Operation Manual

Gekoppelde bestandstypen
Begininstellingen voor venster
Overige instellingen
Als u geen specifiek pictogrambestand opgeeft, wordt standaard een voorbeeld-AIR-toepassingspictogram gebruikt (alleen Flash CS5).
Als u een pictogram wilt opgeven, klikt u boven aan het tabblad Pictogrammen op een pictogram en gaat u naar het bestand dat u voor die grootte
wilt gebruiken. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben.
Als u een afbeelding opgeeft, moet deze een exacte grootte hebben (128x128, 48x48, 32x32 of 16x16). Als u voor een bepaald pictogramformaat
geen afbeelding opgeeft, schaalt Adobe AIR een van de opgegeven afbeeldingen om de ontbrekende pictogramafbeelding te maken.
Geavanceerde instellingen
Op het tabblad Geavanceerd kunt u extra instellingen voor het toepassingsbeschrijvingsbestand opgeven.
U kunt de gekoppelde bestandstypen opgeven die de AIR-toepassing moet kunnen verwerken. Als u bijvoorbeeld wilt dat uw toepassing de
voornaamste toepassing is voor het afhandelen van HTML-bestanden, zou u dat moeten opgeven in het tekstveld Gekoppelde bestandstypen.
U kunt ook instellingen opgeven voor de volgende aspecten van de toepassing:
De grootte en plaatsing van het beginvenster
De map waarin de toepassing wordt geïnstalleerd
De map in menu Start waarin de toepassing moet worden geplaatst
Het dialoogvenster heeft de volgende opties:
Hiermee kunt u gekoppelde bestandstypes opgeven die de AIR-toepassing zal verwerken. Klik op de plus-knop (+)
om een nieuw bestandstype aan het tekstvak toe te voegen. Wanneer u op de plus-knop klikt, wordt het dialoogvenster Instellingen voor
bestandstypen weergegeven. Wanneer u op de min-knop (-) klikt, wordt een geselecteerd item uit het tekstvak verwijderd. Wanneer u op de
potloodknop klikt, wordt het dialoogvenster Instellingen voor bestandstypen weergegeven. Daar kunt u een item bewerken dat u in het tekstvak
hebt geselecteerd. De min-knop en de potloodknop zijn standaard gedimd. Wanneer u een item in het tekstvak selecteert, worden de min-knop en
de potloodknop geactiveerd, zodat u het item kunt verwijderen of bewerken. De standaardwaarde in het tekstvak is Geen.
Hiermee kunt u instellingen voor grootte en plaatsing opgeven voor het eerste venster van de toepassing.
Breedte: geeft de beginbreedte van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Hoogte: geeft de beginhoogte van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
X: geeft de horizontale beginpositie van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Y: geeft de verticale beginpositie van het venster op, in pixels. De waarde is standaard leeg.
Maximumbreedte en Maximumhoogte: geeft de maximumgrootte van het venster op, in pixels. Deze waarden zijn standaard leeg.
Minimumbreedte en Minimumhoogte: geeft de minimumgrootte van het venster op, in pixels. Deze waarden zijn standaard leeg.
Maximaliseerbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het venster kan maximaliseren. Deze optie is standaard geselecteerd (of true).
Minimaliseerbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het venster kan minimaliseren. Deze optie is standaard geselecteerd (of true).
Formaat aanpasbaar: hiermee kunt u opgeven of de gebruiker het formaat van het venster kan aanpassen. Wanneer deze optie niet is
geselecteerd, zijn Maximumbreedte, Maximumhoogte, Minimumbreedte en Minimumhoogte gedimd. Deze optie is standaard geselecteerd (of
true).
Zichtbaar: hiermee kunt u opgeven of het toepassingsvenster in eerste instantie zichtbaar is. Deze optie is standaard geselecteerd (of true).
Hiermee kunt u de volgende aanvullende informatie opgeven over de installatie.
Installatiemap: geeft de map op waarin de toepassing wordt geïnstalleerd.
Map in menu Start (alleen Windows): geeft de naam op van de map in menu Start voor de toepassing.
Aangepaste UI voor updates gebruiken geeft op wat er gebeurt wanneer een gebruiker een AIR-installerbestand opent voor een toepassing
die al is geïnstalleerd. AIR geeft standaard een dialoogvenster weer waarmee de gebruiker de geïnstalleerde versie kan bijwerken naar de
versie in het AIR-bestand. Als u niet wilt dat de gebruiker deze keuze heeft en de toepassing de updates volledig wilt laten bepalen,
selecteert u deze optie. Wanneer u deze optie selecteert, wordt het standaardgedrag overschreven en kan de toepassing de eigen updates
uitvoeren.
Taalinstellingen
In het deelvenster Talen kunt u de talen selecteren waaraan u uw toepassing wilt koppelen in de app-winkel of in Marketplace. Wanneer u een taal
selecteert, kunnen gebruikers van besturingssystemen in de desbetreffende taal uw toepassing downloaden. Deze taalinstellingen verschaffen
verder geen vertaling van de gebruikersinterface van uw toepassing.
Als er geen taal wordt geselecteerd, wordt de toepassing gepubliceerd met ondersteuning voor alle talen. Het is dan dus niet nodig elke taal te
selecteren. De vermelde talen zijn de talen die worden ondersteund door Adobe AIR. Het is mogelijk dat Android ondersteuning biedt voor andere
talen.