Operation Manual

442
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Publiceren en exporteren
Begininstellingen voor venster Hiermee kunt u instellingen voor grootte en plaatsing opgeven voor het eerste venster
van de toepassing.
Breedte: geeft de beginbreedte van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Hoogte: geeft de beginhoogte van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
X: geeft de horizontale beginpositie van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Y: geeft de verticale beginpositie van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Maximumbreedte en Maximumhoogte: geeft de maximumgrootte van het venster op, in pixels. Deze waarden zijn
standaard leeg.
Minimumbreedte en Minimumhoogte: geeft de minimumgrootte van het venster op, in pixels. Deze waarden zijn
standaard leeg.
Maximaliseerbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het venster kan maximaliseren. Deze optie is standaard
geselecteerd (of true).
Minimaliseerbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het venster kan minimaliseren. Deze optie is standaard
geselecteerd (of true).
Formaat aanpasbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het formaat van het venster kan aanpassen. Wanneer
deze optie niet is geselecteerd, zijn Maximumbreedte, Maximumhoogte, Minimumbreedte en Minimumhoogte
gedimd. Deze optie is standaard geselecteerd (of true).
Zichtbaar: hiermee kunt u opgeven of het toepassingsvenster in eerste instantie zichtbaar is. Deze optie is standaard
geselecteerd (of true).
Overige instellingen Hiermee kunt u de volgende aanvullende informatie opgeven over de installatie.
Installatiemap: geeft de map op waarin de toepassing wordt geïnstalleerd.
Map in menu Start (alleen Windows): geeft de naam op van de map in menu Start voor de toepassing.
Aangepaste UI voor updates gebruiken geeft op wat er gebeurt wanneer een gebruiker een AIR-installerbestand
opent voor een toepassing die al is geïnstalleerd. AIR geeft standaard een dialoogvenster weer waarmee de
gebruiker de geïnstalleerde versie kan bijwerken naar de versie in het AIR-bestand. Als u niet wilt dat de gebruiker
deze keuze heeft en de toepassing de updates volledig wilt laten bepalen, selecteert u deze optie. Wanneer u deze
optie selecteert, wordt het standaardgedrag overschreven en kan de toepassing de eigen updates uitvoeren.
Instellingen voor bestandstypen
Het dialoogvenster Instellingen voor bestandstypen wordt weergegeven wanneer u op de plus-knop of de potloodknop
klikt in het gedeelte Gekoppelde bestandstypen van het dialoogvenster Geavanceerde instellingen om gekoppelde
bestandstypen voor de toepassing toe te voegen of te bewerken.
De enige twee verplichte velden in dit dialoogvenster zijn Naam en Extensie. Wanneer u op OK klikt en een van deze
velden is leeg, wordt een foutdialoogvenster weergegeven.
U kunt de volgende instellingen voor een gekoppeld bestandstype opgeven:
Naam De naam van het bestandstype (bijvoorbeeld Hypertext Markup Language, Tekstbestand of Voorbeeld).
Extensie De extensie van de bestandsnaam (bijvoorbeeld html, txt of xmpl), maximaal 39 alfanumerieke tekens
zonder accent (A-Za-z0-9) en zonder een voorlooppunt.
Beschrijving Optioneel. Een beschrijving van het bestandstype (bijvoorbeeld Adobe Video File).
Inhoudstype Optioneel. Geeft het MIME-type voor het bestand op.