Operation Manual
20
FLASH CS4 PROFESSIONAL GEBRUIKEN
Werkruimte
• U kunt hulplijnen vergrendelen met Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen vergrendelen of met de optie Hulplijnen
vergrendelen in het dialoogvenster Hulplijnen bewerken (Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen bewerken).
• Selecteer Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen wissen wanneer u hulplijnen wilt wissen. In de
documentbewerkingsmodus worden dan alle hulplijnen in het document gewist. In de symboolbewerkingsmodus
worden alleen de gebruikte hulplijnen in symbolen gewist.
Zie ook
“Geleidelagen” op pagina 193
Voorkeuren voor hulplijnen instellen
1 Selecteer Weergave > Hulplijnen > Hulplijnen bewerken en ga als volgt te werk:
• Klik op het driehoekje in het kleurvak en selecteer een hulplijnkleur in het palet. De standaardhulplijnkleur is
groen.
• Selecteer Hulplijnen weergeven om hulplijnen weer te geven of hef de selectie ervan op om ze te verbergen.
• Selecteer Hulplijnen magnetisch of hef de selectie ervan op om magnetisch uitlijnen op hulplijnen in of uit te
schakelen.
• Selecteer Hulplijnen vergrendelen of hef de selectie ervan op.
• Selecteer een optie in het pop-upmenu om de magnetische nauwkeurigheid in te stellen.
• Klik op Alles wissen om alle hulplijnen te wissen. Hiermee worden alle hulplijnen van de huidige scène gewist.
• Klik op Standaardwaarde opslaan om de huidige instellingen als standaardwaarde op te slaan.
2 Klik op OK.
Raster gebruiken
Het raster wordt in een document weergegeven als een reeks lijnen achter de illustratie in alle scènes.
Tekeningraster weergeven of verbergen
❖ Ga als volgt te werk:
• Selecteer Weergave > Raster > Raster weergeven.
• Druk op Ctrl+'' (dubbel aanhalingsteken) (Windows) of Cmd+'' (dubbel aanhalingsteken) (Macintosh).
Magnetisch uitlijnen op rasterlijnen in- of uitschakelen
❖ Selecteer Weergave > Magnetisch uitlijnen > Raster magnetisch.
Rastervoorkeuren instellen
1 Selecteer Weergave > Raster > Raster bewerken en selecteer de gewenste opties.
2 Klik op Standaardwaarde opslaan om de huidige instellingen als standaardwaarde op te slaan.
Informatie over de hoofdwerkbalk en de bewerkbalk
De menubalk boven in het toepassingsvenster bevat menu's met opdrachten voor functies.
De bewerkbalk boven in het werkgebied bevat besturingselementen en informatie voor het bewerken van scènes en
symbolen en het wijzigen van het vergrotingsniveau van het werkgebied.