Operation Manual
42
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Werkruimte
Verloopkwaliteit Selecteer een optie om de kwaliteit van de verloopvullingen op te geven die in het Windows-
metabestand worden geplaatst. Wanneer u voor hogere kwaliteit kiest, wordt de tijd die is vereist om illustraties te
kopieren, verhoogd. Gebruik deze instelling om de verloopkwaliteit op te geven wanneer u items naar een locatie
doorgeeft die zich buiten Flash bevindt. Wanneer u iets plakt in Flash, wordt de volledige verloopkwaliteit van de
gekopieerde gegevens behouden, ongeacht de instelling van het verloop op het klembord.
PICT-instellingen (alleen Macintosh) Gebruik de volgende instellingen om te bepalen hoe PICT-bestanden worden
verwerkt.
• Type Selecteer Objecten om gegevens te behouden die naar het klembord als vectorillustraties worden gekopieerd.
Selecteer een van de bitmapindelingen om de gekopieerde illustraties in een bitmap om te zetten.
• Resolutie Voer een waarde in.
• PostScript opnemen Selecteer om PostScript-gegevens op te nemen.
• Verloopkwaliteit Selecteer een optie om de verloopkwaliteit op te geven in het PICT-bestand. Wanneer u voor
hogere kwaliteit kiest, wordt de tijd die is vereist om illustraties te kopieren, verhoogd. Gebruik de verloopinstelling
om de verloopkwaliteit op te geven wanneer u items naar een locatie doorgeeft die zich buiten Flash bevindt. Wanneer
u iets plakt in Flash, wordt de volledige verloopkwaliteit van de gekopieerde gegevens behouden, ongeacht de instelling
van het verloop.
• FreeHand-tekst Selecteer Tekst als blokken behouden om de tekst in een geplakt FreeHand®-bestand bewerkbaar
te houden.
Sneltoetsen
Aangepaste sneltoetsen maken en wijzigen
U kunt sneltoetsen maken en wijzigen in Flash.
Sneltoetsen aanpassen
1 Selecteer Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Flash > Sneltoetsen (Macintosh).
Het dialoogvenster Sneltoetsen wordt weergegeven.
2 Met de volgende opties kunt u sneltoetsen toevoegen, verwijderen of bewerken:
Huidige set Hiermee kunt u een set vooraf gedefinieerde sneltoetsen kiezen (weergegeven boven in het menu) of een
aangepaste set die u zelf hebt gedefinieerd.
Opdrachten Hiermee kunt u een categorie opdrachten selecteren die u wilt bewerken (bijvoorbeeld
menuopdrachten). De opdrachtenlijst bevat de opdrachten behorende bij de categorie die u hebt geselecteerd in het
pop-upmenu Opdrachten, samen met de toegewezen sneltoetsen. Voor de categorie Menuopdrachten ziet deze lijst er
als een boomstructuurweergave van het menu uit. Voor de andere categorieën worden de opdrachten in een gewone
lijst op naam weergegeven (zoals Toepassing afsluiten).
Sneltoetsen - geven alle sneltoetsen weer die aan de geselecteerde opdracht zijn toegewezen.
Sneltoets toevoegen - voegt een nieuwe sneltoets toe aan de huidige opdracht. Klik op deze knop als u een lege
regel wilt toevoegen aan het vak Sneltoetsen. Wanneer u een nieuwe sneltoets wilt toevoegen voor deze opdracht, voert
u een nieuwe toetscombinatie in en klikt u op Wijzigen. Elke opdracht kan twee verschillende sneltoetsen hebben.
Wanneer al twee sneltoetsen zijn toegewezen, werkt de knop Item toevoegen niet.
Sneltoets verwijderen - verwijdert de geselecteerde sneltoets uit de lijst met sneltoetsen.