Operation Manual

Een hoekpunt kan zowel rechte als gekromde segmenten verbinden.
Opmerking: Er bestaat een duidelijk verschil tussen hoekpunten en vloeiende punten aan de ene kant en rechte en gekromde segmenten aan de
andere.
De omtrek van een pad wordt streek genoemd. Een kleur of verloop dat op het interne gebied van een open of gesloten pad is toegepast, wordt
een vulling genoemd. Een streek kan dikte (gewicht), kleur en arcering bevatten. Nadat u een pad of vorm hebt gemaakt, kunt u de
eigenschappen van de streek en vulling wijzigen.
Richtingslijnen en richtingspunten
Wanneer u een ankerpunt selecteert dat gekromde segmenten verbindt (of het segment zelf selecteert), geven de ankerpunten van de verbonden
segmenten richtinggrepen weer, die bestaan uit richtinglijnen die eindigen in richtingpunten. De hoek en lengte van de richtinglijnen bepalen de
vorm en grootte van de gekromde segmenten. Het verplaatsen van de richtingpunten vormt de curven om. Richtinglijnen worden niet in de
definitieve uitvoer weergegeven.
Nadat u een ankerpunt hebt geselecteerd (links), worden richtinglijnen weergegeven op de gekromde segmenten die door het ankerpunt worden
verbonden (rechts).
Een vloeiend punt heeft altijd twee richtinglijnen, die samen bewegen als een enkele rechte eenheid. Wanneer u een richtinglijn op een vloeiend
punt beweegt, worden de gekromde segmenten aan beide kanten van het punt tegelijk aangepast, waardoor een doorlopende curve op het
ankerpunt wordt gehouden.
Ter vergelijking: een hoekpunt kan twee, één, of geen richtinglijnen hebben, afhankelijk van het feit of het respectievelijk twee, één of geen
gekromde segmenten verbindt. Richtinglijnen voor hoekpunten behouden de hoek door verschillende hoeken te gebruiken. Wanneer u een
richtinglijn op een hoekpunt beweegt, wordt alleen de curve aan dezelfde kant van het punt als de richtinglijn aangepast.
Richtinglijnen op een vloeiend punt (links) en een hoekpunt (rechts) aanpassen.
Richtinglijnen raken altijd (staan loodrecht op de straal van) de curve bij de ankerpunten. De hoek van elke richtinglijn bepaalt de helling van de
curve en de lengte van elke richtinglijn bepaalt de hoogte of diepte van de curve.
Als u richtinglijnen verplaatst en van grootte wijzigt, wordt de helling van curven gewijzigd.