Operation Manual

Grafiek voor Aangepaste versnelling die een constante snelheid weergeeft. Open dit dialoogvenster door een frame te selecteren in een klassieke
tween en op de knop Bewerken te klikken in het gedeelte Versnelling in Eigenschapcontrole.
Aanvullende besturingselementen voor het dialoogvenster Aangepaste versnelling
Selectievakje Eén instelling gebruiken voor alle eigenschappen Het selectievakje is standaard ingeschakeld. De weergegeven curve wordt
gebruikt voor alle eigenschappen en het pop-upmenu Eigenschap is uitgeschakeld. Wanneer het selectievakje is uitgeschakeld, is het pop-
upmenu Eigenschap ingeschakeld en heeft elke eigenschap een afzonderlijke curve die de snelheid van de betreffende eigenschap definieert.
Pop-upmenu Eigenschap Dit is alleen ingeschakeld wanneer het selectievakje Eén instelling gebruiken voor alle eigenschappen is
uitgeschakeld. Indien ingeschakeld, wordt een afzonderlijke curve bijgehouden voor elk van de vijf eigenschappen die in het menu voorkomen.
Wanneer u een eigenschap in het menu selecteert, wordt de curve voor deze eigenschap weergegeven. De eigenschappen zijn de volgende:
Positie Eigenschap voor aangepaste versnelling die instellingen opgeeft voor de positie van een object met animatie in het werkgebied.
Rotatie Eigenschap voor aangepaste versnelling die instellingen opgeeft voor de rotatie van een object met animatie. U kunt bijvoorbeeld
nauwkeurig afstemmen hoe snel of langzaam een animatieteken wordt omgedraaid naar de gebruiker toe in het werkgebied.
Schaal Eigenschap voor aangepaste versnelling die instellingen opgeeft voor de schaal van een object met animatie. U kunt bijvoorbeeld
eenvoudiger de schaal van een object aanpassen zodat het lijkt alsof het object zich van de gebruiker verwijdert, vervolgens dichterbij
komt en zich dan weer verwijdert.
Kleur Eigenschap voor aangepaste versnelling die instellingen opgeeft voor kleurovergangen die worden toegepast op een object met
animatie.
Filters Eigenschap voor aangepaste versnelling die instellingen opgeeft voor filters die worden toegepast op een object met animatie. U
kunt bijvoorbeeld de versnellingsinstelling bepalen van een slagschaduw die een wijziging in de richting van een lichtbron simuleert.
Afspeel- en stopknop Hiermee kunt u een animatie in het werkgebied voorvertonen met behulp van alle huidige snelheidscurven die zijn
gedefinieerd in het dialoogvenster Aangepaste versnelling.
Knop Herstellen Hiermee kunt u de snelheidscurve herstellen naar de lineaire standaardtoestand.
Positie van het geselecteerde besturingspunt In de rechterbenedenhoek van het dialoogvenster geeft een numerieke waarde het hoofdframe
en de positie van het geselecteerde besturingspunt weer. Wanneer geen besturingspunt is geselecteerd, wordt geen waarde weergegeven.
Klik eenmaal op de diagonale lijn om een besturingspunt aan de lijn toe te voegen. Wanneer u een nauwkeurige mate van controle over de
beweging van een object wilt bereiken, sleept u de posities van de besturingspunten.
Met behulp van frame-indicatoren (weergegeven door vierkante grepen) kunt u door ergens te klikken aangeven waar een object langzamer of
sneller moet gaan. Wanneer u klikt op de vierkante greep van een besturingspunt wordt dit geselecteerd en worden de raakpunten aan beide
zijden van het besturingspunt weergegeven. Lege cirkels stellen raakpunten voor. Sleep het besturingspunt of de raakpunten met de muis of
gebruik de pijltoetsen op het toetsenbord om de punten te plaatsen.
De besturingspunten worden standaard magnetisch uitgelijnd op een raster. U kunt magnetische uitlijning uitschakelen door te drukken op de
toets X terwijl u het besturingspunt sleept.
Wanneer u klikt op een gedeelte van de curve dat niet in de buurt ligt van een besturingspunt, wordt op dat punt een nieuw besturingspunt
toegevoegd aan de curve, zonder dat de vorm van de curve wordt gewijzigd. Wanneer u klikt op een gebied dat niet in de buurt ligt van de curve
en besturingspunten, wordt de huidige selectie van een besturingspunt opgeheven.
Aangepaste versnelling toevoegen
1. Selecteer in de tijdlijn een laag waarop een klassieke tween is toegepast.
2. Klik op de knop Bewerken naast de schuifregelaar Versnelling in Eigenschapcontrole.
3. (Optioneel) Wanneer u de curve voor één getweende eigenschap wilt weergeven, heft u de selectie van Eén instelling gebruiken voor alle
eigenschappen op en selecteert u een eigenschap in het menu.
4. Houd de Ctrl-toets (Windows) of de Cmd-toets (Macintosh) ingedrukt en klik op de diagonale lijn om een besturingspunt toe te voegen.
5. Sleep het besturingspunt omhoog om de snelheid van het object te verhogen. Sleep het omlaag om de snelheid van het object te verlagen.
6. Sleep de hoekpuntgrepen om de versnellingscurve verder aan te passen en de versnellingswaarde van de tween nauwkeurig af te stellen.
7. Klik op de afspeelknop in de linkerbenedenhoek om de animatie in het werkgebied weer te geven.
8. Pas de besturingselementen aan totdat u het gewenste effect bereikt.
Opmerking: Wanneer u het dialoogvenster Aangepaste versnelling gebruikt om een aangepaste versnelling toe te passen op een frame, wordt in
het bewerkvak met de versnellingswaarde--’ weergegeven. Wanneer u het bewerkvak of de pop-upschuifregelaar gebruikt om een
versnellingswaarde toe te passen op een frame, is de grafiek voor Aangepaste versnelling ingesteld op de overeenkomstige curve en is het
selectievakje Eén instelling gebruiken voor alle eigenschappen ingeschakeld.
Een versnellingscurve kopiëren en plakken
Druk op Ctrl+C (Windows) of Cmd+C (Macintosh) om de huidige versnellingscurve te kopiëren.
Druk op Ctrl+V (Windows) of Cmd+V (Macintosh) om de gekopieerde curve in een andere versnellingscurve te plakken.
U kunt de versnellingscurve kopiëren en plakken. De gekopieerde curve blijft beschikbaar totdat u de Flash Professional-toepassing afsluit.
Niet-ondersteunde versnellingscurven