Operation Manual

Geïmporteerde bitmaps en Flash
Naar boven
Naar boven
Naar boven
Werken met geïmporteerde bitmaps
Bitmapeigenschappen instellen
(Alleen Flash Professional CC) Meerdere bitmaps wisselen
Bitmaps importeren bij uitvoering
Een bitmap als vulling toepassen
Bitmaps bewerken in een externe editor
Een bitmap splitsen en maak een bitmapvulling
Werken met geïmporteerde bitmaps
Wanneer u een bitmap in Flash Professional importeert, kunt u de bitmap wijzigen en op verschillende manieren gebruiken in uw Flash
Professional-document.
Als een geïmporteerde bitmap in een Flash Professional-document een formaat groter wordt weergegeven dan het origineel, is de afbeelding
mogelijk vervormd. Controleer geïmporteerde bitmaps om er zeker van te zijn dat afbeeldingen correct worden weergegeven.
Wanneer u een bitmap in het werkgebied selecteert, worden in Eigenschapcontrole de symboolnaam en de pixelafmetingen en -positie in het
werkgebied weergegeven. Met Eigenschapcontrole kunt u een instantie van een bitmap omwisselen. Met andere woorden, u kunt de instantie
vervangen door een instantie van een andere bitmap in het huidige document.
De volgende videozelfstudie beschrijft het gebruik van bitmaps in Flash Professional:
Werken met bitmapafbeeldingen (0:56)
Eigenschapcontrole weergeven met bitmapeigenschappen
1. Selecteer een instantie van een bitmap in het werkgebied.
2. Selecteer Venster > Eigenschappen.
Een instantie van een bitmap vervangen door een instantie van een andere bitmap
1. Selecteer een bitmapinstantie in het werkgebied.
2. Selecteer Venster > Eigenschappen en klik op Omwisselen.
3. Selecteer de bitmap die de bitmap moet vervangen die momenteel is toegewezen aan de instantie.
Bitmapeigenschappen instellen
U kunt anti-aliasing op een geïmporteerde bitmap toepassen om de randen in de afbeelding vloeiender te maken. U kunt ook een compressieoptie
selecteren om de grootte van het bitmapbestand te verkleinen voor weergave op het web.
1. Selecteer een bitmap in het deelvenster Bibliotheek en klik op het pictogram Eigenschappen onder in het deelvenster Bibliotheek.
2. Selecteer Effenen toestaan. Effenen verbetert de kwaliteit van bitmapafbeeldingen wanneer deze worden geschaald.
3. Selecteer bij Compressie een van de volgende opties:
Foto (JPEG) De afbeelding wordt gecomprimeerd in JPEG-indeling. Als u de standaardcompressiekwaliteit wilt gebruiken die voor de
geïmporteerde afbeelding is opgegeven, selecteert u Standaarddocumentkwaliteit gebruiken. Als u een nieuwe kwaliteitsinstelling voor
compressie wilt opgeven, heft u de selectie van Standaarddocumentkwaliteit gebruiken op en voert u in het tekstveld Kwaliteit een waarde in
tussen 1 en 100. (Een hogere instelling resulteert in een hogere afbeeldingskwaliteit, maar levert ook een groter bestand op.)
Zonder verlies (PNG/GIF) De afbeelding wordt zonder verlies gecomprimeerd en er worden geen gegevens van de afbeelding genegeerd.
Opmerking: Gebruik fotocompressie voor afbeeldingen met complexe kleur- of tintvariaties, zoals foto’s of afbeeldingen met verlopende
vullingen. Gebruik een compressie zonder verlies voor afbeeldingen met eenvoudige vormen en relatief weinig kleuren.
4. Klik op Testen om de resultaten van de bestandscompressie te bepalen. Vergelijk de oorspronkelijke bestandsgrootte met de grootte van het
gecomprimeerde bestand om te bepalen of de geselecteerde compressie-instelling acceptabel is.
5. Klik op OK.
Opmerking: De instellingen voor JPEG-kwaliteit in het dialoogvenster Publicatie-instellingen hebben geen invloed op geïmporteerde JPEG-
bestanden. Geef in het dialoogvenster Bitmapeigenschappen een kwaliteitsinstelling op voor elk geïmporteerd JPEG-bestand.