Operation Manual

458
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Publiceren en exporteren
videokenmerken van QuickTime in een enkele QuickTime 4-film, die iedereen met QuickTime 4 of hoger kan
bekijken.
Als u een videoclip (in elke indeling) in een document importeert als ingesloten bestand, kunt u het document als een
QuickTime-film publiceren. Als u een videoclip in QuickTime-indeling in een document importeert als gekoppeld
bestand, kunt u het document ook als een QuickTime-film publiceren.
U moet de Publicatie-instellingen instellen op Flash 5 of eerder om QuickTime met een Flash-spoor te publiceren. Dit
betekent dat u Flash-kenmerken die na Flash 6 zijn geïmplementeerd, niet kunt gebruiken.
Opmerking: Vanaf QuickTime 7.1.3 werd het gebruik van Flash-sporen standaard uitgeschakeld. Wanneer u QuickTime
7.1.3 of hoger gebruikt, selecteert u in QuickTime Bewerken > Voorkeuren > QuickTime-voorkeuren > Geavanceerde
mediatypen en schakelt u het gebruik van Flash-sporen in om een QuickTime-bestand met een Flash-spoor te publiceren.
Exporteer alle lagen in het Flash-document als een enkel Flash-spoor, tenzij het document een geïmporteerde
QuickTime-film bevat. De geïmporteerde QuickTime-film blijft in QuickTime-indeling in de geëxporteerde
toepassing.
QuickTime exporteren
1 Selecteer Bestand > Exporteren > Film exporteren.
2 Geef instellingen op die de QuickTime-film moet exporteren. QuickTime-export maakt standaard een filmbestand
met dezelfde afmetingen als het Flash-brondocument en exporteert het Flash-document in zijn geheel. Het
dialoogvenster QuickTime-video exporteren heeft de volgende opties:
Afmetingen - de breedte en hoogte in pixels voor de frames van een QuickTime-film. U kunt alleen de breedte of de
hoogte opgeven; de andere dimensie wordt automatisch ingesteld om de hoogte-breedteverhouding van uw originele
document te behouden. Hef de selectie van Hoogte-breedteverhouding behouden op wanneer u zowel de hoogte als
de breedte onafhankelijk van elkaar wilt instellen.
Opmerking: Als de afmetingen van de video bijzonder groot zijn (bijvoorbeeld 740 x 480 pixels), moet u wellicht de
framesnelheid van de film aanpassen om het overslaan van frames te voorkomen.
Opmerking: De afmetingen die u instelt in het dialoogvenster QuickTime-exportinstellingen worden voor de breedte en
hoogte van het Flash-bestand geëxporteerd als video. De afmetingen die u instelt in het dialoogvenster QuickTime-
instellingen geven de grootte van de geëxporteerde QuickTime-film op. Als u de grootte in dit laatste dialoogvenster niet
wijzigt, blijft die staan op “huidig”, dus hoeft u die niet te wijzigen.
Werkgebiedkleur negeren Maakt een alpha-kanaal met de werkgebiedkleur. Het alpha-kanaal wordt gecodeerd als
een transparant spoor, waardoor u met de geëxporteerde QuickTime-film andere inhoud kunt bedekken om de
achtergrondkleur of -scène te wijzigen.
U moet een videocompressietype selecteren dat 32-bits codering met een alpha-kanaal ondersteunt om een
QuickTime-video met een alpha-kanaal te maken. Codecs die dit ondersteunen zijn Animation, PNG, Planar RGB,
JPEG 2000, TIFF of TGA. U moet ook miljoenen kleuren selecteren bij de instelling voor compressie/diepte. Als u het
type compressie en kleurdiepte wilt instellen, klikt u op de knop Instellingen in de categorie Video van het
dialoogvenster Filminstellingen.
Wanneer laatste frame is bereikt Exporteert het gehele Flash-document als een filmbestand.
Na verstreken tijd De tijd die het Flash-document nodig heeft om te exporteren in
uren:minuten:seconden:milliseconden.
QuickTime-instellingen Opent het dialoogvenster Geavanceerde QuickTime-instellingen. Met de geavanceerde
instellingen kunt u aangepaste QuickTime-instellingen opgeven. Gebruik in het algemeen de standaard QuickTime-
instellingen omdat deze optimale afspeelprestaties bieden voor de meeste toepassingen. Als u QuickTime-instellingen