Operation Manual
443
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Publiceren en exporteren
Instellingen voor bestandstypepictogrammen Optioneel. Hiermee kunt u een pictogram opgeven dat aan het
bestandstype wordt gekoppeld. U kunt vier verschillende grootten voor het pictogram opgeven (128x128, 48x48,
32x32 en 16x16 pixels) om rekening te houden met de verschillende weergaven van het pictogram. Het pictogram kan
bijvoorbeeld in miniatuur- en detailweergave of in weergaven naast elkaar worden weergegeven in de browser.
Wanneer u een afbeelding opgeeft, moet deze de grootte hebben die u opgeeft. Wanneer u geen bestand opgeeft voor
een bepaalde grootte, gebruikt AIR de afbeelding met de dichtstbijzijnde grootte om deze passend te schalen.
Als u een pictogram wilt opgeven, klikt u op de map voor elke pictogramgrootte en selecteert u het pictogrambestand
dat u wilt gebruiken. U kunt ook het pad en de bestandsnaam ervan invoeren in het tekstvak naast de vraag. Het
pictogrambestand moet de PNG-indeling hebben.
Nadat een nieuw bestandstype is gemaakt, wordt het weergegeven in de selectielijst Bestandstype in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen.
Instellingen voor toepassingsbeschrijvingsbestanden
De toepassingsinstellingen die u in het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer opgeeft, worden
opgeslagen in het bestand toepassingsnaam-app.xml wanneer u uw AIR-toepassing publiceert. U kunt echter aangeven
dat u een aangepast toepassingsbeschrijvingsbestand wilt gebruiken.
Aangepast toepassingsbeschrijvingsbestand gebruiken Hiermee kunt u naar een aangepast
toepassingsbeschrijvingsbestand bladeren. Wanneer u Aangepast toepassingsbeschrijvingsbestand gebruiken
selecteert, wordt de sectie Toepassingsinstellingen in het dialoogvenster gedimd. Wanneer u de locatie van het
aangepaste toepassingsbeschrijvingsbestand wilt opgeven, kunt u deze invoeren in het tekstveld onder Aangepast
toepassingsbeschrijvingsbestand gebruiken. U kunt ook op het mappictogram klikken en naar de locatie bladeren. Zie
Een aangepast toepassingsbeschrijvingsbestand maken in de handleiding AIR-toepassingen ontwikkelen voor meer
informatie over het toepassingsbeschrijvingsbestand en het bewerken ervan.
Instellingen voor installer
De tweede sectie van het dialoogvenster AIR - Instellingen voor toepassing en installer bevat instellingen die
betrekking hebben op het installeren van de toepassing.
Digitale handtekening Alle Adobe AIR-toepassingen moeten worden ondertekend om op een ander systeem te
worden geïnstalleerd. Zie “De toepassing ondertekenen” op pagina 445 voor informatie over het toewijzen van een
digitale handtekening aan een Flash Adobe AIR-toepassing.
Doel Geeft aan waar het AIR-bestand moet worden opgeslagen. De standaardlocatie is de map waar u het FLA-
bestand hebt opgeslagen. Klik op het mappictogram om een andere locatie te selecteren. De standaardpakketnaam is
de naam van de toepassing met de bestandsextensie .air.
Opgenomen bestanden/mappen Geeft aan welke extra bestanden en mappen u in het toepassingspakket moet
opnemen. Klik op de plus-knop (+) om bestanden toe te voegen; klik op de mapknop om mappen toe te voegen. Als
u een bestand of map uit de lijst wilt verwijderen, selecteert u het bestand/de map en klikt u vervolgens op de min-
knop (-).
Het toepassingsbeschrijvingsbestand en het hoofd-SWF-bestand worden automatisch aan de pakketlijst toegevoegd.
De pakketlijst geeft deze bestanden zelfs weer wanneer u het Adobe AIR FLA-bestand nog niet hebt gepubliceerd. De
pakketlijst geeft de bestanden en mappen in een platte structuur weer. Bestanden in een map worden niet vermeld en
volledige padnamen voor bestanden worden weergegeven maar zo nodig ingekort.
Pictogrambestanden worden niet in de lijst opgenomen. Wanneer de bestanden worden verpakt, kopieert Flash
pictogrambestanden naar een tijdelijke map die relatief is ten opzichte van de locatie van het SWF-bestand. De map
wordt verwijderd nadat het verpakken is voltooid.