Operation Manual
volgorde te wijzigen.
Nieuw venster openen voor het huidige document
Selecteer Venster > Venster dupliceren.
Eigenschappen instellen voor een nieuw of bestaand document
1. Open een document en selecteer Wijzigen > Document.
Het dialoogvenster Documentinstellingen wordt weergegeven.
2. Als u de afmetingen van het werkgebied wilt instellen, gaat u als volgt te werk:
Wanneer u de grootte van het werkgebied in pixels wilt instellen, voert u waarden in de vakken Breedte en Hoogte in. De minimale
grootte is 1 x 1 pixels en de maximale grootte is 2880 x 2880 pixels.
Als u het werkgebied precies wilt instellen op de hoeveelheid ruimte die wordt gebruikt door de inhoud van het werkgebied, kiest u de
optie Afstemmen
Als u het werkgebied wilt instellen op het maximale beschikbare afdrukgebied, kiest u Printer Dit gebied wordt bepaald door het
papierformaat min de huidige marge die is geselecteerd in het gebied Marges in het dialoogvenster Pagina-indeling (Windows) of het
dialoogvenster Afdrukmarges (Macintosh).
Als u de standaardgrootte (550 x 400 pixels) wilt instellen voor het werkgebied, kiest u Standaard.
3. Als u de positie en oriëntatie van 3D-objecten in het werkgebied wilt aanpassen, zodat de weergave in dezelfde verhouding blijft ten opzichte
van de randen van het werkgebied, kiest u de optie 3D-perspectiefhoek aanpassen om de huidige projectie van werkgebied te behouden.
Deze optie is alleen beschikbaar als u de grootte van het werkgebied wijzigt.
4. Als u de inhoud van het werkgebied automatisch wilt schalen op basis van de wijziging in de grootte van het werkgebied, kiest u de optie
Inhoud schalen met werkgebied (alleen CS5.5).
Deze optie is alleen beschikbaar als u de grootte van het werkgebied wijzigt. U kunt de inhoud van vergrendelde en verborgen lagen ook
schalen met de voorkeursopties. Zie Algemene voorkeuren instellen voor meer informatie.
5. Als u de eenheid wilt opgeven voor de liniaal die wordt weergegeven in het werkgebied, selecteert u een optie uit het menu
Liniaaleenheden. (Deze instelling bepaalt ook welke maateenheid wordt gebruikt in het deelvenster Info.)
6. Klik op het staal Achtergrondkleur en selecteer een kleur in het palet om de achtergrondkleur van uw document in te stellen.
7. Voer bij Framesnelheid het aantal animatieframes in dat per seconde wordt weergegeven.
Voor de meeste animaties die op de computer worden afgespeeld, in het bijzonder voor animaties van een website, is een snelheid van 8 tot
15 frames per seconde (fps) voldoende. Wanneer u de framesnelheid verandert, wordt de nieuwe framesnelheid de standaard voor nieuwe
documenten.
8. (alleen CS5.5) Schakel Automatisch opslaan in en geef op om de hoeveel minuten u het document wilt opslaan. Het document wordt dan bij
het opgegeven tijdsinterval automatisch opgeslagen.
9. Ga als volgt te werk:
Klik op OK als u de nieuwe instellingen alleen wilt toepassen op het huidige document.
Klik op Als standaard instellen om van de nieuwe instellingen de standaardeigenschappen voor alle documenten te maken.
Wijzig als volgt documenteigenschappen met Eigenschapcontrole:
1. Klik in het gebied buiten het werkgebied om de selectie van alle objecten in het werkgebied op te heffen. De eigenschappen van het
document worden weergegeven in Eigenschapcontrole. Kies Venster > Eigenschappen om Eigenschapcontrole te openen.
2. Ga naar het gedeelte Publiceren en kies de gewenste Flash Player-versie en ActionScript-versie voor uw document (alleen CS5.5). Klik op
de knop Publicatie-instellingen voor toegang tot aanvullende publicatie-instellingen. Zie Publicatie-instellingen (CS5) voor meer informatie.
3. Voer bij FPS (frames per seconde) in het gedeelte Eigenschappen het aantal animatieframes in dat u elke seconde wilt afspelen.
4. Voer waarden voor de breedte en hoogte van het werkgebied in als u het formaat van het werkgebied wilt wijzigen.
5. Als u een achtergrondkleur voor het werkgebied wilt selecteren, klikt u op het kleurstaal naast de eigenschap Werkgebied en selecteert u
een kleur in het palet.
6. Klik op de knop Bewerken naast de grootte-eigenschappen om aanvullende documenteigenschappen te bewerken. Zie Eigenschappen
instellen voor een nieuw of bestaand document voor meer informatie over alle documenteigenschappen.
XMP-metagegevens toevoegen aan een document
U kunt XMP-gegevens (Extensible Metadata Platform), zoals een titel, auteur, beschrijving en copyrightinformatie, toevoegen aan uw FLA-
bestanden. XMP is een indeling voor metagegevens die bepaalde andere Adobe®-toepassingen kunnen interpreteren. De metagegevens kunnen
worden weergegeven in Flash Professional en in Adobe® Bridge. Zie Metagegevens en trefwoorden in Bridge Help voor meer informatie over
XMP-metagegevens.
Opmerking: 32-bits Bridge wordt niet ondersteund in Flash Professional CC.