Operation Manual

356
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Werken met schermen
Het deelvenster Schermcontour krijgt alleen de eerste keer dat u door de deelvensters navigeert focus. Met andere
woorden, wanneer u bij het laatste deelvenster aankomt en opnieuw de sneltoets indrukt, wordt het deelvenster
Schermcontour overgeslagen en krijgt het volgende venster focus.
U kunt de pijltoetsen gebruiken om door afzonderlijke schermen in het deelvenster Schermcontour te navigeren.
Zie ook
Toegankelijke inhoud maken” op pagina 332
Inhoud aan schermen toevoegen
Eigenschappen en parameters instellen voor een scherm
Gebruik Eigenschapcontrole om eigenschappen en parameters voor afzonderlijke schermen in te stellen. Links in
Eigenschapcontrole kunt u de instantienaam, breedte, hoogte en x- en y-coördinaten van een scherm bekijken.
De instantienaam is een unieke aan een scherm toegewezen naam, die wordt gebruikt wanneer u het scherm in
ActionScript als doel instelt. Elk scherm krijgt een standaardinstantienaam toegewezen op basis van de
standaardnaam ervan in het deelvenster Schermcontour. De instantienaam en standaardschermnaam zijn ook
identiek aan de koppelings-id voor het scherm. wanneer u de instantienaam bijwerkt, worden de
standaardschermnaam en de koppelings-id ook bijgewerkt.
Breedte en hoogte worden opgegeven in pixels. De waarden in de velden B en H zijn alleen-lezen. Breedte en hoogte
worden bepaald door de scherminhoud. U kunt de optie Automatisch magnetisch gebruiken om ervoor te zorgen
dat het registratiepunt altijd in dezelfde relatieve positie blijft wanneer de breedte en hoogte veranderen.
De x- en y-coördinaten van een scherm worden opgegeven in pixels. U kunt een onderliggend scherm in het
werkgebied verplaatsen door de x- en y-coördinaten ervan te wijzigen. Wijzig het registratiepunt van een scherm
met het registratieraster.
Stel parameters voor dia- en formulierschermen om schermgedrag te besturen tijdens het afspelen.
De instantienaam van een scherm wijzigen
1 Selecteer een scherm in het deelvenster Schermcontour.
2 Selecteer Venster > Eigenschappen.
3 Voer links in Eigenschapcontrole een naam in het venster Instantienaam in.
Opmerking: Wanneer u de instantienaam bijwerkt, worden de schermnaam in het deelvenster Schermcontour en de
koppelings-id voor het scherm ook bijgewerkt.
Onderliggend scherm in het werkgebied verplaatsen
1 Hef de selectie van Scherm verbergen voor het onderliggende scherm op.
2 Selecteer het bovenliggende scherm van het scherm in het deelvenster Schermcontour en selecteer de inhoud van
het onderliggende scherm in het werkgebied.
3 Selecteer Venster > Eigenschappen.
4 Voer in Eigenschapcontrole nieuwe waarden voor de x- en y-coördinaten in, sleep het onderliggende scherm naar
een andere locatie in het werkgebied of gebruik het deelvenster Uitlijnen.