Operation Manual

Naar boven
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op de naam van de laag of map en
selecteer Laag verwijderen in het contextmenu.
Opmerking: Wanneer u een laagmap verwijdert, worden de bijbehorende lagen en de inhoud daarvan eveneens verwijderd.
Een of meer lagen of mappen vergrendelen of ontgrendelen
Klik op de kolom Vergrendelen rechts van de naam van een laag of map om deze te vergrendelen. Klik nogmaals op de kolom Vergrendelen
om de laag of map te ontgrendelen.
Klik op het slotpictogram om alle lagen en mappen te vergrendelen. Klik er nogmaals op om alle lagen en mappen te ontgrendelen.
Sleep door de kolom Vergrendelen als u meerdere lagen of mappen wilt vergrendelen of ontgrendelen.
Houd de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt en klik in de kolom Vergrendelen rechts van de naam van een laag of
map om alle andere lagen en mappen te vergrendelen. Klik nogmaals op de kolom Vergrendelen met de Alt- of Option-toets ingedrukt om
alle lagen of mappen te ontgrendelen.
Lagen kopiëren en plakken (alleen CS5.5)
U kunt gehele lagen en laagmappen in de tijdlijn kopiëren en deze in dezelfde tijdlijn of in andere tijdlijnen plakken. Elk type laag kan worden
gekopieerd.
Wanneer u lagen kopieert en plakt, blijft de laagmapstructuur van de gekopieerde lagen behouden.
1. Selecteer een of meer lagen in de tijdlijn door op de naam van de laag te klikken. Als u opeenvolgende lagen wilt selecteren, houdt u de
Shift-toets ingedrukt en klikt u op de lagen. Als u niet-opeenvolgende lagen wilt selecteren, houdt u de Ctrl-toets (Windows) of Command-
toets (Macintosh) ingedrukt en klikt u op de lagen.
2. Kies Bewerken > Tijdlijn >Lagen kopiëren of Lagen knippen. U kunt ook met de rechtermuisknop op de lagen klikken en de optie Lagen
kopiëren of Lagen knippen in het contextmenu kiezen.
3. Ga naar de tijdlijn waarin u de lagen wilt plakken en selecteer de laag die direct onder de plek ligt waar u de geplakte lagen wilt invoegen.
4. Kies Bewerken > Tijdlijn > Lagen plakken.
De geplakte lagen worden net boven de geselecteerde laag in de tijdlijn weergegeven. Als u een laagmap hebt geselecteerd, worden de geplakte
lagen binnen de map weergegeven.
Als u een laag in een masker of een geleidelaag wilt plakken, moet u eerst een laag onder het masker of de laag selecteren voordat u gaat
plakken. Het is niet mogelijk om een masker, geleidelaag of maplaag onder een masker of geleidelaag te plakken.
U kunt ook lagen kopiëren door de lagen te selecteren en de optie Bewerken > Tijdlijn >Lagen dupliceren te kiezen. Hierbij wordt het woord 'kopie'
toegevoegd aan de naam van de nieuwe laag.
Lagen en laagmappen weergeven
Laag of map weergeven of verbergen
Een rode X naast de naam van een laag of map in de tijdlijn geeft aan dat de laag of map is verborgen. U kunt in de publicatie-instellingen
opgeven of verborgen lagen moeten worden opgenomen wanneer u een SWF-bestand publiceert.
Klik op de kolom met het oogpictogram rechts van de naam van een laag of map in de tijdlijn om de laag of map te verbergen. Klik er
nogmaals op om de laag of map weer te geven.
Klik op het oogpictogram om alle lagen en mappen in de tijdlijn te verbergen. Klik er nogmaals op om alle lagen en mappen weer te geven.
Sleep door de kolom met het oogpictogram wanneer u meerdere lagen of mappen wilt weergeven of verbergen.
Houd de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt en klik in de kolom met het oogpictogram rechts van de naam van een
laag of map om alle lagen en mappen behalve de huidige laag of map te verbergen. Klik er nogmaals op met de Alt- of Option-toets
ingedrukt om alle lagen en mappen weer te geven.
Inhoud van een laag weergeven als contouren
Wanneer u wilt zien in welke laag een object thuishoort, kunt u alle objecten in een laag als gekleurde contouren weergeven.
Klik in de kolom Contour rechts van de naam van de laag om alle objecten in die laag als contouren weer te geven. Klik er nogmaals op om
de contourweergave uit te schakelen.
Klik op het contourpictogram om de objecten in alle lagen als contouren weer te geven. Klik er nogmaals op om de contourweergave in alle
lagen uit te schakelen.
Houd de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt en klik in de kolom Contour rechts van de naam van een laag om de
objecten in alle lagen behalve de huidige laag als contouren weer te geven. Klik er nogmaals op met de Alt- of Option-toets ingedrukt om de
contourweergave voor alle lagen uit te schakelen.