houden.
ILLUSTRATOR CS3 336 Handboek • Als u op een grijswaardenprinter wilt afdrukken, converteer dan een kopie van de bitmapafbeelding naar grijswaarden voordat u filters toepast. Als u een filter op een kleurenbitmapafbeelding toepast en de afbeelding vervolgens in grijswaarden omzet, krijgt u echter niet altijd hetzelfde effect als wanneer u het filter rechtstreeks toepast op een grijswaardenversie van de afbeelding.
ILLUSTRATOR CS3 337 Handboek Effect/Filter Handeling Filter > Maken Met dit filter transformeert u de kleuren in een bitmapobject in mozaïektegels (Objectmozaïek). Definieer waar de illustratie moet worden afgesneden binnen het tekengebied (Snijtekens).
ILLUSTRATOR CS3 338 Handboek Effect/Filter Handeling Effect > Rasteren naar pixels Met dit effect converteert u een vectorobject naar een bitmapobject. Zie ook: “Een vectorobject rasteren” op pagina 347 Effect > Scherp Filter > Scherp Met dit filter of effect worden vage afbeeldingen verscherpt doordat het contrast tussen aangrenzende pixels wordt verhoogd.
ILLUSTRATOR CS3 339 Handboek Effect/Filter Handeling Effect > Structuur Dit filter of effect geeft het idee van diepte of substantie of voegt een natuurlijk uiterlijk toe. Filter > Structuur Zie ook: “Structuur, filters en effecten” op pagina 343 Effect > Video Filter > Video Dit filter of effect optimaliseert afbeeldingen die zijn vastgelegd van video of illustraties die zijn bedoeld voor televisie.
ILLUSTRATOR CS3 340 Handboek Vlek Dit filter verzacht een afbeelding met behulp van korte, diagonale streken waardoor de donkere gedeelten van de afbeeldingen gevlekt of uitgesmeerd lijken. Lichtere gebieden worden helderder en minder gedetailleerd. Spons Hiermee krijgen afbeeldingen gebieden met veel structuur in contrasterende kleuren alsof deze met een spons zijn aangebracht.
ILLUSTRATOR CS3 341 Handboek Sproeilijn Hiermee wordt een afbeelding opnieuw getekend in de dominante kleuren met hoekige, gesproeide streken in kleur. Sumi-e Een afbeelding wordt in Japanse stijl getekend, alsof deze met een natte penseel vol zwarte inkt op rijstpapier is getekend. Het effect resulteert in zachte, vage randen met veel zwart.
ILLUSTRATOR CS3 342 Handboek Scherp, filter en effect Met de opdracht Onscherp masker in het submenu Scherp van het menu Effect, worden wazige afbeeldingen scherper gemaakt door het contrast van aangrenzende pixels te vergroten. Dit effect is een rastereffect en gebruikt dus de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorafbeelding. Onscherp masker Hiermee worden gebieden in de afbeelding gezocht waar grote kleurveranderingen voorkomen en worden deze verscherpt.
ILLUSTRATOR CS3 343 Handboek Waterpapier Dit filter gebruikt vlekkerige klodders die geschilderd lijken te zijn op vezelig, vochtig papier, zodat de kleuren gaan vloeien en zich vermengen. Zie ook “Beknopt overzicht van effecten en filters” op pagina 336 Stileer, filter en effect (onder in menu) Het effect Oplichtende rand is een rastereffect en gebruikt de rastereffectinstellingen van het document wanneer u het effect toepast op een vectorafbeelding.
ILLUSTRATOR CS3 344 Handboek Zie ook “Beknopt overzicht van effecten en filters” op pagina 336 Structuur- en glasoppervlakken gebruiken Sommige effecten en filters in Illustrator hebben structuuropties, zoals de effecten Glas, Ruw pastel, Korrel en Fresco. Met de structuuropties kunt u een object er zo laten uitzien alsof het is geschilderd op diverse structuren, zoals doek of steen, of wordt bekeken door glazen blokken.
ILLUSTRATOR CS3 345 Handboek Een binnenste of buitenste gloed toepassen 1 Selecteer een object of groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen). 2 Kies Effect > Stileren > Binnenste gloed of Filter > Stileren > Binnenste gloed. 3 Klik op het vierkantje van de kleurvoorvertoning naast het menu voor overvloeimodus om een kleur voor de gloed op te geven. 4 Stel de overige opties in en klik op OK: Modus Hiermee geeft u een overvloeimodus op voor de gloed.
ILLUSTRATOR CS3 346 Handboek Schetsen en mozaïeken maken Een schets maken met het effect Krabbelen 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Selecteer het object of de groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen). • Als u het effect wilt toepassen op een specifiek objectkenmerk, zoals een streek of vulling, selecteert u het object en vervolgens het kenmerk in het deelvenster Vorm.
ILLUSTRATOR CS3 347 Handboek 5 Stel de opties in voor de tussenruimten tussen de tegels, het totale aantal tegels, en eventueel andere opties en klik op OK: Verhouding beperken Hiermee vergrendelt u de breedte- en hoogte-afmetingen op die van de oorspronkelijke bitmapafbeelding. Met Breedte wordt op basis van het originele aantal tegels voor de breedte berekend hoeveel tegels er nodig zijn voor de breedte van de mozaïek.
ILLUSTRATOR CS3 348 Handboek Afbeeldingsstijlen Afbeeldingsstijlen Een afbeeldingsstijl is een verzameling herbruikbare weergavekenmerken. Met afbeeldingsstijlen kunt u het uiterlijk van een object snel wijzigen. U kunt bijvoorbeeld in één stap de vulling- en streekkleur wijzigen, de transparantie veranderen en effecten toepassen. Alle wijzigingen die u met afbeeldingsstijlen toepast, zijn volledig omkeerbaar. U kunt afbeeldingsstijlen toepassen op objecten, groepen en lagen.
ILLUSTRATOR CS3 349 Handboek Sleep de miniatuur van het deelvenster Vorm naar het deelvenster Afbeeldingsstijlen om de kenmerken op te slaan. Een nieuwe afbeeldingsstijl maken op basis van twee of meer bestaande afbeeldingsstijlen ❖ Houd Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en klik op de afbeeldingsstijlen die u wilt samenvoegen. Kies vervolgens Afbeeldingsstijlen samenvoegen in het deelvenstermenu.
ILLUSTRATOR CS3 350 Handboek Kenmerken van een afbeeldingsstijl vervangen • Sleep de afbeeldingsstijl die u wilt gebruiken naar de afbeeldingsstijl die u wilt vervangen, terwijl u Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt houdt. • Selecteer een object of groep (of wijs een laag aan in het deelvenster Lagen) met de kenmerken die u wilt gebruiken.
351 Hoofdstuk 12: Webafbeeldingen Adobe Illustrator bevat allerlei hulpmiddelen voor het ontwerpen van webpagina's en voor het maken en optimaliseren van webafbeeldingen. Aanbevolen procedures voor het maken van webafbeeldingen Webafbeeldingen Wanneer u afbeeldingen ontwerpt voor het web, dient u rekening te houden met andere kwesties dan bij het ontwerpen van afbeeldingen die worden afgedrukt. Op www.adobe.com/go/vid0063_nl vindt u een video over het opslaan van afbeeldingen voor het web. Op www.adobe.
ILLUSTRATOR CS3 352 Handboek Ga als volgt te werk om te begrijpen hoe objecten in pixels worden verdeeld: open een bestand met vectorobjecten, kies Weergave > Voorvertoning pixels en vergroot de afbeelding, zodat u de afzonderlijke pixels kunt zien. De plaatsing van de pixels wordt bepaald door een onzichtbaar raster dat het tekengebied in stappen van 1 punt (1/72 inch) verdeelt. Als u een object verplaatst, toevoegt of transformeert, ziet u hoe het object wordt uitgelijnd op het pixelraster.
ILLUSTRATOR CS3 353 Handboek U kunt segmenten bekijken in het tekengebied en in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten. Segmenten worden van links naar rechts en van boven naar beneden genummerd, vanaf de linkerbovenhoek van de afbeelding. Als u de rangschikking of het totale aantal van de segmenten wijzigt, worden de segmentnummers bijgewerkt met de nieuwe volgorde.
ILLUSTRATOR CS3 354 Handboek • Als u een segment wilt selecteren dat is gemaakt met het gereedschap Segment, de opdracht Maken van selectie of de opdracht Maken van hulplijnen, selecteert u het segment in het deelvenster Lagen. • Klik op het segmentpad met het gereedschap Selecteren . • Als u een segment van een segmentpad of een segmentankerpunt wilt selecteren, klikt u erop met het gereedschap Direct selecteren. Opmerking: U kunt geen autosegmenten selecteren. Deze segmenten worden grijs weergegeven.
ILLUSTRATOR CS3 355 Handboek Als u een segment hebt gemaakt met het gereedschap Segment, de opdracht Maken van selectie of de opdracht Maken van hulplijnen, kunt u het segment op de volgende manieren handmatig aanpassen: • Als u een segment wilt verplaatsen, sleept u het segment naar een nieuwe positie met het gereedschap Segment selecteren van 45˚. .
ILLUSTRATOR CS3 356 Handboek gebruikt, wordt de illustratie opgesplitst in afzonderlijke bestanden. Een ander verschil tussen afbeeldingen met hyperlinks en segmenten ligt in het feit dat u afbeeldingen met hyperlinks kunt gebruiken om veelhoekige of rechthoekige gebieden in de afbeelding te koppelen, terwijl u met segmenten alleen rechthoekige gebieden kunt koppelen. Als u alleen rechthoekige gebieden wilt koppelen, kunt u beter segmenten gebruiken in plaats van afbeeldingen met hyperlinks.
ILLUSTRATOR CS3 357 Handboek Afbeeldingsstijlen met deze effecten produceren ook rastering. Gebruik SVG-filtereffecten om grafische elementen toe te voegen zonder rastering. • Gebruik symbolen en vereenvoudig de paden in uw illustraties om betere resultaten te bereiken met SVG. Als de prestaties van essentieel belang zijn, kunt u bovendien beter geen penselen gebruiken die veel padgegevens produceren, zoals Houtskool, As van vuur en Meerlijnspen.
ILLUSTRATOR CS3 358 Handboek 2 Selecteer het SVG-bestand waaruit u effecten wilt importeren en klik op Openen. Overzicht van het deelvenster SVG-interactiviteit In het deelvenster SVG-interactiviteit (Venster > SVG-interactiviteit) kunt u interactiviteit aan uw illustratie toevoegen wanneer u de illustratie exporteert voor weergave in een webbrowser.
ILLUSTRATOR CS3 359 Handboek onload De gebeurtenis wordt geactiveerd nadat het SVG-document volledig door de browser is ontleed. Gebruik deze gebeurtenis als u eenmalige initialisatiefuncties wilt aanroepen. onerror De gebeurtenis wordt geactiveerd wanneer een element niet juist is geladen of wanneer er een andere fout optreedt. onabort De gebeurtenis wordt geactiveerd wanneer het laden van de pagina wordt afgebroken voordat het element volledig is geladen.
ILLUSTRATOR CS3 360 Handboek tekst wilt exporteren als paden, selecteert u Tekst als omtrek exporteren in het dialoogvenster SWF-opties of kiest u de opdracht Letteromtrekken maken om de tekst naar omtrekken om te zetten. Op www.adobe.com/go/vid0198_nl vindt u een video over het effectief gebruiken van symbolen tussen Illustrator en Flash. Op www.adobe.com/go/vid0199_nl vindt u een video over het effectieve gebruik van tekst tussen Illustrator en Flash.
ILLUSTRATOR CS3 361 Handboek Illustrator-illustraties plakken U kunt grafisch geavanceerde illustraties maken in Illustrator, deze illustraties kopiëren en ze vervolgens snel en gemakkelijk in Flash plakken.
ILLUSTRATOR CS3 362 Handboek Isolatiemodus voor het bewerken van symbolen Dubbelklik in Illustrator op een symbool om dit te openen in de isolatiemodus, zodat u het symbool gemakkelijker kunt bewerken. In isolatiemodus kan u alleen de symboolvariant bewerken. Alle andere objecten op het artboard zijn niet beschikbaar. Nadat u de isolatiemodus hebt verlaten, wordt het symbool in het deelvenster Symbolen, en alle varianten van dat symbool, bijgewerkt met de aangebrachte wijzigingen.
ILLUSTRATOR CS3 363 Handboek C A B D E F G H I J Dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten A. Weergaveopties B. Gereedschapset C. Pop-upmenu Voorvertoning D. Pop-upmenu Optimaliseren E. Pop-upmenu Kleurentabel F. Besturingselementen voor animatie G. Tekstvak Zoomen H. Oorspronkelijke afbeelding I. Geoptimaliseerde afbeelding J.
ILLUSTRATOR CS3 364 Handboek Informatie over geoptimaliseerde afbeeldingen en downloadtijd weergeven In het notitiegebied onder elke afbeelding in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten vindt u informatie over het optimaliseren. De notities bij de oorspronkelijke afbeelding geven de naam en de grootte van het bestand aan.
ILLUSTRATOR CS3 365 Handboek Zie ook “Optimalisatieopties voor webafbeeldingen” op pagina 367 “Geoptimaliseerde afbeeldingen voorvertonen in een webbrowser” op pagina 367 “Uitvoeropties instellen” op pagina 378 Voorinstellingen voor optimalisatie opslaan of verwijderen U kunt de optimalisatie-instellingen opslaan onder een naam en de instellingen vervolgens toepassen op andere afbeeldingen.
ILLUSTRATOR CS3 366 Handboek • Om segmenten te koppelen selecteert u één of meer segmenten en kiest u Segmenten koppelen in het pop-upmenu Optimaliseren (rechts van het menu Voorinstelling). Op de gekoppelde segmenten verschijnt het koppelingspictogram . • Om een segment te ontkoppelen selecteert u het segment en kiest u Segmenten ontkoppelen in het pop-upmenu Optimaliseren. • Om alle segmenten in een afbeelding te ontkoppelen kiest u Alle segmenten ontkoppelen in het pop-upmenu Optimaliseren.
ILLUSTRATOR CS3 367 Handboek Met het deelvenster Lagen in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten kunt u precies aangeven welke lagen van het bovenste niveau in uw illustraties moeten worden geëxporteerd als CSS-lagen. Verder kunt u aangeven of de geëxporteerde lagen zichtbaar moeten zijn of juist verborgen. 1 Klik op het tabblad Lagen in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten. 2 Selecteer Exporteren als CSS-lagen.
ILLUSTRATOR CS3 368 Handboek C A B Optimalisatie-instellingen voor JPEG A. Menu Bestandsindeling B. Menu Compressiekwaliteit C. Menu Optimaliseren Kwaliteit Hiermee bepaalt u het compressieniveau. Bij een hogere instelling voor Kwaliteit behoudt het compressiealgoritme meer details. Een hogere instelling voor Kwaliteit leidt echter tot een groter bestand dan een lagere instelling voor Kwaliteit.
ILLUSTRATOR CS3 369 Handboek Naast de volgende opties kunt u ook het aantal kleuren aanpassen in de kleurentabel van de afbeelding. Zie “De kleurentabel aanpassen voor GIF- en PNG-8-afbeeldingen” op pagina 372. D A B C Optimalisatie-instellingen voor GIF A. Menu Bestandsindeling B. Menu Kleurenreductiemethode C. Menu Ditheringalgoritme D. Menu Optimaliseren Verlies (alleen GIF) Hiermee worden bestanden gecomprimeerd door gegevens op selectieve wijze te verwijderen.
ILLUSTRATOR CS3 370 Handboek GIF-afbeelding met 0% dithering (links) en met 100% dithering (rechts) U kunt een van de volgende ditheringmethoden selecteren: • Diffusie Hiermee past u een willekeurig patroon toe dat meestal minder opvallend is dan patroondithering. De ditheringeffecten worden verspreid over aangrenzende pixels. • Patroon Hierbij worden kleuren die niet in de kleurentabel voorkomen, nagebootst met een rasterpatroon van vierkantjes.
ILLUSTRATOR CS3 371 Handboek Transparantiedithering Als de optie Transparantie is ingeschakeld, kunt u een methode kiezen voor de dithering van gedeeltelijk transparante pixels: • Bij Geen transparantiedithering wordt geen dithering op gedeeltelijk transparante pixels in de afbeelding toegepast. • Met Dithering voor diffusietransparantie past u een willekeurig patroon toe dat meestal minder opvallend is dan patroon-dithering. De ditheringeffecten worden verspreid over aangrenzende pixels.
ILLUSTRATOR CS3 372 Handboek • (PNG-24) Om een afbeelding met een multiniveautransparantie (tot 256 niveaus) op te slaan, selecteert u Transparantie. De optie Randkleur is niet beschikbaar omdat een afbeelding met multiniveautransparantie kan overvloeien in elke achtergrondkleur. Opmerking: In browsers die geen PNG-24-transparantie ondersteunen, kunnen transparante pixels tegen een standaardachtergrondkleur, zoals grijs, worden weergegeven.
ILLUSTRATOR CS3 373 Handboek De nieuwe kleur wordt in de kleurentabel weergegeven met een wit vierkantje in de rechterbenedenhoek dat aangeeft dat de kleur is vergrendeld. Als het een dynamische kleurentabel is, wordt de oorspronkelijke kleur linksboven weergegeven en de nieuwe kleur rechtsonder. Kleuren selecteren in de kleurentabel Er verschijnt een witte rand rondom geselecteerde kleuren in de Kleurentabel. • Om een kleur te selecteren klikt u op de kleur in de Kleurentabel.
ILLUSTRATOR CS3 374 Handboek • Om alle voor het web verschoven kleuren in de kleurentabel te herstellen, kiest u Verschuiving alle kleuren ongedaan maken in het menu van het palet Kleurentabel. Kleuren omzetten in transparantie U kunt transparantie toevoegen aan een geoptimaliseerde afbeelding door bestaande kleuren om te zetten in transparantie. 1 Selecteer een of meer kleuren in de geoptimaliseerde afbeelding of kleurentabel.
ILLUSTRATOR CS3 375 Handboek Een kleurentabel opslaan U kunt kleurentabellen van geoptimaliseerde afbeeldingen opslaan om deze te gebruiken bij andere afbeeldingen en kleurentabellen laden die in andere toepassingen zijn gemaakt. Als u een nieuwe kleurentabel in een afbeelding laadt, worden de kleuren in de geoptimaliseerde afbeelding gewijzigd in overeenstemming met de kleuren in de nieuwe kleurentabel. 1 Klik op Kleurentabel opslaan in het menu van het palet Kleurentabel.
ILLUSTRATOR CS3 376 Handboek Patroon Hiermee past u een halftoonrasterpatroon van vierkantjes toe om de waarde van de pixels te bepalen. Ruis Hiermee past u een willekeurig patroon toe dat lijkt op diffusiedithering, maar waarbij het patroon niet over aangrenzende pixels wordt verspreid. Er verschijnen geen kleurovergangen bij het rasteringalgoritme Ruis.
ILLUSTRATOR CS3 377 Handboek Gecomprimeerd Kies deze optie om het geëxporteerde bestand te comprimeren. Bestand beschermen Hiermee wordt het bestand beschermd, zodat het alleen door Flash en niet door andere toepassingen kan worden geïmporteerd. Tekst als omtrekken Hiermee converteert u alle tekst naar omtrekken om te zorgen dat de weergave van de tekst niet verandert. Schakel deze optie niet in als u de tekst wilt bewerken in Flash.
ILLUSTRATOR CS3 378 Handboek Fonttype Hiermee geeft u op hoe fonts worden geëxporteerd. • Adobe CEF Hiermee worden hintgegevens van fonts gebruikt voor een betere rendering van kleine fonts. Dit fonttype wordt ondersteund door de Adobe SVG Viewer maar wordt mogelijk niet ondersteund door andere SVG-viewers. • SVG Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van hintgegevens van fonts. Dit fonttype wordt door alle SVG-viewers ondersteund.
ILLUSTRATOR CS3 379 Handboek 5 (Optioneel) Om uitvoerinstellingen te laden klikt u op Laden, selecteert u een bestand en klikt u op Openen. HTML-uitvoeropties U kunt de volgende opties instellen in de HTML-set: XHTML-uitvoer Hiermee worden bij het exporteren webpagina's gemaakt die voldoen aan de XHTML-standaard. Als u XHTML-uitvoer kiest, zijn andere uitvoeropties die mogelijk problemen veroorzaken met deze standaard, niet beschikbaar.
ILLUSTRATOR CS3 380 Handboek • Inline Als u stijlelementen wilt opnemen in de declaratie van de
-code van het blokelement. • Op klasse Hiermee geeft u elk segment een positie met behulp van klassen die een unieke ID hebben. Standaard segmentnaamgeving Selecteer elementen in de pop-upmenu's of voer tekst in de velden in om standaardnamen voor de segmenten samen te stellen.
381 Hoofdstuk 13: Afdrukken Voor de beste afdrukresultaten moet u de basisprincipes van afdrukken begrijpen, zoals de manier waarop de resolutie van de printer of de kalibrering en resolutie van de monitor de vormgeving van de afgedrukte illustraties bepalen. Het dialoogvenster Afdrukken van Illustrator helpt u daarbij. De opties in het dialoogvenster zijn zo georganiseerd dat ze u begeleiden bij het afdrukken.
ILLUSTRATOR CS3 382 Handboek Opmerking: U kunt ook verschillende snijgebieden in uw document opgeven en deze één voor één selecteren in het dialoogvenster Afdrukken om ze af te drukken. Alleen illustraties die in het snijgebied liggen, worden afgedrukt. Op www.adobe.com/go/vid0213_nl vindt u een video over het maken van snijgebieden om af te drukken.
ILLUSTRATOR CS3 383 Handboek rasters leveren op printers met een lagere resolutie echter een optimaal resultaat op. Als u bijvoorbeeld een fijner raster van 100 lpi bij een printer met een lage resolutie gebruikt, neemt de kwaliteit van de afdruk af. Dat komt omdat bij een hogere lpi voor een gegeven resolutie minder kleuren kunnen worden geproduceerd. Opmerking: Bepaalde imagesetters en bureaubladlaserprinters maken gebruik van andere rastertechnologieën dan halftoonraster.
ILLUSTRATOR CS3 384 Handboek Illustraties voorbereiden voor kleurscheidingen Voordat u kleurscheidingen afdrukt vanuit Illustrator, is het verstandig om de volgende prepress-taken uit te voeren: • Stel een kleurbeheer in, waarbij u onder andere uw beeldscherm kalibreert en een kleurinstelling in Illustrator kiest. • Controleer elektronisch hoe kleuren worden weergegeven op het beoogde uitvoerapparaat.
ILLUSTRATOR CS3 385 Handboek 7 Stel aanvullende opties in het dialoogvenster Afdrukken in. U kunt met name opgeven hoe u de illustratie wilt plaatsen, schalen en uitsnijden, drukkersmarkeringen en een afloop instellen en afvlakkingsinstellingen voor transparante illustraties kiezen. 8 Klik op Afdrukken.
ILLUSTRATOR CS3 386 Handboek Pagina's instellen voor afdrukken Illustraties op de pagina verplaatsen In de voorvertoningsafbeelding in het dialoogvenster Afdrukken ziet u waar de illustratie op de pagina wordt afgedrukt. 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Sleep de illustratie in de voorvertoningsafbeelding in de linkerbenedenhoek van het dialoogvenster. • Selecteer Instellen aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken.
ILLUSTRATOR CS3 387 Handboek De volgende punten zijn belangrijk wanneer u het paginaformaat en de afdrukstand opgeeft: • Als u een ander paginaformaat instelt (bijvoorbeeld als u van US Letter naar A4 gaat), dan wordt de illustratie verplaatst in het voorvertoningsvenster. Dit komt doordat het voorvertoningsvenster het volledige afdrukbare gebied van de geselecteerde pagina weergeeft.
ILLUSTRATOR CS3 388 Handboek Drukkersmarkeringen en afloop Drukkersmarkeringen Wanneer u illustraties voorbereidt om af te drukken, is een aantal markeringen nodig waarmee het afdrukapparaat de elementen van de illustraties nauwkeurig kan uitlijnen en de juiste kleuren kan bepalen. U kunt de volgende soorten drukkersmarkeringen aan uw illustratie toevoegen: Interne snijtekens Hiermee voegt u zeer dunne horizontale en verticale lijnen (haarlijnen) toe die aangeven waar de pagina moet worden afgesneden.
ILLUSTRATOR CS3 389 Handboek Afloop Afloop is het gedeelte van de illustratie dat buiten het afdrukkader valt, of buiten het snijgebied en de snijtekens. U kunt afloop in uw illustratie opnemen als een foutmarge, om ervoor te zorgen dat de inkt ook langs de rand van de pagina wordt gedrukt nadat de pagina is uitgesneden of dat een afbeelding in een sleutellijn in een document past. Wanneer uw illustratie groter is dan het afdrukkader, kunt u in Illustrator de hoeveelheid afloop opgeven.
ILLUSTRATOR CS3 390 Handboek Opmerking: Bepaalde veelgebruikte PPD-functies van PPD's voor imagesetters staan niet in het dialoogvenster Afdrukken van Illustrator. Als u deze printerspecifieke functies wilt instellen, klikt u op Instellen (Windows) of op Printer (Mac OS) in het dialoogvenster Afdrukken. Een PPD-bestand selecteren De procedure waarmee u een PPD-bestand selecteert, verschilt per platform.
ILLUSTRATOR CS3 391 Handboek Paden splitsen om af te drukken Illustrator behandelt gesplitste paden in de illustratie als aparte objecten. Als u uw illustratie wilt wijzigen nadat paden zijn gesplitst, moet u de afzonderlijke vormen bewerken of de paden opnieuw samenvoegen om de afbeelding als een enkele vorm te kunnen bewerken. U wordt geadviseerd een kopie van de originele illustratie op te slaan voordat u paden gaat splitsen.
ILLUSTRATOR CS3 392 Handboek Het PostScript-niveau voor afdrukken wijzigen Wanneer u afdrukt naar een PostScript- of PDF-bestand, selecteert Illustrator automatisch het PostScript-niveau van uw uitvoerapparaat. Als u het PostScript-niveau of de gegevensindeling voor PostScript-bestanden wilt wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Selecteer bij Printer de optie Adobe PostScript®-bestand of Adobe PDF. 3 Selecteer Afbeeldingen aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken.
ILLUSTRATOR CS3 393 Handboek Zie ook “Afdrukken met kleurbeheer” op pagina 132 Kleuren door de printer laten beheren wanneer u afdrukt 1 Kies Bestand > Afdrukken. 2 Selecteer een PostScript-printer in het menu Printer. Als u niet naar een printer maar naar een bestand wilt afdrukken, kiest u Adobe PostScript®-bestand of Adobe PDF. 3 Selecteer Kleurbeheer aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken. 4 Kies voor Kleurverwerking de optie PostScript®-printer kleuren laten bepalen.
ILLUSTRATOR CS3 394 Handboek • Gebruik kortere overvloeiingen. Hoewel de optimale lengte afhankelijk is van de kleuren in de overvloeiing, is het raadzaam overvloeiingen te gebruiken die korter zijn dan 19 cm. • Gebruik lichtere kleuren of maak donkere overvloeiingen korter. Stroken komen meestal tussen heel donkere kleuren en wit voor. • Gebruik het juiste lijnraster, dat 256 grijswaarden kan weergeven.
ILLUSTRATOR CS3 395 Handboek Uiteindelijke resolutie imagesetter Maximale rasterliniatuur 3252 203 3600 225 4000 250 Zie ook “Printerresolutie en rasterfrequentie” op pagina 382 “De printerresolutie en rasterfrequentie wijzigen” op pagina 383 De maximumovervloeiingslengte voor verlopen berekenen Illustrator berekent het aantal stappen in een verloop op basis van het percentage waarmee de kleuren in het verloop veranderen.
ILLUSTRATOR CS3 396 Handboek Aantal door Adobe Illustrator aanbevolen stappen Maximale lengte verloop punten inches cm 120 259,2 3,6 9,144 130 280,8 3,9 9,906 140 302,4 4,2 10,668 150 324,0 4,5 11,430 160 345,6 4,8 12,192 170 367,2 5,1 12,954 180 388,8 5,4 13,716 190 410,4 5,7 14,478 200 432,0 6,0 15,240 210 453,6 6,3 16,002 220 475,2 6,6 16,764 230 496,8 6,9 17,526 240 518,4 7,2 18,288 250 540,0 7,5 19,050 256 553,0 7,7 19,507 Zie ook “Overzi
ILLUSTRATOR CS3 397 Handboek Overlappende illustraties worden opgesplitst wanneer u ze afvlakt. Zie voor meer informatie over transparantie-uitvoer de pagina Print Service Provider Resources van het Adobe Solutions Network (ASN) (alleen Engelstalig), die beschikbaar is op de Adobe-website. Bestandsindelingen die transparantie behouden Wanneer u een Illustrator-bestand in bepaalde indelingen opslaat, blijven de oorspronkelijke transparantiegegevens behouden.
ILLUSTRATOR CS3 398 Handboek 4 Als de illustratie overgedrukte objecten bevat die invloed hebben op transparante objecten, selecteert u een optie in het menu Overdrukken. U kunt overdrukken behouden, simuleren of verwijderen. Opmerking: Als de illustratie geen transparantie bevat, wordt het document niet afgevlakt en zijn de afvlakkingsinstellingen niet relevant. Gebruik het deelvenster Voorvertoning van afvlakker als u wilt bepalen welke gebieden van de illustratie transparantie bevatten.
ILLUSTRATOR CS3 399 Handboek rasterafbeeldingen (zoals Photoshop-bestanden) zien die worden beïnvloed door transparantie, en rastereffecten zoals slagschaduwen en doezelen. Het verwerken van deze optie neemt meer tijd in beslag. Transparantieafvlakking Opties voor voorinstellingen Naam/Voorinstelling Hier geeft u de naam van de voorinstelling op. Afhankelijk van het dialoogvenster kunt u in het tekstvak een naam typen of de standaardnaam accepteren.
ILLUSTRATOR CS3 400 Handboek (Alleen Illustrator) Selecteer Alfatransparantie behouden (alleen in het dialoogvenster Afvlakken transparantie) Hiermee blijft de algehele dekking van afgevlakte objecten behouden. Als u deze optie selecteert, gaan overvloeimodi en overdrukken verloren, maar blijft de weergave hiervan wel behouden binnen de verwerkte illustratie, samen met het niveau van de alfatransparantie (zoals wanneer u illustraties rastert met een transparante achtergrond).
ILLUSTRATOR CS3 401 Handboek Het deelvenster Voorvertoning van afvlakker Met de voorvertoningsopties in het deelvenster Voorvertoning van afvlakker kunt u de gebieden markeren die door het afvlakken van de illustratie zijn beïnvloed. Aan de hand van deze informatie kunt u de afvlakkingsopties aanpassen en zelfs het deelvenster gebruiken om voorinstellingen van afvlakkingen op te slaan. Als u het deelvenster Voorvertoning van afvlakker wilt weergeven, kiest u Venster > Voorvertoning van afvlakker.
ILLUSTRATOR CS3 402 Handboek geleverd. De standaardinstellingen zijn bedoeld voor een juiste afstemming tussen de kwaliteit en snelheid van de afvlakking en een juiste resolutie voor gerasterde transparante gebieden, afhankelijk van het bedoelde gebruik van het document: [Hoge resolutie] wordt gebruikt voor de uiteindelijke afdruk en voor proefdrukken van hoge kwaliteit, zoals proefdrukken in kleur met scheidingen.
ILLUSTRATOR CS3 403 Handboek Opmerking: De standaardvoorinstellingen kunnen niet worden verwijderd. Transparantie afvlakken voor afzonderlijke objecten Met de opdracht Afvlakken transparantie kunt u zien hoe een illustratie er afgevlakt uitziet. U kunt deze opdracht bijvoorbeeld gebruiken voordat u het bestand opslaat in de SWF-indeling (Flash) of als u bij het afdrukken van verouderde illustraties problemen hebt die misschien worden veroorzaakt door transparantie. 1 Selecteer het object.
ILLUSTRATOR CS3 404 Handboek Nadat u opties voor overdrukken hebt ingesteld, kunt u de modus Voorvertoning overdruk (Weergave > Voorvertoning overdruk) gebruiken om te zien hoe de overdrukkleuren er ongeveer uitzien op de afdruk.
ILLUSTRATOR CS3 405 Handboek 3 Selecteer Simuleren of Verwijderen in het menu Overdrukken. Overvullen Informatie over overvullen Als kleuren die van afzonderlijke platen worden afgedrukt elkaar overlappen of naast elkaar liggen, kan een verkeerde registratie ruimten veroorzaken tussen de kleuren op de uiteindelijke afdruk.
ILLUSTRATOR CS3 406 Handboek In sommige gevallen hebben de bovenste en onderste objecten een vergelijkbare kleurdichtheid, zodat de ene kleur niet merkbaar donkerder is dan de andere. In dat geval bepaalt de opdracht Overvul de overvul op basis van lichte kleurverschillen. Als de overvul die in het dialoogvenster Overvul is opgegeven, niet voldoet, kunt u met de optie Overvul omkeren schakelen tussen de manier waarop de opdracht Overvul de twee objecten overvult.
ILLUSTRATOR CS3 407 Handboek Tintreductie van 100% (overvul bevat 100% van de lichtere kleur) vergeleken met tintreductie van 50% (overvul bevat 50% van de lichtere kleur) Overvul met proceskleur Hiermee converteert u steunkleurovervullen naar equivalente proceskleuren. Met deze optie wordt van de lichtste steunkleur een object gemaakt dat wordt overgedrukt. Overvul omkeren Hiermee maakt u een overvul van donkerdere in lichtere kleuren.
ILLUSTRATOR CS3 408 Handboek A B C D Object omlijnd met achtergrondkleur A. Transparante streek creëert onderdrukking B. Vulling maakt afdekvorm C. Overvulgebied D. Afdekvlak 4 In het tekstvak Dikte geeft u een breedte voor de streek op tussen 0,01 en 1000 punten. Bepaal in overleg met de drukker welke waarde u moet gebruiken. Een streekbreedte van 0,6 punten geeft bijvoorbeeld een overvul van 0,3 punten. Een streekbreedte van 2,0 punten geeft een overvul van 1,0 punt. 5 Kies Venster > Kenmerken.
ILLUSTRATOR CS3 409 Handboek Slagschaduw met een overvul (links) die is gebaseerd op de lijn die op het snijpunt van het object en de slagschaduw wordt getekend (rechts). 2 Selecteer een kleurwaarde voor de streek in het vak Streek in het deelvenster Gereedschappen of het deelvenster Kleur om een spread of onderdrukking te maken. 3 Kies Venster > Kenmerken. 4 Selecteer Streek overdruk.
ILLUSTRATOR CS3 410 Handboek • Kies Bewerken > Voorinstellingen afdrukken (Illustrator) of Bestand > Voorinstellingen afdrukken > Definiëren (InDesign), selecteer een voorinstelling in de lijst en klik op Bewerken. Pas de afdrukinstellingen aan en klik op OK om terug te gaan naar het dialoogvenster Voorinstellingen afdrukken. Klik nogmaals op OK. U kunt de standaardvoorinstelling bewerken op de hierboven beschreven manier.
411 Hoofdstuk 14: Taken automatiseren Door taken te automatiseren kunt u tijd besparen en consistente resultaten bereiken met veel verschillende bewerkingen. U kunt taken in Illustrator op verschillende manieren automatiseren, namelijk met gebruik van handelingen, scripts en gegevensgestuurde afbeeldingen.
ILLUSTRATOR CS3 412 Handboek Handelingen alleen op naam weergeven ❖ Selecteer Knopmodus in het menu van het deelvenster Handelingen. Kies nogmaals Knopmodus om terug te keren naar de lijstmodus. Opmerking: In de Knopmodus kunt u geen afzonderlijke opdrachten of sets bekijken. Handelingen selecteren in het deelvenster Handelingen ❖ Klik op de naam van een handeling.
ILLUSTRATOR CS3 413 Handboek uitzonderingen: in Windows kunt u de F1-toets niet gebruiken en kunt u ook de toetsen F4 of F6 niet gebruiken in combinatie met de Ctrl-toets. Opmerking: Als u een handeling toewijst aan een sneltoets die al voor een opdracht wordt gebruikt, voert de sneltoets de handeling uit en niet de opdracht. Kleur Wijs een kleur toe voor de weergave in de knoppenmodus. 4 Klik op Opnemen beginnen. De knop Opnemen beginnen in het deelvenster Handelingen wordt rood .
ILLUSTRATOR CS3 414 Handboek Optimalisatieopties opnemen voor meerdere segmenten in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten ❖ Stel de optimalisatieopties voor de segmenten in voordat u de handeling opneemt. Druk vervolgens op Alt (Windows) of Option (Mac OS) en klik in het dialoogvenster Opslaan voor web en apparaten op Herinneren. Wanneer u de handeling opneemt, behoudt Illustrator de instellingen.
ILLUSTRATOR CS3 415 Handboek 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u één opdracht wilt uitsluiten, schakelt u het selectievakje links van de opdrachtnaam uit. Klik nogmaals op het selectievakje om de taak weer op te nemen. • Als u alle opdrachten of handelingen in een handeling of set wilt uitsluiten of opnemen, klikt u op het selectievakje links van de naam van de handeling of de set.
ILLUSTRATOR CS3 416 Handboek Opdrachten in een handeling opnieuw rangschikken ❖ Sleep een opdracht in het deelvenster Handelingen naar de nieuwe locatie in dezelfde of in een andere handeling. Laat de muisknop los zodra de dikke zwarte lijn op de gewenste plaats staat. Een handeling opnieuw opnemen 1 Selecteer een handeling en kies Opnieuw opnemen in het menu van het deelvenster Handelingen.
ILLUSTRATOR CS3 417 Handboek In Photoshop hebben bestanden met een handelingenset de extensie .atn; In Illustrator hebben deze bestanden de extensie .aia. De standaardset met handelingen herstellen 1 Kies Handelingen herstellen in het menu van het deelvenster Handelingen. 2 Klik op OK om de huidige handelingen in het deelvenster Handelingen te vervangen door de standaardset of klik op Toevoegen om de set standaardhandelingen aan de huidige handelingen in het deelvenster toe te voegen.
ILLUSTRATOR CS3 418 Handboek Als u meerdere handelingen in een batch wilt verwerken, maakt u een nieuwe handeling en neemt u de opdracht Batch op voor iedere handeling die u wilt gebruiken. Met deze techniek kunt u ook meerdere mappen in één batch verwerken. Als u meerdere mappen in een batch wilt verwerken, maakt u aliassen in een map naar de andere mappen die u wilt verwerken.
ILLUSTRATOR CS3 419 Handboek Een script installeren ❖ Kopieer het script naar de vaste schijf van uw computer. Als u het script in de map Adobe Illustrator CS3/Presets/Scripts plaatst, wordt het script weergegeven in het submenu Bestand > Scripts. Als u het script op een andere locatie op de vaste schijf plaatst, kunt u het script uitvoeren in Illustrator door Bestand > Scripts > Ander script te kiezen.
ILLUSTRATOR CS3 420 Handboek A B C D E Deelvenster Variabelen A. Gegevensset B. Deelvenstermenu C. Type variabele D. Naam van de variabele E. Naam van het gekoppelde object In het deelvenster Variabelen wordt het type van een variabele aangegeven met de volgende pictogrammen: • Variabele van het type Zichtbaarheid • Variabele van het type Tekstreeks . . • Variabele van het type Gekoppeld bestand . • Variabele van het type Grafiekgegevens . • Variabele zonder type (niet gekoppeld) .
ILLUSTRATOR CS3 421 Handboek Als u de binding van een variabele opheft, wordt de koppeling tussen de variabele en het object verbroken. Als u variabelen vergrendelt kunt u geen variabelen maken of verwijderen of opties voor variabelen bewerken. U kunt echter wel objecten aan vergrendelde variabelen binden en deze binding weer opheffen. Zie ook “Overzicht van het deelvenster Variabelen” op pagina 419 De naam en het type van een variabele wijzigen ❖ Dubbelklik op de variabele in het deelvenster Variabelen.
ILLUSTRATOR CS3 422 Handboek • Bewerk de gegevens van grafieken in het dialoogvenster Grafiekgegevens. • Bewerk alle objecten met dynamische zichtbaarheid door in het deelvenster Lagen de zichtbaarheid van een object te wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 423 Handboek De naam van een gegevensset wijzigen ❖ Bewerk de tekst rechtstreeks in het tekstvak Gegevensset. U kunt ook dubbelklikken op het woord Gegevensset: (links naast het tekstvak Gegevensset), een nieuwe naam invoeren en op OK klikken. Een gegevensset verwijderen ❖ Kies de optie Gegevensset verwijderen in het menu van het deelvenster Variabelen.
424 Hoofdstuk 15: Grafieken Met grafieken kunt u statistische gegevens op een visuele manier presenteren. In Adobe Illustrator kunt u negen verschillende typen grafieken maken en deze aan uw behoeften aanpassen. Grafieken maken Een grafiek maken 1 Selecteer een grafiekgereedschap. Het type grafiek dat wordt gegenereerd, wordt bepaald door het gereedschap dat u het eerst selecteert. U kunt het type grafiek later echter wijzigen.
ILLUSTRATOR CS3 425 Handboek De decimale precisie voor cellen aanpassen ❖ Klik op de knop Celspecificaties en voer een waarde in tussen 0 en 10 in het tekstvak Aantal decimalen. Grafiekgegevens invoeren U gebruikt het venster Grafiekgegevens om de gegevens voor de grafiek in te voeren. Het venster Grafiekgegevens wordt automatisch weergegeven als u een grafiekgereedschap selecteert, en blijft geopend totdat u het venster sluit. A B C D E F G Het venster Grafiekgegevens A. Tekstinvoervak B.
ILLUSTRATOR CS3 426 Handboek A B C Labels in het venster Grafiekgegevens A. Labels voor gegevenssets B. Lege cel C. Categorielabels Labels invoeren ❖ Labels voor kolomgrafieken, gestapelde kolomgrafieken, staafgrafieken, gestapelde staafgrafieken, lijngrafieken, vlakgrafieken en radargrafieken voert u als volgt in op het werkblad: • Als u in Illustrator een legenda wilt genereren voor de grafiek, verwijdert u de inhoud van de cel linksboven en laat u de cel leeg.
ILLUSTRATOR CS3 427 Handboek A B C D Gegevens in schijfgrafiek • Voer de labels voor de gegevenssets op dezelfde manier in als bij kolomgrafieken, gestapelde kolomgrafieken, staafgrafieken, gestapelde staafgrafieken, lijngrafieken, vlakgrafieken en radargrafieken. Voer categorielabels in als u grafieknamen wilt genereren. • Als u één schijfgrafiek wilt maken, voert u maar één rij met gegevens in. De ingevoerde waarden moeten allemaal óf positief óf negatief zijn.
ILLUSTRATOR CS3 428 Handboek Grafieken opmaken Grafieken opmaken en aanpassen U kunt grafieken op allerlei manieren opmaken. U kunt bijvoorbeeld de vorm en de positie van de assen van de grafiek wijzigen, slagschaduwen toevoegen, de legenda verplaatsen en verschillende soorten grafieken combineren. U kunt de opmaakopties voor een grafiek bekijken door een grafiek te selecteren met het gereedschap Selecteren en door Object > Grafiek > Type grafiek te kiezen.
ILLUSTRATOR CS3 429 Handboek 4 Als u verdeelstreepjes en labels wilt opmaken, selecteert u een as in het pop-upmenu boven aan het dialoogvenster en stelt u de volgende opties in: Waarden verdeelstreepjes Hiermee bepaalt u de plaatsing van verdeelstreepjes op waardeassen, linkerassen, rechterassen, onderste of bovenste assen. Selecteer Berekende waarden negeren als u de plaatsing van de verdeelstreepjes zelf wilt berekenen.
ILLUSTRATOR CS3 430 Handboek Grafiekopties U hebt toegang tot de algemene grafiekopties als u de grafiek selecteert met het gereedschap Selecteren en als u vervolgens dubbelklikt op het grafiekgereedschap in het deelvenster Gereedschappen. Waardeas Hier geeft u aan waar de waardeas (de as met de maateenheid) wordt weergegeven. Slagschaduw Hiermee past u slagschaduwen toe achter de kolommen, staven en lijnen in een grafiek. Slagschaduwen worden toegepast op gehele schijfgrafieken.
ILLUSTRATOR CS3 431 Handboek Percentages en legenda worden standaard in zwart weergegeven. Als een schijfsegment met een donkere achtergrond een agenda onleesbaar maakt, geef dan de achtergrond een andere kleur. Selecteer de donkere schijfsegmenten met het gereedschap Groep selecteren en verf de segmenten via het deelvenster Kleur of Stalen. Schijfgrafiekopties Legenda Bepaalt de plaatsing van de legenda. • Standaardlegenda Hiermee plaatst u de kolomlabels buiten de grafiek. Dit is de standaardinstelling.
ILLUSTRATOR CS3 432 Handboek Opmerking: Als u gestapelde kolomgrafieken samen met andere grafiektypen gebruikt, moet u erop letten dat dezelfde as wordt gebruikt voor alle gegevenssets waarvoor gestapelde kolomgrafieken worden gebruikt. Als bepaalde gegevenssets de rechteras gebruiken en andere de linkeras, kunnen de kolomhoogten misleidend zijn of elkaar overlappen. Delen van een grafiek selecteren 1 Selecteer het gereedschap Groep selecteren .
ILLUSTRATOR CS3 433 Handboek Herhaald ontwerp Hiermee stapelt u een ontwerp om de kolommen te vullen. U kunt de waarde opgeven die elk ontwerp vertegenwoordigt en ook of ontwerpen die breuken vertegenwoordigen, moeten worden afgeknipt of geschaald.
ILLUSTRATOR CS3 434 Handboek 7 Klik op Nieuw element. Er verschijnt een voorvertoning van het geselecteerde ontwerp. De voorvertoning toont alleen het gedeelte van het ontwerp dat in de achterste rechthoek past. In de grafiek wordt echter wel het hele ontwerp weergegeven. 8 Klik op Naam wijzigen om het ontwerp een naam te geven. Het maken van een grafiekontwerp is vergelijkbaar met het maken van een patroon.
ILLUSTRATOR CS3 435 Handboek 7 Kies Object > Groeperen om het ontwerp te groeperen. 8 Kies Object > Grafiek > Element. 9 Klik op Nieuw element. Er verschijnt een voorvertoning van het geselecteerde ontwerp. 10 Klik op Naam wijzigen om het ontwerp een naam te geven.
ILLUSTRATOR CS3 436 Handboek A B 300 250 200 150 Lijngrafiek met markeringsontwerpen Een grafiekontwerp opnieuw gebruiken U kunt een nieuw ontwerp maken door een eerder gemaakt ontwerp opnieuw te gebruiken en te bewerken. Als u over de oorspronkelijke illustratie van het ontwerp beschikt, kunt u deze wijzigen en vervolgens een nieuwe naam geven in het dialoogvenster Grafiekelement.
437 Hoofdstuk 16: Sneltoetsen Sneltoetsen maken u productiever met Illustrator. U kunt de hier beschreven standaardsneltoetsen gebruiken, of sneltoetsen toevoegen en aanpassen alnaargelang uw behoeften. Sneltoetsen aanpassen Sneltoetsen aanpassen In Illustrator kunt u een lijst met alle sneltoetsen weergeven en sneltoetsen maken of bewerken.
ILLUSTRATOR CS3 438 Handboek Standaardsneltoetsen Toetsen voor het selecteren van gereedschappen Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ILLUSTRATOR CS3 439 Handboek Toetsen voor het weergeven van illustraties Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ILLUSTRATOR CS3 440 Handboek Resultaat Windows Mac OS Een boog omdraaien waarbij het referentiepunt hetzelfde blijft Begin te slepen en houd vervolgens F ingedrukt Begin te slepen en houd vervolgens SF ingedrukt Windingen toevoegen aan of verwijderen uit een spiraal terwijl de spiraal wordt verlengd Alt ingedrukt houden en slepen Option ingedrukt houden en slepen De snelheid van het verval van een spiraal wijzigen Slepen en dan Ctrl indrukken Slepen en dan Command indrukken Horizontale lijnen t
ILLUSTRATOR CS3 441 Handboek Resultaat Windows Mac OS Toevoegen aan selectie met Lasso Shift ingedrukt houden en slepen Shift ingedrukt houden en slepen Verwijderen uit selectie met Lasso Alt ingedrukt houden en slepen Option ingedrukt houden en slepen Cursor voor geselecteerde gereedschappen wijzigen in kruiscursor Caps Lock Caps Lock Toetsen om selecties te verplaatsen Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen.
ILLUSTRATOR CS3 442 Handboek Resultaat Windows Mac OS Schakelen tussen vulling en streek X X Standaardvulling en -streek instellen D D Schakelen tussen vulling en streek Shift + X Shift + X Verloopvullingmodus selecteren > > Vulkleurmodus selecteren < < Modus Geen lijn/vulling selecteren / (schuine streep) / (schuine streep) Kleurvoorbeeld maken op basis van een afbeelding of tussenkleur op basis van een verloop Shift + Pipet Shift + Pipet Voorbeeld maken op basis van stijl van het
ILLUSTRATOR CS3 443 Handboek Toetsen voor het transformeren van objecten Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ILLUSTRATOR CS3 444 Handboek Resultaat Windows Mac OS Verticale verplaatsing vergroten of verkleinen Alt + Shift + Pijl-omhoog of Pijl-omlaag (horizontale tekst) of Pijl-rechts of Pijl-links (verticale tekst) Option + Shift + Pijl-omhoog of Pijl-omlaag (horizontale tekst) of Pijl-rechts of Pijl-links (verticale tekst) Schakelen tussen gereedschappen voor tekst en verticale tekst, vlaktekst en verticale vlaktekst en tekst op een pad en verticale tekst op een pad Shift Shift Schakelen tussen gereeds
ILLUSTRATOR CS3 445 Handboek Toetsen voor het deelvenster Penselen Dit is geen complete lijst met alle sneltoetsen. In deze tabel vindt u alleen de sneltoetsen die niet worden weergegeven in menuopdrachten of knopinfo.
ILLUSTRATOR CS3 446 Handboek Resultaat Windows Mac OS Kleurstop dupliceren Alt ingedrukt houden en slepen Option ingedrukt houden en slepen Kleurstop omwisselen Alt ingedrukt houden en kleurstop slepen naar andere stop Option ingedrukt houden en kleurstop slepen naar andere stop Staalkeur toepassen op actieve (of geselecteerde) kleurstop Alt-klikken op staal in het deelvenster Stalen Option-klikken op staal in het deelvenster Stalen Toetsen voor het deelvenster Lagen Dit is geen complete lijst
ILLUSTRATOR CS3 447 Handboek Resultaat Windows Mac OS Nieuwe algemene proceskleur maken Ctrl + Shift ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Command + Shift ingedrukt houden en klikken op knop Nieuw staal Staal vervangen door een andere staal Alt ingedrukt houden en staal slepen over een andere staal Option ingedrukt houden en staal slepen over een andere staal Staal selecteren op naam (met toetsenbord) Ctrl + Alt ingedrukt houden en klikken in lijst met kleurstalen Command + Option inge
ILLUSTRATOR CS3 448 Handboek Resultaat Windows Mac OS Nieuw symbool maken F8 F8 Deelvenster Info tonen/verbergen Ctrl + F8 Command + F8 Deelvenster Verloop tonen/verbergen Ctrl + F9 Command + F9 Deelvenster Streek tonen/verbergen Ctrl + F10 Command + F10 Deelvenster Kenmerken tonen/verbergen Ctrl + F11 Command + F11 Vorige versie Shift + Ctrl + F12 Shift + Command + F12 Deelvenster Afbeeldingsstijlen tonen/verbergen Shift + F5 Shift + F5 Deelvenster Vorm tonen/verbergen Shift + F6
449 Index Numeriek 3D-objecten sneltoetsen voor.
INDEX 450 afdrukken Zie ook kleurscheidingen afbeeldingen met verlopende tonen 383 afloop 389 bestands- en foutinformatie 274 als bitmap 403 curven 390 effecten en filters 336 grote documenten 387 Afvlakken transparantie, opdracht 403 afvlakking alternatieve glyphs Aziatisch 316 breuken en rangtelwoorden 297 voorinstellingen, exporteren en importeren 402 deelvenster Glyphs 301 voorinstellingen, maken en bewerken 402 informatie 300 AI-bestanden.Zie Adobe Illustratorbestanden AI-bestandsindeling.
INDEX 451 Artistiek, effecten en filters informatie 339 Artistieke effecten en filters JPEG 255 Photoshop 256 browserveilige kleuren Zie webveilige kleuren PICT 255 Buitenste gloed, effect 345 PNG 256 bunri-kinshi 323 As omkeren, opdracht 230 RTF 277 burasagari 307, 323 As vervangen, opdracht 230 SVG en SVGZ 252, 356 as, van overvloeiing 230 SWF (Flash) 359 ASCII, bestandsindeling 277 Targa 256 assen tekst 277 Zie ook de Illustrator Help roteren 198 TIFF 256 spiegelassen aanpassen 199
INDEX 452 tekenen, met gereedschap Pen 63, 64, 65 maateenheden voor 45 informatie 333 maken, sjablonen 35 raster 334 vorm veranderen 51, 68 nieuwe documentprofielen 32 schalen 211 nieuwe maken 33 voor SVG-bestanden 357 openen 35 toepassen 333 schalen 387 toepassen op bitmapafbeeldingen 335 D datum en tijd, weergegeven op statusbalk 15 DCS-bestandsindeling, importeren 248 deelvensters soorten 32 toevoegen, meerdere pagina's 41 welkomstscherm 33 groeperen 18 Documentinfo, opdracht 274 koppe
INDEX 453 Filmkorrel, opdracht 339 filters Zie ook afzonderlijke filternamen informatie 333 toepassen 333 toepassen op bitmapafbeeldingen 335 waarom sommige niet beschikbaar zijn 334 Geen samengestelde vorm, opdracht 222 Geen, (omhulsel) opdracht 217 Geen, knop voor vullingen en streken 144 Geen, staal, voor vullingen en streken 99 gegevensgestuurde afbeeldingen Flakkering, gereedschap 25 Zie ook variabelen Flash dynamische objecten bewerken 421 symbolen 80, 82 Zie Adobe Flash Flash.
INDEX 454 verlopen in 428 opnemen 412 Hulplijnen & raster, voorkeuren 46 verschillende typen combineren 431 opnieuw opnemen 416 hulplijnen bij uitlijnen 46 over 411 Hulplijnen maken, opdracht 46 selecteren 412 Hulplijnen vergrendelen, opdracht 46 grafieken, opmaken assen 428 stops invoegen in 414 delen van grafieken selecteren 432 taken die niet kunnen worden opgenomen 413 Hulplijnen wissen, opdracht 46 taken uitsluiten van 415 I ICC-profielen informatie 428 kolommen, staven en lijnen 429
INDEX 455 InDesign Zie Adobe InDesign InDesign.
INDEX 456 synchroniseren met andere toepassingen 126 Knipsel naar tekengebied, opdracht 355 objecten dupliceren in 206 voor Adobe-toepassingen 126 Knipsel, opdracht 339 objecten selecteren in 183, 186 voorinstellingen voor 138 Knopmodus, opdracht 412 objecten toevoegen aan 205 werkruimten 138 kolom- en markeringsontwerpen objecten verdelen over 202 Kleurkiezer 98 Zie grafiekontwerpen objecten plakken in 195 objecten verplaatsen tussen 202 informatie 97 Kolom, opdracht (grafieken) 435 sjab
INDEX 457 tekenen, met gereedschap Pen 62, 63, 64, 65 menu van het deelvenster, weergeven 14 Nieuwe streek toevoegen, opdracht 149 tekenen, met gereedschap Potlood 60 Mes, gereedschap 31, 224 Nieuwe vulling toevoegen, opdracht 149 toevoegen aan, met gereedschap Potlood 61 metagegevens over 273 Nieuwe weergave, opdracht 44 weergeven 242 Normaal, overvloeimodus 170 verbinden, met gereedschap Potlood 61 Mezzotint, opdracht 341 verplaatsen 68 Microsoft vorm veranderen 51 lijngrafieken bestanden
INDEX 458 objecten omvormen Zie vervormen van objecten, transformeren objecten roteren met bepaalde hoek 197 Omtrekstreek, opdracht 147 omvangkleuren 122 Omvormen, gereedschap 28, 70 Omzetten in profiel, opdracht 137 Opslaan voor web, dialoogvenster afbeeldingen vergroten/verkleinen in 366 deelvenster Afbeeldingsgrootte in 366 deelvenster Transformeren 197 omzetten, kleuren in transparantie 374 gereedschap Roteren 197 onderbroken 146 Kleurentabel, deelvenster in 372 gereedschap Vrije transformatie
INDEX 459 overtrekresultaten aanpassen 78 SVG-indeling en 357 uitbreiden 192 voorinstellingen 79 tekenen, met gereedschap Pen 62, 63, 64, 65 verdelen 177 Overvloeien, gereedschap 28, 228 Overvloeien, overvloeimodus 170 overvloeiingen afdrukproblemen 393, 395 as wijzigen van 230 informatie 228 maken 228, 229 omkeren 230 opheffen 230 tekenen, met gereedschap Potlood 60 toevoegen aan 61 verbinden 61, 69 verplaatsen 68 verwijderen 69 vloeiend maken en vereenvoudigen 71 opties voor 229 weergeven zonder
INDEX 460 penseelstreken Posterranden, opdracht 339 rangtelwoorden 297 converteren naar omtrekken 160 Postpapier, opdracht 342 filters en effecten 340 PostScript-indeling 252 rasterafbeeldingen.
INDEX 461 richtingslijnen en -punten opgeven 53 richtingslijnen en richtingspunten informatie 51, 53 tonen en verbergen 53 verplaatsen 68 richtingspunten en -lijnen voorkeuren 54 RIP (raster image processor) 385 samenvoegen lagen 203 stalen 105 vormen.
INDEX 462 software dupliceren 104 deelvenster Streek 145 activering 1 importeren 105 informatie 143, 144 downloads 9 informatie 99 instellingen voor 144 registratie 1 kleurgroepen 99, 101, 104 kleur, objecten selecteren op 187, 190 Sorteren op kleurtoon, opdracht 372 Sorteren op luminantie, opdracht 372 opslaan vanuit deelvenster Kleurengids 108 maateenheid voor 45 Sorteren op populariteit, opdracht 372 opties voor 103 omwisselen met vulkleur 144 proces 102 schalen 211 spacer-cellen 379
INDEX 463 in Flash-animaties 359 sterren 56 informatie 80 veelhoeken 56 isolatiemodus 84, 184 tekengebied tekst, Aziatisch Zie ook de Illustrator Help aki 318 kleur wijzigen 88 grootte en kleur wijzigen 41 burasagari 323 maken 82 hulplijnen toevoegen aan 46 glyphs 316 plaatsen 81, 86 informatie 40 kinsoku-sets 322, 323 schaling met negen segmenten 82 rasterlijnen toevoegen aan 46 kurikaeshi moji shori 323, 324 sets 86, 87 schuiven 42 mojikumi-sets 320, 321, 322 SVG-indeling en 357 ve
INDEX 464 fonts 289 titeltekens, in tekst 303 toepassen 165 fractionele tekenbreedten 300 toegankelijkheid toevoegen aan symbolen 88 getallen 296 van Help 3 voorinstellingen voor afvlakking 399 inspringing 305 toetsenbord, sneltoetsen.
INDEX 465 updates 9 richting wijzigen van 174 URL's, toewijzen aan object 355 sneltoetsen voor.
INDEX 466 voorvertoning EPS-bestanden 247 W waardeas, voor grafieken 428 weergavekenmerken Zie ook aanwijzen wachtwoorden in PDFbestanden 271 deelvenster Vorm 329 Ware grootte, opdracht 42 informatie 329 warichu 319 items aanwijzen voor 330 voorvertoning inkt 44 Waterpapier, opdracht 343 kopiëren tussen objecten 332 Voorvertoning overdruk, opdracht 404 Waterverf, opdracht 340 meerdere vullingen en streken 149 WBMP-bestandsindeling stapelvolgorde 331 illustraties in uitvoermedium 44 van kle
INDEX 467 x- en y-coördinaten 48 XML informatie 356 SVG-effecten en 357 variabelen importeren en exporteren 423 voorkeuren voor XML-id's 422 XMP (Extensible Metadata Platform) 273 XMP Software Development Kit 273 Y YakumonoHankaku, mojikumiset 321 YakumonoZenkaku, mojikumiset 321 Z Zacht licht, overvloeimodus 170 Zacht mengen, effect 121 zachte return 443 Zichtbaarheid, variabelen 419, 420, 421 Zigzag, effect 231 Zoeken en vervangen, opdracht 291 Zoomen, gereedschap 32, 42 zoomniveau, weergegeven op status