Operation Manual

471
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Tips en trucs
U kunt gegevens ontvangen van een webservice of via Flash Remoting.
In beide gevallen zou u complexe gegevensstructuren kunnen ontvangen, zoals arrays, objecten of recordsets, die u
moet parseren en binden.
Foutafhandeling en foutopsporing gebruiken
Uw toepassing moet krachtig genoeg zijn om te anticiperen op bepaalde fouten en deze op de juiste manier te
verwerken.
Een van de beste manieren om foutafhandeling toe te passen in ActionScript 2.0 is om
try-catch-finally-blokken
te gebruiken waarmee u aangepaste fouten kunt genereren en afvangen. Door aangepaste foutklassen te maken, kunt
u code in uw toepassing opnieuw gebruiken zonder dat u de foutafhandelingscode opnieuw hoeft te schrijven.
Raadpleeg de klasse
Error in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie over het genereren van
aangepaste fouten. Zie voor meer informatie over
try-catch-finally-blokken try..catch..finally in de
Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie.
Gebruik in ActionScript 3.0 de klasse
flash.errors om fouten af te vangen.
Zie Synchrone fouten in een toepassing afhandelen in ActionScript 3.0 programmeren voor meer informatie.
Bestanden ordenen en code opslaan
Beantwoord de volgende vragen voordat u bestanden ordent en code opslaat:
Splitst u het SWF-bestand op in meerdere SWF-bestanden en zo ja, hoe moeten deze met elkaar communiceren?
Welke elementen kunt u tussen SWF-bestanden delen?
Welke bestanden worden dynamisch geladen?
Hoe en waar slaat u ActionScript-code op?
Wanneer u een toepassing ontwikkelt, slaat u code en bestanden aan de serverzijde op in een logische
mapstructuur, vergelijkbaar met die in een ActionScript-pakket. Wanneer u de code op deze manier opslaat, blijft
deze goed geordend en verkleint u de kans dat de code wordt overschreven.
Voor grotere toepassingen kunt u client/server-communicatie en -services onderbrengen in klassen. Het gebruik
van klassen biedt de volgende voordelen:
U kunt de code opnieuw gebruiken in meerdere SWF-bestanden.
U kunt code bewerken op een centrale locatie en alle SWF-bestanden bijwerken door ze opnieuw te publiceren.
U kunt een enkele API maken die verschillende elementen van de gebruikersinterface of andere elementen kan
manipuleren die soortgelijke functies uitvoeren.
Het ontwerppatroon MVC gebruiken
Het ontwerppatroon MVC wordt gebruikt om de verwerking van informatie, uitvoer en gegevens in de toepassing van
elkaar te scheiden. De toepassing bestaat uit drie onderdelen: model, weergave en bediening (in het Engels: model,
view en controller, kortweg MVC), waarbij elk onderdeel een ander deel van het proces afhandelt.
Het model - omvat de gegevens en regels van de toepassing. Een groot deel van de verwerking van de toepassing vindt
plaats in dit deel van het ontwerppatroon. Het model bevat ook eventuele componenten (zoals CFC's, EJB's en
webservices) en de database. De geretourneerde gegevens worden in dit deel van het proces niet opgemaakt voor de
interface (of front-end) van de toepassing. De geretourneerde gegevens kunnen voor verschillende interfaces (of
weergaven) worden gebruikt.