Operation Manual
358
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Werken met schermen
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor diaschermen:
• De parameter autoKeyNav bepaalt of de dia standaardtoetsenbordafhandeling gebruikt om navigatie naar de
volgende of vorige dia te besturen. Wanneer
autoKeyNav op true wordt ingesteld, wordt na het indrukken van de
toets Pijl-rechts of de spatiebalk naar de volgende dia genavigeerd; na het indrukken van de toets Pijl-links wordt
naar de vorige dia genavigeerd. Wanneer
autoKeyNav op false wordt ingesteld, vindt geen
standaardtoetsenbordafhandeling plaats. Wanneer
autoKeyNav op inherit wordt ingesteld (de
standaardinstelling), neemt de dia de
autoKeyNav-instelling over van de bovenliggende dia. Wanneer de
bovenliggende dia ook op
inherit is ingesteld, worden de voorouders ervan gecontroleerd totdat een dia wordt
gevonden waarvan de parameter
autoKeyNav is ingesteld op true of false. Wanneer een dia een hoofddia is, leidt
het instellen van
autoKeyNav op inherit tot hetzelfde resultaat als het instellen ervan op true.
Opmerking: deze eigenschap kan onafhankelijk worden ingesteld voor elke dia en beïnvloedt de
toetsenbordafhandeling wanner die dia focus heeft.
• De parameter overlayChildren geeft op of onderliggende schermen een ander scherm in het bovenliggende scherm
bedekken tijdens het afspelen. Wanneer
overlayChildren op true wordt ingesteld, bedekken onderliggende
schermen elkaar. Stel dat u twee onderliggende schermen hebt, Kind1 en Kind2, en dat deze opsommingstekens
zijn in het bovenliggende scherm. Wanneer de gebruiker op de knop Volgende klikt en Kind1 weergeeft en
vervolgens opnieuw op Volgende klikt en Kind2 weergeeft, blijft Kind1 zichtbaar wanneer Kind2 wordt
weergegeven. Wanneer
overlayChildren op false wordt ingesteld (de standaardinstelling), wordt Kind1 uit de
weergave verwijderd wanneer Kind2 wordt weergegeven. Deze parameter beïnvloedt alleen de directe
onderliggende dia (de kinderen) van een dia, niet de geneste afstammelingen.
• De parameter playHidden geeft op of een dia blijft doorspelen wanneer deze is verborgen na te zijn weergegeven.
Wanneer
playHidden op true wordt ingesteld (de standaardinstelling), blijft de dia doorspelen wanneer deze
wordt verborgen na te zijn weergegeven. Wanneer
playHidden op false wordt ingesteld, stopt de dia met afspelen
wanneer deze wordt verborgen en hervat het afspelen bij frame 1 wanneer deze weer wordt weergegeven.
Eén parameter is alleen beschikbaar voor formulierschermen: De zichtbare parameter geeft aan of een scherm bij
uitvoering zichtbaar of verborgen is. Wanneer
visible op true wordt ingesteld, is het scherm bij uitvoering
zichtbaar. Wanneer
visible op false wordt ingesteld, is het scherm verborgen. Deze eigenschap beïnvloedt de
zichtbaarheid van het scherm niet in de ontwerpomgeving.
De volgende parameters zijn beschikbaar voor dia- en formulierschermen:
• De parameter autoload geeft aan of de inhoud automatisch moet laden (true) of moet wachten tot de methode
Loader.load() is aangeroepen (false). De standaardwaarde is true. Deze parameter wordt overerfd van de
component Loader.
• De parameter contentPath is een absolute of relatieve URL die het bestand aangeeft dat moet worden geladen
wanneer de methode
Loader.load() wordt aangeroepen. Een relatief pad moet wijzen naar het SWF-bestand dat
de inhoud laadt. De URL moet zich in hetzelfde subdomein bevinden als de URL waar de Flash-inhoud zich
momenteel bevindt. Voor gebruik in Flash Player of met de opdracht Film testen moeten alle SWF-bestanden in
dezelfde map zijn opgeslagen en mogen de bestandsnamen geen map- of schijfstationspecificaties bevatten. De
standaardwaarde is niet gedefinieerd totdat het laden begint. Deze parameter wordt overerfd van de component
Loader.
Parameterinstellingen voor een scherm opgeven
1 Selecteer een scherm in het deelvenster Schermcontour.
2 Selecteer Venster > Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Parameters in Eigenschapcontrole.