Tekst vertalen in het deelvenster Tekenreeksen of in een XML-bestand Wanneer u bestanden naar vertalers stuurt, moet u niet alleen het FLA-bestand bijvoegen maar ook de mappen voor de XML-bestanden en het XML-bestand voor elke taal. Vertalers kunnen rechtstreeks in de taalkolommen in het deelvenster Tekenreeksen werken of in de XML-bestanden voor elke taal om het FLAbestand in de geselecteerde talen te vertalen.
UTF-indeling Eerste byte Tweede byte UTF-16BE OxFE OxFF UTF-16LE OxFF OxFE Opmerking: wanneer het externe bestand een XML-bestand is, kunt u geen XML-coderingstag gebruiken om de bestandscodering te wijzigen. Sla het bestand op in een ondersteunde Unicode-indeling. 1. Maak een dynamisch veld of invoertekstveld in de Flash Professional-ontwerptoepassing om de tekst in het document weer te geven. 2. Wijs in Eigenschapcontrole, met het tekstveld geselecteerd, een instantienaam toe aan het tekstveld.
Gebruik de component XMLConnector van versie 2 om verbinding te maken met een extern XML-document om aan eigenschappen in het document te binden. Het doel hiervan is het lezen of schrijven van XML-documenten met gebruikmaking van de HTTP-bewerkingen GET, POST, of beide. Deze fungeert als verbinding tussen andere componenten en externe XML-documenten.
Symbolen schalen en in cache plaatsen Inhoud in het werkgebied schalen Informatie over 9-delige schaling en filmclipsymbolen Filmclipsymbolen met 9-delige schaling bewerken Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Bitmapcache opgeven voor een symboolinstantie Een achtergrondkleur opgeven voor een symboolinstantie in de cache (alleen CS5.
weergegeven. Als Live voorvertoning inschakelen is ingeschakeld (Besturing > Live voorvertoning inschakelen) wanneer u instanties van de filmclip in het werkgebied schaalt, wordt de 9-delige schaling in het werkgebied weergegeven. Opmerking: De instelling Live voorvertoning kan niet worden gebruikt met een ActionScript 3.0-document. Opmerking: U kunt geen 9-delige schaling op symbolen Graphic of Button toepassen.
2. Sleep een hulplijn en laat deze los om de horizontale en verticale hulplijnen te verplaatsen. De nieuwe positie van de hulplijn wordt in het voorbeeld voor het symbool in de bibliotheek bijgewerkt. Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Naar boven U kunt de afspeelprestaties optimaliseren door op te geven dat een statische filmclip (bijvoorbeeld een achtergrondafbeelding) of een knopsymbool bij uitvoering in cache moet worden geplaatst.
Bibliotheekelementen delen tussen bestanden Bibliotheekelementen delen bij uitvoering Bibliotheekelementen delen tijdens het ontwerpen Bibliotheekelementen delen bij uitvoering Naar boven Informatie over bij uitvoering gedeelde bibliotheekelementen Door bibliotheekelementen te delen, kunt u elementen uit een FLA-bestand gebruiken in een ander FLA-bestand. Dat kan in de volgende situaties handig zijn: Als meerdere FLA-bestanden dezelfde illustraties of andere elementen moeten gebruiken.
Koppeling maken met gezamenlijke elementen bij uitvoering vanuit een doeldocument U kunt koppelen naar een gezamenlijk element door de bijbehorende URL te typen of door het element naar het doeldocument te slepen. Gezamenlijk element koppelen aan een doeldocument door de id en de URL in te voeren 1. Selecteer Venster > Bibliotheek in het doeldocument. 2.
Kopieer en plak de lagen, frames of items in het werkgebied van het eerste FLA-bestand naar het tweede. Flash verplaatst de gedeelde bibliotheekelementen naar een apart bestand (AuthortimeSharedAssets.FLA) in de projectmap.
Video: Flash Professional CS5.5 - Elementen delen in meerdere projecten (3:51, Paul Trani, Adobe TV) Zelfstudie: Mobiele projecten maken met gedeelde elementen en het deelvenster Project (Yuki Shimizu, Adobe.
Geluid en ActionScript Geluiden met gedragingen beheren Geluiden besturen met het object Sound van ActionScript 2.0 Informatie over de gebeurtenis onSoundComplete van ActionScript 2.0 Toegang verkrijgen tot ID3-eigenschappen in MP3-bestanden ActionScript® biedt u de mogelijkheid geluiden te besturen tijdens uitvoering. Met ActionScript kunt u uw FLA-bestanden voorzien van interactie en andere functies die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn.
Informatie over de gebeurtenis onSoundComplete van ActionScript 2.0 Met de gebeurtenis onSoundComplete van het ActionScript 2.0-object Sound kunt u een gebeurtenis in een Flash Professional-toepassing activeren op basis van het voltooien van een gekoppeld geluidsbestand. Het object Sound is een ingebouwd object waarmee u geluiden in een Flash Professional-toepassing kunt besturen. Zie Geluid in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie.
Symbolen en ActionScript Instanties en symbolen beheren met ActionScript Instanties met gedragingen beheren Gedrag toevoegen en configureren Aangepaste gedragingen maken ActionScript® biedt u de mogelijkheid symbolen te besturen tijdens uitvoering. Met ActionScript kunt u interactie en andere mogelijkheden in uw FLA-bestanden stoppen die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn. Naar boven Instanties en symbolen beheren met ActionScript Gebruik ActionScript® om filmclip- en knopinstanties te beheren.
Naar achtergrond Verzendt de doelfilmclip naar de onderkant van de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Naar achteren Verzendt de doelfilmclip of -scherm een positie omlaag in de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip beginnen Begint met slepen van filmclip. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip stoppen Stopt de huidige sleephandeling.
Sjablonen Informatie over sjablonen Een sjabloon gebruiken Aanvullende bronnen Informatie over sjablonen Naar boven Flash Professional-sjablonen bieden u eenvoudig te gebruiken startpunten voor algemene projecten. Het dialoogvenster Nieuw bestand biedt een voorvertoning en een beschrijving van elke sjabloon. Er zijn zes categorieën sjablonen: Adverteren - Deze sjablonen bevatten voor onlineadvertenties gangbare afmetingen voor het werkgebied.
Geluiden gebruiken in Flash Informatie over geluiden en Flash Geluiden importeren Ondersteunde indelingen voor geluidsbestanden Geluid toevoegen aan de tijdlijn Geluid verwijderen van de tijdlijn Geluid aan een knop toevoegen Geluid synchroniseren met animatie Geluiden bewerken in Flash Geluiden bewerken in Soundbooth Geluiden gebruiken in Flash Lite Informatie over geluiden en Flash Naar boven Adobe® Flash® Professional biedt verschillende manieren om geluid te gebruiken.
nodig om dat geluid op meerdere manieren in uw document te gebruiken. Wanneer u geluiden wilt delen tussen Flash Professional-documenten, kunt u de geluiden in gezamenlijke bibliotheken opnemen. Flash Professional bevat een geluidenbibliotheek met veel geluiden die goed van pas komen als u effecten wilt maken. Kies Venster > Algemene bibliotheken > Geluiden om de geluidenbibliotheek te openen.
Aangepast - hiermee kunt u met Volumecurve bewerken aangepaste in- en uitpunten voor geluiden maken. 8. Selecteer een synchronisatieoptie in het pop-upmenu Sync: Opmerking: Selecteer de optie Stop wanneer u het geluid in een ander frame dan frame 1 op de hoofdtijdlijn plaatst. Gebeurtenis - synchroniseert geluid met een gebeurtenis.
Geluid synchroniseren met animatie Naar boven Wanneer u geluid met animatie wilt synchroniseren, kunt u het geluid bij hoofdframes starten en stoppen. 1. Voeg een geluid in een eigen laag toe aan de tijdlijn (zie hierboven voor instructies). 2. U kunt dit geluid synchroniseren met een gebeurtenis in de scène door een beginhoofdframe te maken voor het geluid dat overeenkomt met het hoofdframe van de gebeurtenis in de scène dat het geluid moet activeren.
Geluiden gebruiken in Flash Lite Naar boven Adobe® Flash® Lite ondersteunt twee soorten geluid: standaard Flash Professional-geluiden, zoals de geluiden die worden gebruikt in Flash Professional-bureaubladtoepassingen, en apparaatgeluiden. Flash Lite 1.0 ondersteunt alleen apparaatgeluiden; Flash Lite1.1 en 2.x ondersteunt zowel standaardgeluiden als apparaatgeluiden.
Interactiviteit Aanraakgebeurtenissen verwerken in Flash Professional videozelfstudie (21 mei 2013) Videolessen om te leren werken met Flash Professional CS6 zelfstudie (28 augustus 2012) Leer de basis van Flash Pro CS6 met de informatie in Aan de slag en met de lesbestanden over nieuwe functies die zijn gemaakt door productexperts.
Tips en trucs: Adverteren met Flash Aanbevolen afmetingen gebruiken SWF-bestandsadvertenties maken Advertenties traceren Advertenties testen Naar boven Aanbevolen afmetingen gebruiken Gebruik de richtlijnen van het Interactive Advertising Bureau (IAB) voor de afmetingen voor uw Flash Professional-advertenties.
functie getURL in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie over GET en POST. Opmerking: bied de gebruiker controle. Wanneer u geluid aan een advertentie toevoegt, voeg dan ook een dempknop toe. Wanneer u een transparante Flash Professional-advertentie maakt die boven een webpagina zweeft, voeg dan een knop toe waarmee de advertentie kan worden gesloten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Illustraties omzetten tussen bitmap- en vectorindelingen (alleen CS5.5) De voordelen van de vector- en bitmapindelingen Een instantie van een bitmap renderen in het werkgebied Een bitmap maken uit een werkgebiedselectie Video's en lesbestanden De voordelen van de vector- en bitmapindelingen Naar boven Zie Vector- en bitmapafbeeldingen voor definities van vector- en bitmapafbeeldingen.
Video's en lesbestanden Video: Flash Professional CS5.5 - Exporteren als bitmap en opslaan in cache als bitmap (2:06, Adobe TV) Video: Flash Professional CS5.
Symbolen schalen en in cache plaatsen Inhoud in het werkgebied schalen Informatie over 9-delige schaling en filmclipsymbolen Filmclipsymbolen met 9-delige schaling bewerken Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Bitmapcache opgeven voor een symboolinstantie Een achtergrondkleur opgeven voor een symboolinstantie in de cache (alleen CS5.
weergegeven. Als Live voorvertoning inschakelen is ingeschakeld (Besturing > Live voorvertoning inschakelen) wanneer u instanties van de filmclip in het werkgebied schaalt, wordt de 9-delige schaling in het werkgebied weergegeven. Opmerking: De instelling Live voorvertoning kan niet worden gebruikt met een ActionScript 3.0-document. Opmerking: U kunt geen 9-delige schaling op symbolen Graphic of Button toepassen.
2. Sleep een hulplijn en laat deze los om de horizontale en verticale hulplijnen te verplaatsen. De nieuwe positie van de hulplijn wordt in het voorbeeld voor het symbool in de bibliotheek bijgewerkt. Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Naar boven U kunt de afspeelprestaties optimaliseren door op te geven dat een statische filmclip (bijvoorbeeld een achtergrondafbeelding) of een knopsymbool bij uitvoering in cache moet worden geplaatst.
Bibliotheekelementen delen tussen bestanden Bibliotheekelementen delen bij uitvoering Bibliotheekelementen delen tijdens het ontwerpen Bibliotheekelementen delen bij uitvoering Naar boven Informatie over bij uitvoering gedeelde bibliotheekelementen Door bibliotheekelementen te delen, kunt u elementen uit een FLA-bestand gebruiken in een ander FLA-bestand. Dat kan in de volgende situaties handig zijn: Als meerdere FLA-bestanden dezelfde illustraties of andere elementen moeten gebruiken.
Koppeling maken met gezamenlijke elementen bij uitvoering vanuit een doeldocument U kunt koppelen naar een gezamenlijk element door de bijbehorende URL te typen of door het element naar het doeldocument te slepen. Gezamenlijk element koppelen aan een doeldocument door de id en de URL in te voeren 1. Selecteer Venster > Bibliotheek in het doeldocument. 2.
Kopieer en plak de lagen, frames of items in het werkgebied van het eerste FLA-bestand naar het tweede. Flash verplaatst de gedeelde bibliotheekelementen naar een apart bestand (AuthortimeSharedAssets.FLA) in de projectmap.
Video: Flash Professional CS5.5 - Elementen delen in meerdere projecten (3:51, Paul Trani, Adobe TV) Zelfstudie: Mobiele projecten maken met gedeelde elementen en het deelvenster Project (Yuki Shimizu, Adobe.
Symbolen en ActionScript Instanties en symbolen beheren met ActionScript Instanties met gedragingen beheren Gedrag toevoegen en configureren Aangepaste gedragingen maken ActionScript® biedt u de mogelijkheid symbolen te besturen tijdens uitvoering. Met ActionScript kunt u interactie en andere mogelijkheden in uw FLA-bestanden stoppen die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn. Naar boven Instanties en symbolen beheren met ActionScript Gebruik ActionScript® om filmclip- en knopinstanties te beheren.
Naar achtergrond Verzendt de doelfilmclip naar de onderkant van de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Naar achteren Verzendt de doelfilmclip of -scherm een positie omlaag in de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip beginnen Begint met slepen van filmclip. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip stoppen Stopt de huidige sleephandeling.
Werken met symboolinstanties Instanties maken Eigenschappen van instanties bewerken De zichtbaarheid van een instantie instellen (alleen CS5.
Voor de eigenschap Visible is de Player-instelling Flash Player 10.2 of hoger vereist. Deze functionaliteit is alleen compatibel met filmclip-, knopen componentinstanties. 1. Selecteer de instantie in het werkgebied. 2. Schakel de eigenschap Visible uit in het gedeelte Weergave van het deelvenster Eigenschappen. Kleur en transparantie van een instantie wijzigen Naar boven Elke instantie van een symbool kan een eigen kleureffect hebben.
Sleep een symbool met dezelfde naam als het symbool dat u vervangt van een deelvenster Bibliotheek naar het deelvenster Bibliotheek van het FLA-bestand dat u bewerkt en klik op Vervangen. Wanneer de bibliotheek mappen bevat, moet u het nieuwe symbool naar dezelfde map slepen die het symbool bevat dat u aan het vervangen bent. Instantietype wijzigen Naar boven Wanneer u het gedrag van een instantie in een Flash Professional-toepassing opnieuw wilt definiëren, moet u het type ervan wijzigen.
2. Geef de gewenste Eigenschapcontrole (Venster > Eigenschappen) of het gewenste deelvenster weer: Selecteer Venster > Info om het deelvenster Info weer te geven. Selecteer Venster > Filmverkenner om Filmverkenner weer te geven. Selecteer Venster > Handelingen om het deelvenster Handelingen weer te geven. De symbooldefinitie voor het geselecteerde symbool weergeven in Filmverkenner 1. Klik op de knop Knoppen weergeven, Filmclips en Afbeeldingen boven in Filmverkenner. 2.
Werken met symbolen Informatie over symbolen Symbolen maken Animatie in het werkgebied omzetten in een filmclip symbool Symbolen dupliceren Symbolen bewerken Informatie over symbolen Naar boven Een symbool is een afbeelding, knop of filmclip die u één keer maakt in de Flash Professional-ontwerpomgeving of met de klassen SimpleButton (AS 3.0) en MovieClip. U kunt het symbool vervolgens in uw document of in andere documenten hergebruiken.
componenten gebruiken of ActionScript 3.0-componenten in ActionScript 3.0-componenten gebruiken voor meer informatie. Opmerking: Als u een voorvertoning van een animatie in componentinstanties en schaling van 9-delig geschaalde filmclips wilt zien in de Flash Professional-ontwerpomgeving, selecteert u Besturing > Live voorvertoning inschakelen.
Met de optie Symbool wisselen kunt u symbolen omwisselen voor geselecteerde symbolen of bitmaps 1. Selecteer in Flash Pro CC meerdere symbolen in het werkgebied. 2. Klik op Wisselen in het deelvenster Eigenschappen. 3. In het dialoogvenster Symbool wisselen selecteert u het symbool dat u wilt gebruiken ter vervanging van alle geselecteerde symbolen/bitmaps. 4. Klik op OK.
u het symbool en de hoofdtijdlijn tegelijkertijd bekijken. De naam van het symbool dat u bewerkt, wordt in de bewerkbalk boven in het werkgebied weergegeven. U kunt het symbool bewerken door de werkgebiedweergave te veranderen in een weergave van alleen het symbool met de symboolbewerkmodus. De naam van het symbool dat u bewerkt, wordt in de bewerkbalk boven in het werkgebied weergegeven, rechts van de huidige scènenaam.
Werken met de bibliotheek Werken met bibliotheken Werken met bibliotheekitems Werken met bibliotheken Naar boven De bibliotheek in een Flash Professional -document slaat media-elementen op die u maakt in de Flash Professional -ontwerpomgeving of die u importeert voor gebruik in het document. U kunt vectorafbeeldingen van tekst rechtstreeks in Flash Professional importeren en u kunt vectorafbeeldingen, bitmaps, video en geluid importeren en symbolen maken.
Alle mappen openen of sluiten Selecteer Alle mappen uitvouwen of Alle mappen samenvouwen met het optiemenu van het deelvenster Bibliotheek. Item tussen mappen verplaatsen Sleep het item van een map naar een andere map. Als er reeds een item met dezelfde naam op de nieuwe locatie bestaat, vraagt Flash Professional u dit bestand te vervangen door het bestand dat u wilt verplaatsen.
Klik op Bestaande items niet vervangen wanneer u de bestaande elementen in het doeldocument wilt behouden. Klik op Bestaande items vervangen wanneer u de bestaande elementen en de instanties ervan wilt vervangen door de nieuwe elementen met dezelfde naam. Werken met bibliotheekitems Naar boven Wanneer u een item in het deelvenster Bibliotheek selecteert, wordt een miniatuur van het item aan de bovenkant van het deelvenster Bibliotheek weergegeven.
Sorteer bibliotheekitems in de kolom Telling; dit geeft aan dat een item in gebruik is. Geïmporteerde bestanden in de bibliotheek bijwerken Als u een externe editor gebruikt om bestanden aan te passen die u in Flash Professional hebt geïmporteerd, zoals bitmaps of geluidsbestanden, kunt u de bestanden in Flash Professional bijwerken zonder ze opnieuw te importeren. U kunt ook symbolen bijwerken die u uit externe Flash Professional -documenten hebt geïmporteerd.
Interconnectiviteit tussen producten Exporteren naar HTML5 van Flash Professional Tom Barclay (27 februari 2012) videozelfstudie In deze video werpt u een blik achter de schermen en leert u over een spannende HTML5-exportfunctie waar het Adobe Flash Professional-team aan heeft gewerkt. Met de toolkit voor CreateJS wordt de overgang van de ActionScript-ontwikkelomgeving naar de wereld van JavaScript een stuk eenvoudiger.
Verpakkingstoepassingen voor AIR for iOS Video's en lesbestanden AIR-toepassingen rechtstreeks implementeren op iOS-apparaten Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator AIR-toepassingen publiceren met ondersteuning voor Retina-display met hoge resolutie Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Testen en fouten opsporen op iOS via USB Connectiviteit voor meerdere apparaten via USB Problemen oplossen Flash Professional biedt ondersteuning voor de publicatie
3. Selecteer in het tabblad Implementatie de optie Toepassing installeren op het aangesloten iOS-apparaat. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator Terug naar boven Flash Professional kan worden geïntegreerd met Apple Xcode zodat de native iOS-simulator AIR-toepassingen die voor iOS zijn geschreven, kan testen en problemen erin oplossen. De iOS-simulator is bijzonder nuttig wanneer u geen toegang hebt tot echte apparaten (iPhone of iPad).
7. Geef op het tabblad Implementatie het certificaat en het wachtwoord op. Geef eventueel ook het Inrichtingsprofiel voor de AIR-toepassing op. 8. Klik op OK om te voltooien. U kunt nu de iOS-simulator gebruiken om tests of foutopsporing uit te voeren op uw toepassing. Zie AIR-toepassingen testen met behulp van de native iOS-simulator en Problemen oplossen in AIR-toepassingen met behulp van de native iOS-simulator voor meer informatie.
3. Stel op het tabblad Algemeen de Resolutie in op Hoog. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Terug naar boven Nieuw in Flash Professional CC Met de Interpreter-modus kunt u uw AIR-toepassingen die zijn geschreven voor iOS snel testen en er fouten in opsporen. Als de Interpretermodus is geselecteerd, worden AIR-toepassingen geïnstalleerd zonder te converteren naar ARM-code. Ga als volgt te werk om de Interpreter-modus in te schakelen: 1.
Bij het publiceren van een AIR for iOS-toepassing blokkeert Flash Pro wanneer het apparaat wordt losgekoppeld. Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Publiceren voor Adobe AIR for desktop Informatie over Adobe AIR Een Adobe AIR-bestand maken Een Adobe AIR-toepassing bekijken of publiceren AIR-toepassings- en -installerbestanden maken De toepassing ondertekenen Een versie van de SDK van AIR toevoegen of verwijderen Informatie over Adobe AIR Terug naar boven Adobe® AIR™ is een runtime voor verschillende besturingssystemen waarmee u uw bestaande webontwikkelingsvaardigheden (Adobe® Flash® Professional, Adobe® Flex™, Adobe® Flash Builder™ HTML, JavaScript
Open een bestaand Flash-bestand en converteer het bestand naar een AIR-bestand door Adobe AIR te kiezen vanuit het Player-menu op het tabblad Flash van het dialoogvenster Publicatie-instellingen (Bestand > Publicatie-instellingen). Opmerking: Als u een Flash CS5 AIR-bestand opslaat met de Flash CS4-bestandsindeling, moet u de Player-versie handmatig instellen op AIR 1.5 in het dialoogvenster Publicatie-instellingen wanneer u het bestand wilt openen in Flash CS4 (alleen Flash CS5).
Uitvoeren als Het type pakket dat wordt gemaakt. AIR-pakket - er wordt een standaard AIR-installatiebestand gemaakt dat ervan uitgaat dat de AIR-runtime afzonderlijk kan worden gedownload tijdens de installatie of dat deze al is geïnstalleerd op het doelapparaat. Mac-installatieprogramma - maakt een volledig Macintosh-installatiebestand. Toepassing met ingesloten runtime - maakt een AIR-installatiebestand dat de AIR-runtime bevat, zodat de gebruiker verder niets hoeft te downloaden.
Als u geen specifiek pictogrambestand opgeeft, wordt standaard een voorbeeld-AIR-toepassingspictogram gebruikt (alleen Flash CS5). Als u een pictogram wilt opgeven, klikt u boven aan het tabblad Pictogrammen op een pictogram en gaat u naar het bestand dat u voor die grootte wilt gebruiken. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u een afbeelding opgeeft, moet deze een exacte grootte hebben (128x128, 48x48, 32x32 of 16x16).
Instellingen voor bestandstypen In Flash wordt het dialoogvenster Instellingen voor bestandstypen weergegeven wanneer u op de plusknop (+) of de potloodknop klikt in het gedeelte Gekoppelde bestandstypen van het tabblad Geavanceerde instellingen om gekoppelde bestandstypen voor de AIR-toepassing toe te voegen of te bewerken. De enige twee verplichte velden in dit dialoogvenster zijn Naam en Extensie. Wanneer u op OK klikt en een van deze velden is leeg, wordt een foutdialoogvenster weergegeven.
Een niet-geautoriseerd digitaal certificaat maken 1. Klik op de knop Maken. Het dialoogvenster Niet-geautoriseerd digitaal certificaat wordt geopend. 2. Voer de velden Naam van uitgever, Organisatie-eenheid, Naam van organisatie, Land, Wachtwoord en Wachtwoord bevestigen in. Bij Land kunt u een optie uit het menu kiezen of een landcode van twee letters invoeren die niet in het menu voorkomt. Voor een lijst met geldige landcodes raadpleegt u http://www.iso.org/iso/country_codes. 3.
AIR for Android-toepassingen publiceren Een Adobe AIR for Android-bestand maken Een AIR for Android-toepassing voorvertonen of publiceren AIR for Android-toepassingen maken Taalinstellingen Vanaf Flash Professional CS5.5 kunt u inhoud publiceren voor Adobe® AIR™ for Android, een mobiel apparaat met een besturingssysteem van Google. In dit artikel wordt beschreven hoe u de publicatie-instellingen voor AIR for Android in Flash Professional kunt configureren.
instellingen in het beschrijvingsbestand van de toepassing opgenomen. U kunt als volgt een AIR for Android-bestand publiceren: Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster Publicatie-instellingen. Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster AIR for Android-instellingen. Selecteer Bestand > Publiceren. Selecteer Bestand > Voorvertoning publiceren. Wanneer u een AIR-bestand publiceert, maakt Flash Pro een SWF-bestand en een beschrijvingsbestand voor de XML-toepassing.
wordt geselecteerd in combinatie met Automatische oriëntatie, wordt de toepassing op het apparaat gestart op basis van de huidige oriëntatie. Volledig scherm Hiermee wordt de toepassing uitgevoerd in de volledige-schermmodus. Deze instelling is standaard uitgeschakeld. Automatische oriëntatie Hiermee kan de toepassing overschakelen tussen de modi Staand en Liggend, afhankelijk van de actieve oriëntatie van het apparaat. Deze instelling is standaard uitgeschakeld.
dat u wilt gebruiken voor het opgegeven formaat. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u voor een bepaald pictogramformaat geen afbeelding opgeeft, schaalt Adobe AIR een van de opgegeven afbeeldingen om de ontbrekende pictogramafbeelding te maken. Instellingen voor bevoegdheden Op het tabblad Bevoegdheden kunt u opgeven welke services en gegevens op het apparaat toegankelijk zijn voor de toepassing.
Werken met Illustrator Al-bestanden in Flash Adobe Illustrator AI-bestanden Werken met Illustrator en Flash AI-bestanden importeren in de Flash-bibliotheek Adobe Illustrator-bestanden importeren Importopties voor Illustrator-objecten Kopiëren en plakken tussen Illustrator en Flash Adobe Illustrator AI-bestanden Terug naar boven Met Flash Pro importeert u Adobe® Illustrator® AI-bestanden met behoud van het grootste deel van de bewerkingsmogelijkheden en visuele betrouwbaarheid van uw illustraties.
Werken met Illustrator en Flash U kunt Illustrator-illustraties verplaatsen naar de Flash-bewerkingsomgeving of rechtstreeks naar Flash Player. U kunt illustraties kopiëren en plakken, bestanden in de SWF-indeling opslaan of illustraties rechtstreeks exporteren naar Flash. Bovendien biedt Illustrator ondersteuning voor dynamische tekst en filmclipsymbolen van Flash. Op www.adobe.com/go/lrvid4099_xp_nl vindt u een video over het gebruik van Illustrator in combinatie met Flash.
Afgevlakte bitmapafbeelding Laagomzetting U kunt lagen in het geïmporteerde AI-bestand in Flash Pro CC omzetten in: Eén afgevlakt bitmapbestand Bewerkbare paden en effecten (Alleen Flash Professional CS6 en eerdere versies) Symbooleigenschappen en -koppelingen Met behulp van het deelvenster Symbolen of het deelvenster Beheer kunt u eenvoudig namen aan symboolvarianten toewijzen, koppelingen tussen varianten en symbolen verbreken, een symboolvariant verwisselen voor een ander symbool of een kopie van het sym
Het deelvenster Bibliotheek na het importeren van een AI-bestand (Alleen Flash Professional CS6 en eerdere versies)Voorkeuren voor AI-importmodule In het dialoogvenster Flash-voorkeuren kunt u importvoorkeuren voor AI-bestanden en voor het dialoogvenster AI-bestanden importeren opgeven. Met welke opties het dialoogvenster voor het importeren van AI-bestanden voor Illustrator-objecttypen aanvankelijk wordt gevuld, is afhankelijk van de voorkeuren die u opgeeft voor het importeren van AI-bestanden.
blijven behouden, maar kenmerken die niet worden ondersteund in Flash Pro, worden genegeerd. Bitmaps Hiermee wordt het pad in een bitmap gerasterd zodat deze exact zo wordt weergegeven als het pad in Illustrator. Een gerasterde afbeelding kan niet meer worden bewerkt. Filmclips maken Hiermee wordt opgegeven dat padobjecten in een filmclip worden geïmporteerd.
Wanneer u statische tekst van Illustrator naar Flash overbrengt, wordt deze tekst omgezet in contouren. Bovendien kunt u uw tekst in Illustrator instellen als dynamische tekst. Dynamische tekst biedt u de mogelijkheid om tekstinhoud programmatisch te bewerken in Flash en om projecten die in meerdere talen moet worden vertaald gemakkelijk te beheren. In Illustrator kunt u voor afzonderlijke tekstobjecten opgeven of het statische of dynamische tekstobjecten of invoertekstobjecten zijn.
Hoofdframes Hiermee wordt elke laag in het geïmporteerde document omgezet in een hoofdframe in het Flash-document. Enkele Flash-laag Hiermee worden alle lagen in het geïmporteerde document omgezet in één afgevlakte laag in het Flash Pro-document. 5. Selecteer de geschikte opties voor het omzetten van tekst en lagen. 6. Klik op OK. Importopties voor Illustrator-objecten Terug naar boven Alle items die deel uitmaken van Illustrator-illustraties worden in lagen beheerd.
effecten, zoals niet-ondersteunde overvloeimodi en filters, kunnen verloren gaan, maar visuele kenmerken, zoals tekst op een pad, blijven behouden als de tekst wordt geïmporteerd als een filmclip. De tekst is niet meer bewerkbaar, maar de dekking en compatibele overvloeimodi kunnen nog worden bewerkt.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
3D-afbeeldingen Informatie over 3D-afbeeldingen in Flash Objecten verplaatsen in de 3D-ruimte Objecten roteren in de 3D-ruimte De perspectiefhoek aanpassen Het perspectiefpunt aanpassen Informatie over 3D-afbeeldingen in Flash Naar boven Met Flash Professional kunt u 3D-effecten creëren door filmclips te verplaatsen en te roteren in de 3D-ruimte in het werkgebied. In Flash Professional wordt de 3D-ruimte gerepresenteerd door een Z-as in de eigenschappen van elke filmclipinstantie op te nemen.
Het werkgebied met een filmclip met een geneste filmclip geroteerd in lokale 3D-ruimte. Met behulp van de 3D-eigenschappen van filmclipinstanties in uw FLA-bestand kunt u diverse grafische effecten creëren zonder filmclips in de bibliotheek te dupliceren. Als u echter een filmclip uit de bibliotheek bewerkt, zijn 3D-transformaties en -omzettingen die zijn toegepast niet zichtbaar. Als u de inhoud van een filmclip bewerkt, zijn alleen 3D-transformaties van geneste filmclips zichtbaar.
bovenliggende filmclip, indien deze bestaat. Als u het gereedschap 3D-translatie wilt schakelen tussen de algemene en lokale modus, klikt u op de schakelknop Algemeen in het gedeelte Opties van het deelvenster Gereedschappen terwijl het gereedschap 3D-translatie is geselecteerd. U kunt de modus tijdelijk veranderen van algemeen in lokaal door de toets D in te drukken terwijl u sleept met het gereedschap 3D-translatie.
U roteert filmclipinstanties in de 3D-ruimte met het Gereedschap 3D-rotatie . Er verschijnt een 3D-rotatiebesturingselement boven op de geselecteerde objecten in het werkgebied. Het X-besturingselement is rood, het Y-besturingselement is groen en het Z-besturingselement is blauw. Gebruik het oranje besturingselement voor vrij roteren om tegelijk rond de X-as en de Y-as te draaien. De standaardmodus van het gereedschap 3D-rotatie is de algemene modus.
5. Als u het middelpunt van het rotatiebesturingspunt wilt verplaatsen ten opzichte van de filmclip, versleept u het middelpunt. Om de beweging van het middelpunt in te perken tot variaties van 45°, drukt u op Shift terwijl u sleept. Door het verplaatsen van het rotatiebesturingspunt kunt u het effect van de rotatie op het object en de opmaak besturen. Dubbelklik op het middelpunt om dit weer te verplaatsen naar het midden van de geselecteerde filmclip.
Het werkgebied met een perspectiefhoek van 55°. Het werkgebied met een perspectiefhoek van 110°. De eigenschap Perspectiefhoek geldt voor alle filmclips waarop 3D-translatie of 3D-rotatie is toegepast. De perspectiefhoek is niet van invloed op andere filmclips. De standaardperspectiefhoek is 55°, zoals bij een normaal cameraobjectief. De mogelijke waarden variëren van 1 tot 180°. Als u de perspectiefhoek wilt weergeven of instellen in Eigenschapcontrole, moet u een 3D-filmclip in het werkgebied selecteren.
eigenschap van een filmclip verhoogt, beweegt de filmclip weg van de kijker, in de richting van de linkerbovenhoek van het werkgebied. Aangezien het perspectiefpunt van invloed is op alle 3D-filmclips, verandert de positie van alle filmclips waarop een translatie langs de Z-as is toegepast wanneer u het perspectiefpunt verandert. Het perspectiefpunt is een documenteigenschap die van invloed is op alle filmclips waarop translatie of rotatie langs de Z-as is toegepast.
Video toevoegen aan Flash Voordat u begint Methoden voor het gebruik van video in Flash Video progressief downloaden met gebruikmaking van een webserver Video streamen met Adobe Flash Media Server Een videobestand in een Flash-bestand insluiten Zelfstudies en voorbeelden Flash biedt verschillende methoden om video in uw Flash-document op te nemen en af te spelen voor gebruikers.
Tijdens uitvoering worden videobestanden door Flash Player van het schijfstation van de computer in het SWF-bestand geladen, zonder beperking van grootte of duur. Er doen zich geen problemen met de synchronisatie van het geluid of geheugenrestricties voor. De framesnelheid van het videobestand kan afwijken van de framesnelheid van het SWF-bestand. Dit biedt grotere flexibiliteit bij het ontwerpen van uw Flash Professional-inhoud.
Streaming video biedt betere mogelijkheden voor bijhouden, rapporteren en vastleggen. Streaming zorgt voor de levering van live video- en audiopresentaties, of vastlegging van video van een webcam of digitale videocamera. Flash Media Server maakt streaming voor meerdere kanalen en gebruikers mogelijk voor videochatten, videoberichten en videoconferentietoepassingen.
6. Importeer de videoclip rechtstreeks in het werkgebied (en de tijdlijn) of als een bibliotheekitem. In Flash Professional wordt de geïmporteerde video standaard in het werkgebied geplaatst. Als u de video alleen in de bibliotheek wilt importeren, heft u de selectie van Instantie in werkgebied plaatsen op. Als u een eenvoudige videopresentatie maakt met lineaire tekst en weinig of geen interactie, accepteert u de standaardinstelling en importeert u de video in het werkgebied.
Videoclipeigenschappen weergeven in het dialoogvenster Video-eigenschappen 1. Selecteer een videoclip in het deelvenster Bibliotheek. 2. Selecteer Eigenschappen in het menu van het deelvenster Bibliotheek of klik op de knop Eigenschappen onderin het deelvenster Bibliotheek. Het dialoogvenster Video-eigenschappen wordt weergegeven. Een andere naam geven aan video, een video bijwerken of een video vervangen door een FLV- of F4V-bestand 1.
Meer Help-onderwerpen Werken met video Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Patronen toepassen met het gereedschap Sproeipenseel Opties van het sproeipenseel Het sproeipenseel werkt als een verstuiver, waarmee u in één keer een patroon van vormen op het werkgebied kunt spuiten. Standaard verstuift het sproeipenseel een wolk van stippen in de op dat moment geselecteerde kleur. Maar u kunt het sproeipenseel ook gebruiken om een filmclip of grafisch symbool toe te passen als een patroon. 1. Selecteer het sproeipenseel. 2.
Objecten rangschikken Objecten stapelen Objecten uitlijnen Objecten groeperen Groep of object binnen een groep bewerken Groepen en objecten splitsen Objecten stapelen Naar boven In Flash worden objecten in een laag in de volgorde gestapeld waarop ze zijn gemaakt, waarbij het recentst gemaakte object boven aan de stapel komt. De stapelvolgorde van objecten bepaalt hoe ze worden weergegeven wanneer ze overlappen. U kunt de stapelvolgorde van objecten altijd wijzigen.
Groep of object binnen een groep bewerken Naar boven 1. Selecteer de groep en selecteer vervolgens Bewerken > Selectie bewerken of dubbelklik op de groep met het gereedschap Selecteren. Alles op de pagina dat niet onderdeel is van groep, wordt gedimd weergegeven om aan te geven dat elementen buiten de groep niet toegankelijk zijn. 2. Bewerk elementen binnen de groep. 3. Selecteer Bewerken > Alles bewerken of dubbelklik met het gereedschap Selecteren op een lege plek in het werkgebied.
Kleur Het deelvenster Kleur Kleurpaletten Een effen kleur maken of bewerken Kleuren dupliceren, verwijderen en wissen We gebruiken kleurmodellen om de kleuren die we zien en waarmee we werken in digitale afbeeldingen te beschrijven. Elk kleurmodel, zoals RGB, HSB of CMYK, vertegenwoordigt een andere methode voor het beschrijven en classificeren van kleur. Kleurmodellen werken met numerieke waarden om het zichtbare kleurenspectrum aan te duiden.
Lineair verloop - maakt een verloop dat overvloeit op een lineair pad. Radiaal verloop - maakt een verloop dat vanuit een centraal brandpunt buitenwaarts in een cirkelvormig pad overvloeit. Bitmapvulling - vult het geselecteerde gebied met tegels van een bitmapafbeelding die u kunt selecteren. Wanneer u Bitmap kiest, kunt u in een dialoogvenster een bitmapafbeelding op uw lokale computer selecteren en deze aan de bibliotheek toevoegen. U kunt deze bitmap als vulling toepassen.
2. Navigeer naar het gewenste bestand, selecteer het en klik op OK. Kleurenpalet exporteren 1. Selecteer Kleuren opslaan in het menu in de rechterbovenhoek in het deelvenster Stalen. Voer vervolgens een naam in voor het kleurenpalet. 2. Voor Opslaan als type (Windows) of Structuur (Macintosh) selecteert u Flash-kleurenset of Kleurentabel. Klik op Opslaan. Naar boven Een effen kleur maken of bewerken Met het deelvenster Kleur kunt u elke willekeurige kleur maken.
Afspelen van externe video met ActionScript beheren Externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch afspelen Gedragingen bij het afspelen van video De FLVPlayback-component Mediacomponenten (Flash Player 6 en 7) Externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch afspelen Naar boven Als alternatief voor het importeren van video in de Flash Professional-ontwerpomgeving kunt u de FLVPlayback-component of ActionScript gebruiken om externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch af te spelen in Flash Player.
De volgende gedragingen in Flash Professional besturen ingesloten video: Gedrag Doel Parameters Video afspelen Een video afspelen in het huidige document. Instantienaam van doelvideo Video stoppen De video stoppen. Instantienaam van doelvideo Video pauzeren De video pauzeren. Instantienaam van doelvideo Video terugspoelen De video terugspoelen met het opgegeven aantal frames. Instantienaam van doelvideo De video vooruitspoelen met het opgegeven aantal frames.
teruggespoeld tot het begin wanneer de afspeelkop het einde heeft bereikt of wanneer de gebruiker op de kop Stop klikt. Bij false wordt de video niet automatisch teruggespoeld. De standaardwaarde is true. autoSize Een Booleaanse waarde die bij true de component bij uitvoering de afmetingen van de bronvideo laat overnemen. De standaardwaarde is false. Opmerking: De gecodeerde framegrootte van de video is niet gelijk aan de standaardafmetingen van de component FLVPlayback.
naar FLV- of F4V-indeling. U kunt ook de locatie van een XML-bestand opgeven dat beschrijft hoe meerdere streams van videobestanden voor meerdere bandbreedten moeten worden afgespeeld. In het XML-bestand wordt SMIL (Synchronized Multimedia Integration Language) gebruikt om de videobestanden te beschrijven. Zie 'Een SMIL-bestand gebruiken' in de Naslaggids voor ActionScript 2.0-componenten voor een beschrijving van het XML SMIL-bestand.
Videobestanden maken voor gebruik in Flash Afspelen van video besturen De wizard Video importeren Video-indelingen en Flash Zelfstudies en voorbeelden Adobe® Flash® Professional kan digitale videobeelden opnemen in webpresentaties. De FLV- en F4V-indelingen (H.264) bieden technologische en creatieve mogelijkheden waarmee u video integreert met gegevens, afbeeldingen, geluid en interactieve controle.
De wizard Video importeren vereenvoudigt het importeren van video in een Flash Professional-document doordat die u door het proces van selectie van een bestaand videobestand en de import van het bestand voor gebruik in een van drie verschillende videoweergavescenario's leidt. De wizard Video importeren biedt voor de import- en afspeelmethode van uw keus een elementair configuratieniveau, dat u later kunt wijzigen voor specifieke vereisten.
Belangrijk: Alleen Flash Player 8 en 9 ondersteunen zowel het publiceren als het afspelen van On2 VP6-video. Codec SWF-versie (publicatieversie) Flash Player-versie (vereist voor afspelen) Sorenson Spark 6 6, 7, 8 7 7, 8, 9, 10 On2 VP6 6, 7, 8 8, 9, 10 H.264 9.2 of hoger 9.
controleren, door Adobe FLV- of F4V-videobestanden stroomsgewijs over te brengen met de Flash Media Server of door de hostservice van een van de Flash Video Streaming Service-partners van Adobe te gebruiken, die beschikbaar zijn via de Adobe-website.
(Vervangen in Flash Professional CC) Patronen tekenen met de decoratieve tekengereedschappen Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het effect Symmetriepenseel toepassen rastervullingeffect toepassen wingerdeffect toepassen effect Verstuivingssysteem toepassen effect 3D-penseel toepassen effect Gebouwenpenseel toepassen effect Decoratief penseel toepassen effect Vuuranimatie toepassen effect Vlampenseel toepassen effect Bloempenseel toepassen effect Bliksempenseel toepassen effect Rookanimatie toe
Het rastervullingeffect toepassen Naar boven Met het rastervullingeffect kunt u het werkgebied, een symbool of een gesloten gebied vullen met een symbool uit de bibliotheek. Nadat de rastervulling naar het werkgebied is getrokken, wordt de rastervulling, als het gevulde symbool wordt verplaatst of vergroot of verkleind, net zo verplaatst of vergroot of verkleind. Gebruik het rastervullingeffect om een dambord, een tegelvormige achtergrond of een gebied of vorm met een aangepast patroon te maken.
2. Stel de eigenschappen voor het effect in het deelvenster Eigenschappen in. 3. Klik in het werkgebied op de locatie waar u het effect wilt weergeven. Flash maakt een frame-voor-frame animatie van het verstuivingseffect op basis van de eigenschappen die u instelt. De deeltjes die in het werkgebied worden gegenereerd, worden in elk frame van de animatie gegroepeerd.
eigenschappen voor gebouwen kiest. Een gebouw in het werkgebied tekenen. 1. Klik op het gereedschap Decoratief in het deelvenster Gereedschappen. 2. Kies Gebouwenpenseel in het menu Tekeneffect in Eigenschapcontrole. 3. Stel de eigenschappen in voor het effect Gebouwenpenseel. 4. Sleep de cursor vanaf de positie waar u de basis van het gebouw wilt plaatsen, verticaal naar boven naar de hoogte die u het gebouw wilt geven.
2. Kies Vlampenseel in het menu Tekeneffect in Eigenschapcontrole. 3. Stel de eigenschappen in voor het effect Vlampenseel. 4. Sleep de cursor in het werkgebied om vlammen te tekenen. Het effect Vlampenseel heeft de volgende eigenschappen: Grootte vlammen De breedte en hoogte van de vlammen. Met hogere waarden worden de vlammen groter. Kleur vlammen De kleur van het midden van de vlammen. Terwijl u tekent, verandert de kleur van de vlammen van de geselecteerde kleur in zwart.
In de meeste gevallen kunt u uw rookanimatie het beste in een eigen symbool plaatsen, bijvoorbeeld in een filmclipsymbool. Het effect Rookanimatie heeft de volgende eigenschappen: Grootte rook De breedte en hoogte van de rook. Met hogere waarden worden de vlammen groter. Snelheid rook De snelheid van de animatie. Met hogere waarden wordt de rook sneller. Duur rook Het aantal frames dat wordt gemaakt op de tijdlijn tijdens de animatie.
Tekenen met de pen Tekenstatussen gereedschap Pen Rechte lijnen tekenen met het gereedschap Pen Curven tekenen met het gereedschap Pen Ankerpunten toevoegen of verwijderen Ankerpunten op paden aanpassen Segmenten aanpassen Voorkeuren voor gereedschap Pen U kunt exacte paden als rechte lijnen of vloeiende, soepele curven tekenen, door de pen te gebruiken. Wanneer u met het gereedschap Pen tekent, klikt u om punten te maken op rechte lijnsegmenten en sleept u om punten op gekromde lijnsegmenten te maken.
1. Selecteer het gereedschap Pen . 2. Plaats het gereedschap Pen waar het rechte segment moet beginnen en klik om het eerste ankerpunt te definiëren. Als de richtinglijnen worden weergegeven, hebt u per ongeluk het gereedschap Pen gesleept; kies Bewerken > Ongedaan maken en probeer het opnieuw. Opmerking: Het eerste segment dat u tekent is niet zichtbaar totdat u op een tweede ankerpunt klikt (tenzij u Penvoorvertoning weergeven hebt opgegeven in de categorie Tekenen van het dialoogvenster Voorkeuren). 3.
Het tweede punt in een curve tekenen A. Beginnen met het slepen van het tweede vloeiende punt B. Van een vorige richtinglijn vandaan slepen, waardoor een C-curve ontstaat C. Resultaat na het loslaten van de muisknop. Als u een S-vormige curve wilt maken, sleept u in dezelfde richting als de vorige richtinglijn en laat u de muisknop los. Een S-curve tekenen A. Beginnen met het slepen van een nieuw vloeiend punt B. In dezelfde richting als de vorige richtinglijn slepen, waardoor een S-curve ontstaat C.
of op het raakpunt van een recht en gekromd pad. Standaard worden geselecteerde vloeiende punten weergegeven als holle cirkels en geselecteerde hoekpunten als holle vierkanten. Een richtingpunt uit een hoekpunt wegslepen om een vloeiend punt te maken. Ankerpunten verplaatsen of toevoegen Als u een ankerpunt wilt verplaatsen, versleept u het punt met het gereedschap Subselectie .
Sleep het ankerpunt of het richtingpunt. Voorkeuren voor gereedschap Pen Naar boven Hiermee kunt u voorkeuren opgeven voor de weergave van de aanwijzer van Pen, voor de voorvertoning van de lijnsegmenten die u tekent en voor de weergave van geselecteerde ankerpunten. Geselecteerde lijnsegmenten en ankerpunten gebruiken de omtrekkleur van de laag waarop de lijnen en punten worden weergegeven. 1.
QuickTime-videobestanden exporteren Met Flash Professional kunt u QuickTime®-films (MOV-bestanden) maken die gebruikers kunnen afspelen met de insteekmodule QuickTime geïnstalleerd op hun computer. Dit gebeurt vaak als mensen met Flash Professional titelreeksen of animatie maken als inhoud van de video. Het gepubliceerde QuickTime-bestand kan worden gedistribueerd als dvd of worden opgenomen in andere toepassingen, zoals Adobe® Director® of Adobe® Premiere® Pro.
Geïmporteerde bitmaps en Flash Werken met geïmporteerde bitmaps Bitmapeigenschappen instellen (Alleen Flash Professional CC) Meerdere bitmaps wisselen Bitmaps importeren bij uitvoering Een bitmap als vulling toepassen Bitmaps bewerken in een externe editor Een bitmap splitsen en maak een bitmapvulling Werken met geïmporteerde bitmaps Naar boven Wanneer u een bitmap in Flash Professional importeert, kunt u de bitmap wijzigen en op verschillende manieren gebruiken in uw Flash Professional-document.
(Alleen Flash Professional CC) Meerdere bitmaps wisselen Met de optie Bitmaps wisselen kunt u symbolen en bitmaps omwisselen voor geselecteerde symbolen of bitmaps. 1. Selecteer in Flash Pro CC meerdere bitmaps in het werkgebied. 2. Klik op Wisselen in het deelvenster Eigenschappen. 3. In het dialoogvenster Symbool wisselen selecteert u de bitmap die u wilt gebruiken ter vervanging van alle geselecteerde symbolen/bitmaps. 4. Klik op OK.
pictogram van de bitmap. Selecteer vervolgens Bewerken met Fireworks 3. 2. Geef op of het PNG-bronbestand of het bitmapbestand moet worden geopend. 3. Voer de gewenste wijzigingen in het bestand door in Fireworks. 4. In Fireworks selecteert u Bestand > Bijwerken. 5. Keer terug naar Flash Professional. Het bestand wordt automatisch bijgewerkt in Flash Professional. Een bitmap bewerken met een andere beeldbewerkingstoepassing 1.
4. Voer bij Minimumgebied een waarde in om in te stellen met hoeveel omringende pixels rekening moet worden gehouden wanneer er een kleur wordt toegewezen aan een pixel. 5. Selecteer bij Curvepasvorm een optie om te bepalen hoe vloeiend de contouren worden getekend. 6. Selecteer bij Hoekdrempel een optie om te bepalen of scherpe randen behouden moeten blijven of vloeiend moeten worden gemaakt.
Objecten verplaatsen en kopiëren Objecten verplaatsen via slepen Objecten verplaatsen met de pijltoetsen Objecten verplaatsen via Eigenschapcontrole Objecten verplaatsen via het deelvenster Info Objecten verplaatsen en kopiëren via plakken Objecten kopiëren via het klembord Getransformeerde objecten kopiëren Naar boven Objecten verplaatsen via slepen 1. Selecteer een of meerdere objecten. 2.
3. Selecteer een andere laag, scène of een ander bestand en selecteer vervolgens Bewerken > Op plaats plakken om de selectie op dezelfde positie te plakken ten opzichte van het werkgebied. Selecteer Bewerken > In midden plakken om de selectie in het midden van het werkgebied te plakken. Naar boven Objecten kopiëren via het klembord Elementen die naar het klembord worden gekopieerd, zijn anti-aliased zodat ze in andere toepassingen er net zo goed uitzien als in Flash.
Illustraties opnemen in Flash Informatie over illustraties importeren in Flash Ondersteunde bestandsindelingen voor importeren Illustraties importeren in Flash FXG-bestanden importeren AutoCAD DXF-bestanden Illustraties laden met ActionScript Informatie over illustraties importeren in Flash Naar boven In Adobe® Flash® Professional kunnen illustraties worden gebruikt die zijn gemaakt in andere toepassingen. U kunt vectorafbeeldingen en bitmaps in verscheidene bestandsindelingen importeren.
Bestandstype Extensie Windows Macintosh Adobe Illustrator (versie 10 of lager)) .ai • • Adobe Photoshop .psd • • AutoCAD® DXF .dxf • • Bitmap .bmp • • Enhanced Windowsmetabestand .emf • FutureSplash Player .spl • • GIF en GIF met animatie .gif • • JPEG .jpg • • PNG .png • • Flash Player 6/7 .swf • • Windows-metabestand .wmf • • Grafische XML-bestanden van Adobe .
Golf .wav • • Videoindelingen Flash kan de volgende videoindelingen importeren: Bestandstype Extensie Windows Macintosh Video voor Adobe Flash .flv, .f4v • • QuickTime-film .mov, .qt • • Video voor Windows .avi • • MPEG .mpg, .m1v, .m2p, .m2t, .m2ts, .mts, .tod, .mpe, .mpeg • • MPEG-4 .mp4, .m4v, .avc • • Digital Video .dv, .dvi • • 3GPP/3GPP2 voor mobiele apparatuur .3gp, .3gpp, .3gp2, .3gpp2, .
Met de FXG-indeling kan Flash afbeeldingen uitwisselen met andere Adobe-toepassingen, zoals Adobe Illustrator, Fireworks en Photoshop, waarbij de complexe afbeeldingsgegevens blijven behouden. U kunt FXG-bestanden (alleen versie 2.0) ook importeren in Flash en geselecteerde objecten in het werkgebied of het hele werkgebied opslaan in de FXG-indeling. Zie Informatie over FXG-bestanden voor meer informatie over FXG-bestanden.
Lijnen en vormen omvormen Punten met het gereedschap Subselectie aanpassen en weergeven Een lijn of vorm omvormen Lijnen rechttrekken en vloeiend maken Curven optimaliseren Vormen wijzigen Alles uit het werkgebied verwijderen Streeksegmenten of gevulde gebieden verwijderen Wissen door slepen Punten met het gereedschap Subselectie aanpassen en weergeven 1. Selecteer het gereedschap Subselectie Naar boven . 2. Klik op de lijn- of vormcontour.
De optie Vormherkenning zet de bovenste vormen om in de onderste. Het vloeiend maken maakt curven gladder en vermindert grijsstructuren en andere variaties in de globale richting van de curve. Hierdoor wordt het aantal segmenten in een curve ook verminderd. Het vloeiend maken is echter relatief en heeft geen effect op rechte segmenten. Het is met name nuttig wanneer u moeite hebt met het omvormen van een aantal zeer korte gekromde lijnsegmenten.
Uitbreiden of Inkrimpen Hiermee wordt bepaald of de vorm wordt vergroot of verkleind om de randen de verzachten. Deze functie werkt het best op een enkele gevulde vorm zonder streek en kan de bestandsgrootte vergroten van een Flash Professionaldocument en het resulterende SWF-bestand. Naar boven Alles uit het werkgebied verwijderen Dubbelklik op het gereedschap Gummetje in de werkbalk. Hiermee wist u alle soorten inhoud in het werkgebied en het plakbord.
Objecten selecteren Objecten selecteren met het gereedschap Selecteren Selectiegebied uit de vrije hand tekenen Selectiegebied met rechte randen tekenen Selectiegebied uit de vrije hand en met rechte randen tekenen Selectiemarkering verbergen Aangepaste kleuren van selectiekaders voor geselecteerde objecten instellen Selectievoorkeuren instellen Wanneer u een object wilt wijzigen, moet u het eerst selecteren. Selecteer objecten met de gereedschappen Selecteren, Subselectie en Lasso.
1. Selecteer de veelhoekmodus van de lasso bij de opties in het deelvenster Gereedschappen. 2. Klik om het beginpunt in te stellen. 3. Plaats de aanwijzer op de plek waar de eerste lijn moet eindigen en klik. Plaats eindpunten voor aanvullende lijnsegmenten. 4. Dubbelklik om het selectiegebied te sluiten.
Illustraties magnetisch uitlijnen Magnetische objectuitlijning in- of uitschakelen Toleranties magnetische objectuitlijning aanpassen Magnetische pixeluitlijning gebruiken Instellingen instellen voor magnetische uitlijning Magnetische uitlijning inschakelen Geleidelagen maken Wanneer u grafische elementen automatisch met elkaar wilt uitlijnen, kunt u magnetische uitlijning gebruiken.
Wanneer u instellingen voor magnetische uitlijning selecteert, kunt u de tolerantie voor magnetisch uitlijnen tussen horizontale en verticale objectranden en tussen de objectranden en de grens van het werkgebied instellen. U kunt magnetische uitlijning ook tussen het horizontale en verticale midden van objecten inschakelen. Alle instellingen voor magnetische uitlijning worden in pixels gemeten. 1. Selecteer Weergave > Magnetisch uitlijnen > Magnetische uitlijning bewerken. 2.
Grafische objecten transformeren en combineren Objecten transformeren Objecten combineren Naar boven Objecten transformeren U kunt grafische afbeeldingen, groepen, tekstblokken en instanties transformeren met het gereedschap Vrije transformatie of de opties in het menu Wijzigen > Transformeren. Afhankelijk van het geselecteerde type element kunt u een element transformeren, roteren, scheeftrekken, schalen of vervormen. U kunt tijdens een transformatiebewerking een selectie wijzigen of toevoegen.
transformeren, moet u de tekens eerst omzetten in vormobjecten. 1. Selecteer een grafisch object, groep, instantie of tekstblok in het werkgebied. 2. Klik op het gereedschap Vrije transformatie . Wanneer u de aanwijzer over en rondom de selectie beweegt, verandert de aanwijzer om aan te geven welke transformatiefunctie beschikbaar is. 3. Sleep de grepen om de selectie te transformeren.
3. Ga als volgt te werk: Sleep een of meer van de hoekgrepen om het object zowel horizontaal als verticaal te schalen. De verhoudingen blijven behouden bij het schalen. Houd Shift ingedrukt en sleep om de grootte niet-uniform te wijzigen. Sleep een middengreep om het object horizontaal of verticaal te schalen. 4. Klik buiten het geselecteerde object of de objecten om de transformatie te beëindigen.
Wanneer u met het gereedschap Vrije transformatie of het deelvenster Transformeren instanties, groepen en lettertypen schaalt, roteert en scheeftrekt, worden de oorspronkelijke grootte en rotatiewaarden met het object opgeslagen. Hiermee kunt u de toegepaste transformaties ongedaan maken en de oorspronkelijke waarden herstellen. U kunt alleen de meest recente transformaties ongedaan maken als u Bewerken > Ongedaan maken selecteert.
Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects Werken met Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Middelen overbrengen tussen Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Werken met Flash en After Effects Werken met Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Naar boven Adobe Premiere Pro is een professioneel programma voor het bewerken van video. Als u Adobe Flash Professional gebruikt voor het ontwerpen van interactieve inhoud voor websites of mobiele apparaten, kunt u in Adobe Premiere Pro de films bewerken voor deze projecten.
Aanvullende bronnen De videohandleidingen bevatten aanvullende, gedetailleerde informatie over het gebruik van Flash in combinatie met After Effects: “XFL-bestanden importeren en exporteren tussen Flash en After Effects” op www.adobe.com/go/lrvid4098_xp_nl. “Een After Effects-compositie exporteren naar Flash Professional met gebruik van SWF, F4V/FLV en XFL” op www.adobe.com/go/lrvid4105_xp_nl. “Metagegevens en markeringen omzetten in aanwijzingen voor gebruik in Flash” op www.adobe.com/go/lrvid4111_xp_nl.
afgespeeld of dat kan worden gebruikt als onderdeel van een ander project met veel media. Wanneer u inhoud vanuit After Effects in de SWFindeling exporteert, kan een deel van de inhoud in het SWF-bestand worden omgezet in pixels en samengevoegd tot één laag. Als u de After Effects-inhoud verder in Flash wilt bewerken, exporteert u een compositie als een XFL-bestand. Een XFL-bestand is een type Flash-bestand waarin dezelfde informatie wordt opgeslagen als in een FLA-bestand, maar dan in XML-indeling.
Werken met Fireworks-bestanden in Flash Geïmporteerde Fireworks PNG-bestanden Geïmporteerde filters en overvloeiingen uit Fireworks PNG-bestanden Tekst van Fireworks importeren in Flash Naar boven Geïmporteerde Fireworks PNG-bestanden U kunt Adobe® Fireworks PNG-bestanden in Flash Professional importeren als afgevlakte afbeeldingen of als bewerkbare objecten.
Bedekken Bedekken Fel licht Fel licht Additief Toevoegen Verschil Verschil Negatief Negatief Alpha Alpha Wissen Wissen Flash Professional negeert alle andere overvloeimodi die worden geïmporteerd uit Fireworks. De overvloeimodi die niet in Flash Professional worden ondersteund zijn Average, Negation, Exclusion, Soft Light, Subtractive, Fuzzy Light, Color Dodge en Color Burn.
10. Klik op OK.
Werken met InDesign-bestanden in Flash U kunt InDesign-illustraties importeren met de XFL-bestandsindeling die is geëxporteerd uit InDesign CS4, of met de FLA-bestandsindeling die is geëxporteerd uit InDesign CS5. Zie XFL-bestanden openen voor meer informatie over de XFL-bestandsindeling.
Werken met Photoshop PSD-bestanden in Flash Werken met Photoshop en Flash Importopties voor Photoshop (Alleen Flash Professional CS6 en eerdere versies) Voorkeuren voor importfunctie voor Photoshop-bestanden Werken met Photoshop en Flash Naar boven U kunt Adobe® Photoshop® en Adobe® Flash® samen gebruiken om visueel aantrekkelijke webtoepassingen, animaties of interactieve berichtelementen te maken. Met Photoshop kunt u zeer creatieve afbeeldingen en illustraties maken.
Video's en lesbestanden De volgende video's en zelfstudies tonen hoe u kunt werken met Photoshop en Flash Professional. Sommige video's tonen mogelijk de werkruimte van Flash Professional CS3 of CS4, maar zijn ook van toepassing op Flash Professional CS5.
Het dialoogvenster voor het importeren van PSD-bestanden A. Lagen in het PSD-bestand dat wordt geïmporteerd B. Beschikbare importopties voor de geselecteerde laag of het geselecteerde object 1. Selecteer Bestand > Importeren in werkgebied of Importeren in bibliotheek. 2. Navigeer naar het Adobe Photoshop PSD-bestand, selecteer het en klik op OK. 3. (Optioneel) Selecteer in het dialoogvenster Photoshop-document importeren lagen, groepen en afzonderlijke objecten, en geef op hoe u elk item wilt importeren. 4.
PSD-bestanden importeren in de Flash-bibliotheek U importeert een PSD-bestand ongeveer op dezelfde manier in de bibliotheek als in het werkgebied. Wanneer u een PSD-bestand in de bibliotheek importeert, wordt voor de hoofdmap de naam van het PSD-bestand gebruikt. Nadat het PSD-bestand in de bibliotheek is geïmporteerd, kunt u de naam van de hoofdmap wijzigen of de lagen uit de map verplaatsen. Opmerking: In de bibliotheek wordt de inhoud van het geïmporteerde PSD-bestand op alfabet gesorteerd.
samengevoegde bitmap importeren Een samengevoegde bitmap is een object dat meerdere afgevlakte (of samengevoegde) Photoshop-lagen in één bitmap bevat wanneer het wordt geïmporteerd in Flash Professional. Objecten in een samengevoegde bitmap vertegenwoordigen lagen in Photoshop. Als u een samengevoegde bitmap wilt maken, selecteert u twee of meer lagen en selecteert u de knop Lagen samenvoegen.
overschrijven. Selecteer de laag waarvoor u de importopties wilt wijzigen en geef de betreffende opties op. Voorkeuren voor het importeren van afbeeldingslagen Met deze opties geeft u op hoe de importopties voor afbeeldingslagen eerst moeten worden ingesteld. U kunt afbeeldingslagen importeren als een van de volgende: Bitmapafbeeldingen met bewerkbare laagstijlen Hiermee wordt een filmclip met daarin een geneste bitmap gemaakt.
gebruiken. Als u een nieuwe kwaliteitsinstelling voor compressie wilt opgeven, selecteert u de optie Aangepast en voert u in het tekstveld Kwaliteit een waarde in tussen 1 en 100. (Een hogere instelling resulteert in een hogere afbeeldingskwaliteit, maar levert ook een groter bestand op.) Zonder verlies Met de optie Zonder verlies (PNG/GIF) wordt de afbeelding zonder verlies gecomprimeerd en worden geen gegevens van de afbeelding genegeerd.
Werken met videoactiepunten Opmerking: (Alleen Flash Professional CC) De functie Video-actiepunten is verouderd en zal niet beschikbaar zijn in Flash Professional CC Gebruik videoactiepunten om gebeurtenissen te starten op specifieke tijden in de video. Er zijn twee typen actiepunten waarmee u in Flash kunt werken: Gecodeerde actiepunten. Dit zijn actiepunten die u toevoegt wanneer u video met Adobe Media Encoder codeert.
Tekenen en schilderen De curve van een beweging wijzigen Adobe (27 februari 2012) videozelfstudie In deze video leert u hoe u de curve van een beweging in Flash CS5 kunt veranderen. Leergids voor grafische effecten in Flash Adobe (27 februari 2012) zelfstudie Adobe Flash Professional CS5 biedt een aantal functies waarmee u indrukwekkende grafische effecten kunt maken en waarmee u de 'look & feel' van uw projecten professionaliseert.
Streken, verlopen en vullingen Een verloopvulling maken of bewerken Kleuren van streken en vullingen aanpassen Geschilderde gebieden wijzigen Verloop- en bitmapvullingen transformeren Een verloop of bitmap vergrendelen om het werkgebied te vullen Een verloopvulling maken of bewerken Terug naar boven Een verloop is een meerkleurige vulling waarin een kleur geleidelijk in een andere kleur verandert. Met Flash Pro kunt u maximaal 15 kleurovergangen op een verloop toepassen.
Het verloop wordt aan het deelvenster Stalen voor het huidige document toegevoegd. 11. Voor een verlooptransformatie, zoals een verticaal in plaats van een horizontaal verloop, gebruikt u het gereedschap Verlooptransformatie. Raadpleeg Verloop- en bitmapvullingen transformeren voor meer informatie.
Opmerking: wanneer u een andere streekstijl dan Effen selecteert, kan de bestandsgrootte toenemen. 4. Als u een streekdikte wilt selecteren, gebruikt u de schuifregelaar Streek of geeft u een waarde op in het tekstvak. 5. Voor het gebruik van streekhints schakelt u het selectievakje Streekhints in. Streekhints zorgen ervoor dat lijn- en curveankers op hele pixels worden ingesteld, zodat vage verticale of horizontale lijnen worden voorkomen. 6.
Met het emmertje kunt u een omsloten gebied met kleur vullen. U hebt de volgende mogelijkheden: Lege gebieden vullen en de kleur van reeds geschilderde gebieden wijzigen. Schilderen met effen kleuren, verlopen en bitmapvullingen. Gebieden vullen die niet geheel zijn ingesloten. Tussenruimten in vormcontouren door Flash Pro laten sluiten terwijl u het emmertje gebruikt. 1. Selecteer het emmertje in het deelvenster Gereedschappen. 2. Selecteer een vulkleur en -stijl. 3.
wordt alleen de grootte van de vulling gewijzigd, niet het object dat de vulling bevat.) Sleep de vierkante greep onder aan het selectiekader om de hoogte van de verloop- of bitmapvulling te wijzigen. Sleep de cirkelvormige rotatiegreep in de hoek om de verloop- of bitmapvulling te roteren. U kunt ook de onderste greep van de selectiecirkel van cirkelvormige verlopen of vullingen slepen. Sleep de vierkante greep in het midden van het selectiekader om lineaire verlopen of vullingen te schalen.
Schaal de vulling om tegels van een bitmap binnen een vorm toe te passen. Opmerking: Selecteer Weergave > Plakbord wanneer u alle grepen wilt zien wanneer u met grote vullingen of vullingen dichtbij de rand van het werkgebied werkt. Een verloop of bitmap vergrendelen om het werkgebied te vullen Terug naar boven U kunt een verloop- of bitmapvulling vergrendelen, zodat de vulling wordt uitgebreid over het gehele werkgebied.
Eenvoudige lijnen en vormen tekenen Rechte lijnen tekenen met het gereedschap Lijnsegment Rechthoeken en ovalen tekenen Veelhoeken en sterren tekenen Tekenen met het potlood Schilderen met het penseel (Alleen Flash Professional CC) Actieve voorvertoning van kleuren Terug naar boven Rechte lijnen tekenen met het gereedschap Lijnsegment Gebruik het gereedschap Lijn om één recht lijnsegment tegelijk te tekenen. 1. Selecteer de lijn . 2. Selecteer Venster > Eigenschappen en selecteer streekattributen.
Eigenschappen voor Rechthoek, primitief. De volgende besturingselementen van Eigenschapcontrole gelden specifiek voor het gereedschap Rechthoek, primitief: Besturingselementen Hoekstraal rechthoek Hiermee kunt u de hoekstralen voor de rechthoek opgeven. U kunt in elk tekstvak een numerieke waarde opgeven voor de binnenstraal. Een negatieve waarde zorgt voor een omgekeerde straal. U kunt ook de selectie van het pictogram hoekstraal beperken opheffen en elke hoekstraal afzonderlijk aanpassen.
Eigenschappen voor Ovaal, primitief. De volgende besturingselementen van Eigenschapcontrole gelden specifiek voor het gereedschap Ovaal, primitief: Beginhoek/Eindhoek De hoek van het begin- en het eindpunt van het ovaal. Met deze besturingselementen kunt u eenvoudig de vorm van ovalen en cirkels naar taartpunten, halve cirkels en andere creatieve vormen wijzigen. Binnenstraal Een binnenstraal (of ovaal) binnen het ovaal.
1. Selecteer het gereedschap PolyStar door te klikken en de muisknop ingedrukt te houden op het gereedschap Rechthoek. Er verschijnt dan een pop-upmenu waarin u de gewenste keuze kunt maken. 2. Selecteer Venster > Eigenschappen en selecteer vul- en streekkenmerken. 3. Klik op Opties en ga als volgt te werk: Selecteer Veelhoek of Ster voor de stijl. Voer bij de optie Aantal zijden een getal tussen 3 en 32 in. Voer bij de optie Scherpte een getal in tussen 0 en 1 om de scherpte van de sterpunten te bepalen.
Een penseelstreek met variabele breedte die is getekend met een stift. 1. Selecteer het gereedschap Penseel . 2. Selecteer Venster > Eigenschappen en selecteer een vulkleur. 3. Klik op de optie Penseelmodus en selecteer een schildermodus: Normaal schilderen Hiermee schildert u over lijnen en vullingen op dezelfde laag. Vullingen schilderen Hiermee schildert u vullingen en lege gebieden, maar laat lijnen ongemoeid.
3D-afbeeldingen Informatie over 3D-afbeeldingen in Flash Objecten verplaatsen in de 3D-ruimte Objecten roteren in de 3D-ruimte De perspectiefhoek aanpassen Het perspectiefpunt aanpassen Informatie over 3D-afbeeldingen in Flash Naar boven Met Flash Professional kunt u 3D-effecten creëren door filmclips te verplaatsen en te roteren in de 3D-ruimte in het werkgebied. In Flash Professional wordt de 3D-ruimte gerepresenteerd door een Z-as in de eigenschappen van elke filmclipinstantie op te nemen.
Het werkgebied met een filmclip met een geneste filmclip geroteerd in lokale 3D-ruimte. Met behulp van de 3D-eigenschappen van filmclipinstanties in uw FLA-bestand kunt u diverse grafische effecten creëren zonder filmclips in de bibliotheek te dupliceren. Als u echter een filmclip uit de bibliotheek bewerkt, zijn 3D-transformaties en -omzettingen die zijn toegepast niet zichtbaar. Als u de inhoud van een filmclip bewerkt, zijn alleen 3D-transformaties van geneste filmclips zichtbaar.
bovenliggende filmclip, indien deze bestaat. Als u het gereedschap 3D-translatie wilt schakelen tussen de algemene en lokale modus, klikt u op de schakelknop Algemeen in het gedeelte Opties van het deelvenster Gereedschappen terwijl het gereedschap 3D-translatie is geselecteerd. U kunt de modus tijdelijk veranderen van algemeen in lokaal door de toets D in te drukken terwijl u sleept met het gereedschap 3D-translatie.
U roteert filmclipinstanties in de 3D-ruimte met het Gereedschap 3D-rotatie . Er verschijnt een 3D-rotatiebesturingselement boven op de geselecteerde objecten in het werkgebied. Het X-besturingselement is rood, het Y-besturingselement is groen en het Z-besturingselement is blauw. Gebruik het oranje besturingselement voor vrij roteren om tegelijk rond de X-as en de Y-as te draaien. De standaardmodus van het gereedschap 3D-rotatie is de algemene modus.
5. Als u het middelpunt van het rotatiebesturingspunt wilt verplaatsen ten opzichte van de filmclip, versleept u het middelpunt. Om de beweging van het middelpunt in te perken tot variaties van 45°, drukt u op Shift terwijl u sleept. Door het verplaatsen van het rotatiebesturingspunt kunt u het effect van de rotatie op het object en de opmaak besturen. Dubbelklik op het middelpunt om dit weer te verplaatsen naar het midden van de geselecteerde filmclip.
Het werkgebied met een perspectiefhoek van 55°. Het werkgebied met een perspectiefhoek van 110°. De eigenschap Perspectiefhoek geldt voor alle filmclips waarop 3D-translatie of 3D-rotatie is toegepast. De perspectiefhoek is niet van invloed op andere filmclips. De standaardperspectiefhoek is 55°, zoals bij een normaal cameraobjectief. De mogelijke waarden variëren van 1 tot 180°. Als u de perspectiefhoek wilt weergeven of instellen in Eigenschapcontrole, moet u een 3D-filmclip in het werkgebied selecteren.
eigenschap van een filmclip verhoogt, beweegt de filmclip weg van de kijker, in de richting van de linkerbovenhoek van het werkgebied. Aangezien het perspectiefpunt van invloed is op alle 3D-filmclips, verandert de positie van alle filmclips waarop een translatie langs de Z-as is toegepast wanneer u het perspectiefpunt verandert. Het perspectiefpunt is een documenteigenschap die van invloed is op alle filmclips waarop translatie of rotatie langs de Z-as is toegepast.
Patronen toepassen met het gereedschap Sproeipenseel Opties van het sproeipenseel Het sproeipenseel werkt als een verstuiver, waarmee u in één keer een patroon van vormen op het werkgebied kunt spuiten. Standaard verstuift het sproeipenseel een wolk van stippen in de op dat moment geselecteerde kleur. Maar u kunt het sproeipenseel ook gebruiken om een filmclip of grafisch symbool toe te passen als een patroon. 1. Selecteer het sproeipenseel. 2.
Objecten rangschikken Objecten stapelen Objecten uitlijnen Objecten groeperen Groep of object binnen een groep bewerken Groepen en objecten splitsen Objecten stapelen Naar boven In Flash worden objecten in een laag in de volgorde gestapeld waarop ze zijn gemaakt, waarbij het recentst gemaakte object boven aan de stapel komt. De stapelvolgorde van objecten bepaalt hoe ze worden weergegeven wanneer ze overlappen. U kunt de stapelvolgorde van objecten altijd wijzigen.
Groep of object binnen een groep bewerken Naar boven 1. Selecteer de groep en selecteer vervolgens Bewerken > Selectie bewerken of dubbelklik op de groep met het gereedschap Selecteren. Alles op de pagina dat niet onderdeel is van groep, wordt gedimd weergegeven om aan te geven dat elementen buiten de groep niet toegankelijk zijn. 2. Bewerk elementen binnen de groep. 3. Selecteer Bewerken > Alles bewerken of dubbelklik met het gereedschap Selecteren op een lege plek in het werkgebied.
Kleur Het deelvenster Kleur Kleurpaletten Een effen kleur maken of bewerken Kleuren dupliceren, verwijderen en wissen We gebruiken kleurmodellen om de kleuren die we zien en waarmee we werken in digitale afbeeldingen te beschrijven. Elk kleurmodel, zoals RGB, HSB of CMYK, vertegenwoordigt een andere methode voor het beschrijven en classificeren van kleur. Kleurmodellen werken met numerieke waarden om het zichtbare kleurenspectrum aan te duiden.
Lineair verloop - maakt een verloop dat overvloeit op een lineair pad. Radiaal verloop - maakt een verloop dat vanuit een centraal brandpunt buitenwaarts in een cirkelvormig pad overvloeit. Bitmapvulling - vult het geselecteerde gebied met tegels van een bitmapafbeelding die u kunt selecteren. Wanneer u Bitmap kiest, kunt u in een dialoogvenster een bitmapafbeelding op uw lokale computer selecteren en deze aan de bibliotheek toevoegen. U kunt deze bitmap als vulling toepassen.
2. Navigeer naar het gewenste bestand, selecteer het en klik op OK. Kleurenpalet exporteren 1. Selecteer Kleuren opslaan in het menu in de rechterbovenhoek in het deelvenster Stalen. Voer vervolgens een naam in voor het kleurenpalet. 2. Voor Opslaan als type (Windows) of Structuur (Macintosh) selecteert u Flash-kleurenset of Kleurentabel. Klik op Opslaan. Naar boven Een effen kleur maken of bewerken Met het deelvenster Kleur kunt u elke willekeurige kleur maken.
Tekenen in Flash Informatie over tekenen Tekenmodi en grafische objecten Informatie over tekenen Naar boven Met de tekengereedschappen in Adobe® Flash® Professional kunt u lijnen en vormen maken en wijzigen voor illustraties in uw documenten. De lijnen en vormen die u maakt in Flash Professional zijn allemaal eenvoudige vectorafbeeldingen die ervoor zorgen dat de grootte van uw FLAbestand klein blijft.
Pixels in bitmaptekening. Wanneer u een bitmapafbeelding bewerkt, worden pixels gewijzigd in plaats van lijnen en curven. Bitmapafbeeldingen zijn afhankelijk van een bepaalde resolutie, omdat de gegevens die de afbeelding beschrijven worden aangepast aan een raster van een bepaalde grootte. Het bewerken van de bitmapafbeelding kan de weergavekwaliteit wijzigen.
Een hoekpunt kan zowel rechte als gekromde segmenten verbinden. Opmerking: Er bestaat een duidelijk verschil tussen hoekpunten en vloeiende punten aan de ene kant en rechte en gekromde segmenten aan de andere. De omtrek van een pad wordt streek genoemd. Een kleur of verloop dat op het interne gebied van een open of gesloten pad is toegepast, wordt een vulling genoemd. Een streek kan dikte (gewicht), kleur en arcering bevatten.
Tekenmodi en grafische objecten Naar boven In Flash Professional kunt u verschillende soorten grafische objecten maken door verschillende tekenmodi en -gereedschappen te gebruiken. Elk type heeft bepaalde voordelen en nadelen. Wanneer u bekend bent met de mogelijkheden van de verschillende typen grafisch object, kunt u beter bepalen welke typen objecten u in uw werk moet gebruiken. Opmerking: Grafische objecten zijn in Flash Professional items in het werkgebied.
Vormen die in de objecttekenmodus zijn gemaakt, blijven afzonderlijke objecten die u afzonderlijk kunt manipuleren. Naar de objecttekenmodus gaan Als u vormen wilt tekenen in de objecttekenmodus, moet u dit expliciet inschakelen. 1. Selecteer een tekengereedschap dat de objecttekenmodus ondersteunt (Potlood, Lijn, Pen, Penseel, Ovaal, Rechthoek en Veelhoek). 2.
maken. De volgende uitsnede wordt bijvoorbeeld gemaakt door de ongegroepeerde vliegerafbeelding boven de groene vorm te plaatsen, de selectie van de vlieger ongedaan te maken en vervolgens de gevulde delen van de vlieger bij de groene vorm vandaan te verplaatsen. Uitsnede maken met de vliegerafbeelding. Als u wilt voorkomen dat vormen en lijnen worden gewijzigd door overlapping, kunt u ze groeperen of er lagen tussen plaatsen om ze te scheiden.
(Vervangen in Flash Professional CC) Patronen tekenen met de decoratieve tekengereedschappen Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het Het effect Symmetriepenseel toepassen rastervullingeffect toepassen wingerdeffect toepassen effect Verstuivingssysteem toepassen effect 3D-penseel toepassen effect Gebouwenpenseel toepassen effect Decoratief penseel toepassen effect Vuuranimatie toepassen effect Vlampenseel toepassen effect Bloempenseel toepassen effect Bliksempenseel toepassen effect Rookanimatie toe
Het rastervullingeffect toepassen Naar boven Met het rastervullingeffect kunt u het werkgebied, een symbool of een gesloten gebied vullen met een symbool uit de bibliotheek. Nadat de rastervulling naar het werkgebied is getrokken, wordt de rastervulling, als het gevulde symbool wordt verplaatst of vergroot of verkleind, net zo verplaatst of vergroot of verkleind. Gebruik het rastervullingeffect om een dambord, een tegelvormige achtergrond of een gebied of vorm met een aangepast patroon te maken.
2. Stel de eigenschappen voor het effect in het deelvenster Eigenschappen in. 3. Klik in het werkgebied op de locatie waar u het effect wilt weergeven. Flash maakt een frame-voor-frame animatie van het verstuivingseffect op basis van de eigenschappen die u instelt. De deeltjes die in het werkgebied worden gegenereerd, worden in elk frame van de animatie gegroepeerd.
eigenschappen voor gebouwen kiest. Een gebouw in het werkgebied tekenen. 1. Klik op het gereedschap Decoratief in het deelvenster Gereedschappen. 2. Kies Gebouwenpenseel in het menu Tekeneffect in Eigenschapcontrole. 3. Stel de eigenschappen in voor het effect Gebouwenpenseel. 4. Sleep de cursor vanaf de positie waar u de basis van het gebouw wilt plaatsen, verticaal naar boven naar de hoogte die u het gebouw wilt geven.
2. Kies Vlampenseel in het menu Tekeneffect in Eigenschapcontrole. 3. Stel de eigenschappen in voor het effect Vlampenseel. 4. Sleep de cursor in het werkgebied om vlammen te tekenen. Het effect Vlampenseel heeft de volgende eigenschappen: Grootte vlammen De breedte en hoogte van de vlammen. Met hogere waarden worden de vlammen groter. Kleur vlammen De kleur van het midden van de vlammen. Terwijl u tekent, verandert de kleur van de vlammen van de geselecteerde kleur in zwart.
In de meeste gevallen kunt u uw rookanimatie het beste in een eigen symbool plaatsen, bijvoorbeeld in een filmclipsymbool. Het effect Rookanimatie heeft de volgende eigenschappen: Grootte rook De breedte en hoogte van de rook. Met hogere waarden worden de vlammen groter. Snelheid rook De snelheid van de animatie. Met hogere waarden wordt de rook sneller. Duur rook Het aantal frames dat wordt gemaakt op de tijdlijn tijdens de animatie.
Tekenvoorkeuren Tekeninstellingen Contactopties voor de gereedschappen Selecteren, Subselectie en Lasso Stel de tekeninstellingen in om gedragingen voor magnetisch uitlijnen, vloeiend maken en rechttrekken op te geven. Wijzig de tolerantie-instelling voor elke optie en schakel elke optie in of uit. Tolerantie-instellingen zijn relatief; ze hangen af van de resolutie van het computerscherm en de huidige vergroting van de scène. Elke optie is standaard ingeschakeld en ingesteld op normale tolerantie.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Tekenen met de pen Tekenstatussen gereedschap Pen Rechte lijnen tekenen met het gereedschap Pen Curven tekenen met het gereedschap Pen Ankerpunten toevoegen of verwijderen Ankerpunten op paden aanpassen Segmenten aanpassen Voorkeuren voor gereedschap Pen U kunt exacte paden als rechte lijnen of vloeiende, soepele curven tekenen, door de pen te gebruiken. Wanneer u met het gereedschap Pen tekent, klikt u om punten te maken op rechte lijnsegmenten en sleept u om punten op gekromde lijnsegmenten te maken.
1. Selecteer het gereedschap Pen . 2. Plaats het gereedschap Pen waar het rechte segment moet beginnen en klik om het eerste ankerpunt te definiëren. Als de richtinglijnen worden weergegeven, hebt u per ongeluk het gereedschap Pen gesleept; kies Bewerken > Ongedaan maken en probeer het opnieuw. Opmerking: Het eerste segment dat u tekent is niet zichtbaar totdat u op een tweede ankerpunt klikt (tenzij u Penvoorvertoning weergeven hebt opgegeven in de categorie Tekenen van het dialoogvenster Voorkeuren). 3.
Het tweede punt in een curve tekenen A. Beginnen met het slepen van het tweede vloeiende punt B. Van een vorige richtinglijn vandaan slepen, waardoor een C-curve ontstaat C. Resultaat na het loslaten van de muisknop. Als u een S-vormige curve wilt maken, sleept u in dezelfde richting als de vorige richtinglijn en laat u de muisknop los. Een S-curve tekenen A. Beginnen met het slepen van een nieuw vloeiend punt B. In dezelfde richting als de vorige richtinglijn slepen, waardoor een S-curve ontstaat C.
of op het raakpunt van een recht en gekromd pad. Standaard worden geselecteerde vloeiende punten weergegeven als holle cirkels en geselecteerde hoekpunten als holle vierkanten. Een richtingpunt uit een hoekpunt wegslepen om een vloeiend punt te maken. Ankerpunten verplaatsen of toevoegen Als u een ankerpunt wilt verplaatsen, versleept u het punt met het gereedschap Subselectie .
Sleep het ankerpunt of het richtingpunt. Voorkeuren voor gereedschap Pen Naar boven Hiermee kunt u voorkeuren opgeven voor de weergave van de aanwijzer van Pen, voor de voorvertoning van de lijnsegmenten die u tekent en voor de weergave van geselecteerde ankerpunten. Geselecteerde lijnsegmenten en ankerpunten gebruiken de omtrekkleur van de laag waarop de lijnen en punten worden weergegeven. 1.
Zoeken en vervangen in Flash Informatie over Zoeken en vervangen Tekst zoeken en vervangen Lettertypen zoeken en vervangen Kleuren zoeken en vervangen Symbolen zoeken en vervangen Geluid-, video- of bitmapbestanden zoeken en vervangen Informatie over Zoeken en vervangen Naar boven Met Zoeken en vervangen kunt u het volgende doen: Zoeken naar een tekstreeks, lettertype, kleur, symbool, geluidsbestand, videobestand of een geïmporteerd bitmapbestand.
Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven tekst te vervangen. Lettertypen zoeken en vervangen Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Selecteer Lettertype in het pop-upmenu Naar en selecteer vervolgens een of meer van de volgende opties: Selecteer Naam lettertype als u op naam wilt zoeken en selecteer een lettertype in het pop-upmenu of voer de naam in van het gewenste lettertype in het vak.
Opmerking: Alleen de volgende instantie wordt geselecteerd voor live bewerking, ook wanneer u Alles zoeken selecteert in de volgende stap. 7. Kleuren zoeken Klik op Volgende zoeken om de volgende instantie van de opgegeven kleur te zoeken. Klik op Alles zoeken om alle instanties van de opgegeven kleur te zoeken. 8. Kleuren vervangen Klik op Vervangen om de huidige geselecteerde instantie van de opgegeven kleur te vervangen. Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven kleur te vervangen.
Geïmporteerde bitmaps en Flash Werken met geïmporteerde bitmaps Bitmapeigenschappen instellen (Alleen Flash Professional CC) Meerdere bitmaps wisselen Bitmaps importeren bij uitvoering Een bitmap als vulling toepassen Bitmaps bewerken in een externe editor Een bitmap splitsen en maak een bitmapvulling Werken met geïmporteerde bitmaps Naar boven Wanneer u een bitmap in Flash Professional importeert, kunt u de bitmap wijzigen en op verschillende manieren gebruiken in uw Flash Professional-document.
(Alleen Flash Professional CC) Meerdere bitmaps wisselen Met de optie Bitmaps wisselen kunt u symbolen en bitmaps omwisselen voor geselecteerde symbolen of bitmaps. 1. Selecteer in Flash Pro CC meerdere bitmaps in het werkgebied. 2. Klik op Wisselen in het deelvenster Eigenschappen. 3. In het dialoogvenster Symbool wisselen selecteert u de bitmap die u wilt gebruiken ter vervanging van alle geselecteerde symbolen/bitmaps. 4. Klik op OK.
pictogram van de bitmap. Selecteer vervolgens Bewerken met Fireworks 3. 2. Geef op of het PNG-bronbestand of het bitmapbestand moet worden geopend. 3. Voer de gewenste wijzigingen in het bestand door in Fireworks. 4. In Fireworks selecteert u Bestand > Bijwerken. 5. Keer terug naar Flash Professional. Het bestand wordt automatisch bijgewerkt in Flash Professional. Een bitmap bewerken met een andere beeldbewerkingstoepassing 1.
4. Voer bij Minimumgebied een waarde in om in te stellen met hoeveel omringende pixels rekening moet worden gehouden wanneer er een kleur wordt toegewezen aan een pixel. 5. Selecteer bij Curvepasvorm een optie om te bepalen hoe vloeiend de contouren worden getekend. 6. Selecteer bij Hoekdrempel een optie om te bepalen of scherpe randen behouden moeten blijven of vloeiend moeten worden gemaakt.
Objecten verplaatsen en kopiëren Objecten verplaatsen via slepen Objecten verplaatsen met de pijltoetsen Objecten verplaatsen via Eigenschapcontrole Objecten verplaatsen via het deelvenster Info Objecten verplaatsen en kopiëren via plakken Objecten kopiëren via het klembord Getransformeerde objecten kopiëren Naar boven Objecten verplaatsen via slepen 1. Selecteer een of meerdere objecten. 2.
3. Selecteer een andere laag, scène of een ander bestand en selecteer vervolgens Bewerken > Op plaats plakken om de selectie op dezelfde positie te plakken ten opzichte van het werkgebied. Selecteer Bewerken > In midden plakken om de selectie in het midden van het werkgebied te plakken. Naar boven Objecten kopiëren via het klembord Elementen die naar het klembord worden gekopieerd, zijn anti-aliased zodat ze in andere toepassingen er net zo goed uitzien als in Flash.
Illustraties opnemen in Flash Informatie over illustraties importeren in Flash Ondersteunde bestandsindelingen voor importeren Illustraties importeren in Flash FXG-bestanden importeren AutoCAD DXF-bestanden Illustraties laden met ActionScript Informatie over illustraties importeren in Flash Naar boven In Adobe® Flash® Professional kunnen illustraties worden gebruikt die zijn gemaakt in andere toepassingen. U kunt vectorafbeeldingen en bitmaps in verscheidene bestandsindelingen importeren.
Bestandstype Extensie Windows Macintosh Adobe Illustrator (versie 10 of lager)) .ai • • Adobe Photoshop .psd • • AutoCAD® DXF .dxf • • Bitmap .bmp • • Enhanced Windowsmetabestand .emf • FutureSplash Player .spl • • GIF en GIF met animatie .gif • • JPEG .jpg • • PNG .png • • Flash Player 6/7 .swf • • Windows-metabestand .wmf • • Grafische XML-bestanden van Adobe .
Golf .wav • • Videoindelingen Flash kan de volgende videoindelingen importeren: Bestandstype Extensie Windows Macintosh Video voor Adobe Flash .flv, .f4v • • QuickTime-film .mov, .qt • • Video voor Windows .avi • • MPEG .mpg, .m1v, .m2p, .m2t, .m2ts, .mts, .tod, .mpe, .mpeg • • MPEG-4 .mp4, .m4v, .avc • • Digital Video .dv, .dvi • • 3GPP/3GPP2 voor mobiele apparatuur .3gp, .3gpp, .3gp2, .3gpp2, .
Met de FXG-indeling kan Flash afbeeldingen uitwisselen met andere Adobe-toepassingen, zoals Adobe Illustrator, Fireworks en Photoshop, waarbij de complexe afbeeldingsgegevens blijven behouden. U kunt FXG-bestanden (alleen versie 2.0) ook importeren in Flash en geselecteerde objecten in het werkgebied of het hele werkgebied opslaan in de FXG-indeling. Zie Informatie over FXG-bestanden voor meer informatie over FXG-bestanden.
Lijnen en vormen omvormen Punten met het gereedschap Subselectie aanpassen en weergeven Een lijn of vorm omvormen Lijnen rechttrekken en vloeiend maken Curven optimaliseren Vormen wijzigen Alles uit het werkgebied verwijderen Streeksegmenten of gevulde gebieden verwijderen Wissen door slepen Punten met het gereedschap Subselectie aanpassen en weergeven 1. Selecteer het gereedschap Subselectie Naar boven . 2. Klik op de lijn- of vormcontour.
De optie Vormherkenning zet de bovenste vormen om in de onderste. Het vloeiend maken maakt curven gladder en vermindert grijsstructuren en andere variaties in de globale richting van de curve. Hierdoor wordt het aantal segmenten in een curve ook verminderd. Het vloeiend maken is echter relatief en heeft geen effect op rechte segmenten. Het is met name nuttig wanneer u moeite hebt met het omvormen van een aantal zeer korte gekromde lijnsegmenten.
Uitbreiden of Inkrimpen Hiermee wordt bepaald of de vorm wordt vergroot of verkleind om de randen de verzachten. Deze functie werkt het best op een enkele gevulde vorm zonder streek en kan de bestandsgrootte vergroten van een Flash Professionaldocument en het resulterende SWF-bestand. Naar boven Alles uit het werkgebied verwijderen Dubbelklik op het gereedschap Gummetje in de werkbalk. Hiermee wist u alle soorten inhoud in het werkgebied en het plakbord.
Objecten selecteren Objecten selecteren met het gereedschap Selecteren Selectiegebied uit de vrije hand tekenen Selectiegebied met rechte randen tekenen Selectiegebied uit de vrije hand en met rechte randen tekenen Selectiemarkering verbergen Aangepaste kleuren van selectiekaders voor geselecteerde objecten instellen Selectievoorkeuren instellen Wanneer u een object wilt wijzigen, moet u het eerst selecteren. Selecteer objecten met de gereedschappen Selecteren, Subselectie en Lasso.
1. Selecteer de veelhoekmodus van de lasso bij de opties in het deelvenster Gereedschappen. 2. Klik om het beginpunt in te stellen. 3. Plaats de aanwijzer op de plek waar de eerste lijn moet eindigen en klik. Plaats eindpunten voor aanvullende lijnsegmenten. 4. Dubbelklik om het selectiegebied te sluiten.
Illustraties magnetisch uitlijnen Magnetische objectuitlijning in- of uitschakelen Toleranties magnetische objectuitlijning aanpassen Magnetische pixeluitlijning gebruiken Instellingen instellen voor magnetische uitlijning Magnetische uitlijning inschakelen Geleidelagen maken Wanneer u grafische elementen automatisch met elkaar wilt uitlijnen, kunt u magnetische uitlijning gebruiken.
Wanneer u instellingen voor magnetische uitlijning selecteert, kunt u de tolerantie voor magnetisch uitlijnen tussen horizontale en verticale objectranden en tussen de objectranden en de grens van het werkgebied instellen. U kunt magnetische uitlijning ook tussen het horizontale en verticale midden van objecten inschakelen. Alle instellingen voor magnetische uitlijning worden in pixels gemeten. 1. Selecteer Weergave > Magnetisch uitlijnen > Magnetische uitlijning bewerken. 2.
Grafische objecten transformeren en combineren Objecten transformeren Objecten combineren Naar boven Objecten transformeren U kunt grafische afbeeldingen, groepen, tekstblokken en instanties transformeren met het gereedschap Vrije transformatie of de opties in het menu Wijzigen > Transformeren. Afhankelijk van het geselecteerde type element kunt u een element transformeren, roteren, scheeftrekken, schalen of vervormen. U kunt tijdens een transformatiebewerking een selectie wijzigen of toevoegen.
transformeren, moet u de tekens eerst omzetten in vormobjecten. 1. Selecteer een grafisch object, groep, instantie of tekstblok in het werkgebied. 2. Klik op het gereedschap Vrije transformatie . Wanneer u de aanwijzer over en rondom de selectie beweegt, verandert de aanwijzer om aan te geven welke transformatiefunctie beschikbaar is. 3. Sleep de grepen om de selectie te transformeren.
3. Ga als volgt te werk: Sleep een of meer van de hoekgrepen om het object zowel horizontaal als verticaal te schalen. De verhoudingen blijven behouden bij het schalen. Houd Shift ingedrukt en sleep om de grootte niet-uniform te wijzigen. Sleep een middengreep om het object horizontaal of verticaal te schalen. 4. Klik buiten het geselecteerde object of de objecten om de transformatie te beëindigen.
Wanneer u met het gereedschap Vrije transformatie of het deelvenster Transformeren instanties, groepen en lettertypen schaalt, roteert en scheeftrekt, worden de oorspronkelijke grootte en rotatiewaarden met het object opgeslagen. Hiermee kunt u de toegepaste transformaties ongedaan maken en de oorspronkelijke waarden herstellen. U kunt alleen de meest recente transformaties ongedaan maken als u Bewerken > Ongedaan maken selecteert.
Werken met Fireworks-bestanden in Flash Geïmporteerde Fireworks PNG-bestanden Geïmporteerde filters en overvloeiingen uit Fireworks PNG-bestanden Tekst van Fireworks importeren in Flash Naar boven Geïmporteerde Fireworks PNG-bestanden U kunt Adobe® Fireworks PNG-bestanden in Flash Professional importeren als afgevlakte afbeeldingen of als bewerkbare objecten.
Bedekken Bedekken Fel licht Fel licht Additief Toevoegen Verschil Verschil Negatief Negatief Alpha Alpha Wissen Wissen Flash Professional negeert alle andere overvloeimodi die worden geïmporteerd uit Fireworks. De overvloeimodi die niet in Flash Professional worden ondersteund zijn Average, Negation, Exclusion, Soft Light, Subtractive, Fuzzy Light, Color Dodge en Color Burn.
10. Klik op OK.
Werken met InDesign-bestanden in Flash U kunt InDesign-illustraties importeren met de XFL-bestandsindeling die is geëxporteerd uit InDesign CS4, of met de FLA-bestandsindeling die is geëxporteerd uit InDesign CS5. Zie XFL-bestanden openen voor meer informatie over de XFL-bestandsindeling.
Werken met Photoshop PSD-bestanden in Flash Werken met Photoshop en Flash Importopties voor Photoshop (Alleen Flash Professional CS6 en eerdere versies) Voorkeuren voor importfunctie voor Photoshop-bestanden Werken met Photoshop en Flash Naar boven U kunt Adobe® Photoshop® en Adobe® Flash® samen gebruiken om visueel aantrekkelijke webtoepassingen, animaties of interactieve berichtelementen te maken. Met Photoshop kunt u zeer creatieve afbeeldingen en illustraties maken.
Video's en lesbestanden De volgende video's en zelfstudies tonen hoe u kunt werken met Photoshop en Flash Professional. Sommige video's tonen mogelijk de werkruimte van Flash Professional CS3 of CS4, maar zijn ook van toepassing op Flash Professional CS5.
Het dialoogvenster voor het importeren van PSD-bestanden A. Lagen in het PSD-bestand dat wordt geïmporteerd B. Beschikbare importopties voor de geselecteerde laag of het geselecteerde object 1. Selecteer Bestand > Importeren in werkgebied of Importeren in bibliotheek. 2. Navigeer naar het Adobe Photoshop PSD-bestand, selecteer het en klik op OK. 3. (Optioneel) Selecteer in het dialoogvenster Photoshop-document importeren lagen, groepen en afzonderlijke objecten, en geef op hoe u elk item wilt importeren. 4.
PSD-bestanden importeren in de Flash-bibliotheek U importeert een PSD-bestand ongeveer op dezelfde manier in de bibliotheek als in het werkgebied. Wanneer u een PSD-bestand in de bibliotheek importeert, wordt voor de hoofdmap de naam van het PSD-bestand gebruikt. Nadat het PSD-bestand in de bibliotheek is geïmporteerd, kunt u de naam van de hoofdmap wijzigen of de lagen uit de map verplaatsen. Opmerking: In de bibliotheek wordt de inhoud van het geïmporteerde PSD-bestand op alfabet gesorteerd.
samengevoegde bitmap importeren Een samengevoegde bitmap is een object dat meerdere afgevlakte (of samengevoegde) Photoshop-lagen in één bitmap bevat wanneer het wordt geïmporteerd in Flash Professional. Objecten in een samengevoegde bitmap vertegenwoordigen lagen in Photoshop. Als u een samengevoegde bitmap wilt maken, selecteert u twee of meer lagen en selecteert u de knop Lagen samenvoegen.
overschrijven. Selecteer de laag waarvoor u de importopties wilt wijzigen en geef de betreffende opties op. Voorkeuren voor het importeren van afbeeldingslagen Met deze opties geeft u op hoe de importopties voor afbeeldingslagen eerst moeten worden ingesteld. U kunt afbeeldingslagen importeren als een van de volgende: Bitmapafbeeldingen met bewerkbare laagstijlen Hiermee wordt een filmclip met daarin een geneste bitmap gemaakt.
gebruiken. Als u een nieuwe kwaliteitsinstelling voor compressie wilt opgeven, selecteert u de optie Aangepast en voert u in het tekstveld Kwaliteit een waarde in tussen 1 en 100. (Een hogere instelling resulteert in een hogere afbeeldingskwaliteit, maar levert ook een groter bestand op.) Zonder verlies Met de optie Zonder verlies (PNG/GIF) wordt de afbeelding zonder verlies gecomprimeerd en worden geen gegevens van de afbeelding genegeerd.
Exporteren en publiceren Ontbrekende codecs | Adobe Media Encoder | Premiere Pro geïnstalleerd vanaf Creative Cloud problemen oplossen (10 mei 2012) Exporteren naar HTML5 van Flash Professional Tom Barclay (27 februari 2012) videozelfstudie In deze video werpt u een blik achter de schermen en leert u over een spannende HTML5-exportfunctie waar het Adobe Flash Professional-team aan heeft gewerkt.
Verpakkingstoepassingen voor AIR for iOS Video's en lesbestanden AIR-toepassingen rechtstreeks implementeren op iOS-apparaten Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator AIR-toepassingen publiceren met ondersteuning voor Retina-display met hoge resolutie Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Testen en fouten opsporen op iOS via USB Connectiviteit voor meerdere apparaten via USB Problemen oplossen Flash Professional biedt ondersteuning voor de publicatie
3. Selecteer in het tabblad Implementatie de optie Toepassing installeren op het aangesloten iOS-apparaat. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator Terug naar boven Flash Professional kan worden geïntegreerd met Apple Xcode zodat de native iOS-simulator AIR-toepassingen die voor iOS zijn geschreven, kan testen en problemen erin oplossen. De iOS-simulator is bijzonder nuttig wanneer u geen toegang hebt tot echte apparaten (iPhone of iPad).
7. Geef op het tabblad Implementatie het certificaat en het wachtwoord op. Geef eventueel ook het Inrichtingsprofiel voor de AIR-toepassing op. 8. Klik op OK om te voltooien. U kunt nu de iOS-simulator gebruiken om tests of foutopsporing uit te voeren op uw toepassing. Zie AIR-toepassingen testen met behulp van de native iOS-simulator en Problemen oplossen in AIR-toepassingen met behulp van de native iOS-simulator voor meer informatie.
3. Stel op het tabblad Algemeen de Resolutie in op Hoog. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Terug naar boven Nieuw in Flash Professional CC Met de Interpreter-modus kunt u uw AIR-toepassingen die zijn geschreven voor iOS snel testen en er fouten in opsporen. Als de Interpretermodus is geselecteerd, worden AIR-toepassingen geïnstalleerd zonder te converteren naar ARM-code. Ga als volgt te werk om de Interpreter-modus in te schakelen: 1.
Bij het publiceren van een AIR for iOS-toepassing blokkeert Flash Pro wanneer het apparaat wordt losgekoppeld. Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Publiceren voor Adobe AIR for desktop Informatie over Adobe AIR Een Adobe AIR-bestand maken Een Adobe AIR-toepassing bekijken of publiceren AIR-toepassings- en -installerbestanden maken De toepassing ondertekenen Een versie van de SDK van AIR toevoegen of verwijderen Informatie over Adobe AIR Terug naar boven Adobe® AIR™ is een runtime voor verschillende besturingssystemen waarmee u uw bestaande webontwikkelingsvaardigheden (Adobe® Flash® Professional, Adobe® Flex™, Adobe® Flash Builder™ HTML, JavaScript
Open een bestaand Flash-bestand en converteer het bestand naar een AIR-bestand door Adobe AIR te kiezen vanuit het Player-menu op het tabblad Flash van het dialoogvenster Publicatie-instellingen (Bestand > Publicatie-instellingen). Opmerking: Als u een Flash CS5 AIR-bestand opslaat met de Flash CS4-bestandsindeling, moet u de Player-versie handmatig instellen op AIR 1.5 in het dialoogvenster Publicatie-instellingen wanneer u het bestand wilt openen in Flash CS4 (alleen Flash CS5).
Uitvoeren als Het type pakket dat wordt gemaakt. AIR-pakket - er wordt een standaard AIR-installatiebestand gemaakt dat ervan uitgaat dat de AIR-runtime afzonderlijk kan worden gedownload tijdens de installatie of dat deze al is geïnstalleerd op het doelapparaat. Mac-installatieprogramma - maakt een volledig Macintosh-installatiebestand. Toepassing met ingesloten runtime - maakt een AIR-installatiebestand dat de AIR-runtime bevat, zodat de gebruiker verder niets hoeft te downloaden.
Als u geen specifiek pictogrambestand opgeeft, wordt standaard een voorbeeld-AIR-toepassingspictogram gebruikt (alleen Flash CS5). Als u een pictogram wilt opgeven, klikt u boven aan het tabblad Pictogrammen op een pictogram en gaat u naar het bestand dat u voor die grootte wilt gebruiken. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u een afbeelding opgeeft, moet deze een exacte grootte hebben (128x128, 48x48, 32x32 of 16x16).
Instellingen voor bestandstypen In Flash wordt het dialoogvenster Instellingen voor bestandstypen weergegeven wanneer u op de plusknop (+) of de potloodknop klikt in het gedeelte Gekoppelde bestandstypen van het tabblad Geavanceerde instellingen om gekoppelde bestandstypen voor de AIR-toepassing toe te voegen of te bewerken. De enige twee verplichte velden in dit dialoogvenster zijn Naam en Extensie. Wanneer u op OK klikt en een van deze velden is leeg, wordt een foutdialoogvenster weergegeven.
Een niet-geautoriseerd digitaal certificaat maken 1. Klik op de knop Maken. Het dialoogvenster Niet-geautoriseerd digitaal certificaat wordt geopend. 2. Voer de velden Naam van uitgever, Organisatie-eenheid, Naam van organisatie, Land, Wachtwoord en Wachtwoord bevestigen in. Bij Land kunt u een optie uit het menu kiezen of een landcode van twee letters invoeren die niet in het menu voorkomt. Voor een lijst met geldige landcodes raadpleegt u http://www.iso.org/iso/country_codes. 3.
AIR for Android-toepassingen publiceren Een Adobe AIR for Android-bestand maken Een AIR for Android-toepassing voorvertonen of publiceren AIR for Android-toepassingen maken Taalinstellingen Vanaf Flash Professional CS5.5 kunt u inhoud publiceren voor Adobe® AIR™ for Android, een mobiel apparaat met een besturingssysteem van Google. In dit artikel wordt beschreven hoe u de publicatie-instellingen voor AIR for Android in Flash Professional kunt configureren.
instellingen in het beschrijvingsbestand van de toepassing opgenomen. U kunt als volgt een AIR for Android-bestand publiceren: Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster Publicatie-instellingen. Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster AIR for Android-instellingen. Selecteer Bestand > Publiceren. Selecteer Bestand > Voorvertoning publiceren. Wanneer u een AIR-bestand publiceert, maakt Flash Pro een SWF-bestand en een beschrijvingsbestand voor de XML-toepassing.
wordt geselecteerd in combinatie met Automatische oriëntatie, wordt de toepassing op het apparaat gestart op basis van de huidige oriëntatie. Volledig scherm Hiermee wordt de toepassing uitgevoerd in de volledige-schermmodus. Deze instelling is standaard uitgeschakeld. Automatische oriëntatie Hiermee kan de toepassing overschakelen tussen de modi Staand en Liggend, afhankelijk van de actieve oriëntatie van het apparaat. Deze instelling is standaard uitgeschakeld.
dat u wilt gebruiken voor het opgegeven formaat. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u voor een bepaald pictogramformaat geen afbeelding opgeeft, schaalt Adobe AIR een van de opgegeven afbeeldingen om de ontbrekende pictogramafbeelding te maken. Instellingen voor bevoegdheden Op het tabblad Bevoegdheden kunt u opgeven welke services en gegevens op het apparaat toegankelijk zijn voor de toepassing.
Publicatie-instellingen Publicatie-instellingen opgeven voor Flash-bestanden (.
Verborgen lagen opnemen (standaardinstelling) exporteert alle verborgen lagen in het Flash-document. Als u de selectie van Verborgen lagen exporteren opheft, worden lagen die als verborgen zijn gemarkeerd (met inbegrip van lagen die in filmclips zijn genest) niet naar het resulterende SWF-bestand geëxporteerd. Zo kunt u gemakkelijk verschillende versies van Flash-documenten testen door lagen onzichtbaar te maken.
Publicatie-instellingen opgeven voor SWC-bestanden en -projectors Terug naar boven Een SWC-bestand wordt gebruikt voor de distributie van componenten. Het SWC-bestand bevat een gecompileerde clip, het ActionScriptklassenbestand van de component en andere bestanden waarmee de component wordt beschreven. Projectoren zijn Flash-bestanden die zowel het gepubliceerde SWF-bestand als Flash Player bevatten. Projectoren kunnen worden afgespeeld, net als elke andere toepassing.
systeemlettertypen (met vloeiende randen). Bij gebruik van apparaatlettertypen neemt de leesbaarheid van kleine tekst toe en neemt de grootte van het SWF-bestand af. Deze optie is alleen van toepassing op SWF-bestanden die statische tekst bevatten (tekst die u maakt wanneer u het SWF-bestand maakt en die niet veranderd wanneer de inhoud wordt weergegeven) die is ingesteld op weergave met apparaatlettertypen. 7.
Geen schaal voorkomt dat het document wordt geschaald wanneer de afmetingen van het Flash Player-venster worden gewijzigd. 11. U bepaalt de positie van het venster met het SWF-bestand in het browservenster door een van de volgende HTML-opties voor Uitlijning te selecteren: Standaard centreert de inhoud in het browservenster en snijdt de randen bij als het browservenster kleiner is dan de toepassing.
geladen. De standaardwaarde is false als dit kenmerk wordt weggelaten. Als u JavaScript en Flash Pro op dezelfde pagina gebruikt, moet Java worden uitgevoerd om te zorgen dat de functie fscommand() werkt. Als u JavaScript echter alleen gebruikt voor browserdetectie of voor een ander doel dat losstaat van fscommand()-handelingen, kunt u voorkomen dat Java wordt gestart door SWLIVECONNECT in te stellen op false.
De standaardwaarde is showall als dit kenmerk wordt weggelaten (en de waarden voor width en height percentages zijn). Waarde: showall | noborder | exactfit Sjabloonvariabele: $SC align, kenmerk Hiermee wordt de waarde voor align voor de tags object, embed en img opgegeven en bepaald hoe het SWF-bestand in het browservenster wordt geplaatst. Standaardwaarde centreert de toepassing in het browservenster en snijdt de randen bij als het browservenster kleiner is dan de toepassing.
Sjabloonvariabele: $WM allowscriptacces, kenmerk of parameter Gebruik allowscriptaccess als u wilt dat uw Flash Pro-toepassing kan communiceren met de HTML-pagina waarop deze toepassing zich bevindt. De bewerkingen fscommand() en getURL() kunnen ertoe leiden dat JavaScript de machtigingen van de HTML-pagina gebruikt, die kunnen verschillen van de machtigingen van uw Flash Pro-toepassing. Dit heeft belangrijke gevolgen voor interdomeinbeveiliging. always staat scriptbewerkingen altijd toe.
Publicatie-instellingen opgeven voor Flash Player-detectie Flash-versiedetectie configureert uw document zo dat de versie van Flash Player van de gebruiker wordt gedetecteerd en de gebruiker naar een alternatieve HTML-pagina wordt gezonden als hij of zij niet over de beoogde speler beschikt. De alternatieve HTML-pagina bevat een koppeling om de meest recente versie van Flash Player te downloaden.
(Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Kleuren optimaliseren verwijdert ongebruikte kleuren uit de kleurentabel van een GIFbestand. Deze optie verlaagt de bestandsgrootte zonder dat dit van invloed is op de beeldkwaliteit. De geheugenvereisten nemen wel iets meer toe. Deze optie is niet van invloed op een adaptief palet. (Een adaptief palet analyseert de kleuren in de afbeelding en maakt een unieke kleurentabel voor het geselecteerde GIF-bestand.
toepassingen exporteren. Publicatie-instellingen voor JPEG-bestanden opgeven Terug naar boven Met de JPEG-indeling kunt u een FLA-bestand publiceren als een verregaand gecomprimeerde 24-bits bitmap. De GIF-indeling is gewoonlijk beter voor het exporteren van lijntekeningen, terwijl de JPEG-indeling beter is voor afbeeldingen met doorlopende kleuren, zoals foto's, verlopen of ingesloten bitmaps.
(Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Effen kleuren ditheren past dithering toe op effen kleuren en op verlopen. (Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Verlopen verwijderen (Standaard uitgeschakeld) converteert alle verloopvullingen in het de toepassing naar effen kleuren op basis van de eerste kleur in het verloop. De bestandsgrootte van een PNG-bestand neem toe door verlopen en deze zijn vaak van slechte kwaliteit.
Publicatie-indeling en -instellingen testen via voorvertoning De opdracht Voorvertoning publiceren exporteert het bestand en opent de voorvertoning in de standaardbrowser. Als u een QuickTime-video voorvertoont, start Voorvertoning publiceren de QuickTime-videospeler. Als u een projector voorvertoont, start Flash Pro de projector. Selecteer Bestand > Voorvertoning publiceren en selecteer de bestandsindeling voor de voorvertoning.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Exporteren Afbeeldingen en video's Afbeeldingen exporteren Video's exporteren met Adobe Media Encoder Afbeeldingen exporteren Terug naar boven PNG-reeks U kunt een aantal afbeeldingsbestanden exporteren uit een individuele filmclip of knop of uit een grafisch symbool in de bibliotheek of in het werkgebied. Tijdens het exporteren creëert Flash Pro een afzonderlijk afbeeldingsbestand voor elk frame in het symbool.
Flash Builder 4 (importeren en exporteren) Wanneer u een FXG-bestand maakt, worden vectorafbeeldingen rechtstreeks opgeslagen in het bestand. Elementen waarvoor geen overeenkomende tag beschikbaar is in FXG, worden geëxporteerd als bitmapafbeeldingen waarnaar vervolgens wordt verwezen in het FXGbestand. Het gaat hierbij onder andere om bitmaps, bepaalde filters en overvloeimodi, verlopen, maskers en 3D.
Kleuren - het aantal kleuren instellen dat gebruikt kan worden om de geëxporteerde afbeelding te maken. De mogelijke kleuren zijn: 256 kleuren; of Standaardkleur (het webveilige standaardpalet met 216 kleuren). Animatie Alleen beschikbaar voor de exportindeling Bewegende GIF. Voer het aantal herhalingen in, waarbij 0 eindeloos herhaalt. Opmerking: De afmetingen van het geëxporteerde GIF-bestand mogen niet meer dan 4000 pixels bedragen. Deze beperking is van toepassing in Flash Professional CS6 en later.
Exporteren begint bij frame #2 Afhankelijk van hoe de tijdlijn is gestructureerd, kan de geëxporteerde video het resultaat zijn van een van de volgende scenario's: 1. Als er zich meer dan één frame op de hoofdtijdlijn bevindt, begint het exporteren vanaf frame #2. 2. Als er zich slechts één frame op de hoofdtijdlijn bevindt, zal bij het exporteren ook frame #1 worden opgenomen. 3.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Video exporteren met Flash Professional CS6 Opmerking: Dit artikel is alleen van toepassing op Flash Professional CS6 en eerdere versies. Zie Video exporteren met Adobe Media Encoder voor de meest recente informatie over de functie Video exporteren. Video's voor Adobe Flash Player (FLV) Met Flash Pro kunt u video's met gecodeerde audio importeren of exporteren. Flash kan FLV-video's importeren en FLV- of QuickTime-video's (MOV) exporteren.
Opmerking: De afmetingen die u instelt in het dialoogvenster QuickTime-exportinstellingen verwijzen naar de breedte en hoogte van het FLA-bestand dat wordt geëxporteerd als video. De afmetingen die u instelt in het dialoogvenster QuickTime-instellingen geven de grootte van de geëxporteerde QuickTime-film op. Als u de grootte in dit laatste dialoogvenster niet wijzigt, blijft die staan op “huidig”, dus hoeft u die niet te wijzigen. Werkgebiedkleur negeren Maakt een alpha-kanaal met de werkgebiedkleur.
Flash-documenten publiceren Overzicht van publicatie HTML-documenten Bepalen of Flash Player aanwezig is Publiceren voor mobile apparaten Beveiligde Flash-documenten publiceren Flash Player Flash Player bijwerken of opnieuw installeren Een server voor Flash Player configureren Zoekmachine optimaliseren voor Flash-inhoud Informatie over Omniture en Flash Overzicht van publicatie Terug naar boven U kunt inhoud als volgt afspelen: In internetbrowsers die zijn voorzien van Flash Player Als een zelfstandige t
Flash CS4-toepassingen bijhouden met Google Analytics (41:13) HTML-documenten Terug naar boven U hebt een HTML-document nodig als u een SWF-bestand wilt afspelen in een webbrowser en browserinstellingen wilt opgeven. Als u een SWFbestand in een webbrowser wilt weergeven, moet u hiervoor een HTML-document met de tags object en embed met de juiste parameters gebruiken.
ingrijpend gewijzigd tussen Flash Player 6 en Flash Player 7: Exacte domeinovereenkomst In Flash Player 6 kunnen SWF-bestanden uit vergelijkbare domeinen (bijvoorbeeld www.adobe.com en store.adobe.com) zonder beperkingen communiceren met elkaar en met andere documenten. In Flash Player 7 is communicatie tussen domeinen alleen mogelijk als het domein van de gegevens waartoe toegang wordt verkregen exact overeenkomt met het domein van de gegevensaanbieder.
Een server voor Flash Player configureren Terug naar boven Gebruikers kunnen uw Flash Pro-content alleen op het web zien als de webserver correct is geconfigureerd om SWF-bestanden te herkennen. Uw server is mogelijk al correct geconfigureerd. Als u de serverconfiguratie wilt testen, raadpleegt u TechNote 4151 in het Adobe Flash Support Center op www.adobe.com/go/tn_4151_nl.
verzamelen voor online marketingcampagnes. Test&Target biedt marketers de mogelijkheid om hun online inhoud voortdurend relevant te maken voor hun klanten. Test&Target biedt een interface voor het ontwerpen en uitvoeren van tests, het maken van publiekssegmenten en het instellen van inhoud als doel. Klanten van Omniture kunnen SiteCatalyst en Test&Target gebruiken met Flash door het Omniture Extension-pakket te downloaden en te installeren.
Publicatie-instellingen (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor SWF-bestanden (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor omsluitende HTML-bestanden (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor Flash Player-detectie (CS5) Publicatie-instellingen voor GIF-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-instellingen voor JPEG-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-instellingen voor PNG-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-indeling en -instellingen testen via voorvertoning (CS5) Publicatieprofielen gebruiken (CS5) Publicatie-in
8. Als u geavanceerde instellingen wilt gebruiken of foutopsporing wilt inschakelen voor het gepubliceerde Flash Professional SWF-bestand, selecteert u een van de volgende opties: Grootterapport genereren genereert een rapport waarin de hoeveelheid gegevens in de uiteindelijke Flash Professional-inhoud per bestand wordt vermeld. Beveiligen tegen importeren voorkomt dat anderen een SWF-bestand importeren en terugconverteren naar een FLA-document.
Opmerking: Flash-versiedetectie configureert uw document zo dat de versie van Flash Player van de gebruiker wordt gedetecteerd en de gebruiker naar een alternatieve HTML-pagina wordt gezonden als hij of zij niet over de beoogde speler beschikt. 5. Selecteer een optie voor Afmetingen om de waarden van de kenmerken width en height van de tags object en embed in te stellen: Identiek aan film (Standaardinstelling) gebruikt de grootte van het SWF-bestand.
10. Als u de inhoud binnen de opgegeven grenzen wilt plaatsen terwijl u de originele breedte en hoogte van het document hebt gewijzigd, selecteert u een optie voor Schaal. De optie Schaal stelt de waarde van de parameter SCALE in de tags object en embed in. Standaardwaarde (alles weergeven) geeft het hele document zonder vervorming en met de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding van het SWF-bestand weer in het opgegeven gebied. Randen kunnen aan twee zijden van de toepassing worden weergegeven.
ander doel dat losstaat van fscommand()-handelingen, kunt u voorkomen dat Java wordt gestart door SWLIVECONNECT in te stellen op false. Als u Java wilt starten terwijl u JavaScript niet gebruikt, stelt u het kenmerk SWLIVECONNECT expliciet in op true. Als Java wordt gestart, neemt de opstarttijd van een SWF-bestand aanzienlijk toe. Stel deze tag daarom alleen in op true als dit noodzakelijk is. Is alleen van toepassing op de tag embed.
zijden zo nodig bij. Waarde: Default | L | R | T Sjabloonvariabele: $HA salign, parameter (Optioneel) Hiermee wordt aangegeven waar een geschaald SWF-bestand wordt geplaatst in het gebied dat wordt aangegeven met de instellingen voor width en height. L, R en T Lijn de toepassing uit langs respectievelijk de linker-, rechter- of bovenrand van het browservenster en snijd de resterende drie zijden zo nodig bij.
Flash Professional-toepassing is gelopen, verplaatst de volgende druk op de Tab-toets de focus van de Flash Professional-toepassing naar de omringende HTML-inhoud of de statusbalk van de browser als de HTML-inhoud na de Flash Professional-toepassing geen elementen bevat die de focus kunnen krijgen.
Flash Professional met AICC-tracking Flash Professional met FSCommand Flash Professional met benoemde ankers Flash Professional met SCORM-tracking Opmerking: De HTML-sjabloon Afbeeldingskaart ondersteunt geen Player-detectie omdat deze de Flash Player niet insluit. 1. Selecteer Bestand > Publicatie-instellingen en klik op HTML. 2. Selecteer de sjabloon Alleen Flash of Flash-HTTPS in het pop-upmenu Sjabloon. Deze sjablonen ondersteunen de HTML-detectiekit van één pagina.
van de volgende opties voor Transparant te selecteren: Dekkend verandert de achtergrond in een effen kleur. Transparant maakt de achtergrond transparant. Alpha stelt gedeeltelijke transparantie in. Voer een waarde voor Drempel in tussen 0 en 255. Een lagere waarde levert een grotere transparantie op. De waarde 128 komt overeen met een transparantie van 50%. 6.
Publicatie-instellingen voor PNG-bestanden opgeven (CS5) PNG is de enige bitmapindeling voor verschillende platforms die transparantie (een alpha-kanaal) ondersteunt. Het is tevens de eigen bestandsindeling van Adobe® Fireworks®. Flash Professional exporteert het eerste frame in het SWF-bestand als een PNG-bestand, tenzij u een ander hoofdframe voor de exportbewerking opgeeft door het framelabel #Static in Eigenschapcontrole in te voeren. 1.
7. Als u het palet Adaptief of Adaptief met web-afstemming hebt geselecteerd, voert u een waarde in voor Max. kleuren om het aantal gebruikte kleuren in de PNG-afbeelding in te stellen. Een kleiner aantal kleuren kan een kleiner bestand opleveren, maar hierdoor kan de kleurkwaliteit van de afbeelding wel afnemen. 8.
Een publicatieprofiel importeren Andere gebruikers kunnen publicatieprofielen maken en exporteren. U kunt die profielen importeren en selecteren als optie voor publicatieinstellingen. 1. Selecteer Bestand > Publicatie-instellingen, klik op Profiel importeren/exporteren 2. Blader naar het XML-bestand met het publicatieprofiel en klik op Openen. Meer Help-onderwerpen Overzicht van publicatie Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid en selecteer Importeren.
Video Ontbrekende codecs | Adobe Media Encoder | Premiere Pro geïnstalleerd vanaf Creative Cloud problemen oplossen (10 mei 2012) Sommige inhoud waarnaar u wordt verwezen via de koppelingen op deze pagina, is alleen beschikbaar in het Engels.
Video toevoegen aan Flash Voordat u begint Methoden voor het gebruik van video in Flash Video progressief downloaden met gebruikmaking van een webserver Video streamen met Adobe Flash Media Server Een videobestand in een Flash-bestand insluiten Zelfstudies en voorbeelden Flash biedt verschillende methoden om video in uw Flash-document op te nemen en af te spelen voor gebruikers.
Tijdens uitvoering worden videobestanden door Flash Player van het schijfstation van de computer in het SWF-bestand geladen, zonder beperking van grootte of duur. Er doen zich geen problemen met de synchronisatie van het geluid of geheugenrestricties voor. De framesnelheid van het videobestand kan afwijken van de framesnelheid van het SWF-bestand. Dit biedt grotere flexibiliteit bij het ontwerpen van uw Flash Professional-inhoud.
Streaming video biedt betere mogelijkheden voor bijhouden, rapporteren en vastleggen. Streaming zorgt voor de levering van live video- en audiopresentaties, of vastlegging van video van een webcam of digitale videocamera. Flash Media Server maakt streaming voor meerdere kanalen en gebruikers mogelijk voor videochatten, videoberichten en videoconferentietoepassingen.
6. Importeer de videoclip rechtstreeks in het werkgebied (en de tijdlijn) of als een bibliotheekitem. In Flash Professional wordt de geïmporteerde video standaard in het werkgebied geplaatst. Als u de video alleen in de bibliotheek wilt importeren, heft u de selectie van Instantie in werkgebied plaatsen op. Als u een eenvoudige videopresentatie maakt met lineaire tekst en weinig of geen interactie, accepteert u de standaardinstelling en importeert u de video in het werkgebied.
Videoclipeigenschappen weergeven in het dialoogvenster Video-eigenschappen 1. Selecteer een videoclip in het deelvenster Bibliotheek. 2. Selecteer Eigenschappen in het menu van het deelvenster Bibliotheek of klik op de knop Eigenschappen onderin het deelvenster Bibliotheek. Het dialoogvenster Video-eigenschappen wordt weergegeven. Een andere naam geven aan video, een video bijwerken of een video vervangen door een FLV- of F4V-bestand 1.
Meer Help-onderwerpen Werken met video Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Tips en trucs: videoconventies Informatie over videoconventies Video gebruiken in een toepassing Problemen met video oplossen Informatie over videoconventies Naar boven Er zijn vele opties beschikbaar om video te bewerken voordat u deze in een FLA-document importeert of een FLV-bestand in een SWF-bestand laadt. Flash Professional en Adobe Media Encoder hebben betere besturingselementen voor videocompressie.
informatie over beleidsbestanden. Zie Beveiliging in ActionScript 2.0 leren in Adobe Flash voor informatie over laden en beveiliging. Controleer of de doelpaden naar uw video juist zijn. Wanneer u relatieve paden gebruikt (zoals /video/water.flv), probeer dan absolute paden te gebruiken (zoals http://www.helpexamples.com/flash/video/water.flv). Wanneer de toepassing niet als een relatief pad werkt maar wel als een absoluut pad, moet u het relatieve pad corrigeren.
Afspelen van externe video met ActionScript beheren Externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch afspelen Gedragingen bij het afspelen van video De FLVPlayback-component Mediacomponenten (Flash Player 6 en 7) Externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch afspelen Naar boven Als alternatief voor het importeren van video in de Flash Professional-ontwerpomgeving kunt u de FLVPlayback-component of ActionScript gebruiken om externe FLV- of F4V-bestanden dynamisch af te spelen in Flash Player.
De volgende gedragingen in Flash Professional besturen ingesloten video: Gedrag Doel Parameters Video afspelen Een video afspelen in het huidige document. Instantienaam van doelvideo Video stoppen De video stoppen. Instantienaam van doelvideo Video pauzeren De video pauzeren. Instantienaam van doelvideo Video terugspoelen De video terugspoelen met het opgegeven aantal frames. Instantienaam van doelvideo De video vooruitspoelen met het opgegeven aantal frames.
teruggespoeld tot het begin wanneer de afspeelkop het einde heeft bereikt of wanneer de gebruiker op de kop Stop klikt. Bij false wordt de video niet automatisch teruggespoeld. De standaardwaarde is true. autoSize Een Booleaanse waarde die bij true de component bij uitvoering de afmetingen van de bronvideo laat overnemen. De standaardwaarde is false. Opmerking: De gecodeerde framegrootte van de video is niet gelijk aan de standaardafmetingen van de component FLVPlayback.
naar FLV- of F4V-indeling. U kunt ook de locatie van een XML-bestand opgeven dat beschrijft hoe meerdere streams van videobestanden voor meerdere bandbreedten moeten worden afgespeeld. In het XML-bestand wordt SMIL (Synchronized Multimedia Integration Language) gebruikt om de videobestanden te beschrijven. Zie 'Een SMIL-bestand gebruiken' in de Naslaggids voor ActionScript 2.0-componenten voor een beschrijving van het XML SMIL-bestand.
Videobestanden maken voor gebruik in Flash Afspelen van video besturen De wizard Video importeren Video-indelingen en Flash Zelfstudies en voorbeelden Adobe® Flash® Professional kan digitale videobeelden opnemen in webpresentaties. De FLV- en F4V-indelingen (H.264) bieden technologische en creatieve mogelijkheden waarmee u video integreert met gegevens, afbeeldingen, geluid en interactieve controle.
De wizard Video importeren vereenvoudigt het importeren van video in een Flash Professional-document doordat die u door het proces van selectie van een bestaand videobestand en de import van het bestand voor gebruik in een van drie verschillende videoweergavescenario's leidt. De wizard Video importeren biedt voor de import- en afspeelmethode van uw keus een elementair configuratieniveau, dat u later kunt wijzigen voor specifieke vereisten.
Belangrijk: Alleen Flash Player 8 en 9 ondersteunen zowel het publiceren als het afspelen van On2 VP6-video. Codec SWF-versie (publicatieversie) Flash Player-versie (vereist voor afspelen) Sorenson Spark 6 6, 7, 8 7 7, 8, 9, 10 On2 VP6 6, 7, 8 8, 9, 10 H.264 9.2 of hoger 9.
controleren, door Adobe FLV- of F4V-videobestanden stroomsgewijs over te brengen met de Flash Media Server of door de hostservice van een van de Flash Video Streaming Service-partners van Adobe te gebruiken, die beschikbaar zijn via de Adobe-website.
QuickTime-videobestanden exporteren Met Flash Professional kunt u QuickTime®-films (MOV-bestanden) maken die gebruikers kunnen afspelen met de insteekmodule QuickTime geïnstalleerd op hun computer. Dit gebeurt vaak als mensen met Flash Professional titelreeksen of animatie maken als inhoud van de video. Het gepubliceerde QuickTime-bestand kan worden gedistribueerd als dvd of worden opgenomen in andere toepassingen, zoals Adobe® Director® of Adobe® Premiere® Pro.
Zoeken en vervangen in Flash Informatie over Zoeken en vervangen Tekst zoeken en vervangen Lettertypen zoeken en vervangen Kleuren zoeken en vervangen Symbolen zoeken en vervangen Geluid-, video- of bitmapbestanden zoeken en vervangen Informatie over Zoeken en vervangen Naar boven Met Zoeken en vervangen kunt u het volgende doen: Zoeken naar een tekstreeks, lettertype, kleur, symbool, geluidsbestand, videobestand of een geïmporteerd bitmapbestand.
Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven tekst te vervangen. Lettertypen zoeken en vervangen Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Selecteer Lettertype in het pop-upmenu Naar en selecteer vervolgens een of meer van de volgende opties: Selecteer Naam lettertype als u op naam wilt zoeken en selecteer een lettertype in het pop-upmenu of voer de naam in van het gewenste lettertype in het vak.
Opmerking: Alleen de volgende instantie wordt geselecteerd voor live bewerking, ook wanneer u Alles zoeken selecteert in de volgende stap. 7. Kleuren zoeken Klik op Volgende zoeken om de volgende instantie van de opgegeven kleur te zoeken. Klik op Alles zoeken om alle instanties van de opgegeven kleur te zoeken. 8. Kleuren vervangen Klik op Vervangen om de huidige geselecteerde instantie van de opgegeven kleur te vervangen. Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven kleur te vervangen.
Werken met Adobe Premiere Pro en After Effects Werken met Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Middelen overbrengen tussen Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Werken met Flash en After Effects Werken met Adobe Premiere Pro en Adobe Flash Naar boven Adobe Premiere Pro is een professioneel programma voor het bewerken van video. Als u Adobe Flash Professional gebruikt voor het ontwerpen van interactieve inhoud voor websites of mobiele apparaten, kunt u in Adobe Premiere Pro de films bewerken voor deze projecten.
Aanvullende bronnen De videohandleidingen bevatten aanvullende, gedetailleerde informatie over het gebruik van Flash in combinatie met After Effects: “XFL-bestanden importeren en exporteren tussen Flash en After Effects” op www.adobe.com/go/lrvid4098_xp_nl. “Een After Effects-compositie exporteren naar Flash Professional met gebruik van SWF, F4V/FLV en XFL” op www.adobe.com/go/lrvid4105_xp_nl. “Metagegevens en markeringen omzetten in aanwijzingen voor gebruik in Flash” op www.adobe.com/go/lrvid4111_xp_nl.
afgespeeld of dat kan worden gebruikt als onderdeel van een ander project met veel media. Wanneer u inhoud vanuit After Effects in de SWFindeling exporteert, kan een deel van de inhoud in het SWF-bestand worden omgezet in pixels en samengevoegd tot één laag. Als u de After Effects-inhoud verder in Flash wilt bewerken, exporteert u een compositie als een XFL-bestand. Een XFL-bestand is een type Flash-bestand waarin dezelfde informatie wordt opgeslagen als in een FLA-bestand, maar dan in XML-indeling.
Werken met scènes Het deelvenster Scène weergeven Scène toevoegen Scène verwijderen Naam van scène wijzigen Scène dupliceren Volgorde van scène in document wijzigen Bepaalde scène weergeven Wanneer u een document thematisch wilt ordenen, kunt u gebruikmaken van scènes. U gebruikt bijvoorbeeld afzonderlijke scènes voor een inleiding, laadbericht en de credits.
Dubbelklik op de naam van de scène in het deelvenster Scène en voer de nieuwe naam in. Naar boven Scène dupliceren Klik op de knop Scène dupliceren in het deelvenster Scène. Volgorde van scène in document wijzigen Naar boven Sleep de scènenaam naar een andere locatie in het deelvenster Scène. Bepaalde scène weergeven Ga als volgt te werk: Selecteer Weergave > Ga naar en selecteer vervolgens de naam van de scène in het submenu.
Werken met videoactiepunten Opmerking: (Alleen Flash Professional CC) De functie Video-actiepunten is verouderd en zal niet beschikbaar zijn in Flash Professional CC Gebruik videoactiepunten om gebeurtenissen te starten op specifieke tijden in de video. Er zijn twee typen actiepunten waarmee u in Flash kunt werken: Gecodeerde actiepunten. Dit zijn actiepunten die u toevoegt wanneer u video met Adobe Media Encoder codeert.
Tekst Sommige inhoud waarnaar u wordt verwezen via de koppelingen op deze pagina, is alleen beschikbaar in het Engels.
Lettertypen insluiten voor een consistent uiterlijk van tekst Wanneer uw gepubliceerde SWF-bestand via internet op computers wordt afgespeeld, is er geen garantie dat de lettertypen die u hebt gebruikt, op die computers beschikbaar zijn. U kunt volledige lettertypen of specifieke subsets van tekens van een lettertype insluiten om er zeker van te zijn dat de tekst wordt weergegeven zoals u het hebt bedoeld.
6. Als u het ingesloten lettertypesymbool toegankelijk wilt maken voor ActionScript-code, selecteert u Exporteren voor ActionScript op het tabblad ActionScript. 7. Als u Exporteren voor ActionScript hebt geselecteerd, selecteert u ook een contourindeling. Selecteer voor TLF-tekstcontainers de optie TLF (DF4) als contourindeling. Selecteer voor containers voor klassieke tekst de optie Klassiek (DF3). U moet voor containers voor TLF-tekst en klassieke tekst afzonderlijke ingesloten lettertypesymbolen maken.
Spelling controleren Spellingcontrole gebruiken Spellingcontrole aanpassen U kunt de spelling van alle tekst in een Flash Professional-document controleren. U kunt de spellingcontrole ook aanpassen. Spellingcontrole gebruiken Naar boven 1. Selecteer Tekst > Spellingcontrole om het dialoogvenster Spellingcontrole weer te geven.
Zoeken en vervangen in Flash Informatie over Zoeken en vervangen Tekst zoeken en vervangen Lettertypen zoeken en vervangen Kleuren zoeken en vervangen Symbolen zoeken en vervangen Geluid-, video- of bitmapbestanden zoeken en vervangen Informatie over Zoeken en vervangen Naar boven Met Zoeken en vervangen kunt u het volgende doen: Zoeken naar een tekstreeks, lettertype, kleur, symbool, geluidsbestand, videobestand of een geïmporteerd bitmapbestand.
Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven tekst te vervangen. Lettertypen zoeken en vervangen Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Selecteer Lettertype in het pop-upmenu Naar en selecteer vervolgens een of meer van de volgende opties: Selecteer Naam lettertype als u op naam wilt zoeken en selecteer een lettertype in het pop-upmenu of voer de naam in van het gewenste lettertype in het vak.
Opmerking: Alleen de volgende instantie wordt geselecteerd voor live bewerking, ook wanneer u Alles zoeken selecteert in de volgende stap. 7. Kleuren zoeken Klik op Volgende zoeken om de volgende instantie van de opgegeven kleur te zoeken. Klik op Alles zoeken om alle instanties van de opgegeven kleur te zoeken. 8. Kleuren vervangen Klik op Vervangen om de huidige geselecteerde instantie van de opgegeven kleur te vervangen. Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven kleur te vervangen.
Meertalige tekst Informatie over meertalige tekst Meertalige tekst maken XML-bestandsindeling voor meertalige tekst Meertalige tekst en ActionScript Informatie over meertalige tekst Naar boven U kunt een FLA-bestand zo configureren dat tekst wordt weergegeven in een bepaalde taal afhankelijk van de taal van het besturingssysteem waarin de Flash Professional-inhoud wordt afgespeeld.
De groeperingen van lettertypesets zijn gebaseerd op de Unicode Blocks, zoals gedefinieerd door het Unicode Consortium. Wanneer u een bepaalde taal selecteert, zijn alle verwante glyph-reeksen ingesloten, zelfs wanneer ze zijn verspreid over onsamenhangende groeperingen. Dit gebeurt om een eenvoudiger werkschema te bieden.
Latijn I Latijn-1 aanvullende reeks 0x00A1 tot 0x00FF (inclusief leestekens, superscript en subscript, valutasymbolen en letterachtige symbolen) Latijn uitgebreid-A Latijn uitgebreid-A reeks 0x0100 tot 0x01FF (inclusief leestekens, superscript en subscript, valutasymbolen en letterachtige symbolen) Latijn uitgebreid-B Latijn uitgebreid-B reeks 0x0180 tot 0x024F (inclusief leestekens, superscript en subscript, valutasymbolen en letterachtige symbolen) Latijn uitgebreid extra Latijn uitgebreid extra re
met Flash Player 6 of hoger meertalige tekst bekijken, ongeacht de taal die wordt gebruikt door het besturingssysteem waarop de speler wordt uitgevoerd. Flash Player gaat ervan uit dat alle externe tekstbestanden die aan een Flash Player-toepassing zijn gekoppeld, als Unicode zijn gecodeerd, tenzij u anders opgeeft.
6. Wanneer u de vertalingen van de vertalers ontvangt, importeert u de vertaalde XML-bestanden terug in het FLAbestand. Opmerking: Flash Pro CS4-bestanden met anti-aliased, klassieke, dynamische tekstvelden die zijn gevuld vanuit het deelvenster Tekenreeksen worden mogelijk niet goed weergegeven wanneer ze worden bijgewerkt naar Flash Pro CS5. Dit wordt veroorzaakt door de wijzigingen bij het insluiten van lettertypen in Flash Pro CS5.
geselecteerd, wordt de melding 'Aan de huidige selectie kan geen id zijn gekoppeld' weergegeven. Tekenreeks-id aan het deelvenster Tekenreeks toevoegen zonder deze aan een tekstveld toe te wijzen 1. Selecteer Venster > Andere deelvensters > Tekenreeksen. 2. Klik op de knop Instellingen en selecteer een taal of talen in de lijst in het dialoogvenster Instellingen. De talen die u selecteert, moeten de standaardtaal bevatten die u wilt gebruiken en alle andere talen waarin u het werk wilt publiceren. 3.
dit geval worden tekstreeksen alleen bijgewerkt wanneer u het SWF-bestand publiceert; taaldetectie is niet automatisch en u moet een SWFbestand publiceren voor elke taal die moet worden ondersteund. 1. Selecteer Venster > Andere deelvensters > Tekenreeksen en klik op Instellingen. 2. Schakel het selectievakje Tekenreeksen automatisch vervangen bij uitvoering in.
XLIFF-voorbeelden Wanneer een van de volgende tekens in het deelvenster Tekenreeksen wordt ingevoerd, wordt deze vervangen door de juiste entiteitsverwijzing bij het schrijven naar XML-bestanden: Teken Vervangen door & & ' ' " " < < > > Geëxporteerd XML-bestandsvoorbeeld In de volgende voorbeelden wordt getoond hoe een XML-bestand dat in het deelvenster Tekenreeksen wordt gegenereerd er uitziet in de brontaal (in dit voorbeeld Engels) en in een andere taal (in dit voorbeeld F
Tekst vertalen in het deelvenster Tekenreeksen of in een XML-bestand Wanneer u bestanden naar vertalers stuurt, moet u niet alleen het FLA-bestand bijvoegen maar ook de mappen voor de XML-bestanden en het XML-bestand voor elke taal. Vertalers kunnen rechtstreeks in de taalkolommen in het deelvenster Tekenreeksen werken of in de XML-bestanden voor elke taal om het FLAbestand in de geselecteerde talen te vertalen.
UTF-indeling Eerste byte Tweede byte UTF-16BE OxFE OxFF UTF-16LE OxFF OxFE Opmerking: wanneer het externe bestand een XML-bestand is, kunt u geen XML-coderingstag gebruiken om de bestandscodering te wijzigen. Sla het bestand op in een ondersteunde Unicode-indeling. 1. Maak een dynamisch veld of invoertekstveld in de Flash Professional-ontwerptoepassing om de tekst in het document weer te geven. 2. Wijs in Eigenschapcontrole, met het tekstveld geselecteerd, een instantienaam toe aan het tekstveld.
Gebruik de component XMLConnector van versie 2 om verbinding te maken met een extern XML-document om aan eigenschappen in het document te binden. Het doel hiervan is het lezen of schrijven van XML-documenten met gebruikmaking van de HTTP-bewerkingen GET, POST, of beide. Deze fungeert als verbinding tussen andere componenten en externe XML-documenten.
Werken met TLF-tekst (Text Layout Framework) TLF-tekst Werken met tekenstijlen Werken met alineastijlen Container- en stroomeigenschappen Aziatische tekst en tekst die van rechts naar links loopt Opmerking: (Alleen Flash Professional CC) Het Text Layout Framework is verouderd en de functie zal niet beschikbaar zijn in Flash Professional CC.
> Lettertype. Als u via een van de andere lettertypemenu's een PostScript Type 1-lettertype toepast op een TLF-tekst, wordt in plaats daarvan het apparaatlettertype _sans vervangen. Als u met klassieke tekst werkt, zijn alle geïnstalleerde PostScript-lettertypen beschikbaar in de lettertypemenu's. Voor TLF-tekst is een specifieke ActionScript-bibliotheek vereist die tijdens runtime beschikbaar moet zijn voor Flash Player.
netwerken of privénetwerken waarbij de toegang tot externe URL's wordt beperkt. De TLF-ActionScript-elementen compileren in gepubliceerde SWF-bestanden 1. Kies Bestand > Publicatie-instellingen. 2. Klik op het tabblad Flash. 3. Klik naast het menu Script op de knop Instellingen. 4. Klik op het tabblad Bibliotheekpad. 5. Selecteer in het menu Standaardkoppeling de optie Samengevoegd in code. Hier volgen aanbevelingen voor het gebruik van de TLF-bibliotheek voor verschillende implementatiescenario's.
Stijl Normaal, vet of cursief. De stijlen faux cursief en faux vet zijn niet beschikbaar voor TLF-tekstobjecten. Sommige lettertypen bevatten mogelijk ook extra stijlen, zoals Zwart, VetCursief enzovoort. Grootte De tekengrootte in pixels. Regelafstand De verticale ruimte tussen tekstregels. Standaard wordt de regelafstand aangegeven als een percentage, maar de afstand kan ook worden aangegeven in punten. Kleur De kleur van de tekst. Tekstspatiëring De hoeveelheid ruimte tussen de geselecteerde tekens.
Aangepast - U kunt elke aangepaste tekenreekswaarde invoeren in het veld Doel. U doet dit als u de aangepaste naam van een browservenster of frame kent dat al geopend is wanneer uw SWF-bestand wordt afgespeeld. Hoofdletters/kleine letters Hier kunt u opgeven hoe hoofdletters en kleine letters worden gebruikt. Deze optie kan als volgt worden ingesteld: Standaard - Voor elk teken wordt het standaard typografische hoofdlettergebruik aangehouden.
Uitlijning basislijn Alleen beschikbaar wanneer Aziatische opties zijn ingeschakeld in het optiemenu van het deelvenster Eigenschapcontrole voor tekst. Hiermee kunt u een andere basislijn opgeven voor tekst of een grafische afbeelding binnen een alinea. Als u bijvoorbeeld een pictogram in een tekstregel invoegt, kunt u een uitlijning opgeven op basis van de boven- of de onderkant van de afbeelding, ten opzichte van de tekstbasislijn.
Ongebruikelijke ligaturen - Zeldzame ligaturen. Exotisch - Exotische of historische ligaturen. Slechts beschikbaar in enkele lettertypefamilies. Onderbreking Gebruikt om te voorkomen dat geselecteerde woorden aan het eind van een regel worden onderbroken, zoals eigennamen of woorden die moeilijk te begrijpen zijn als ze worden afgebroken.
Een ander aandachtspunt in het onderstaande voorbeeld is de regelafstand die wordt toegepast op de tweede regel van alle alinea's. Bij de OostAziatische versie worden de laatste twee regels naar links gedrukt. Bij het Romeinse schrift worden de tweede regel en alle volgende regels naar links gedrukt. Alinea's met Romeinse uitvullingsregels (links) en Oost-Aziatische uitvullingsregels (rechts).
Ideografisch bovenste punt omlaag - Geeft aan dat de basis voor de regelafstand het ideografische bovenste punt is en dat de regelafstandrichting de waarde Omlaag heeft. In dit geval is de regelhoogte de afstand tussen de ideografische bovenste basislijn van een regel en de ideografische bovenste basislijn van de volgende regel. Ideografisch middelpunt omlaag - Geeft aan dat de basis voor de regelafstand het ideografische middelpunt is en dat de regelafstandrichting de waarde Omlaag heeft.
Richting Richting wordt gebruikt om de tekstrichting voor tekst van links naar rechts of tekst van rechts naar links op te geven voor de geselecteerde container. Links naar rechts wordt gebruikt voor de meeste talen. Rechts naar links wordt gebruikt voor talen uit het MiddenOosten, zoals Arabisch en Hebreeuws, en voor talen die zijn gebaseerd op het Arabische script, zoals Farsi en Urdu.
de alineamarges en voor de inspringing van de eerste regel. Tabliniaal weergeven of verbergen Kies Tekst > TLF-tabliniaal. Het gewenste type tab instellen Dubbelklik op een markeerteken of houd de Shift-toets ingedrukt en klik op meerdere markeertekens. Selecteer vervolgens het gewenste type in het menu. Tabstops voor begin, midden of einde van tekst Hiermee wordt het begin, midden of einde van de tekst uitgelijnd op de tabstop. Decimale tabstop Hiermee wordt een teken in de tekst uitgelijnd op de tabstop.
Werken met klassieke tekst Over klassieke tekst Over klassieke-tekstvelden Tekstvelden maken en bewerken Klassieke-tekstkenmerken instellen Tekst transformeren Klassieke tekst splitsen Een teksthyperlink maken Schuivende klassieke tekst maken Tekst in een apparaatlettertype maskeren Unicode-tekstcodering in SWF-toepassingen Over klassieke tekst Naar boven Met klassieke tekst wordt tekst bedoeld van de oudere tekstengine in Flash Professional.
automatisch naar de volgende regel worden verplaatst. Wanneer u dynamische tekst of invoertekst maakt, kunt u tekst op één regel plaatsen of een tekstveld met een vaste breedte en hoogte maken. Opmerking: Als u werkt met statische verticale tekst, wordt het breedteveld uitgeschakeld in Eigenschapcontrole. Als u de hoogte wijzigt, wordt de breedtewaarde automatisch aangepast. En als u werkt met statische horizontale tekst, wordt het hoogteveld uitgeschakeld in Eigenschapcontrole.
Tekstvelden maken en bewerken Naar boven Tekst staat standaard horizontaal ingesteld. Statische tekst kan echter ook verticaal uitgelijnd worden. U kunt de meeste gangbare tekstverwerkingstechnieken gebruiken om tekst te bewerken in Flash Professional. Met de opdrachten Knippen, Kopiëren en Plakken kunt u tekst verplaatsen in een Flash Professional-bestand en tussen Flash Professional en andere toepassingen. Tekst toevoegen aan het werkgebied 1. Selecteer het gereedschap Tekst . 2.
afbrekingsteken is, zoals Enter (Windows) of Return (Macintosh). 7. Als u wilt dat gebruikers dynamische tekst kunnen selecteren, klikt u op Selecteerbaar voorkomen dat gebruikers dynamische tekst kunnen selecteren. . Hef de selectie van deze optie op als u wilt 8. Wanneer u tekstopmaak (zoals lettertypen en hyperlinks) met de juiste HTML-tags wilt behouden, klikt u op Tekst renderen als HTML . . 9.
Typ de hexadecimale waarde van een kleur in het vak in de linkerbovenhoek. Klik op Kleurkiezer en selecteer een kleur in de kleurkiezer van het systeem. (Wanneer u de tekstkleur instelt, dient u alleen effen kleuren te gebruiken, geen verlopen. Wanneer u een verloop toepast op tekst, moet u de tekst splitsen en omzetten in lijnen en vullingen.) Letterspatiëring, tekenspatiëring en tekenpositie instellen Letterspatiëring voegt een gelijke hoeveelheid ruimte in tussen tekens.
Anti-aliasing wordt ondersteund voor statische tekst, dynamische tekst en invoertekst wanneer de gebruiker werkt met Flash® Player 7 of hoger. In lagere versies van Flash Player wordt anti-aliasing alleen ondersteund voor statische tekst. Houd de volgende richtlijnen aan als u kleine tekst gebruikt in een Flash Professional-document: Schreefloze tekst, zoals Helvetica of Arial, wordt bij kleine tekengrootten scherper weergegeven dan tekst met schreef.
Aangepaste anti-alias Hiermee kunt u de eigenschappen van het lettertype wijzigen. Met Scherpte stelt u de vloeiendheid van de overgang tussen de tekstranden en de achtergrond in. Met Dikte geeft u aan hoe dik de anti-aliasingovergang voor het lettertype eruitziet. (Bij een hogere waarde zien de tekens er dikker uit.) Wanneer u Aangepaste anti-alias selecteert, levert dit een groter SWF-bestand op omdat lettertypecontouren worden ingesloten.
schuifbalk toegevoegd aan het tekstveld, maar kan de gebruiker in plaats daarvan de tekst verschuiven met de pijltoetsen (voor tekstvelden die ook zijn ingesteld als Selecteerbaar) of met het muiswiel. De gebruiker moet eerst op het tekstveld klikken, zodat dit de focus heeft. Voeg een ActionScript 3.0 UIScrollbar-component toe aan een tekstveld om dit schuifbaar te maken. Zie "De UIScrollbar-component gebruiken" in ActionScript 3.0-componenten gebruiken voor meer informatie. Gebruik in ActionScript 3.
ActionScript Naslaggids voor ActionScript 3.0 artikel (21 mei 2013) Naslaggids voor ActionScript 2.0 artikel (21 mei 2013) Leergids voor Flash-componenten Adobe (27 februari 2012) zelfstudie Adobe Flash Professional CS5-componenten zijn bouwstenen waarmee u interactieve webtoepassingen met allerlei krachtige functies kunt maken. De componenten bevatten complexe besturingselementen met een consistent gedrag die klaar zijn voor gebruik en die op maat kunnen worden gemaakt.
Foutopsporing in ActionScript 3.0 Informatie over foutopsporing in ActionScript 3.0 De modus Foutopsporing starten Onderbrekingspunten instellen en verwijderen Coderegels doorlopen Scripts in de aanroepstack weergeven en onderzoeken De waarden van variabelen weergeven en wijzigen Compilerwaarschuwingen instellen Navigeren naar fouten in de code Fouten opsporen in een extern SWF-bestand met ActionScript 3.0 Informatie over foutopsporing in ActionScript 3.
1. Selecteer Bestand > Publicatie-instellingen terwijl u het FLA-bestand hebt geopend. 2. Klik in het dialoogvenster Publicatie-instellingen op het tabblad Flash (CS5) of Flash-categorie (CS5.5). 3. Selecteer Foutopsporing toestaan. De modus Foutopsporing sluiten Klik in de Foutopsporingsconsole op de knop Foutopsporingssessie stoppen. Onderbrekingspunten instellen en verwijderen Terug naar boven Voeg onderbrekingspunten aan de ActionScript-code toe om het uitvoeren van de code te onderbreken.
De optie Statische variabelen weergeven geeft de variabelen weer die tot de klasse behoren en niet tot de instanties van de klasse. De optie Niet-toegankelijke lidvariabelen weergeven geeft de variabelen weer die niet toegankelijk zijn voor andere klassen of naamruimten. Dat zijn de variabelen van het type protected, private of internal voor de naamruimte. De optie Aanvullende hexadecimale waarden weergeven voegt hexadecimale waarden toe waar decimale waarden worden weergegeven.
Bestand > Exporteren > Film exporteren Bestand > Publiceren 5. Laat het SWF-bestand op de lokale computer staan voor een foutopsporingssessie op de localhost, of upload het bestand naar de webserver. Het SWF-bestand bevat geen informatie over onderbrekingspunten. Als u het bestand naar een externe server uploadt, kunt u daarom de code niet doorlopen. Gebruik de localhost voor deze taak. 6. Selecteer in Flash Foutopsporing > Foutopsporingssessie op afstand starten > ActionScript 3.0.
Publicatie-instellingen voor ActionScript (CS5) De publicatie-instellingen van ActionScript wijzigen (CS5) Klassebestanden en configuratiebestanden (CS5) ActionScript 3.
Naar boven ActionScript 3.0-documentklassen declareren (CS5) Wanneer u ActionScript 3.0 gebruikt, is aan een SWF-bestand mogelijk een klasse op hoofdniveau gekoppeld. Deze klasse wordt de documentklasse genoemd. Wanneer het SWF-bestand door Flash Player wordt geladen, wordt een instantie van die klasse gemaakt die het object op hoofdniveau wordt van het SWF-bestand. Dit object van een SWF-bestand kan ook een instantie zijn van een aangepaste klasse die u hebt gekozen.
Klik op de knop Nieuw pad toevoegen als u een nieuwe regel wilt toevoegen aan de lijst Klassepad. Dubbelklik op de nieuwe regel, typ een relatief of absoluut pad en klik op OK. Als u een bestaande klassepadmap wilt wijzigen, selecteert u het pad in de lijst Klassepad, klikt u op de knop Bladeren naar pad, bladert u naar de map die u wilt toevoegen en klikt u op OK. U kunt ook dubbelklikken op het pad in de lijst Klassepad, het gewenste pad typen en op OK klikken.
ActionScript voorwaardelijk compileren (CS5) Naar boven Voorwaardelijke compilatie kan in ActionScript 3.0 op dezelfde wijze worden gebruikt als in C++ en andere programmeertalen. U kunt bijvoorbeeld voorwaardelijke compilatie gebruiken om codeblokken door een heel project in of uit te schakelen, zoals code waarmee een bepaalde functie wordt uitgevoerd of code die wordt gebruikt voor foutopsporing.
U kunt de zichtbaarheid en de beschikbaarheid van uw eigen items opgeven. Aangepaste contextmenu-items worden automatisch gecodeerd met Unicode UTF-8-tekstcodering. Configuratiemappen geïnstalleerd met Flash (CS5) Naar boven Flash Professional maakt tijdens de installatie diverse configuratiemappen op de computer. In de configuratiemappen worden de bestanden die aan de toepassing zijn gekoppeld op de juiste niveaus ondergebracht.
Publicatie-instellingen voor ActionScript Publicatie-instellingen voor ActionScript wijzigen Klassebestanden en configuratiebestanden ActionScript 3.0-documentklassen declareren De locatie van de ActionScript-bestanden instellen ActionScript voorwaardelijk compileren Contextmenu's in Flash-documenten aanpassen (CS5.5) Configuratiemappen geïnstalleerd met Flash (CS5.
deze Calendar-klasse. 1. Hef de selectie van alle objecten in het werkgebied en de tijdlijn op door op een leeg gedeelte van het werkgebied te klikken. Hierdoor worden de Documenteigenschappen in Eigenschapcontrole weergegeven. 2. Geef de bestandsnaam van het ActionScript-bestand voor de klasse op in het tekstvak Documentklasse in de eigenschappencontrole. Laat de bestandsnaamextensie .as weg. Opmerking: U kunt ook informatie over de documentklasse opgeven in het dialoogvenster Publicatie-instellingen.
Als u een map wilt verwijderen uit het klassepad, selecteert u het pad in de lijst Klassepad en klikt u op de knop Geselecteerd pad verwijderen . U kunt als volgt het klassepad op toepassingsniveau instellen: 1. Kies Voorkeuren bewerken (Windows) of Flash > Voorkeuren (Macintosh) en klik op de categorie ActionScript. 2. Klik op de knop Instellingen ActionScript 2.0 en voeg het pad/de paden toe aan de lijst klassepad. Het bronpad instellen voor ActionScript 3.
worden gecompileerd. Elke constante ziet er als volgt uit: CONFIG::SAMPLE_CONSTANT In deze vorm is CONFIG de config-naamruimte en is SAMPLE_CONSTANT de constante die u instelt op waar of onwaar in de publicatieinstellingen. Als de waarde van de constante waar is, wordt de coderegel die in ActionScript op de constante volgt, gecompileerd. Als de waarde onwaar is, wordt de coderegel die op de constante volgt niet gecompileerd.
inhoud van deze mappen bekijken. De configuratiemappen voor Flash Professional zijn de volgende: Configuratiemap op toepassingsniveau Omdat deze map zich op toepassingsniveau bevindt, hebben gebruikers zonder beheerdersrechten geen toegang tot deze map. De meest gangbare paden naar deze map: In Microsoft Windows XP of Microsoft Windows Vista bladert u naar opstartschijf\Program Files\Adobe\Adobe Flash CS3\taal\Configuration\. Op de Mac bladert u naar Macintosh HD/Programma’s/Adobe Flash CS3//Configuration/.
Interactiviteit toevoegen met codefragmenten Voordat u begint (Flash CS5) Een codefragment toevoegen aan een object of tijdlijnframe (Flash CS5.5) Een codefragment toevoegen aan een object of tijdlijnframe Nieuwe fragmenten toevoegen in het deelvenster Codefragmenten Met het deelvenster Codefragmenten kunnen degenen die niet bekend zijn met programmeren, toch snel aan de slag met ActionScript 3.0. In dit deelvenster kunt u ActionScript 3.
2. Dubbelklik in het deelvenster Codefragmenten (Venster > Codefragmenten) op het fragment dat u wilt toepassen. Als u een object in het werkgebied hebt geselecteerd, wordt het fragment door Flash aan het deelvenster Handelingen toegevoegd voor de frames die het geselecteerde object bevatten. Als u een tijdlijnframe hebt geselecteerd, wordt het fragment door Flash alleen aan dat frame toegevoegd. 3.
Tips en trucs: ActionScript organiseren in een toepassing Handelingen bijeenhouden Code aan objecten koppelen Handelingen bijeenhouden Naar boven Plaats uw ActionScript®-code zoveel mogelijk op een enkele locatie. Door de code op een enkele locatie te ordenen, kunt u projecten efficiënter bewerken, aangezien u kunt voorkomen dat op verschillende plaatsen moet worden gezocht wanneer u fouten in ActionScript-code opspoort of code wijzigt.
(Verouderd in Flash Professional CC) Foutopsporing in ActionScript 1.0 en ActionScript 2.0 Fouten opsporen in uw ActionScript 1.0- en 2.0-scripts Fouten opsporen in een lokaal SWF-bestand Fouten opsporen in een extern SWF-bestand met ActionScript 2.
Opmerking: Er is een groot verschil tussen Foutopsporing in ActionScript 2.0 en Foutopsporing in ActionScript 3.0. Raadpleeg Foutopsporing in ActionScript 3.0 voor meer informatie over Foutopsporing in ActionScript 3.0.
6. Upload het SWF- en het SWD-bestand naar dezelfde map op de webserver, of laat ze op de lokale computer staan en voer een foutopsporingssessie op afstand op de localhost uit. Wanneer het SWD-bestand zich niet in dezelfde map bevindt als het SWF-bestand, kunt u toch foutopsporing op afstand uitvoeren. Foutopsporing bevat dan echter geen informatie over onderbrekingspunten, zodat u niet stap voor stap de code kunt doorlopen. 7.
Controleoverzicht gebruiken Naar boven Wanneer u een set essentiële variabelen wilt bijhouden, kunt u ze markeren voor het controleoverzicht. In het controleoverzicht wordt het absolute pad weergegeven naar de variabele en de waarde. In het controleoverzicht kunt u ook een nieuwe waarde opgeven voor de variabele. Het controleoverzicht geeft alleen variabelen weer waartoe u toegang krijgt door een absoluut doelpad te gebruiken, zoals _global of _root.
selecteert. Objecten van een SWF-bestand weergeven In de testomgeving kunt u met de opdracht Objecten weergeven het niveau, het frame, het objecttype (vorm, filmclip of knop), de doelpaden en de instantienamen van filmclips, knoppen en tekstvelden in een hiërarchische lijst in het deelvenster Uitvoer weergegeven. (Niet alle ActionScriptgegevensobjecten worden weergegeven.) 1. Wanneer het SWF-bestand niet wordt uitgevoerd in de testomgeving, selecteert u Besturing > Testen. 2.
U kunt de onderbrekingspunten in Foutopsporing en in het Script-venster bekijken door ze in een van beide vensters in te stellen. Om dit te laten werken, moet het pad naar het AS-bestand in beide vensters identiek zijn. Stel geen onderbrekingspunten in opmerkingen of lege regels in. Deze onderbrekingspunten worden genegeerd.
on(press){ myFunction(); } Als u op de knop klikt, gaat Flash Player naar het onderbrekingspunt en wordt het afspelen onderbroken. U kunt Foutopsporing nu naar de eerste regel van myFunction() laten gaan, ongeacht waar deze in het document is gedefinieerd. U kunt de functie ook verder doorlopen of verlaten. Tijdens het doorlopen van coderegels worden de waarden van variabelen en eigenschappen gewijzigd op de tabbladen Variabelen, Lokaal, Eigenschappen en Controle.
Selecteer Venster > Uitvoer of druk op F2. Werken met de inhoud van het deelvenster Uitvoer Selecteer een opdracht in het optiemenu van het deelvenster Uitvoer . U kunt onder meer de volgende opties selecteren: Kopiëren Kopieert de volledige inhoud van het deelvenster Uitvoer naar het klembord van de computer. Als u slechts een specifiek deel uit het deelvenster Uitvoer wilt kopiëren, selecteert u het gedeelte dat u wilt kopiëren en selecteert u vervolgens Kopiëren.
Kleureigenschappen worden weergegeven in hexadecimale getallen (0x00FF00). De eigenschappen worden weergegeven in de volgende volgorde: variabele, text, htmlText, html, textWidth, textHeight, maxChars, borderColor, backgroundColor, textColor, border, background, wordWrap, password, multiline, selectable, scroll, hscroll, maxscroll, maxhscroll, bottomScroll, type, embedFonts, restrict, length, tabIndex, autoSize. Met de opdracht Foutopsporing > Objecten weergeven worden de tekstveldobjecten weergegeven.
Geluiden exporteren Geluiden voor export comprimeren Geluid comprimeren voor export Richtlijnen voor het exporteren van geluid in Flash-documenten Geluiden voor export comprimeren Naar boven U kunt compressieopties selecteren voor afzonderlijke gebeurtenisgeluiden en de geluiden met die instellingen exporteren. U kunt ook compressieopties voor afzonderlijke streaming geluiden selecteren.
11 kHz - de laagste aanbevolen kwaliteit voor een kort muzieksegment en een kwart van de standaard-cd-frequentie. 22 kHz - een populaire keuze voor afspelen op het web en de helft van de standaard-cd-frequentie. 44 kHz - de standaardaudiofrequentie voor cd. Opmerking: Flash Professional kan de frequentie van een geïmporteerd geluid niet verhogen tot boven de frequentie waarop het is geïmporteerd. ADPCM-bits (Alleen ADPCM) Geeft de bitdiepte van de geluidscompressie op.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
(Verouderd in Flash Professional CC) Afdrukken tijdens runtime Afdrukken bij uitvoering met behulp van ActionScript 3.0 Afdrukken bij uitvoering met behulp van ActionScript 2.0 Afdrukken bij uitvoering met behulp van ActionScript 3.0 Naar boven Zie de volgende bronnen voor informatie over afdrukken tijdens runtime met ActionScript 3.0: Afdrukken in de ActionScript 3.0-ontwikkelaarsgids (Adobe.com) Afdrukken bij uitvoering met behulp van ActionScript 2.
gebruiker, zoals de paginahoogte en -breedte en de afdrukstand. Ook kunt u uw document zo configureren dat Flash Professional-inhoud dynamisch wordt opgemaakt zodat die geschikt is voor de printerinstellingen. Opmerking: Wanneer u de klasse PrintJob gebruikt, moeten gebruikers Flash Player 7 of hoger gebruiken. Opmerking: Zie ActionScript 2.0 leren in Adobe Flash voor meer informatie over het bij uitvoering afdrukken vanuit SWF-bestanden met ActionScript 2.0.
PrintJob.paperWidth getal punten Totale papierbreedte PrintJob.pageHeight getal punten Hoogte van het daadwerkelijk afdrukbare gebied op de pagina (zonder door de gebruiker ingestelde marges) PrintJob.pageWidth getal punten Breedte van het daadwerkelijk afdrukbare gebied op de pagina (zonder door de gebruiker ingestelde marges) PrintJob.orientation tekenreeks n.v.t. Richting: staand of liggend Pagina's aan een afdruktaak toevoegen U voegt met de methode PrintJob.addPage() van ActionScript 2.
A. Papierrechthoek B. Paginarechthoek C. (594,774) D. (576,756) E. (0,0) F. (-18,-18) Wanneer u geen afdrukgebied opgeeft of een ongeldig afdrukgebied opgeeft, wordt het afdrukgebied standaard ingesteld in het werkgebied van het hoofddocument. Schalen, punten en pixels Een afdruktaak die de klasse PrintJob gebruikt, drukt standaard Flash Professional-inhoud af zonder deze te schalen. Een object dat bijvoorbeeld 144 pixels breed is op het scherm, wordt afgedrukt als 144 punten, oftewel 2 inch breed.
Wanneer frames worden afgedrukt, wordt het afdrukgebied standaard bepaald door het werkgebied van het documentbestand. Elk object dat groter is dan het werkgebied, wordt afgekapt en niet afgedrukt. Geladen films gebruiken hun eigen werkgebiedgrootte voor het afdrukgebied, niet de werkgebiedgrootte van het SWF-bestand. U kunt als alternatief voor het gebruik van de werkgebiedgrootte van een document de volgende afdrukgebieden instellen: Voor het contextmenu van Flash Player of de ActionScript 2.
(Verouderd in Flash Professional CC) Modus Scriptassistentie en gedragingen Informatie over de modus Scriptassistentie Scriptassistentie gebruiken om ActionScript te schrijven Informatie over gedragingen Naar boven Informatie over de modus Scriptassistentie Als u pas begint met ActionScript, of als u eenvoudige interactiviteit wilt toevoegen zonder dat u de ActionScript-taal en de bijbehorende syntaxis hoeft te leren, kunt u Scriptassistentie in het deelvenster Handelingen gebruiken om ActionScript aan u
Een beschrijving van een handeling bekijken Klik op een categorie in de werkset Handelingen om de handelingen in die categorie weer te geven en klik op een handeling. Selecteer een coderegel in het Script-veld. De beschrijving wordt boven in het deelvenster Handelingen weergegeven.
Het ActionScript van een gedrag Ga naar de pagina met Flash-voorbeelden op www.adobe.com/go/learn_fl_samples_nl voor een voorbeeld met gedragingen. Download het bestand Samples.zip, pak het uit en ga naar de map Behaviors\BehaviorsScrapbook om het voorbeeld te openen.
Geluid en ActionScript Geluiden met gedragingen beheren Geluiden besturen met het object Sound van ActionScript 2.0 Informatie over de gebeurtenis onSoundComplete van ActionScript 2.0 Toegang verkrijgen tot ID3-eigenschappen in MP3-bestanden ActionScript® biedt u de mogelijkheid geluiden te besturen tijdens uitvoering. Met ActionScript kunt u uw FLA-bestanden voorzien van interactie en andere functies die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn.
Informatie over de gebeurtenis onSoundComplete van ActionScript 2.0 Met de gebeurtenis onSoundComplete van het ActionScript 2.0-object Sound kunt u een gebeurtenis in een Flash Professional-toepassing activeren op basis van het voltooien van een gekoppeld geluidsbestand. Het object Sound is een ingebouwd object waarmee u geluiden in een Flash Professional-toepassing kunt besturen. Zie Geluid in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie.
Symbolen en ActionScript Instanties en symbolen beheren met ActionScript Instanties met gedragingen beheren Gedrag toevoegen en configureren Aangepaste gedragingen maken ActionScript® biedt u de mogelijkheid symbolen te besturen tijdens uitvoering. Met ActionScript kunt u interactie en andere mogelijkheden in uw FLA-bestanden stoppen die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn. Naar boven Instanties en symbolen beheren met ActionScript Gebruik ActionScript® om filmclip- en knopinstanties te beheren.
Naar achtergrond Verzendt de doelfilmclip naar de onderkant van de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Naar achteren Verzendt de doelfilmclip of -scherm een positie omlaag in de stapelvolgorde. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip beginnen Begint met slepen van filmclip. Instantienaam van filmclip of scherm. Slepen van filmclip stoppen Stopt de huidige sleephandeling.
Tijdlijnen en ActionScript Absolute paden Relatieve paden Absolute en relatieve doelpaden gebruiken Doelpaden opgeven ActionScript® biedt u de mogelijkheid de tijdlijn te besturen tijdens de uitvoering. Met ActionScript kunt u uw FLA-bestanden voorzien van interactie en andere functies die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn.
onClipEvent (load) { _parent._xscale = 150; _parent._yscale = 150; } U kunt het script opnieuw gebruiken door dit aan een filmclipinstantie te koppelen. Opmerking: Flash Lite 1.0 en 1.1 ondersteunen alleen het koppelen van scripts aan knoppen. Het koppelen van scripts aan filmclips wordt niet ondersteund. Ongeacht of u een absoluut pad of relatief pad gebruikt, u identificeert een variabele in een tijdlijn of een eigenschap van een object met een punt (.
Doelpad handmatig opgeven 1. Selecteer een filmclip, frame of knopinstantie waaraan u de handeling wilt toewijzen. Dit is de beherende tijdlijn. 2. Ga in het deelvenster Handelingen (Venster > Handelingen) naar de werkset Handelingen aan de linkerkant en selecteer een handeling of methode die een doelpad nodig heeft. 3. Klik in het parametervak of op de locatie in het script waar u het doelpad wilt invoegen. 4. Voer een absoluut of relatief doelpad in het deelvenster Handelingen in.
Geluiden gebruiken in Flash Informatie over geluiden en Flash Geluiden importeren Ondersteunde indelingen voor geluidsbestanden Geluid toevoegen aan de tijdlijn Geluid verwijderen van de tijdlijn Geluid aan een knop toevoegen Geluid synchroniseren met animatie Geluiden bewerken in Flash Geluiden bewerken in Soundbooth Geluiden gebruiken in Flash Lite Informatie over geluiden en Flash Naar boven Adobe® Flash® Professional biedt verschillende manieren om geluid te gebruiken.
nodig om dat geluid op meerdere manieren in uw document te gebruiken. Wanneer u geluiden wilt delen tussen Flash Professional-documenten, kunt u de geluiden in gezamenlijke bibliotheken opnemen. Flash Professional bevat een geluidenbibliotheek met veel geluiden die goed van pas komen als u effecten wilt maken. Kies Venster > Algemene bibliotheken > Geluiden om de geluidenbibliotheek te openen.
Aangepast - hiermee kunt u met Volumecurve bewerken aangepaste in- en uitpunten voor geluiden maken. 8. Selecteer een synchronisatieoptie in het pop-upmenu Sync: Opmerking: Selecteer de optie Stop wanneer u het geluid in een ander frame dan frame 1 op de hoofdtijdlijn plaatst. Gebeurtenis - synchroniseert geluid met een gebeurtenis.
Geluid synchroniseren met animatie Naar boven Wanneer u geluid met animatie wilt synchroniseren, kunt u het geluid bij hoofdframes starten en stoppen. 1. Voeg een geluid in een eigen laag toe aan de tijdlijn (zie hierboven voor instructies). 2. U kunt dit geluid synchroniseren met een gebeurtenis in de scène door een beginhoofdframe te maken voor het geluid dat overeenkomt met het hoofdframe van de gebeurtenis in de scène dat het geluid moet activeren.
Geluiden gebruiken in Flash Lite Naar boven Adobe® Flash® Lite ondersteunt twee soorten geluid: standaard Flash Professional-geluiden, zoals de geluiden die worden gebruikt in Flash Professional-bureaubladtoepassingen, en apparaatgeluiden. Flash Lite 1.0 ondersteunt alleen apparaatgeluiden; Flash Lite1.1 en 2.x ondersteunt zowel standaardgeluiden als apparaatgeluiden.
Werken met ActionScript Aan de slag met ActionScript Het deelvenster Handelingen Overzicht van het Script-venster Gereedschappen in het deelvenster Handelingen en het Script-venster Toegang tot contextgevoelige Help vanuit het deelvenster Handelingen Voorkeuren voor ActionScript instellen Naar boven Aan de slag met ActionScript Met de scripttaal ActionScript® kunt u complexe interactiviteit, besturingselementen en weergave van gegevens in uw toepassing opnemen.
De documentatie van ActionScript gebruiken Omdat er meerdere versies bestaan van ActionScript (2.0 en 3.0) en omdat er meerdere manieren bestaan om ActionScript in uw FLA-bestanden op te nemen, kunt u ActionScript op een aantal manieren leren. In dit hoofdstuk wordt de grafische gebruikersinterface voor werken met ActionScript beschreven.
Flash Downunder – Pixel Bender-filters (15:07) De bitmapgegevens-API gebruiken in Flash (7:30) Geavanceerde ActionScript-API's (67:40) JavaScript naar Flash en terug (18:18) Een inleiding tot AlivePDF (7:14) (PDF's maken van ActionScript 3.0) Een inleiding tot WiiFlash (7:26) (De Wii-controller gebruiken met AIR, Flash en Flex) Lynda.com Training voor ontwikkelaars – ActionScript 3.0 – Hfd.3 Een afbeeldingengalerie maken (4:51) Lynda.com Training voor ontwikkelaars – ActionScript 3.0 – Hfd.
A. Script-veld B. Optiemenu D. Scriptnavigator Het deelvenster Handelingen bevat drie vensters: Script-veld Hiermee kunt u ActionScript-code invoeren die is gekoppeld aan het momenteel geselecteerde frame. Scriptnavigator Hier wordt een lijst met de scripts in uw Flash-document vermeld en kunt u snel tussen de scripts navigeren. Klik op een item in de Scriptnavigator om het script weer te geven in het deelvenster Script. (Verouderd in Flash Professional CC) ActionScript afdrukken 1.
Gereedschappen in het deelvenster Handelingen en het Script-venster Met het deelvenster Handelingen hebt u toegang tot de functies voor codeassistentie voor het eenvoudig en efficiënt coderen in ActionScript. Zoeken en vervangen uitvoeren in het script. Zoeken Doelpad invoegen (Alleen deelvenster Handelingen) Hiermee kunt u een absoluut of relatief pad opgeven voor een handeling in het script. Help Geeft informatie weer over het ActionScript-element dat in het Script-veld is geselecteerd.
Werken met Flash Pro en Flash Builder Bewerkingen en foutopsporing uitvoeren in ActionScript met Flash Professional en Flash Builder Aanmaken van componenten voor Flex Flex-metagegevens gebruiken Aanvullende bronnen Adobe® Flash® Professional en Flex® kunnen samen worden gebruikt op verschillende manieren, inclusief voor het maken van aangepaste afbeeldingen en componenten in Flash Professional voor gebruik in Flex®.
Flash Builder, tenzij zich compilerfouten voordoen in framescripts in het FLA-bestand dat aan het project is gekoppeld. Informatie over alle fouten wordt naar het deelvenster met compilerfouten in Flash Builder verzonden. Een FLA-bestand publiceren dat is gekoppeld aan het huidige project in Flash Builder Kies Project > Film publiceren vanuit Flash Builder. Naast de menuopdracht wordt het Flash Pro-pictogram weergegeven. AS-bestanden bewerken in Flash Builder vanuit Flash Pro Een nieuwe ActionScript 3.
importeert de clip die is gecompileerd in de FlexComponentBase-klasse naar de bibliotheek. Flash Professional zorgt voor insluiting van de FlexComponentBase in het SCW-bestand van het Flex-component dat in de volgende stap wordt gemaakt. Let op de voortgangsberichten die in het deelvenster Uitvoer worden weergegeven terwijl Flash Professional de filmclip converteert. 7. Selecteer Bestand > Publiceren om een SWC-bestand te maken dat de gecompileerde Flex-component bevat.
Scripts schrijven en beheren Code opmaken Opmerkingen plaatsen bij codegebieden Syntaxiskleuren gebruiken De lijsten met id's en trefwoorden gebruiken bij runtime Regelnummers en tekstomloop gebruiken Verborgen tekens weergeven Tekst in een script zoeken (Verouderd in Flash Professional CC) Syntaxis en leestekens controleren (Verouderd in Flash Professional CC) Scripts importeren en exporteren (Verouderd in Flash Professional CC) Codering voor geïmporteerde en geëxporteerde scripts (Verouderd in Flash Profe
Opmerkingen in de code zijn delen in de code die door de ActionScript-compiler worden genegeerd. In een opmerking kunt u uitleggen wat de code doet, of u kunt code die u niet wilt verwijderen tijdelijk uitschakelen. U start een opmerking voor een coderegel met een dubbele slash (//). De compiler negeert alle tekst na de dubbele slash.
Selecteer Weergave > Regelnummers in het Script-venster. Druk op Ctrl+Shift+L (Windows) of op Cmd+Shift+L (Macintosh). Een specifieke regel markeren Selecteer Bewerken > Ga naar regel in het Script-venster. Tekstomloop in- of uitschakelen Selecteer Weergave > Tekstomloop in het Script-venster. Druk op Ctrl+Shift+W (Windows) of op Cmd+Shift+W (Macintosh). Naar boven Verborgen tekens weergeven Tekens zoals spaties, tabs en regeleinden worden in de ActionScript-code verborgen.
Bij de syntaxiscontrole van ActionScript 2.0-bestanden wordt de code uitgevoerd via de compiler om syntaxis- en compilerfouten te genereren. Bij de syntaxiscontrole van ActionScript 3.0-bestanden worden alleen syntaxisfouten gegenereerd. Als u compilatiefouten wilt genereren zoals nietovereenkomend typen, onjuiste retourwaarden en verkeerd gespelde variabele- of methodenamen, moet u de opdracht Besturing > Testen gebruiken.
U kunt in ActionScript het type codering opgeven dat u wilt gebruiken voor geïmporteerde of geëxporteerde ActionScript-bestanden. UTF-8codering is een 8-bits Unicode-indeling waarmee u tekst in meerdere talen in uw bestanden kunt opnemen. Standaardcodering is de codering die wordt ondersteund door de taal die uw systeem momenteel gebruikt. Deze codering wordt ook wel de traditionele codepagina genoemd.
Veel scripthandelingen zijn gericht op het beïnvloeden van filmclips, knoppen en andere symboolinstanties. In uw code kunt u naar symboolinstanties op een tijdlijn verwijzen door een doelpad in te voegen. Een doelpad is het adres van de instantie die u als doel wilt gebruiken. U kunt een absoluut of een relatief doelpad instellen. Een absoluut pad bevat het volledige adres van de instantie. Een relatief pad bevat slechts het deel van het adres dat afwijkt van het adres van het script in het FLA-bestand.
ContextMenuItem _cmi Date _date Error _err LoadVars _lv LocalConnection _lc Microphone _mic MovieClip _mc MovieClipLoader _mcl PrintJob _pj NetConnection _nc NetStream _ns SharedObject _so Sound _sound String _str TextField _txt TextFormat _fmt Video _video XML _xml XMLNode _xmlnode XMLSocket _xmlsocket Opmerkingen en codehints U kunt ook ActionScript-opmerkingen gebruiken om de klasse van een object op te geven voor codehints.
Een haakje openen activeert de codehints 2. Voer een waarde in voor de parameter. Als u meerdere parameters hebt, moet u de waarden scheiden met komma's. Voor functies of instructies, zoals de lus for, scheidt u de parameters met een puntkomma. Overbelaste opdrachten (functies of methoden die kunnen worden aangeroepen met verschillende parametersets), zoals gotoAndPlay() of for, geven een indicator weer waarmee u de gewenste parameter kunt selecteren.
methoden in de klassen worden opgenomen. Flash kan vervolgens codehints bieden wanneer u code schrijft die naar de aangepaste klassen verwijst. Voltooiing van aangepaste klassecode wordt automatisch uitgevoerd voor alle klassen die u aan andere code hebt gekoppeld met de opdracht import. Met codehints kunnen ontwikkelaars sneller werken omdat ze niet hoeven te onthouden welke objecten, methoden en eigenschappen er allemaal door de klasse worden gebruikt.
Effecten Leergids voor grafische effecten in Flash Adobe (27 februari 2012) zelfstudie Adobe Flash Professional CS5 biedt een aantal functies waarmee u indrukwekkende grafische effecten kunt maken en waarmee u de 'look & feel' van uw projecten professionaliseert.
Animatie met bewegings-tween Tween-animaties Voorinstellingen voor beweging toepassen Tween-animatie creëren Het bewegingspad van een tween-animatie bewerken Animatietween-reeksen bewerken in de tijdlijn Werken met als XML-bestanden opgeslagen bewegings-tweens (Verouderd in Flash Professional CC) Animatie-eigenschapscurven bewerken met de bewegingseditor (Verouderd in Flash Professional CC) Tween-animaties versnellen Tween-animaties Terug naar boven Voordat u begint Opmerking: Voor animatie is, net als v
eigenschapshoofdframes toevoegt aan de tween-reeks. Flash Pro interpoleert de waarden voor elk van deze eigenschappen in de frames tussen de eigenschapshoofdframes die u hebt gemaakt. Opmerking: Vanaf Flash Professional CS4 zijn de begrippen ''hoofdframe'' en ''eigenschapshoofdframe'' veranderd. De term ''hoofdframe'' verwijst naar een frame in de tijdlijn waarin een symboolinstantie voor het eerst in het werkgebied verschijnt.
Als u afzonderlijke frames wilt selecteren in een reeks bewegings-tweens, klikt u op de frames terwijl u Ctrl (Windows) of Command (Macintosh) ingedrukt houdt. In het geval van klassieke tweens kunnen versnellingen worden toegepast op de framegroepen tussen de hoofdframes binnen de tween. Bij bewegings-tweens worden versnellingen toegepast op de volledige duur van een bereik van bewegings-tweens.
Terwijl een tweenbaar object (symboolinstantie of tekstveld) in het werkgebied is geselecteerd, kunt u klikken op de knop Toepassen om een voorinstelling toe te passen. U kunt slechts één voorinstelling per object toepassen. Als u een tweede voorinstelling op hetzelfde object toepast, wordt de eerste voorinstelling vervangen door de tweede.
2. Navigeer in het dialoogvenster Openen naar het XML-bestand dat u wilt importeren en klik op Openen. Flash Pro opent het XML-bestand en voegt de voorinstelling voor beweging toe aan het deelvenster. Een voorinstelling voor beweging exporteren U kunt voorinstellingen voor beweging exporteren als XML-bestanden die u kunt delen met andere Flash Pro-gebruikers. 1. Selecteer de voorinstelling in het deelvenster Voorinstellingen voor beweging. 2. Kies Exporteren in het menu van het deelvenster. 3.
De stappen voor het maken van getweende animaties. Voordat u begint Overweeg het volgende voordat u eigenschappen gaat animeren: ActionScript is niet nodig. Zoals bij zoveel zaken in Flash is er geen ActionScript vereist voor animatie. Het is echter wel mogelijk om animatie tot stand te brengen met ActionScript. Grondbeginselen van de tijdlijn en de bewerkingseigenschappen.
Als de selectie zich boven aan de stapelvolgorde van de laag bevindt (boven alle andere objecten), maakt Flash een nieuwe laag. De selectie wordt naar de nieuwe laag verplaatst en die laag wordt een tween-laag. Als de selectie zich in het midden van de stapelvolgorde van de laag bevindt (als er zich lagen boven en onder de selectie bevinden), maakt Flash twee lagen. Eén laag bevat de nieuwe tween en in een andere laag erboven bevinden zich de niet-geselecteerde elementen boven aan de stapelvolgorde.
Er verschijnt een bewegingspad in het werkgebied dat het pad aangeeft vanaf de positie in het eerste frame van de tween-reeks naar de nieuwe positie. Aangezien u de X- en Y-eigenschappen van het object expliciet hebt gedefinieerd, worden er aan het frame met de afspeelkop eigenschapshoofdframes voor X en Y toegevoegd. Eigenschapshoofdframes worden als kleine ruitjes weergegeven in de tweenreeks. In de tijdlijn worden standaard de eigenschapshoofdframes van alle soorten eigenschappen weergegeven.
Houd de Alt-toets (Windows) of de Option-toets (Macintosh) ingedrukt en sleep de muis als u een bestaande reeks uit dezelfde laag of uit een andere laag wilt dupliceren. Kopieer en plak een tween-reeks van dezelfde laag of van een andere laag. Opmerking: U kunt het doelobject van een bewegings-tween vanuit elk frame in de tween-reeks naar het klembord kopiëren.
8. U kunt ook nieuwe Bezier-handgrepen uit een punt 'trekken' en deze op een nieuwe plek plaatsen, net als bij een standaardankerpunt. Opmerking: Ankerpunten kunnen niet aan het pad worden toegevoegd met het gereedschap Ankerpunt toevoegen. Door Adobe aanbevolen community-inhoud: Video: Aangepaste bewegingspaden in Flash (3:51, SchoolofFlash.com. Bewegings-tweens, een aangepast pad bewerken, een aangepast bewegings-pad maken en dit toepassen op een tween.
Houd de Shift-toets ingedrukt en klik op de getweende objecten en hun bewegingspaden. Sleep een selectievenster om de getweende objecten en hun bewegingspaden. 4. Schaal de selectie door de hoekpunten van het kader met de geselecteerde objecten en bewegingspaden te slepen. Aangezien de afspeelkop zich in het eerste frame van de tweens bevindt, wordt de schaalbewerking toegepast op alle getweende frames. Er worden geen nieuwe eigenschapshoofdframes gemaakt. Een bewegingspad verwijderen uit een tween 1.
Een bewegingspad met roving-hoofdframes uitgeschakeld. Let op de ongelijkmatige spreiding van frames, die resulteert in een ongelijkmatige bewegingssnelheid. Hetzelfde bewegingspad met roving-hoofdframes ingeschakeld, wat resulteert in een gelijkmatige spreiding van frames over het pad en een gelijkmatige bewegingssnelheid. Animatietween-reeksen bewerken in de tijdlijn Terug naar boven Als u een animatie maakt in Flash Pro, is het vaak handig om eerst tween-reeksen in de tijdlijn in te stellen.
Als u een reeks wilt verwijderen, selecteert u de reeks en kiest u Frames verwijderen of Frames wissen in het contextmenu van de reeks. Aangrenzende tween-reeksen bewerken Als u de grenslijn tussen twee aaneengesloten tween-reeksen wilt verplaatsen, versleept u de lijn. Beide tweens worden opnieuw berekend.
Als u eigenschapshoofdframes voor een bepaald type eigenschap wilt toevoegen aan een reeks, klikt u terwijl u Ctrl (Windows) of Control (Macintosh) ingedrukt houdt om een of meer frames te selecteren in de reeks. Klik vervolgens met de rechtermuisknop (Windows) of terwijl u Ctrl ingedrukt houdt (Macintosh) en kies Hoofdframe invoegen > eigenschapstype in het contextmenu van de reeks. Flash Pro voegt eigenschapshoofdframes toe aan de geselecteerde frames.
1. Als u een enkel frame in een tween-reeks wilt selecteren, houdt u de Ctrl+Alt-toetsen (Windows) of de Command+Option-toetsen (Macintosh) ingedrukt en klikt u op het frame. 2. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of met Command ingedrukt (Macintosh) op het geselecteerde frame en kies Eigenschappen kopiëren in het contextmenu. 3.
U kunt de gekopieerde code gebruiken door deze te plakken in het deelvenster Handelingen van een Flash Pro-document dat een symboolinstantie bevat waarin u de gekopieerde tween wilt gebruiken. Verwijder de opmerking van de regel waarmee de functie addTarget() wordt aangeroepen en vervang de tekst
Video: De bewegingseditor gebruiken (7:42, Peachpit.com) Artikel: Lijst van wijzigingstoetsen voor het werken met bewegings-tweens (Flashthusiast.com) In het deelvenster Bewegingseditor kunt u alle tween-eigenschappen en de bijbehorende eigenschapshoofdframes bekijken en wijzigen. Het deelvenster bevat ook gereedschappen voor het toevoegen van precisie en detail aan tweens. In de bewegingseditor worden de eigenschappen van de geselecteerde tween weergegeven.
eigenschapswaarden aangegeven. Sommige eigenschappen kunnen niet worden getweend omdat ze gedurende de levensduur van een object in de tijdlijn maar één waarde kunnen hebben. Een voorbeeld hiervan is de eigenschap Kwaliteit van het filter Verlopende schuine kant. Deze eigenschappen kunnen wel worden ingesteld in de bewegingseditor, maar hebben geen grafieken.
sleept, worden de besturingspunten aan beide uiteinden van het segment geselecteerd. Als de geselecteerde besturingspunten boogpunten zijn, worden de bijbehorende Bézier-grepen weergegeven. Als u een eigenschapscurve wilt omzetten in een statische, niet-getweende eigenschapswaarde, klikt u met de rechtermuisknop (Windows) of met Command ingedrukt (Macintosh) op de eigenschapsgrafiek. Kies vervolgens Eigenschap opnieuw instellen.
eigenschappen zijn de eigenschappen Schaal X en Schaal Y en de eigenschappen X vervagen en Y vervagen van het filter Slagschaduw. Zelfstudies en voorbeelden De volgende video's en artikelen bieden aanvullende informatie over het werken met de bewegingseditor.
bewegingseditor kunnen van invloed zijn op één eigenschap, een groep eigenschappen of alle eigenschappen van een tween. Een versnelling kan eenvoudig of complex zijn. Flash bevat een reeks vooraf ingestelde versnellingen die u kunt toepassen voor eenvoudige of complexe effecten. In de bewegingseditor kunt u ook uw eigen aangepaste versnellingscurven maken.
wordt een stippellijncurve weergegeven over het grafiekgebied van de eigenschap. Met de stippellijncurve wordt de invloed van de versnellingscurve op de huidige waarden van die eigenschap van de tween aangegeven. U kunt een versnelling toevoegen aan de lijst met versnellingen die beschikbaar zijn voor de geselecteerde tween door op de knop Toevoegen in de sectie Versnelling in de bewegingseditor te klikken en vervolgens de gewenste versnelling te selecteren.
Streken, verlopen en vullingen Een verloopvulling maken of bewerken Kleuren van streken en vullingen aanpassen Geschilderde gebieden wijzigen Verloop- en bitmapvullingen transformeren Een verloop of bitmap vergrendelen om het werkgebied te vullen Een verloopvulling maken of bewerken Terug naar boven Een verloop is een meerkleurige vulling waarin een kleur geleidelijk in een andere kleur verandert. Met Flash Pro kunt u maximaal 15 kleurovergangen op een verloop toepassen.
Het verloop wordt aan het deelvenster Stalen voor het huidige document toegevoegd. 11. Voor een verlooptransformatie, zoals een verticaal in plaats van een horizontaal verloop, gebruikt u het gereedschap Verlooptransformatie. Raadpleeg Verloop- en bitmapvullingen transformeren voor meer informatie.
Opmerking: wanneer u een andere streekstijl dan Effen selecteert, kan de bestandsgrootte toenemen. 4. Als u een streekdikte wilt selecteren, gebruikt u de schuifregelaar Streek of geeft u een waarde op in het tekstvak. 5. Voor het gebruik van streekhints schakelt u het selectievakje Streekhints in. Streekhints zorgen ervoor dat lijn- en curveankers op hele pixels worden ingesteld, zodat vage verticale of horizontale lijnen worden voorkomen. 6.
Met het emmertje kunt u een omsloten gebied met kleur vullen. U hebt de volgende mogelijkheden: Lege gebieden vullen en de kleur van reeds geschilderde gebieden wijzigen. Schilderen met effen kleuren, verlopen en bitmapvullingen. Gebieden vullen die niet geheel zijn ingesloten. Tussenruimten in vormcontouren door Flash Pro laten sluiten terwijl u het emmertje gebruikt. 1. Selecteer het emmertje in het deelvenster Gereedschappen. 2. Selecteer een vulkleur en -stijl. 3.
wordt alleen de grootte van de vulling gewijzigd, niet het object dat de vulling bevat.) Sleep de vierkante greep onder aan het selectiekader om de hoogte van de verloop- of bitmapvulling te wijzigen. Sleep de cirkelvormige rotatiegreep in de hoek om de verloop- of bitmapvulling te roteren. U kunt ook de onderste greep van de selectiecirkel van cirkelvormige verlopen of vullingen slepen. Sleep de vierkante greep in het midden van het selectiekader om lineaire verlopen of vullingen te schalen.
Schaal de vulling om tegels van een bitmap binnen een vorm toe te passen. Opmerking: Selecteer Weergave > Plakbord wanneer u alle grepen wilt zien wanneer u met grote vullingen of vullingen dichtbij de rand van het werkgebied werkt. Een verloop of bitmap vergrendelen om het werkgebied te vullen Terug naar boven U kunt een verloop- of bitmapvulling vergrendelen, zodat de vulling wordt uitgebreid over het gehele werkgebied.
Grafische filters Informatie over filters Werken met filters Filters toepassen Informatie over filters Terug naar boven Overzicht van filters Met filters (afbeeldingseffecten) kunt u interessante visuele effecten aan tekst, knoppen en filmclips toevoegen. Een unieke eigenschap van Flash Pro is dat u de toegepaste filters kunt laten bewegen met bewegings-tweens. Met overvloeimodi kunt u in Flash Pro samengestelde afbeeldingen maken.
Adobe Pixel Bender™ is een door Adobe ontwikkelde programmeertaal waarmee gebruikers aangepaste filters, effecten en vervloeiingsmodussen kunnen maken voor gebruik in Flash en After Effects. Pixel Bender is hardware-onafhankelijk en ontworpen om automatisch en efficiënt op verschillende GPU- en CPU-architecturen te draaien. Pixel Bender-ontwikkelaars maken filters door Pixel Bender-code te schrijven en de code op te slaan in een tekstbestand met de bestandsextensie pbj.
Het menu Filter toevoegen in de Eigenschapcontrole Filter toepassen of verwijderen 1. Selecteer een tekst-, knop- of filmclipobject om een filter op toe te passen of een filter uit te laten verwijderen. 2. Voer een van de volgende handelingen uit in de sectie Filters van het deelvenster Eigenschappen: Als u een filter wilt toevoegen, klikt u op de knop object er naar wens uitziet. en selecteert u een filter.
Alle filters die zijn toegepast op een object, inschakelen of uitschakelen Klik op de knop en selecteer Alles inschakelen of Alles uitschakelen in de vervolgkeuzelijst. Opmerking: Houd de Control-toets ingedrukt en klik op het pictogram voor in-/uitschakelen in de filterlijst om alle filters in de lijst in of uit te schakelen. Bibliotheken met filtervoorinstellingen maken U kunt filtervoorinstellingen opslaan als voorinstellingbibliotheken die u eenvoudig kunt toepassen op filmclips en tekstobjecten.
2. Klik in de sectie Filters van de Eigenschapcontrole op de knop en selecteer Slagschaduw. 3. Bewerk de filterinstellingen: Stel de waarden voor X vervagen en Y vervagen in om de breedte en hoogte van de slagschaduw in te stellen. Stel de waarde Sterkte in om de donkerheid van de schaduw in te stellen. Hoe hoger de numerieke waarde, hoe donkerder de schaduw. Selecteer het kwaliteitsniveau voor de slagschaduw. Hoog komt ongeveer overeen met Gaussiaans vervagen. Laag optimaliseert de afspeelprestaties.
Tekst waarop het gloedfilter is toegepast 1. Selecteer een object waarop u een gloed wilt toepassen en selecteer Filters. 2. Klik op de knop en selecteer Gloed. 3. Bewerk de filterinstellingen op het tabblad Filters: Stel de waarden X vervagen en Y vervagen in om de breedte en hoogte van de gloed in te stellen. Klik op het kleurbesturingselement om de Kleurkiezer te openen en de gloedkleur in te stellen. Stel de waarde Sterkte in om de scherpte van de gloed in te stellen.
Stel de waarden X vervagen en Y vervagen in om de breedte en hoogte van de gloed in te stellen. Stel de waarde Sterkte in om de dekking van de gloei in te stellen zonder de breedte te wijzigen. Stel de waarde Hoek in om de hoek te wijzigen van de schaduw die door de gloed wordt geworpen. Stel de waarde Afstand in om de afstand van de schaduw vanaf het object in te stellen.
Kleurtoon - past de tint van een afbeelding aan. 4. Klik op Filter opnieuw instellen om alle kleuraanpassingen opnieuw in te stellen op 0 en het object naar de oorspronkelijke weergave terug te zetten. Werken met Pixel Bender-arcering Kleur en transparantie van een instantie wijzigen Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Een sprite-werkblad maken Sprite-werkbladen maken Een sprite-werkblad is een bitmapafbeeldingsbestand dat meerdere, kleine en naast elkaar geplaatste afbeeldingen in een raster bevat. Door meerdere afbeeldingen in één bestand te compileren, kunnen Flash Professional en andere toepassingen deze afbeeldingen gebruiken terwijl ze maar één bestand hoeven te laden. Deze korte laadtijd is bijzonder nuttig tijdens het ontwikkelen van bijvoorbeeld games, waarin de snelheid bijzonder belangrijk is.
Frames stapelen Selecteer deze optie om te voorkomen dat gedupliceerde frames in de geselecteerde symbolen worden gedupliceerd in het uiteindelijke sprite-werkblad. Trefwoorden: sprite-werkblad, flash professional, cs6, starling, easeljs, een sprite-werkblad maken, een sprite-werkblad maken, een spritewerkblad exporteren Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Frame-voor-frame animatie Frame-voor-frame animaties maken Frame-voor-frame animaties maken door klassieke of bewegings-tweens om te zetten Overtrekken gebruiken Naar boven Frame-voor-frame animaties maken Een frame-voor-frame animatie wijzigt de inhoud van het werkgebied in elk frame en is het meest geschikt voor complexe animaties waarin een afbeelding in elk frame verandert in plaats van eenvoudig door het werkgebied te bewegen.
met overtrekken alleen het huidige frame bewerken. U kunt echter de inhoud van elk frame tussen de overtrekmarkeringen weergeven en elk frame beschikbaar maken om te bewerken, ongeacht welk frame het huidige frame is. Opmerking: Vergrendelde lagen (aangegeven met een slotpictogram) worden niet weergegeven wanneer overtrekken is ingeschakeld. De lagen die u niet wilt overtrekken, kunt u vergrendelen of verbergen om verwarring door een groot aantal afbeeldingen te voorkomen.
Frames en hoofdframes Frames in de tijdlijn invoegen Frames in de tijdlijn selecteren Labels toevoegen aan frames in de tijdlijn Op bereik gebaseerde frameselectie inschakelen (Alleen Flash Professional CC) Distribueren naar hoofdframes Frame of framereeks kopiëren of plakken Frame of framereeks verwijderen Een hoofdframe of framereeks verplaatsen Lengte van een reeks statische frames wijzigen Hoofdframe in een frame omzetten Een voorvertoning van frame-inhoud weergeven in de tijdlijn Net als bij films word
Als u een heel bereik van statische frames wilt selecteren, dubbelklikt u op een frame tussen twee hoofdframes. Als u Op bereik gebaseerde selectie hebt ingeschakeld, klikt u op een willekeurig frame in de reeks. Als u een hele framereeks wilt selecteren (bewegings-tween of omgekeerde bewegingen) klikt u eenmaal op de reeks wanneer u de optie Op bereik gebaseerde selectie hebt ingeschakeld in Voorkeuren. Als de optie Op bereik gebaseerde selectie is uitgeschakeld, dubbelklikt u op de reeks.
Hoofdframe in een frame omzetten Naar boven Selecteer het hoofdframe en selecteer Bewerken > Tijdlijn > Frame wissen of klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt (Macintosh) en klik op het hoofdframe en selecteer Hoofdframe wissen in het contextmenu. De inhoud van het werkgebied van het gewiste hoofdframe en alle frames tot en met het volgende hoofdframe worden vervangen met de inhoud van het werkgebied van het frame vóór het gewiste hoofdframe.
Vormen tweenen Informatie over vorm-tweens Vorm-tweens maken Vormwijzigingen beheren met vormhints Informatie over vorm-tweens Naar boven Bij vorm-tweening tekent u een vectorvorm in een specifiek frame in de tijdlijn en wijzigt u deze vorm of tekent u een andere vorm in een ander specifiek frame. Flash Professional interpoleert vervolgens de tussenliggende vormen in de tussenliggende frames, waardoor een animatie ontstaat waarbij één vorm overvloeit in een andere.
kunt u een vormhint gebruiken om elk van beide ogen te markeren. Vervolgens blijft elk van beide ogen herkenbaar en worden de ogen afzonderlijk gewijzigd tijdens het proces, zodat het gezicht zijn vorm behoudt. Vormhints bevatten letters (a tot en met z) die aangeven welke punten overeenkomen in de begin- en eindvorm. U kunt maximaal 26 vormhints gebruiken. Vormhints zijn geel in een beginhoofdframe, groen in een eindhoofdframe en rood wanneer zij zich niet op een curve bevinden.
Werken met klassieke tween-animatie Klassieke tween-animatie Hoofdframes voor animatie met klassieke tweens maken en bewerken Een klassieke tween-animatie toevoegen aan een instantie, groep of tekst Bewegingsgeleidelagen maken Klassieke tween-animatie langs een pad maken Eigenschappen van een klassieke tween plakken Aangepaste versnelling toepassen op animatie met een klassieke tween Klassieke tween-animatie Naar boven Opmerking: Voor animatie is, net als voor de meeste functies in Flash, geen ActionScri
begin- en eindhoofdframe. U kunt items vanuit het deelvenster Bibliotheek naar het werkgebied slepen om de items toe te voegen aan het huidige hoofdframe. Zie Overtrekken gebruiken wanneer u meerdere frames tegelijkertijd wilt weergeven en bewerken. Video's en lesbestanden Video: De tijdlijnpictogrammen in een klassieke tween begrijpen (7:49, Peachpit.com) Video: De eigenschappen van klassieke tweens wijzigen (3:03, Peachpit.
Video's en lesbestanden Video: Een eenvoudige klassieke tween maken (4:28, Peachpit.com) Video: De eigenschappen van klassieke tweens wijzigen (3:03, Peachpit.com) Video: Animaties maken met behulp van tweens. Dit is een oudere video waarin klassieke tweens ''bewegings-tweens'' worden genoemd. Dat ligt aan het feit dat klassieke tweens in oudere versies van Flash de enige manier waren om tweens met beweging tot stand te brengen.
berekend zodat dit overeenkomt met het toegewezen aantal frames in de tijdlijn. U gebruikt de opdracht Sync wanneer het aantal frames in de animatiereeks binnen het symbool geen even veelvoud is van het aantal frames dat de grafische instantie inneemt in het document. 11. Wanneer u een bewegingspad gebruikt, selecteert u Magnetisch om het getweende element te koppelen aan het bewegingspad door middel van het registratiepunt.
In dit voorbeeld zijn twee objecten in afzonderlijke lagen gekoppeld aan hetzelfde bewegingspad. Video's en lesbestanden Video: Een bewegingsgeleider gebruiken met een klassieke tween (5:19, Peachpit.com) www.adobe.com/go/vid0125_nl. Dit is een oudere video waarin klassieke tweens ''bewegings-tweens'' worden genoemd. Dat ligt aan het feit dat klassieke tweens in oudere versies van Flash de enige manier waren om tweens met beweging tot stand te brengen.
Opmerking: Dit onderwerp gaat over het plakken van eigenschappen van oudere klassieke tweens. Zie Eigenschappen van een bewegingstween kopiëren en plakken voor informatie over het plakken van eigenschappen van de nieuwere bewegings-tweens. Met de opdracht Beweging plakken kunt u een klassieke tween kopiëren en alleen bepaalde eigenschappen toepassen op een ander object. 1. Selecteer in de tijdlijn de frames die de klassieke tween bevatten die u wilt kopiëren.
Grafiek voor Aangepaste versnelling die een constante snelheid weergeeft. Open dit dialoogvenster door een frame te selecteren in een klassieke tween en op de knop Bewerken te klikken in het gedeelte Versnelling in Eigenschapcontrole. Aanvullende besturingselementen voor het dialoogvenster Aangepaste versnelling Selectievakje Eén instelling gebruiken voor alle eigenschappen Het selectievakje is standaard ingeschakeld.
Bepaalde typen versnellingscurven worden niet ondersteund. Geen enkel gedeelte van de grafiek kan een niet-lineaire curve (zoals een cirkel) voorstellen. Het dialoogvenster Aangepaste versnelling voorkomt automatisch dat een besturingspunt of raaklijngreep wordt verplaatst naar een positie die een ongeldige curve zou opleveren: Alle punten moeten bestaan in de grafiek. Besturingspunten kunnen niet buiten de grenzen van de grafiek worden verplaatst.
Werken met meerdere tijdlijnen Informatie over meerdere tijdlijnen en niveaus Informatie over geneste filmclips en bovenliggende-onderliggende hiërarchie Informatie over meerdere tijdlijnen en niveaus Naar boven Flash® Player heeft een stapelvolgorde van niveaus. Elk Flash Professional -document heeft een hoofdtijdlijn die zich op niveau 0 in Flash Player bevindt. U kunt met de opdracht loadMovie andere Flash Professional-documenten (SWF-bestanden) op verschillende niveaus in Flash Player laden.
Overvloeimodi toepassen Informatie over overvloeimodi Voorbeelden van overvloeimodi Overvloeimodi toepassen Aanvullende bronnen Naar boven Informatie over overvloeimodi Met overvloeimodi kunt u samengestelde afbeeldingen maken. Bij samenstellen wordt de transparantie- of kleurinteractie van twee of meer overlappende objecten gevarieerd. Met overvloeien kunt u unieke effecten maken door de kleuren in overlappende filmclips te laten overlopen.
Vermenigvuldigen Lichter Raster Bedekken Fel licht Toevoegen Aftrekken Verschil Negatief Overvloeimodi toepassen Naar boven Gebruik Eigenschapcontrole om overvloeikleuren op geselecteerde filmclips toe te passen. Opmerking: Het is niet mogelijk verschillende overvloeimodi toe te passen op verschillende grafische symbolen, omdat meerdere grafische symbolen als een enkele vorm worden samengevoegd wanneer u het SWF-bestand publiceert. 1.
(Verouderd in Flash Professional CC) Inverse Kinematics Informatie over Inverse Kinematics Bones toevoegen aan symbolen Bones toevoegen aan vormen IK-armaturen en -objecten wijzigen Bones binden aan vormpunten Beweging van IK-bones beperken Vering toevoegen aan bones Animatie toevoegen aan een armatuur Versnelling toevoegen aan een IK-animatie Informatie over Inverse Kinematics Naar boven Opmerking: Inverse Kinematics is verouderd in Flash Professional CC.
Een groep met verschillende symbolen waaraan een IK-bonearmatuur is gekoppeld. De schouders en heupen van de figuur zijn vertakkingspunten in de armatuur. De standaardtransformatiepunten zijn de kop van de hoofdbone, de interne verbindingspunten en de staart van de laatste bone in een vertakking. Opmerking: U kunt IK alleen gebruiken als op het tabblad Flash van het dialoogvenster Publicatie-instellingen ActionScript 3.0 is geselecteerd als script voor het FLA-bestand.
Bones toevoegen aan symbolen U kunt IK-bones toevoegen aan instanties van filmclips, afbeeldingen en knoppen. Als u IK wilt toepassen op tekst, moet u deze eerst omzetten in een symbool. De symboolinstanties kunnen zich op verschillende lagen bevinden voordat u de bones toevoegt. Flash voegt deze toe aan de poselaag. Opmerking: U kunt tekst ook splitsen in afzonderlijke vormen (Wijzigen > Splitsen) en bones gebruiken voor de afzonderlijke vormen.
3. Selecteer het gereedschap Bone in het deelvenster Gereedschappen. 4. Klik met het gereedschap binnen de vorm en sleep naar een andere locatie binnen de vorm. 5. Als u een bone wilt toevoegen, sleept u van de staart van de eerste bone naar een andere locatie binnen de vorm. De tweede bone wordt een onderliggend element van de hoofd-bone. Gebruik de volgorde van de relaties tussen bovenliggende en onderliggende elementen die u wilt maken om gebieden van de vorm aan bones te koppelen.
Ga als volgt te werk: Als u een bepaalde bone en alle onderliggende bones wilt verwijderen, klikt u op de bone en drukt u op Delete. U kunt meerdere bones selecteren voor verwijderen door Shift ingedrukt te houden terwijl u op de bones klikt. Als u alle bones wilt verwijderen uit een IK-vorm of symboolarmatuur op de tijdlijn, klikt u met de rechtermuisknop op het IK-armatuurbereik op de tijdlijn en kiest u de optie Armatuur verwijderen in het contextmenu.
Option (Macintosh) ingedrukt houdt. Beweging van IK-bones beperken Naar boven U kunt IK-armaturen op een meer natuurlijke wijze laten bewegen door de mate van beweging van bepaalde bones te beperken. U kunt bijvoorbeeld een beperking instellen op twee bones van een arm, zodat de elleboog niet in de verkeerde richting kan worden gebogen. Elke IK-bone krijgt standaard een vaste lengte op het moment dat de bone wordt gemaakt. Bones kunnen om hun bovenliggende verbindingspunt en langs de x- en y-as roteren.
De geselecteerde bone kan in geen enkele richting meer worden verplaatst. Video's en lesbestanden Video: Flash Professional CS5.5 - Ondersteuning voor vastzetten voor IK (2:35, Adobe TV) Video: Veren voor bones (duur: 4:29, bevat: bones toevoegen, beweging van verbindingspunt beperken, poses toevoegen, animeren met veereigenschappen. AdobeTV.
Artikel: Figuren animeren met het gereedschap Bone in Flash (Adobe.com) Het gereedschap Bone gebruiken (5:12) (YouTube.com) Symbolen animeren met het gereedschap Bone (3:26) (YouTube.com) Een armatuur in de tijdlijn van animatie voorzien IK-armaturen bevinden zich op poselagen in de tijdlijn. Als u armaturen in de tijdlijn wilt voorzien van animatie, voegt u poses in door met de rechtermuisknop te klikken op een frame op een poselaag en Pose invoegen te kiezen.
U kunt symbolen met IK-armaturen nesten binnen zo veel lagen met andere geneste symbolen als nodig is om het gewenste effect te krijgen. Een armatuur voorbereiden voor animatie tijdens de uitvoering met ActionScript 3.0 Met ActionScript 3.0 kunt u IK-armaturen besturen die zijn verbonden met vormen of filmclipinstanties. U kunt met ActionScript echter geen armaturen besturen die zijn verbonden met instanties van afbeeldingen of knopsymbolen. Alleen armaturen met één pose kunt u besturen met ActionScript.
Tijdlijnlagen Lagen maken en ordenen Lagen en laagmappen weergeven (Alleen Flash Professional CC) Eigenschappen instellen voor meerdere lagen Naar boven Lagen maken en ordenen Met behulp van lagen kunt u de illustraties in uw document ordenen. U kunt objecten tekenen en bewerken in een bepaalde laag en daarbij objecten in een andere laag ongemoeid laten. In delen van het werkgebied met niets op een laag zijn de lagen eronder zichtbaar.
Selecteer een laag of een map in de tijdlijn en selecteer Invoegen > Tijdlijn > Laagmap. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op de naam van een laag in de tijdlijn en selecteer Map invoegen in het contextmenu. De nieuwe map wordt weergegeven boven de laag of map die u hebt geselecteerd. Klik op het pictogram Nieuwe map onder in de tijdlijn. De nieuwe map wordt weergegeven boven de laag of map die u hebt geselecteerd.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op de naam van de laag of map en selecteer Laag verwijderen in het contextmenu. Opmerking: Wanneer u een laagmap verwijdert, worden de bijbehorende lagen en de inhoud daarvan eveneens verwijderd. Een of meer lagen of mappen vergrendelen of ontgrendelen Klik op de kolom Vergrendelen rechts van de naam van een laag of map om deze te vergrendelen.
Contourkleur van een laag wijzigen 1. Ga als volgt te werk: Dubbelklik op het pictogram van de laag (het pictogram links van de naam van de laag) in de tijdlijn. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op de naam van de laag en selecteer Eigenschappen in het contextmenu. Selecteer de laag in de tijdlijn en selecteer Wijzigen > Tijdlijn > Laageigenschappen. 2.
Tijdlijnen en ActionScript Absolute paden Relatieve paden Absolute en relatieve doelpaden gebruiken Doelpaden opgeven ActionScript® biedt u de mogelijkheid de tijdlijn te besturen tijdens de uitvoering. Met ActionScript kunt u uw FLA-bestanden voorzien van interactie en andere functies die niet mogelijk zijn met alleen de tijdlijn.
onClipEvent (load) { _parent._xscale = 150; _parent._yscale = 150; } U kunt het script opnieuw gebruiken door dit aan een filmclipinstantie te koppelen. Opmerking: Flash Lite 1.0 en 1.1 ondersteunen alleen het koppelen van scripts aan knoppen. Het koppelen van scripts aan filmclips wordt niet ondersteund. Ongeacht of u een absoluut pad of relatief pad gebruikt, u identificeert een variabele in een tijdlijn of een eigenschap van een object met een punt (.
Doelpad handmatig opgeven 1. Selecteer een filmclip, frame of knopinstantie waaraan u de handeling wilt toewijzen. Dit is de beherende tijdlijn. 2. Ga in het deelvenster Handelingen (Venster > Handelingen) naar de werkset Handelingen aan de linkerkant en selecteer een handeling of methode die een doelpad nodig heeft. 3. Klik in het parametervak of op de locatie in het script waar u het doelpad wilt invoegen. 4. Voer een absoluut of relatief doelpad in het deelvenster Handelingen in.
Maskerlagen gebruiken Informatie over maskeerlagen Werken met maskeerlagen Informatie over maskeerlagen Naar boven U gebruikt een maskeerlaag voor spotlighteffecten en overgangen om een gat te maken waardoor onderliggende lagen zichtbaar zijn. Een maskeeritem kan een gevulde vorm zijn, een object type, een instantie van een grafisch symbool of een filmclip. Groepeer meerdere lagen onder een enkele maskeerlaag om geavanceerde effecten te maken.
Selecteer de laag die u wilt ontkoppelen en voer een van de volgende handelingen uit: Sleep de laag boven de maskeerlaag. Selecteer Wijzigen > Tijdlijn > Laageigenschappen en selecteer Normaal. Een gevulde vorm, object type of instantie van een grafisch symbool in een maskeerlaag laten bewegen 1. Selecteer de maskeerlaag in de tijdlijn. 2. Klik op de kolom Vergrendelen om de maskeerlaag te ontgrendelen. 3. Ga als volgt te werk: Als het maskeeritem een gevulde vorm is, past u vorm-tweening toe op het item.
Werken met scènes Het deelvenster Scène weergeven Scène toevoegen Scène verwijderen Naam van scène wijzigen Scène dupliceren Volgorde van scène in document wijzigen Bepaalde scène weergeven Wanneer u een document thematisch wilt ordenen, kunt u gebruikmaken van scènes. U gebruikt bijvoorbeeld afzonderlijke scènes voor een inleiding, laadbericht en de credits.
Dubbelklik op de naam van de scène in het deelvenster Scène en voer de nieuwe naam in. Naar boven Scène dupliceren Klik op de knop Scène dupliceren in het deelvenster Scène. Volgorde van scène in document wijzigen Naar boven Sleep de scènenaam naar een andere locatie in het deelvenster Scène. Bepaalde scène weergeven Ga als volgt te werk: Selecteer Weergave > Ga naar en selecteer vervolgens de naam van de scène in het submenu.
Werkruimte en workflow Sommige inhoud waarnaar u wordt verwezen via de koppelingen op deze pagina, is alleen beschikbaar in het Engels.
Toegankelijkheid in de Flash-werkruimte Informatie over toegankelijkheidsondersteuning Besturingselementen in een deelvenster selecteren met sneltoetsen Navigeren door besturingselementen in dialoogvensters met sneltoetsen Werkgebied of objecten in het werkgebied selecteren met sneltoetsen Navigeren door boomstructuren met sneltoetsen Werken met bibliotheekitems via sneltoetsen De Adobe® Flash® Professional-werkruimte is met het toetsenbord toegankelijk voor gebruikers die mogelijk lastig met de muis kunnen
Druk op Enter om de knop te activeren (equivalent aan klikken op de knop) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster focus heeft. Druk op Enter om de huidige instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten (equivalent aan klikken op OK) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster geen focus heeft. Druk op Escape om het dialoogvenster te sluiten zonder de wijzigingen toe te passen (equivalent aan klikken op Annuleren).
Wanneer u een bibliotheekitem wilt plakken op een locatie die een ander item met dezelfde naam bevat, moet u opgeven of u het bestaande item wilt vervangen.
Taken automatiseren met het menu Opdrachten Opdrachten maken en beheren Opdrachten uitvoeren Meer opdrachten ophalen Stappen die u niet kunt gebruiken in opdrachten Opdrachten maken en beheren Naar boven Wanneer u een taak wilt herhalen, kunt u een opdracht maken in het menu Opdrachten van de stappen in het deelvenster Historie en de opdracht opnieuw gebruiken. De stappen worden precies zo afgespeeld zoals ze oorspronkelijk zijn uitgevoerd. U kunt de stappen bij het afspelen niet wijzigen.
Stappen die u niet kunt gebruiken in opdrachten Sommige taken kunt u niet als opdracht opslaan of herhalen met het menu-item Bewerken > Herhalen. Deze opdrachten kunt u wel ongedaan maken en opnieuw uitvoeren, maar niet herhalen. Voorbeelden van handelingen die u niet als opdrachten kunt opslaan of herhalen, zijn het selecteren van een frame of het wijzigen van de grootte van een document. Wanneer u probeert een handeling die u niet kunt herhalen als opdracht op te slaan, wordt de opdracht niet opgeslagen.
Werkschema en werkruimte van Flash Algemeen werkschema van Flash Overzicht van de werkruimte Vensters en deelvensters beheren Werkruimten opslaan en schakelen tussen werkruimten Aangeraden door Adobe... Hebt u een zelfstudie die u wilt delen? De elementen van de Flashwerkruimte leren kennen De ''Learn By Video''-reeks van Adobe Press In deze les wordt de gebruikersinterface van Flash Professional CS5 uitgelegd.
Artikel: Inleiding tot Adobe Flash Professional: http://www.adobe.com/devnet/logged_in/dwinnie_flcs4.html Artikel: Een eenvoudig document maken in Flash Professional: http://www.adobe.com/devnet/flash/articles/flash_cs4_createfla.html Video: Basisfuncties van de Flash-workflow: http://www.adobe.com/go/lrvid4053_fl_nl Flash-overzicht: www.adobe.com/go/lrvid4053_fl_nl Het werkschema van Flash: www.adobe.com/go/vid0132_nl Uw eerste interactieve Flash-bestand maken: www.adobe.
scherm of op meerdere beeldschermen plaatsen. Als u een Mac gebruikt en de voorkeur geeft aan de traditionele vrije gebruikersinterface, kunt u het toepassingsframe uitschakelen. In Adobe Illustrator® selecteert u bijvoorbeeld Venster > Toepassingsframe om het frame in of uit te schakelen. (In Flash is het toepassingsframe permanent ingeschakeld voor Mac en in Dreamweaver voor Mac wordt het toepassingsframe niet gebruikt.
Als u een selectie sleept en wilt overschakelen naar een ander document in een als tabblad weergegeven groep, houdt u de selectie een ogenblik boven het tabblad van een document. Opmerking: Niet alle producten bieden ondersteuning voor deze functie. Deelvensters koppelen en ontkoppelen Een koppelingsgebied is een verzameling deelvensters of deelvenstergroepen die samen en meestal in een verticale positie worden weergegeven.
Als u een groep wilt verplaatsen, sleept u de titelbalk (het gebied boven de tabbladen). Zwevende deelvensters stapelen Als u een deelvenster uit het koppelingsgebied sleept, maar niet neerzet in een neerzetzone, wordt het een vrij zwevend venster. U kunt zwevende vensters overal in de werkruimte plaatsen. U kunt zwevende deelvensters of deelvenstergroepen stapelen, zodat ze zich verplaatsen als een eenheid wanneer u de bovenste titelbalk versleept.
Om een uitgevouwen deelvenster opnieuw samen te vouwen tot een pictogram, klikt u op de tab, het pictogram of de dubbele pijl in de titelbalk van het deelvenster. Als u in bepaalde producten Pictogramdeelvensters automatisch samenvouwen in de voorkeuren van de interface- of gebruikersinterfaceopties selecteert, wordt een pictogram van een uitgevouwen deelvenster automatisch samengevouwen wanneer u elders klikt.
In Photoshop wordt werkruimten automatisch weergegeven in de rangschikking die u het laatst hebt ingesteld, maar u kunt oorspronkelijke, opgeslagen rangschikking van de deelvensters herstellen. Als u een afzonderlijke werkruimte opnieuw wilt instellen, kiest u Venster > Werkruimte > Naam werkruimte opnieuw instellen. Als u alle werkruimten die met Photoshop zijn geïnstalleerd, opnieuw wilt instellen, klikt u op Standaardwerkruimten opnieuw instellen bij Interfacevoorkeuren.
Sneltoetsen De huidige sneltoetsenset kopiëren naar het klembord Aangepaste sneltoetsen maken en wijzigen De huidige sneltoetsenset kopiëren naar het klembord Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Flash > Sneltoetsen (Macintosh). 2. Klik op de knop Naar klembord kopiëren U kunt vervolgens de sneltoetsenset naar een teksteditor kopiëren als referentie of om af te drukken.
Bestaande sneltoets bewerken 1. Selecteer in het pop-upmenu Opdrachten eerst een categorie opdrachten en vervolgens een opdracht in de lijst Opdrachten. 2. Dubbelklik op de sneltoets. 3. Druk op een nieuwe toetsencombinatie. Opmerking: Als er sprake is van een conflict voor de toetsencombinatie (als deze combinatie bijvoorbeeld al aan een andere opdracht is toegewezen), wordt er een uitleg weergegeven onder de lijst Opdrachten.
Voorkeuren instellen in Flash Voorkeuren instellen Algemene voorkeuren instellen Voorkeuren voor automatische opmaak instellen voor ActionScript Voorkeuren voor klembord Tekstvoorkeuren instellen Waarschuwingsvoorkeuren instellen Voorkeuren voor de publicatiecache instellen (alleen CS5.5) Alle standaardinstellingen voor de voorkeuren herstellen U kunt voorkeuren instellen voor algemene handelingen, bewerkingen en klembordhandelingen. De categorie Algemeen in het dialoogvenster Voorkeuren.
hoeft te maken die wellicht later zijn gewijzigd dan het doelobject. Opmerking: Ongedaan maken op objectniveau is verouderd in Flash Professional CC. Niveaus voor ongedaan maken Voer een waarde in van 2 tot en met 300 om het aantal niveaus voor Ongedaan maken en Opnieuw instellen in te stellen. Niveaus voor ongedaan maken vereisen geheugen; hoe meer niveaus voor ongedaan maken u toepast, hoe meer systeemgeheugen in beslag wordt genomen. De standaardwaarde is 100.
Selecteer Tekstomloop, rechts naar links om de standaardrichting van de tekstweergave om te keren (optie is standaard niet geselecteerd). Selecteer Geen tekenspatiëring om tekenspatiëring van verticale tekst uit te schakelen (optie is standaard niet geselecteerd). Het uitschakelen van tekenspatiëring is nuttig om de letterspatiëring van een aantal lettertypen te verbeteren die gebruikmaken van tabellen voor tekenspatiëring. Selecteer de juiste taal bij Invoermethode.
Alle standaardinstellingen voor de voorkeuren herstellen Houd Ctrl+Alt+Shift (Windows) of Command+Option+Shift (Mac OS) ingedrukt terwijl u Flash start.
De tijdlijn Informatie over de tijdlijn Weergave van de tijdlijn wijzigen Grootte van de tijdlijn wijzigen Afspeelkop verplaatsen Informatie over de tijdlijn Naar boven Met de tijdlijn ordent en bestuurt u de inhoud van een document in de tijd met lagen en frames. Net als bij films worden in Flash Professionaldocumenten tijdsintervallen in frames onderverdeeld.
Tijdlijn slepen Wanneer u de tijdlijn wilt verplaatsen terwijl deze aan het documentvenster is gekoppeld, versleept u de tab van de titelbalk in de linkerbovenhoek van de tijdlijn. Als u een zwevende tijdlijn in het dok van het toepassingsvenster wilt plaatsen, sleept u de titelbalktab naar de boven- of onderkant van het documentvenster. Wanneer u een zwevende tijdlijn aan andere deelvensters wilt koppelen, sleept u de titelbalktab van de tijdlijn naar de gewenste locatie.
Laaghoogte in de tijdlijn wijzigen 1. Ga als volgt te werk: Dubbelklik op het pictogram van de laag (het pictogram links van de naam van de laag) in de tijdlijn. Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt en klik (Macintosh) op de naam van de laag en selecteer Eigenschappen in het contextmenu. Selecteer de laag in de tijdlijn en selecteer Wijzigen > Tijdlijn > Laageigenschappen. 2. Selecteer in het dialoogvenster Laageigenschappen een optie voor Laaghoogte en klik op OK.
Ongedaan maken, Opnieuw en het deelvenster Historie De opdrachten Ongedaan maken, Opnieuw en Herhalen Deelvenster Historie gebruiken Stappen ongedaan maken via het deelvenster Historie Stappen opnieuw afspelen via het deelvenster Historie Stappen kopiëren en plakken tussen documenten De opdrachten Ongedaan maken, Opnieuw en Herhalen Naar boven Wanneer u handelingen voor afzonderlijke objecten of alle objecten in het huidige document ongedaan wilt maken of opnieuw wilt uitvoeren, moet u de opdrachten voor
dat punt achtereenvolgens ongedaan worden gemaakt. Opmerking: schuiven naar een stap (en het selecteren van de opeenvolgende stappen) is niet hetzelfde als het selecteren van een afzonderlijke stap. U schuift naar een stap door links van de stap te klikken.
Deelvensters voor ontwerp in Flash gebruiken Informatie over Eigenschapcontrole Informatie over het deelvenster Bibliotheek Informatie over het deelvenster Handelingen Filmverkenner gebruiken Informatie over Flash-componenten en het deelvenster Component Informatie over het deelvenster Webservices Video's en lesbestanden Video: De deelvensters (11:15, Peachpit.
Het deelvenster Handelingen waarin een handeling stop() in een frame wordt weergegeven. Selecteer Venster > Handelingen om het deelvenster Handelingen weer te geven, of druk op F9. Filmverkenner gebruiken Naar boven Met de Filmverkenner kunt u de inhoud van een document weergeven en ordenen en elementen in het document selecteren om wijzigingen aan te brengen. Filmverkenner bevat een weergaveoverzicht van elementen die momenteel worden gebruikt.
Klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets (Macintosh) ingedrukt en klik op een item in de boomstructuur van Filmverkenner. 2. Selecteer een optie in het menu: Ga naar locatie Springt naar de geselecteerde laag, scène of frame in het document. Ga naar symbooldefinitie Springt naar de symbooldefinitie van een symbool dat in het gebied Filmelementen van Filmverkenner is geselecteerd. De symbooldefinitie geeft alle bestanden weer die aan het symbool zijn gekoppeld.
Informatie over het deelvenster Webservices Naar boven In het deelvenster Webservices (Venster > Andere deelvensters > Webservices) kunt u een lijst met webservices bekijken, webservices vernieuwen en webservices toevoegen of verwijderen. Als u een webservice aan het deelvenster Webservices toevoegt, is deze webservice beschikbaar voor elke toepassing die u maakt. U kunt het deelvenster Webservices gebruiken om alle webservices in een keer te vernieuwen door op de knop Webservices vernieuwen te klikken.
Werkgebied en deelvenster Gereedschappen gebruiken Werkgebied gebruiken Linialen gebruiken Hulplijnen gebruiken Raster gebruiken Informatie over de hoofdwerkbalk en de bewerkbalk Deelvenster Gereedschappen gebruiken Contextmenu's gebruiken Naar boven Werkgebied gebruiken Het werkgebied is het rechthoekige gebied waarin u grafische inhoud plaatst wanneer u Flash Professional-documenten maakt.
Weergave van het werkgebied verplaatsen Wanneer het werkgebied is vergroot, ziet u mogelijk niet alles. U kunt de weergave wijzigen zonder de vergroting aan te hoeven passen door met het handje het werkgebied te verplaatsen. Selecteer in het deelvenster Gereedschappen het handje en sleep het werkgebied. U kunt tijdelijk schakelen tussen een ander gereedschap en het handje door de spatiebalk ingedrukt te houden en op het gereedschap te klikken in het deelvenster Gereedschappen.
Druk op Ctrl+' (enkel aanhalingsteken) (Windows) of Cmd+' (enkel aanhalingsteken) (Macintosh). Magnetisch uitlijnen op rasterlijnen in- of uitschakelen Selecteer Weergave > Magnetisch uitlijnen > Raster magnetisch. Rastervoorkeuren instellen 1. Selecteer Weergave > Raster > Raster bewerken en selecteer de gewenste opties. 2. Klik op Standaardwaarde opslaan om de huidige instellingen als standaardwaarde op te slaan.
4. Selecteer het gereedschap in de keuzelijst Huidige selectie en klik op Verwijderen om een gereedschap uit de geselecteerde locatie te verwijderen. 5. Klik op Standaardwaarde herstellen in het dialoogvenster Deelvenster Gereedschappen aanpassen om de standaardlay-out van het deelvenster Gereedschappen te herstellen. 6. Klik op OK om uw wijzigingen toe te passen en sluit het dialoogvenster Deelvenster Gereedschappen aanpassen.
Toepassingsontwerp Leergids voor Flash-componenten Adobe (27 februari 2012) zelfstudie Adobe Flash Professional CS5-componenten zijn bouwstenen waarmee u interactieve webtoepassingen met allerlei krachtige functies kunt maken. De componenten bevatten complexe besturingselementen met een consistent gedrag die klaar zijn voor gebruik en die op maat kunnen worden gemaakt. Hierdoor verloopt de ontwikkeling van nieuwe toepassingen veel sneller en eenvoudiger.
Verpakkingstoepassingen voor AIR for iOS Video's en lesbestanden AIR-toepassingen rechtstreeks implementeren op iOS-apparaten Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator AIR-toepassingen publiceren met ondersteuning voor Retina-display met hoge resolutie Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Testen en fouten opsporen op iOS via USB Connectiviteit voor meerdere apparaten via USB Problemen oplossen Flash Professional biedt ondersteuning voor de publicatie
3. Selecteer in het tabblad Implementatie de optie Toepassing installeren op het aangesloten iOS-apparaat. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen in AIR-toepassingen met de native iOS-simulator Terug naar boven Flash Professional kan worden geïntegreerd met Apple Xcode zodat de native iOS-simulator AIR-toepassingen die voor iOS zijn geschreven, kan testen en problemen erin oplossen. De iOS-simulator is bijzonder nuttig wanneer u geen toegang hebt tot echte apparaten (iPhone of iPad).
7. Geef op het tabblad Implementatie het certificaat en het wachtwoord op. Geef eventueel ook het Inrichtingsprofiel voor de AIR-toepassing op. 8. Klik op OK om te voltooien. U kunt nu de iOS-simulator gebruiken om tests of foutopsporing uit te voeren op uw toepassing. Zie AIR-toepassingen testen met behulp van de native iOS-simulator en Problemen oplossen in AIR-toepassingen met behulp van de native iOS-simulator voor meer informatie.
3. Stel op het tabblad Algemeen de Resolutie in op Hoog. 4. Klik op Publiceren. Testen en fouten opsporen met behulp van de Interpreter-modus Terug naar boven Nieuw in Flash Professional CC Met de Interpreter-modus kunt u uw AIR-toepassingen die zijn geschreven voor iOS snel testen en er fouten in opsporen. Als de Interpretermodus is geselecteerd, worden AIR-toepassingen geïnstalleerd zonder te converteren naar ARM-code. Ga als volgt te werk om de Interpreter-modus in te schakelen: 1.
Bij het publiceren van een AIR for iOS-toepassing blokkeert Flash Pro wanneer het apparaat wordt losgekoppeld. Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Knoppen maken Standaardstappen voor het maken van knoppen Een knop met een knopsymbool maken Knopsymbolen inschakelen, bewerken en testen Problemen met knoppen oplossen Aanvullende knopbronnen Standaardstappen voor het maken van knoppen Terug naar boven 1. Besluit welk type knop het beste aansluit bij uw vereisten. Knopsymbool De meeste mensen kiezen voor knopsymbolen omdat deze zo flexibel zijn. Knopsymbolen bevatten een speciale interne tijdlijn voor de toestanden van de knop.
verschillende knopgebruiken. Zie Interactiviteit toevoegen met codefragmenten. Opmerking: ActionScript 2.0 is niet compatibel met ActionScript 3.0. Als uw Flash-versie gebruikmaakt van ActionScript 3.0, kunt u geen ActionScript 2.0-code in een knop plakken (en andersom). Controleer of uw versie compatibel is voordat u ActionScript uit een andere bron in uw knoppen plakt.
reageert op muisgebeurtenissen. U kunt knoppen tijdens het werken het beste uitschakelen en ze pas inschakelen als u hun functionaliteit snel wilt testen. Selecteer een knop door met het selectiegereedschap een selectiekader rond de knop te slepen. Als u knoppen wilt in- of uitschakelen in het werkgebied, kiest u Besturing > Eenvoudige knoppen inschakelen. Deze opdracht fungeert als een schakelknop tussen de twee toestanden. U kunt een knop verplaatsen met de pijltoetsen.
Basisbeginselen van animaties Soorten animatie Informatie over framesnelheden Animaties in de tijdlijn identificeren Lagen in getweende animaties Objecten over lagen verspreiden voor een getweende animatie Getweende animaties maken door objecten te distribueren naar hoofdframes Aanvullende bronnen Opmerking: Voor animatie is, net als voor de meeste functies in Flash, geen ActionScript nodig. Het is echter wel mogelijk om animatie tot stand te brengen met ActionScript.
De volgende aanduidingen voor frame-inhoud worden weergegeven in de tijdlijn: Een reeks frames met een blauwe achtergrond geeft een bewegings-tween aan. Een zwart rondje in het eerste frame van de reeks geeft aan dat er een doelobject is toegewezen aan de tween-reeks. Een zwart ruitje geeft het laatste frame aan en eventuele andere eigenschapshoofdframes. Eigenschapshoofdframes zijn frames die eigenschapswijzigingen bevatten die expliciet door u zijn gedefinieerd.
Als er andere objecten aanwezig zijn op dezelfde laag als het getweende object, voegt Flash Pro zo nodig nieuwe lagen boven of onder de oorspronkelijke laag toe. Eventuele objecten onder het getweende object op de oorspronkelijke laag worden verplaatst naar een nieuwe laag onder de oorspronkelijke laag. Eventuele objecten boven het getweende object op de oorspronkelijke laag worden verplaatst naar een nieuwe laag boven de oorspronkelijke laag.
Als u de opdracht Distribueren naar hoofdframes gebruikt, wordt elk geselecteerde object naar een nieuw, afzonderlijk hoofdframe gedistribueerd. Alle objecten die u niet selecteert (inclusief objecten in andere frames) blijven in de oorspronkelijke lagen staan. U kunt de opdracht Distribueren naar hoofdframes toepassen op elk element in het werkgebied, zoals grafische objecten, instanties, bitmaps, videoclips en tekstblokken.
Flash Professional gebruiken met Adobe Scout Flash Professional CC kan nu de geavanceerde telemetriefuncties van Adobe Scout benutten. Met deze functie kunt u de door Scout verschafte, op intuïtieve wijze gesorteerde profileringsgegevens ophalen en gebruiken. Scout is een hulpprogramma voor analyse en profilering voor Flash-runtime waarmee u de prestaties van voor mobiele apparaten, pc's of het web ontworpen toepassingen kunt analyseren.
5. Klik op OK. Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Flash Professional CS6-bestanden openen met Flash Professional CC Flash Pro CC blijft de in Flash CS5 geïntroduceerde ondersteuning voor de XLF-bestandsindeling bieden, zowel de gecomprimeerde .fla- als de niet-gecomprimeerde .xfl-indeling wordt ondersteund. Flash Pro ondersteunt ook nog steeds het openen van bestanden die het laatst zijn opgeslagen in een willekeurige, oudere versie van Flash Professional. Zo kunt u niet alleen in Flash CS5.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Frame-voor-frame animatie Frame-voor-frame animaties maken Frame-voor-frame animaties maken door klassieke of bewegings-tweens om te zetten Overtrekken gebruiken Naar boven Frame-voor-frame animaties maken Een frame-voor-frame animatie wijzigt de inhoud van het werkgebied in elk frame en is het meest geschikt voor complexe animaties waarin een afbeelding in elk frame verandert in plaats van eenvoudig door het werkgebied te bewegen.
met overtrekken alleen het huidige frame bewerken. U kunt echter de inhoud van elk frame tussen de overtrekmarkeringen weergeven en elk frame beschikbaar maken om te bewerken, ongeacht welk frame het huidige frame is. Opmerking: Vergrendelde lagen (aangegeven met een slotpictogram) worden niet weergegeven wanneer overtrekken is ingeschakeld. De lagen die u niet wilt overtrekken, kunt u vergrendelen of verbergen om verwarring door een groot aantal afbeeldingen te voorkomen.
Frames en hoofdframes Frames in de tijdlijn invoegen Frames in de tijdlijn selecteren Labels toevoegen aan frames in de tijdlijn Op bereik gebaseerde frameselectie inschakelen (Alleen Flash Professional CC) Distribueren naar hoofdframes Frame of framereeks kopiëren of plakken Frame of framereeks verwijderen Een hoofdframe of framereeks verplaatsen Lengte van een reeks statische frames wijzigen Hoofdframe in een frame omzetten Een voorvertoning van frame-inhoud weergeven in de tijdlijn Net als bij films word
Als u een heel bereik van statische frames wilt selecteren, dubbelklikt u op een frame tussen twee hoofdframes. Als u Op bereik gebaseerde selectie hebt ingeschakeld, klikt u op een willekeurig frame in de reeks. Als u een hele framereeks wilt selecteren (bewegings-tween of omgekeerde bewegingen) klikt u eenmaal op de reeks wanneer u de optie Op bereik gebaseerde selectie hebt ingeschakeld in Voorkeuren. Als de optie Op bereik gebaseerde selectie is uitgeschakeld, dubbelklikt u op de reeks.
Hoofdframe in een frame omzetten Naar boven Selecteer het hoofdframe en selecteer Bewerken > Tijdlijn > Frame wissen of klik met de rechtermuisknop (Windows) of houd de Control-toets ingedrukt (Macintosh) en klik op het hoofdframe en selecteer Hoofdframe wissen in het contextmenu. De inhoud van het werkgebied van het gewiste hoofdframe en alle frames tot en met het volgende hoofdframe worden vervangen met de inhoud van het werkgebied van het frame vóór het gewiste hoofdframe.
Vormen tweenen Informatie over vorm-tweens Vorm-tweens maken Vormwijzigingen beheren met vormhints Informatie over vorm-tweens Naar boven Bij vorm-tweening tekent u een vectorvorm in een specifiek frame in de tijdlijn en wijzigt u deze vorm of tekent u een andere vorm in een ander specifiek frame. Flash Professional interpoleert vervolgens de tussenliggende vormen in de tussenliggende frames, waardoor een animatie ontstaat waarbij één vorm overvloeit in een andere.
kunt u een vormhint gebruiken om elk van beide ogen te markeren. Vervolgens blijft elk van beide ogen herkenbaar en worden de ogen afzonderlijk gewijzigd tijdens het proces, zodat het gezicht zijn vorm behoudt. Vormhints bevatten letters (a tot en met z) die aangeven welke punten overeenkomen in de begin- en eindvorm. U kunt maximaal 26 vormhints gebruiken. Vormhints zijn geel in een beginhoofdframe, groen in een eindhoofdframe en rood wanneer zij zich niet op een curve bevinden.
Werken met klassieke tween-animatie Klassieke tween-animatie Hoofdframes voor animatie met klassieke tweens maken en bewerken Een klassieke tween-animatie toevoegen aan een instantie, groep of tekst Bewegingsgeleidelagen maken Klassieke tween-animatie langs een pad maken Eigenschappen van een klassieke tween plakken Aangepaste versnelling toepassen op animatie met een klassieke tween Klassieke tween-animatie Naar boven Opmerking: Voor animatie is, net als voor de meeste functies in Flash, geen ActionScri
begin- en eindhoofdframe. U kunt items vanuit het deelvenster Bibliotheek naar het werkgebied slepen om de items toe te voegen aan het huidige hoofdframe. Zie Overtrekken gebruiken wanneer u meerdere frames tegelijkertijd wilt weergeven en bewerken. Video's en lesbestanden Video: De tijdlijnpictogrammen in een klassieke tween begrijpen (7:49, Peachpit.com) Video: De eigenschappen van klassieke tweens wijzigen (3:03, Peachpit.
Video's en lesbestanden Video: Een eenvoudige klassieke tween maken (4:28, Peachpit.com) Video: De eigenschappen van klassieke tweens wijzigen (3:03, Peachpit.com) Video: Animaties maken met behulp van tweens. Dit is een oudere video waarin klassieke tweens ''bewegings-tweens'' worden genoemd. Dat ligt aan het feit dat klassieke tweens in oudere versies van Flash de enige manier waren om tweens met beweging tot stand te brengen.
berekend zodat dit overeenkomt met het toegewezen aantal frames in de tijdlijn. U gebruikt de opdracht Sync wanneer het aantal frames in de animatiereeks binnen het symbool geen even veelvoud is van het aantal frames dat de grafische instantie inneemt in het document. 11. Wanneer u een bewegingspad gebruikt, selecteert u Magnetisch om het getweende element te koppelen aan het bewegingspad door middel van het registratiepunt.
In dit voorbeeld zijn twee objecten in afzonderlijke lagen gekoppeld aan hetzelfde bewegingspad. Video's en lesbestanden Video: Een bewegingsgeleider gebruiken met een klassieke tween (5:19, Peachpit.com) www.adobe.com/go/vid0125_nl. Dit is een oudere video waarin klassieke tweens ''bewegings-tweens'' worden genoemd. Dat ligt aan het feit dat klassieke tweens in oudere versies van Flash de enige manier waren om tweens met beweging tot stand te brengen.
Opmerking: Dit onderwerp gaat over het plakken van eigenschappen van oudere klassieke tweens. Zie Eigenschappen van een bewegingstween kopiëren en plakken voor informatie over het plakken van eigenschappen van de nieuwere bewegings-tweens. Met de opdracht Beweging plakken kunt u een klassieke tween kopiëren en alleen bepaalde eigenschappen toepassen op een ander object. 1. Selecteer in de tijdlijn de frames die de klassieke tween bevatten die u wilt kopiëren.
Grafiek voor Aangepaste versnelling die een constante snelheid weergeeft. Open dit dialoogvenster door een frame te selecteren in een klassieke tween en op de knop Bewerken te klikken in het gedeelte Versnelling in Eigenschapcontrole. Aanvullende besturingselementen voor het dialoogvenster Aangepaste versnelling Selectievakje Eén instelling gebruiken voor alle eigenschappen Het selectievakje is standaard ingeschakeld.
Bepaalde typen versnellingscurven worden niet ondersteund. Geen enkel gedeelte van de grafiek kan een niet-lineaire curve (zoals een cirkel) voorstellen. Het dialoogvenster Aangepaste versnelling voorkomt automatisch dat een besturingspunt of raaklijngreep wordt verplaatst naar een positie die een ongeldige curve zou opleveren: Alle punten moeten bestaan in de grafiek. Besturingspunten kunnen niet buiten de grenzen van de grafiek worden verplaatst.
Werken met meerdere tijdlijnen Informatie over meerdere tijdlijnen en niveaus Informatie over geneste filmclips en bovenliggende-onderliggende hiërarchie Informatie over meerdere tijdlijnen en niveaus Naar boven Flash® Player heeft een stapelvolgorde van niveaus. Elk Flash Professional -document heeft een hoofdtijdlijn die zich op niveau 0 in Flash Player bevindt. U kunt met de opdracht loadMovie andere Flash Professional-documenten (SWF-bestanden) op verschillende niveaus in Flash Player laden.
Toegankelijkheid in de Flash-werkruimte Informatie over toegankelijkheidsondersteuning Besturingselementen in een deelvenster selecteren met sneltoetsen Navigeren door besturingselementen in dialoogvensters met sneltoetsen Werkgebied of objecten in het werkgebied selecteren met sneltoetsen Navigeren door boomstructuren met sneltoetsen Werken met bibliotheekitems via sneltoetsen De Adobe® Flash® Professional-werkruimte is met het toetsenbord toegankelijk voor gebruikers die mogelijk lastig met de muis kunnen
Druk op Enter om de knop te activeren (equivalent aan klikken op de knop) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster focus heeft. Druk op Enter om de huidige instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten (equivalent aan klikken op OK) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster geen focus heeft. Druk op Escape om het dialoogvenster te sluiten zonder de wijzigingen toe te passen (equivalent aan klikken op Annuleren).
Wanneer u een bibliotheekitem wilt plakken op een locatie die een ander item met dezelfde naam bevat, moet u opgeven of u het bestaande item wilt vervangen.
Taken automatiseren met het menu Opdrachten Opdrachten maken en beheren Opdrachten uitvoeren Meer opdrachten ophalen Stappen die u niet kunt gebruiken in opdrachten Opdrachten maken en beheren Naar boven Wanneer u een taak wilt herhalen, kunt u een opdracht maken in het menu Opdrachten van de stappen in het deelvenster Historie en de opdracht opnieuw gebruiken. De stappen worden precies zo afgespeeld zoals ze oorspronkelijk zijn uitgevoerd. U kunt de stappen bij het afspelen niet wijzigen.
Stappen die u niet kunt gebruiken in opdrachten Sommige taken kunt u niet als opdracht opslaan of herhalen met het menu-item Bewerken > Herhalen. Deze opdrachten kunt u wel ongedaan maken en opnieuw uitvoeren, maar niet herhalen. Voorbeelden van handelingen die u niet als opdrachten kunt opslaan of herhalen, zijn het selecteren van een frame of het wijzigen van de grootte van een document. Wanneer u probeert een handeling die u niet kunt herhalen als opdracht op te slaan, wordt de opdracht niet opgeslagen.
Tips en trucs: Richtlijnen voor toegankelijkheid Informatie over richtlijnen voor toegankelijkheid Toegankelijke sites maken Structuur en navigatie van SWF-bestand beschikbaar maken Beschrijvingen en herhalingen beheren Kleur gebruiken Leesvolgorde, Tab-toets en toetsenbord Audio, video en animatie afhandelen Toegankelijkheid en Flash uitbreiden Bestanden testen en wijzigen Informatie over richtlijnen voor toegankelijkheid Naar boven Schermlezers zijn complex en u kunt gemakkelijk onverwachte resultaten
HTML-websites maakt. Een deel van deze informatie is van toepassing op Flash Professional. Structuur en navigatie van SWF-bestand beschikbaar maken Naar boven Gezien de visuele aard van sommige SWF-bestanden, kunnen de lay-out en de navigatie van de pagina complex zijn en lastig door schermlezers te vertalen. Een algemene beschrijving van het SWF-bestand is belangrijk om informatie over te brengen over de structuur van het bestand en over de navigatie in de structuur van de site.
controle over de leesvolgorde wanneer u ActionScript gebruikt en de leesvolgorde in uw SWF-bestanden test. Belangrijk: bij het bepalen van de volgorde, mag u geen enkele instantie in het SWF-bestand overslaan omdat anders de standaard (en onvoorspelbare) leesvolgorde wordt gebruikt.
Wordt de navigatie in de structuur van de site adequaat beschreven? Wordt de inhoud van het SWF-bestand voorgelezen wanneer deze wordt bijgewerkt of vernieuwd? Wanneer u de context van een element in het werkgebied wijzigt (zoals een knop die verandert van Afspelen in Pauzeren), wordt die wijziging dan door de schermlezer vermeld? In tegenstelling tot HTML-validatie is geen officieel programma beschikbaar voor de validatie van SWF-bestanden.
Tips en trucs: Adverteren met Flash Aanbevolen afmetingen gebruiken SWF-bestandsadvertenties maken Advertenties traceren Advertenties testen Naar boven Aanbevolen afmetingen gebruiken Gebruik de richtlijnen van het Interactive Advertising Bureau (IAB) voor de afmetingen voor uw Flash Professional-advertenties.
functie getURL in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 voor meer informatie over GET en POST. Opmerking: bied de gebruiker controle. Wanneer u geluid aan een advertentie toevoegt, voeg dan ook een dempknop toe. Wanneer u een transparante Flash Professional-advertentie maakt die boven een webpagina zweeft, voeg dan een knop toe waarmee de advertentie kan worden gesloten.
Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid
Tips en trucs: gedragconventies Informatie over gedragconventies Tijdlijncode met objectcode vergelijken Wanneer moet u gedragingen gebruiken? Gedragingen consistent gebruiken Bestanden delen die gedragingen gebruiken Informatie over gedragconventies Naar boven Gedragingen zijn gebaseerd op vooraf geschreven ActionScript 2.0-code die u kunt toevoegen aan onderdelen van een FLA-bestand.
Hoeveel gedragingen moet u gebruiken en waar in het FLA-bestand wilt u ze opnemen? Wanneer alle gedragingen op een tijdlijn zijn geplaatst, kunnen deze in uw document goed werken. Uw werkschema wordt mogelijk niet beïnvloed wanneer u slechts een klein aantal gedragingen gebruikt. Wanneer u echter vele gedragingen gebruikt op een grote hoeveelheid objectinstanties, kan het schrijven van uw eigen code op de tijdlijn of in externe ActionScript-bestanden efficiënter zijn.
Tips en trucs: FLA-bestanden optimaliseren voor SWF-uitvoer Flash-documenten optimaliseren Documentweergave versnellen Afbeeldingen en animaties optimaliseren Framesnelheid en prestatie van animaties Filters en prestaties van SWF-bestanden Bitmapcaching en de prestaties van SWF-bestanden Werken met componenten in Flash Player Componentstijlen en prestaties optimaliseren Gezamenlijke bibliotheken tijdens uitvoering gebruiken Speciale tekens weergeven De downloadprestaties van een document testen Flash-docum
Gebruik het deelvenster Kleur (Venster > Kleur) om het kleurpalet van het document af te stemmen op een browserspecifiek palet. Maak spaarzaam gebruik van verlopen. Wanneer u een gebied met een verloopkleur vult, vereist dit ongeveer 50 bytes meer dan wanneer u het vult met een effen kleur. Maak spaarzaam gebruik van alpha-transparantie omdat dit het afspelen kan vertragen.
processorintensief zijn, met name op oudere computers. Test uw animaties met verschillende framesnelheden om zo de laagst mogelijke framesnelheid te vinden. Zie de pagina met Flash-voorbeelden www.adobe.com/go/llearn_fl_samples_nl voor een voorbeeld van gescripte animatie. Download het bestand Samples.zip, pak het uit en ga naar de map ActionScript 2.0\Animation om het voorbeeld te openen.
Bitmapcaching en de prestaties van SWF-bestanden Naar boven Door bitmaps in cache te plaatsen (bitmapcaching), kunt u de prestaties van niet-veranderende filmclips in uw toepassingen verbeteren. Wanneer u de eigenschappen MovieClip.cacheAsBitmap of Button.cacheAsBitmap instelt op true, plaatst Flash Player een interne bitmaprepresentatie van de filmclip- of knopinstantie in cache. Dit kan de prestaties verbeteren van filmclips die complexe vectorinhoud bevatten.
aanzienlijk toenemen. Componenten nemen van elkaar over. Eén component maakt een Flash Professional-document groter, maar volgende componenten die hetzelfde raamwerk gebruiken, maken het bestand niet automatisch nog groter. Wanneer u componenten aan het werkgebied toevoegt, neemt de bestandsgrootte toe, maar op een bepaald punt stagneert de grootte omdat componenten dezelfde klasse gebruiken en geen nieuwe kopieën van die klassen laden.
U kunt de downloadtijd verkorten door gezamenlijke bibliotheken tijdens uitvoering te gebruiken. Deze bibliotheken zijn gewoonlijk nodig voor grotere toepassingen of wanneer meerdere toepassingen op een site dezelfde componenten of symbolen gebruiken. Wanneer u de gemeenschappelijke elementen van uw SWF-bestanden extern opslaat, hoeft u klassen niet meerdere keren te downloaden.
kleiner dan (<) \u003C groter dan (>) \u003E sterretje (*) \u002A De downloadprestaties van een document testen Naar boven Flash Player probeert te voldoen aan de ingestelde framesnelheid. De werkelijke framesnelheid tijdens het afspelen kan echter per computer verschillen. Wanneer een document dat wordt gedownload een bepaald frame bereikt voordat de vereiste gegevens van dat frame zijn gedownload, pauzeert het document totdat de gegevens binnen zijn.
Selecteer Weergave > Frame-na-framegrafiek om de grootte van elk frame weer te geven. Deze weergave helpt u te bepalen welke frames bijdragen aan streamingvertraging. Wanneer een frameblok boven de rode lijn in de grafiek uitsteekt, stopt Flash Player de weergave totdat het gehele frame is gedownload. 7. Sluit het testvenster om naar de ontwerpomgeving terug te gaan. Nadat u een testomgeving met behulp van Bandbreedteanalyse hebt opgezet, kunt u elk SWF-bestand direct in de testomgeving openen.
Tips en trucs: ActionScript organiseren in een toepassing Handelingen bijeenhouden Code aan objecten koppelen Handelingen bijeenhouden Naar boven Plaats uw ActionScript®-code zoveel mogelijk op een enkele locatie. Door de code op een enkele locatie te ordenen, kunt u projecten efficiënter bewerken, aangezien u kunt voorkomen dat op verschillende plaatsen moet worden gezocht wanneer u fouten in ActionScript-code opspoort of code wijzigt.
Tips en trucs: Richtlijnen voor het ontwerpen van SWF-toepassingen Informatie over richtlijnen voor SWF-toepassingen Gegevens verzamelen en opmaken Gegevens verzenden en verwerken Gegevens laden en valideren Foutafhandeling en foutopsporing gebruiken Bestanden ordenen en code opslaan Het ontwerppatroon MVC gebruiken Beveiligde toepassingen maken Informatie over richtlijnen voor SWF-toepassingen Naar boven De beste manier om Flash Professional-toepassingen te maken, hangt af van de toepassing die u maakt
Naar boven Gegevens verzenden en verwerken Gewoonlijk moet u informatie verwerken voordat u deze naar de server verzendt, zodat de gegevens een indeling hebben die de server begrijpt. Wanneer de server de gegevens ontvangt, kunnen deze op verschillende manieren worden gemanipuleerd en teruggestuurd naar een SWFbestand in een indeling die dat bestand accepteert. De indeling kan variëren van naam-waardeparen tot complexe objecten.
U kunt XML laden, in welk geval u de methoden en eigenschappen van XML-klassen gebruikt om de gegevens te parseren en te gebruiken. Wanneer u naam-waardeparen gebruikt, worden de paren omgezet in variabelen en kunt u ze als variabelen manipuleren. U kunt gegevens ontvangen van een webservice of via Flash Remoting. In beide gevallen zou u complexe gegevensstructuren kunnen ontvangen, zoals arrays, objecten of recordsets, die u moet parseren en binden.
weergegeven. De bediening verzendt en reageert op wijzigingen die betrekking hebben op het model en de weergave. Elk onderdeel van het model is ontworpen als een op zichzelf staande component binnen het algemene proces. Wanneer u een onderdeel van het model wijzigt (u zou bijvoorbeeld de interface kunnen aanpassen), hoeven de andere onderdelen van het proces gewoonlijk niet te worden gewijzigd, waardoor de kans op problemen afneemt.
Tips en trucs: Structuur geven aan FLA-bestanden Tijdlijnen en de bibliotheek ordenen Scènes gebruiken Bestanden opslaan en versiebeheer Tijdlijnen en de bibliotheek ordenen Naar boven Frames en lagen op een tijdlijn laten zien waar elementen zijn geplaatst en bepalen hoe uw document werkt. De manier waarop een tijdlijn en de bibliotheek zijn ingesteld en worden gebruikt, beïnvloedt het gehele FLA-bestand en de algemene bruikbaarheid ervan.
Bestanden opslaan en versiebeheer Naar boven Wanneer u uw FLA-bestanden opslaat, moet u een consistent naamgevingssysteem voor uw documenten gebruiken. Dit is met name van belang wanneer u meerdere versies van een enkel project opslaat. Opmerking: Het deelvenster Project is verouderd in Flash Professional CC. Er kunnen problemen ontstaan wanneer u slechts met een enkel FLA-bestand werkt en geen versies opslaat wanneer u het bestand maakt.
Tips en trucs: Tips voor het maken van inhoud voor mobiele apparaten Flash-inhoud maken voor gebruik op mobiele apparaten Flash Lite-richtlijnen voor animaties op mobiele apparaten Bitmap- en vectorafbeeldingen van Flash Lite in mobiele apparaten De compressie van Flash Lite-bitmaps voor mobiele apparaten instellen Flash Lite-frames optimaliseren voor mobiele apparaten ActionScript optimaliseren voor Flash Lite-inhoud op mobiele apparaten Het Flash Lite-bestandsgeheugen voor mobiele apparaten beheren Gegeve
Flash om de animatie te optimaliseren. Maak geen gebruik van _alpha = 0 en _visible = false om filmclips op het scherm te verbergen. Als u de zichtbaarheid van een filmclip eenvoudig uitschakelt of de alfa van de clip wijzigt in nul, wordt de clip nog steeds opgenomen in berekeningen voor het renderen van lijnen, wat van nadelige invloed kan zijn op de prestaties. Probeer een filmclip ook niet te verbergen door er een illustratie of iets dergelijks boven op te plaatsen.
Zie voor meer tips en trucs voor het gebruik van Adobe Device Central met andere Adobe-producten www.adobe.com/go/learn_cs_mobilewiki_nl. Compressie-opties voor een afzonderlijk bitmapbestand instellen 1. Start Flash en maak een document. 2. Selecteer een bitmap in het venster Library. 3.
Beheer gebeurtenissen op een verstandige manier. Zorg dat gebeurtenislistener-matrices compact blijven door voorwaarden te gebruiken om te controleren of een bepaalde listener bestaat (niet null is) voordat u deze aanroept. Wis alle actieve intervallen door clearInterval aan te roepen en verwijder alle actieve listeners door removeListener aan te roepen voordat u inhoud verwijdert met unloadapplication of removeapplicationClip.
object aanwezig zijn. De volgende twee codevoorbeelden laten zien hoe u geheugen dat door objecten wordt gebruikt, kunt vrijmaken door de variabele die naar deze objecten verwijst, te verwijderen. De voorbeelden zijn identiek, met dit verschil dat met het eerste voorbeeld een tijdlijnvariabele wordt gemaakt en met het tweede een globale variabele. // First case: variable attached to a movie or // movie clip timeline // // Create the Date object.
bestand verschillen. Om de juiste balans te vinden tussen het aantal gegevensaanvragen en de kans dat er een geheugenfout optreedt, kunt u de bestanden het beste testen op allerlei verschillende doelapparaten. Probeer voor optimale prestaties, het laden en parseren van XML-bestanden zoveel mogelijk te voorkomen. Sla in plaats daarvan gegevens op in eenvoudige naam/waarde-paren en laad de gegevens vanuit een tekstbestand met loadVars of vanuit vooraf gecompileerde SWF-bestanden. Zie www.adobe.
Tips en trucs: videoconventies Informatie over videoconventies Video gebruiken in een toepassing Problemen met video oplossen Informatie over videoconventies Naar boven Er zijn vele opties beschikbaar om video te bewerken voordat u deze in een FLA-document importeert of een FLV-bestand in een SWF-bestand laadt. Flash Professional en Adobe Media Encoder hebben betere besturingselementen voor videocompressie.
informatie over beleidsbestanden. Zie Beveiliging in ActionScript 2.0 leren in Adobe Flash voor informatie over laden en beveiliging. Controleer of de doelpaden naar uw video juist zijn. Wanneer u relatieve paden gebruikt (zoals /video/water.flv), probeer dan absolute paden te gebruiken (zoals http://www.helpexamples.com/flash/video/water.flv). Wanneer de toepassing niet als een relatief pad werkt maar wel als een absoluut pad, moet u het relatieve pad corrigeren.
Illustraties omzetten tussen bitmap- en vectorindelingen (alleen CS5.5) De voordelen van de vector- en bitmapindelingen Een instantie van een bitmap renderen in het werkgebied Een bitmap maken uit een werkgebiedselectie Video's en lesbestanden De voordelen van de vector- en bitmapindelingen Naar boven Zie Vector- en bitmapafbeeldingen voor definities van vector- en bitmapafbeeldingen.
Video's en lesbestanden Video: Flash Professional CS5.5 - Exporteren als bitmap en opslaan in cache als bitmap (2:06, Adobe TV) Video: Flash Professional CS5.
(Verouderd in Flash Professional CC) Inverse Kinematics Informatie over Inverse Kinematics Bones toevoegen aan symbolen Bones toevoegen aan vormen IK-armaturen en -objecten wijzigen Bones binden aan vormpunten Beweging van IK-bones beperken Vering toevoegen aan bones Animatie toevoegen aan een armatuur Versnelling toevoegen aan een IK-animatie Informatie over Inverse Kinematics Naar boven Opmerking: Inverse Kinematics is verouderd in Flash Professional CC.
Een groep met verschillende symbolen waaraan een IK-bonearmatuur is gekoppeld. De schouders en heupen van de figuur zijn vertakkingspunten in de armatuur. De standaardtransformatiepunten zijn de kop van de hoofdbone, de interne verbindingspunten en de staart van de laatste bone in een vertakking. Opmerking: U kunt IK alleen gebruiken als op het tabblad Flash van het dialoogvenster Publicatie-instellingen ActionScript 3.0 is geselecteerd als script voor het FLA-bestand.
Bones toevoegen aan symbolen U kunt IK-bones toevoegen aan instanties van filmclips, afbeeldingen en knoppen. Als u IK wilt toepassen op tekst, moet u deze eerst omzetten in een symbool. De symboolinstanties kunnen zich op verschillende lagen bevinden voordat u de bones toevoegt. Flash voegt deze toe aan de poselaag. Opmerking: U kunt tekst ook splitsen in afzonderlijke vormen (Wijzigen > Splitsen) en bones gebruiken voor de afzonderlijke vormen.
3. Selecteer het gereedschap Bone in het deelvenster Gereedschappen. 4. Klik met het gereedschap binnen de vorm en sleep naar een andere locatie binnen de vorm. 5. Als u een bone wilt toevoegen, sleept u van de staart van de eerste bone naar een andere locatie binnen de vorm. De tweede bone wordt een onderliggend element van de hoofd-bone. Gebruik de volgorde van de relaties tussen bovenliggende en onderliggende elementen die u wilt maken om gebieden van de vorm aan bones te koppelen.
Ga als volgt te werk: Als u een bepaalde bone en alle onderliggende bones wilt verwijderen, klikt u op de bone en drukt u op Delete. U kunt meerdere bones selecteren voor verwijderen door Shift ingedrukt te houden terwijl u op de bones klikt. Als u alle bones wilt verwijderen uit een IK-vorm of symboolarmatuur op de tijdlijn, klikt u met de rechtermuisknop op het IK-armatuurbereik op de tijdlijn en kiest u de optie Armatuur verwijderen in het contextmenu.
Option (Macintosh) ingedrukt houdt. Beweging van IK-bones beperken Naar boven U kunt IK-armaturen op een meer natuurlijke wijze laten bewegen door de mate van beweging van bepaalde bones te beperken. U kunt bijvoorbeeld een beperking instellen op twee bones van een arm, zodat de elleboog niet in de verkeerde richting kan worden gebogen. Elke IK-bone krijgt standaard een vaste lengte op het moment dat de bone wordt gemaakt. Bones kunnen om hun bovenliggende verbindingspunt en langs de x- en y-as roteren.
De geselecteerde bone kan in geen enkele richting meer worden verplaatst. Video's en lesbestanden Video: Flash Professional CS5.5 - Ondersteuning voor vastzetten voor IK (2:35, Adobe TV) Video: Veren voor bones (duur: 4:29, bevat: bones toevoegen, beweging van verbindingspunt beperken, poses toevoegen, animeren met veereigenschappen. AdobeTV.
Artikel: Figuren animeren met het gereedschap Bone in Flash (Adobe.com) Het gereedschap Bone gebruiken (5:12) (YouTube.com) Symbolen animeren met het gereedschap Bone (3:26) (YouTube.com) Een armatuur in de tijdlijn van animatie voorzien IK-armaturen bevinden zich op poselagen in de tijdlijn. Als u armaturen in de tijdlijn wilt voorzien van animatie, voegt u poses in door met de rechtermuisknop te klikken op een frame op een poselaag en Pose invoegen te kiezen.
U kunt symbolen met IK-armaturen nesten binnen zo veel lagen met andere geneste symbolen als nodig is om het gewenste effect te krijgen. Een armatuur voorbereiden voor animatie tijdens de uitvoering met ActionScript 3.0 Met ActionScript 3.0 kunt u IK-armaturen besturen die zijn verbonden met vormen of filmclipinstanties. U kunt met ActionScript echter geen armaturen besturen die zijn verbonden met instanties van afbeeldingen of knopsymbolen. Alleen armaturen met één pose kunt u besturen met ActionScript.
Sneltoetsen De huidige sneltoetsenset kopiëren naar het klembord Aangepaste sneltoetsen maken en wijzigen De huidige sneltoetsenset kopiëren naar het klembord Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Sneltoetsen (Windows) of Flash > Sneltoetsen (Macintosh). 2. Klik op de knop Naar klembord kopiëren U kunt vervolgens de sneltoetsenset naar een teksteditor kopiëren als referentie of om af te drukken.
Bestaande sneltoets bewerken 1. Selecteer in het pop-upmenu Opdrachten eerst een categorie opdrachten en vervolgens een opdracht in de lijst Opdrachten. 2. Dubbelklik op de sneltoets. 3. Druk op een nieuwe toetsencombinatie. Opmerking: Als er sprake is van een conflict voor de toetsencombinatie (als deze combinatie bijvoorbeeld al aan een andere opdracht is toegewezen), wordt er een uitleg weergegeven onder de lijst Opdrachten.
Publicatie-instellingen (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor SWF-bestanden (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor omsluitende HTML-bestanden (CS5) Publicatie-instellingen opgeven voor Flash Player-detectie (CS5) Publicatie-instellingen voor GIF-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-instellingen voor JPEG-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-instellingen voor PNG-bestanden opgeven (CS5) Publicatie-indeling en -instellingen testen via voorvertoning (CS5) Publicatieprofielen gebruiken (CS5) Publicatie-in
8. Als u geavanceerde instellingen wilt gebruiken of foutopsporing wilt inschakelen voor het gepubliceerde Flash Professional SWF-bestand, selecteert u een van de volgende opties: Grootterapport genereren genereert een rapport waarin de hoeveelheid gegevens in de uiteindelijke Flash Professional-inhoud per bestand wordt vermeld. Beveiligen tegen importeren voorkomt dat anderen een SWF-bestand importeren en terugconverteren naar een FLA-document.
Opmerking: Flash-versiedetectie configureert uw document zo dat de versie van Flash Player van de gebruiker wordt gedetecteerd en de gebruiker naar een alternatieve HTML-pagina wordt gezonden als hij of zij niet over de beoogde speler beschikt. 5. Selecteer een optie voor Afmetingen om de waarden van de kenmerken width en height van de tags object en embed in te stellen: Identiek aan film (Standaardinstelling) gebruikt de grootte van het SWF-bestand.
10. Als u de inhoud binnen de opgegeven grenzen wilt plaatsen terwijl u de originele breedte en hoogte van het document hebt gewijzigd, selecteert u een optie voor Schaal. De optie Schaal stelt de waarde van de parameter SCALE in de tags object en embed in. Standaardwaarde (alles weergeven) geeft het hele document zonder vervorming en met de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding van het SWF-bestand weer in het opgegeven gebied. Randen kunnen aan twee zijden van de toepassing worden weergegeven.
ander doel dat losstaat van fscommand()-handelingen, kunt u voorkomen dat Java wordt gestart door SWLIVECONNECT in te stellen op false. Als u Java wilt starten terwijl u JavaScript niet gebruikt, stelt u het kenmerk SWLIVECONNECT expliciet in op true. Als Java wordt gestart, neemt de opstarttijd van een SWF-bestand aanzienlijk toe. Stel deze tag daarom alleen in op true als dit noodzakelijk is. Is alleen van toepassing op de tag embed.
zijden zo nodig bij. Waarde: Default | L | R | T Sjabloonvariabele: $HA salign, parameter (Optioneel) Hiermee wordt aangegeven waar een geschaald SWF-bestand wordt geplaatst in het gebied dat wordt aangegeven met de instellingen voor width en height. L, R en T Lijn de toepassing uit langs respectievelijk de linker-, rechter- of bovenrand van het browservenster en snijd de resterende drie zijden zo nodig bij.
Flash Professional-toepassing is gelopen, verplaatst de volgende druk op de Tab-toets de focus van de Flash Professional-toepassing naar de omringende HTML-inhoud of de statusbalk van de browser als de HTML-inhoud na de Flash Professional-toepassing geen elementen bevat die de focus kunnen krijgen.
Flash Professional met AICC-tracking Flash Professional met FSCommand Flash Professional met benoemde ankers Flash Professional met SCORM-tracking Opmerking: De HTML-sjabloon Afbeeldingskaart ondersteunt geen Player-detectie omdat deze de Flash Player niet insluit. 1. Selecteer Bestand > Publicatie-instellingen en klik op HTML. 2. Selecteer de sjabloon Alleen Flash of Flash-HTTPS in het pop-upmenu Sjabloon. Deze sjablonen ondersteunen de HTML-detectiekit van één pagina.
van de volgende opties voor Transparant te selecteren: Dekkend verandert de achtergrond in een effen kleur. Transparant maakt de achtergrond transparant. Alpha stelt gedeeltelijke transparantie in. Voer een waarde voor Drempel in tussen 0 en 255. Een lagere waarde levert een grotere transparantie op. De waarde 128 komt overeen met een transparantie van 50%. 6.
Publicatie-instellingen voor PNG-bestanden opgeven (CS5) PNG is de enige bitmapindeling voor verschillende platforms die transparantie (een alpha-kanaal) ondersteunt. Het is tevens de eigen bestandsindeling van Adobe® Fireworks®. Flash Professional exporteert het eerste frame in het SWF-bestand als een PNG-bestand, tenzij u een ander hoofdframe voor de exportbewerking opgeeft door het framelabel #Static in Eigenschapcontrole in te voeren. 1.
7. Als u het palet Adaptief of Adaptief met web-afstemming hebt geselecteerd, voert u een waarde in voor Max. kleuren om het aantal gebruikte kleuren in de PNG-afbeelding in te stellen. Een kleiner aantal kleuren kan een kleiner bestand opleveren, maar hierdoor kan de kleurkwaliteit van de afbeelding wel afnemen. 8.
Een publicatieprofiel importeren Andere gebruikers kunnen publicatieprofielen maken en exporteren. U kunt die profielen importeren en selecteren als optie voor publicatieinstellingen. 1. Selecteer Bestand > Publicatie-instellingen, klik op Profiel importeren/exporteren 2. Blader naar het XML-bestand met het publicatieprofiel en klik op Openen. Meer Help-onderwerpen Overzicht van publicatie Juridische kennisgevingen | Online privacybeleid en selecteer Importeren.
Symbolen schalen en in cache plaatsen Inhoud in het werkgebied schalen Informatie over 9-delige schaling en filmclipsymbolen Filmclipsymbolen met 9-delige schaling bewerken Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Bitmapcache opgeven voor een symboolinstantie Een achtergrondkleur opgeven voor een symboolinstantie in de cache (alleen CS5.
weergegeven. Als Live voorvertoning inschakelen is ingeschakeld (Besturing > Live voorvertoning inschakelen) wanneer u instanties van de filmclip in het werkgebied schaalt, wordt de 9-delige schaling in het werkgebied weergegeven. Opmerking: De instelling Live voorvertoning kan niet worden gebruikt met een ActionScript 3.0-document. Opmerking: U kunt geen 9-delige schaling op symbolen Graphic of Button toepassen.
2. Sleep een hulplijn en laat deze los om de horizontale en verticale hulplijnen te verplaatsen. De nieuwe positie van de hulplijn wordt in het voorbeeld voor het symbool in de bibliotheek bijgewerkt. Renderprestaties verbeteren met in cache plaatsen van bitmaps Naar boven U kunt de afspeelprestaties optimaliseren door op te geven dat een statische filmclip (bijvoorbeeld een achtergrondafbeelding) of een knopsymbool bij uitvoering in cache moet worden geplaatst.
Voorkeuren instellen in Flash Voorkeuren instellen Algemene voorkeuren instellen Voorkeuren voor automatische opmaak instellen voor ActionScript Voorkeuren voor klembord Tekstvoorkeuren instellen Waarschuwingsvoorkeuren instellen Voorkeuren voor de publicatiecache instellen (alleen CS5.5) Alle standaardinstellingen voor de voorkeuren herstellen U kunt voorkeuren instellen voor algemene handelingen, bewerkingen en klembordhandelingen. De categorie Algemeen in het dialoogvenster Voorkeuren.
hoeft te maken die wellicht later zijn gewijzigd dan het doelobject. Opmerking: Ongedaan maken op objectniveau is verouderd in Flash Professional CC. Niveaus voor ongedaan maken Voer een waarde in van 2 tot en met 300 om het aantal niveaus voor Ongedaan maken en Opnieuw instellen in te stellen. Niveaus voor ongedaan maken vereisen geheugen; hoe meer niveaus voor ongedaan maken u toepast, hoe meer systeemgeheugen in beslag wordt genomen. De standaardwaarde is 100.
Selecteer Tekstomloop, rechts naar links om de standaardrichting van de tekstweergave om te keren (optie is standaard niet geselecteerd). Selecteer Geen tekenspatiëring om tekenspatiëring van verticale tekst uit te schakelen (optie is standaard niet geselecteerd). Het uitschakelen van tekenspatiëring is nuttig om de letterspatiëring van een aantal lettertypen te verbeteren die gebruikmaken van tabellen voor tekenspatiëring. Selecteer de juiste taal bij Invoermethode.
Alle standaardinstellingen voor de voorkeuren herstellen Houd Ctrl+Alt+Shift (Windows) of Command+Option+Shift (Mac OS) ingedrukt terwijl u Flash start.
Bestandsbeheer Sommige inhoud waarnaar u wordt verwezen via de koppelingen op deze pagina, is alleen beschikbaar in het Engels.
Publiceren voor Adobe AIR for desktop Informatie over Adobe AIR Een Adobe AIR-bestand maken Een Adobe AIR-toepassing bekijken of publiceren AIR-toepassings- en -installerbestanden maken De toepassing ondertekenen Een versie van de SDK van AIR toevoegen of verwijderen Informatie over Adobe AIR Terug naar boven Adobe® AIR™ is een runtime voor verschillende besturingssystemen waarmee u uw bestaande webontwikkelingsvaardigheden (Adobe® Flash® Professional, Adobe® Flex™, Adobe® Flash Builder™ HTML, JavaScript
Open een bestaand Flash-bestand en converteer het bestand naar een AIR-bestand door Adobe AIR te kiezen vanuit het Player-menu op het tabblad Flash van het dialoogvenster Publicatie-instellingen (Bestand > Publicatie-instellingen). Opmerking: Als u een Flash CS5 AIR-bestand opslaat met de Flash CS4-bestandsindeling, moet u de Player-versie handmatig instellen op AIR 1.5 in het dialoogvenster Publicatie-instellingen wanneer u het bestand wilt openen in Flash CS4 (alleen Flash CS5).
Uitvoeren als Het type pakket dat wordt gemaakt. AIR-pakket - er wordt een standaard AIR-installatiebestand gemaakt dat ervan uitgaat dat de AIR-runtime afzonderlijk kan worden gedownload tijdens de installatie of dat deze al is geïnstalleerd op het doelapparaat. Mac-installatieprogramma - maakt een volledig Macintosh-installatiebestand. Toepassing met ingesloten runtime - maakt een AIR-installatiebestand dat de AIR-runtime bevat, zodat de gebruiker verder niets hoeft te downloaden.
Als u geen specifiek pictogrambestand opgeeft, wordt standaard een voorbeeld-AIR-toepassingspictogram gebruikt (alleen Flash CS5). Als u een pictogram wilt opgeven, klikt u boven aan het tabblad Pictogrammen op een pictogram en gaat u naar het bestand dat u voor die grootte wilt gebruiken. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u een afbeelding opgeeft, moet deze een exacte grootte hebben (128x128, 48x48, 32x32 of 16x16).
Instellingen voor bestandstypen In Flash wordt het dialoogvenster Instellingen voor bestandstypen weergegeven wanneer u op de plusknop (+) of de potloodknop klikt in het gedeelte Gekoppelde bestandstypen van het tabblad Geavanceerde instellingen om gekoppelde bestandstypen voor de AIR-toepassing toe te voegen of te bewerken. De enige twee verplichte velden in dit dialoogvenster zijn Naam en Extensie. Wanneer u op OK klikt en een van deze velden is leeg, wordt een foutdialoogvenster weergegeven.
Een niet-geautoriseerd digitaal certificaat maken 1. Klik op de knop Maken. Het dialoogvenster Niet-geautoriseerd digitaal certificaat wordt geopend. 2. Voer de velden Naam van uitgever, Organisatie-eenheid, Naam van organisatie, Land, Wachtwoord en Wachtwoord bevestigen in. Bij Land kunt u een optie uit het menu kiezen of een landcode van twee letters invoeren die niet in het menu voorkomt. Voor een lijst met geldige landcodes raadpleegt u http://www.iso.org/iso/country_codes. 3.
AIR for Android-toepassingen publiceren Een Adobe AIR for Android-bestand maken Een AIR for Android-toepassing voorvertonen of publiceren AIR for Android-toepassingen maken Taalinstellingen Vanaf Flash Professional CS5.5 kunt u inhoud publiceren voor Adobe® AIR™ for Android, een mobiel apparaat met een besturingssysteem van Google. In dit artikel wordt beschreven hoe u de publicatie-instellingen voor AIR for Android in Flash Professional kunt configureren.
instellingen in het beschrijvingsbestand van de toepassing opgenomen. U kunt als volgt een AIR for Android-bestand publiceren: Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster Publicatie-instellingen. Klik op de knop Publiceren in het dialoogvenster AIR for Android-instellingen. Selecteer Bestand > Publiceren. Selecteer Bestand > Voorvertoning publiceren. Wanneer u een AIR-bestand publiceert, maakt Flash Pro een SWF-bestand en een beschrijvingsbestand voor de XML-toepassing.
wordt geselecteerd in combinatie met Automatische oriëntatie, wordt de toepassing op het apparaat gestart op basis van de huidige oriëntatie. Volledig scherm Hiermee wordt de toepassing uitgevoerd in de volledige-schermmodus. Deze instelling is standaard uitgeschakeld. Automatische oriëntatie Hiermee kan de toepassing overschakelen tussen de modi Staand en Liggend, afhankelijk van de actieve oriëntatie van het apparaat. Deze instelling is standaard uitgeschakeld.
dat u wilt gebruiken voor het opgegeven formaat. De bestanden moeten de PNG-indeling (Portable Network Graphics) hebben. Als u voor een bepaald pictogramformaat geen afbeelding opgeeft, schaalt Adobe AIR een van de opgegeven afbeeldingen om de ontbrekende pictogramafbeelding te maken. Instellingen voor bevoegdheden Op het tabblad Bevoegdheden kunt u opgeven welke services en gegevens op het apparaat toegankelijk zijn voor de toepassing.
Publicatie-instellingen Publicatie-instellingen opgeven voor Flash-bestanden (.
Verborgen lagen opnemen (standaardinstelling) exporteert alle verborgen lagen in het Flash-document. Als u de selectie van Verborgen lagen exporteren opheft, worden lagen die als verborgen zijn gemarkeerd (met inbegrip van lagen die in filmclips zijn genest) niet naar het resulterende SWF-bestand geëxporteerd. Zo kunt u gemakkelijk verschillende versies van Flash-documenten testen door lagen onzichtbaar te maken.
Publicatie-instellingen opgeven voor SWC-bestanden en -projectors Terug naar boven Een SWC-bestand wordt gebruikt voor de distributie van componenten. Het SWC-bestand bevat een gecompileerde clip, het ActionScriptklassenbestand van de component en andere bestanden waarmee de component wordt beschreven. Projectoren zijn Flash-bestanden die zowel het gepubliceerde SWF-bestand als Flash Player bevatten. Projectoren kunnen worden afgespeeld, net als elke andere toepassing.
systeemlettertypen (met vloeiende randen). Bij gebruik van apparaatlettertypen neemt de leesbaarheid van kleine tekst toe en neemt de grootte van het SWF-bestand af. Deze optie is alleen van toepassing op SWF-bestanden die statische tekst bevatten (tekst die u maakt wanneer u het SWF-bestand maakt en die niet veranderd wanneer de inhoud wordt weergegeven) die is ingesteld op weergave met apparaatlettertypen. 7.
Geen schaal voorkomt dat het document wordt geschaald wanneer de afmetingen van het Flash Player-venster worden gewijzigd. 11. U bepaalt de positie van het venster met het SWF-bestand in het browservenster door een van de volgende HTML-opties voor Uitlijning te selecteren: Standaard centreert de inhoud in het browservenster en snijdt de randen bij als het browservenster kleiner is dan de toepassing.
geladen. De standaardwaarde is false als dit kenmerk wordt weggelaten. Als u JavaScript en Flash Pro op dezelfde pagina gebruikt, moet Java worden uitgevoerd om te zorgen dat de functie fscommand() werkt. Als u JavaScript echter alleen gebruikt voor browserdetectie of voor een ander doel dat losstaat van fscommand()-handelingen, kunt u voorkomen dat Java wordt gestart door SWLIVECONNECT in te stellen op false.
De standaardwaarde is showall als dit kenmerk wordt weggelaten (en de waarden voor width en height percentages zijn). Waarde: showall | noborder | exactfit Sjabloonvariabele: $SC align, kenmerk Hiermee wordt de waarde voor align voor de tags object, embed en img opgegeven en bepaald hoe het SWF-bestand in het browservenster wordt geplaatst. Standaardwaarde centreert de toepassing in het browservenster en snijdt de randen bij als het browservenster kleiner is dan de toepassing.
Sjabloonvariabele: $WM allowscriptacces, kenmerk of parameter Gebruik allowscriptaccess als u wilt dat uw Flash Pro-toepassing kan communiceren met de HTML-pagina waarop deze toepassing zich bevindt. De bewerkingen fscommand() en getURL() kunnen ertoe leiden dat JavaScript de machtigingen van de HTML-pagina gebruikt, die kunnen verschillen van de machtigingen van uw Flash Pro-toepassing. Dit heeft belangrijke gevolgen voor interdomeinbeveiliging. always staat scriptbewerkingen altijd toe.
Publicatie-instellingen opgeven voor Flash Player-detectie Flash-versiedetectie configureert uw document zo dat de versie van Flash Player van de gebruiker wordt gedetecteerd en de gebruiker naar een alternatieve HTML-pagina wordt gezonden als hij of zij niet over de beoogde speler beschikt. De alternatieve HTML-pagina bevat een koppeling om de meest recente versie van Flash Player te downloaden.
(Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Kleuren optimaliseren verwijdert ongebruikte kleuren uit de kleurentabel van een GIFbestand. Deze optie verlaagt de bestandsgrootte zonder dat dit van invloed is op de beeldkwaliteit. De geheugenvereisten nemen wel iets meer toe. Deze optie is niet van invloed op een adaptief palet. (Een adaptief palet analyseert de kleuren in de afbeelding en maakt een unieke kleurentabel voor het geselecteerde GIF-bestand.
toepassingen exporteren. Publicatie-instellingen voor JPEG-bestanden opgeven Terug naar boven Met de JPEG-indeling kunt u een FLA-bestand publiceren als een verregaand gecomprimeerde 24-bits bitmap. De GIF-indeling is gewoonlijk beter voor het exporteren van lijntekeningen, terwijl de JPEG-indeling beter is voor afbeeldingen met doorlopende kleuren, zoals foto's, verlopen of ingesloten bitmaps.
(Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Effen kleuren ditheren past dithering toe op effen kleuren en op verlopen. (Alleen Flash Professional CS6 en eerder) Verlopen verwijderen (Standaard uitgeschakeld) converteert alle verloopvullingen in het de toepassing naar effen kleuren op basis van de eerste kleur in het verloop. De bestandsgrootte van een PNG-bestand neem toe door verlopen en deze zijn vaak van slechte kwaliteit.
Publicatie-indeling en -instellingen testen via voorvertoning De opdracht Voorvertoning publiceren exporteert het bestand en opent de voorvertoning in de standaardbrowser. Als u een QuickTime-video voorvertoont, start Voorvertoning publiceren de QuickTime-videospeler. Als u een projector voorvertoont, start Flash Pro de projector. Selecteer Bestand > Voorvertoning publiceren en selecteer de bestandsindeling voor de voorvertoning.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Flash-documenten publiceren Overzicht van publicatie HTML-documenten Bepalen of Flash Player aanwezig is Publiceren voor mobile apparaten Beveiligde Flash-documenten publiceren Flash Player Flash Player bijwerken of opnieuw installeren Een server voor Flash Player configureren Zoekmachine optimaliseren voor Flash-inhoud Informatie over Omniture en Flash Overzicht van publicatie Terug naar boven U kunt inhoud als volgt afspelen: In internetbrowsers die zijn voorzien van Flash Player Als een zelfstandige t
Flash CS4-toepassingen bijhouden met Google Analytics (41:13) HTML-documenten Terug naar boven U hebt een HTML-document nodig als u een SWF-bestand wilt afspelen in een webbrowser en browserinstellingen wilt opgeven. Als u een SWFbestand in een webbrowser wilt weergeven, moet u hiervoor een HTML-document met de tags object en embed met de juiste parameters gebruiken.
ingrijpend gewijzigd tussen Flash Player 6 en Flash Player 7: Exacte domeinovereenkomst In Flash Player 6 kunnen SWF-bestanden uit vergelijkbare domeinen (bijvoorbeeld www.adobe.com en store.adobe.com) zonder beperkingen communiceren met elkaar en met andere documenten. In Flash Player 7 is communicatie tussen domeinen alleen mogelijk als het domein van de gegevens waartoe toegang wordt verkregen exact overeenkomt met het domein van de gegevensaanbieder.
Een server voor Flash Player configureren Terug naar boven Gebruikers kunnen uw Flash Pro-content alleen op het web zien als de webserver correct is geconfigureerd om SWF-bestanden te herkennen. Uw server is mogelijk al correct geconfigureerd. Als u de serverconfiguratie wilt testen, raadpleegt u TechNote 4151 in het Adobe Flash Support Center op www.adobe.com/go/tn_4151_nl.
verzamelen voor online marketingcampagnes. Test&Target biedt marketers de mogelijkheid om hun online inhoud voortdurend relevant te maken voor hun klanten. Test&Target biedt een interface voor het ontwerpen en uitvoeren van tests, het maken van publiekssegmenten en het instellen van inhoud als doel. Klanten van Omniture kunnen SiteCatalyst en Test&Target gebruiken met Flash door het Omniture Extension-pakket te downloaden en te installeren.
Flash Professional CS6-bestanden openen met Flash Professional CC Flash Pro CC blijft de in Flash CS5 geïntroduceerde ondersteuning voor de XLF-bestandsindeling bieden, zowel de gecomprimeerde .fla- als de niet-gecomprimeerde .xfl-indeling wordt ondersteund. Flash Pro ondersteunt ook nog steeds het openen van bestanden die het laatst zijn opgeslagen in een willekeurige, oudere versie van Flash Professional. Zo kunt u niet alleen in Flash CS5.
Twitter™ en Facebook-posts vallen niet onder de voorwaarden van Creative Commons.
Tips en trucs: Structuur geven aan FLA-bestanden Tijdlijnen en de bibliotheek ordenen Scènes gebruiken Bestanden opslaan en versiebeheer Tijdlijnen en de bibliotheek ordenen Naar boven Frames en lagen op een tijdlijn laten zien waar elementen zijn geplaatst en bepalen hoe uw document werkt. De manier waarop een tijdlijn en de bibliotheek zijn ingesteld en worden gebruikt, beïnvloedt het gehele FLA-bestand en de algemene bruikbaarheid ervan.
Bestanden opslaan en versiebeheer Naar boven Wanneer u uw FLA-bestanden opslaat, moet u een consistent naamgevingssysteem voor uw documenten gebruiken. Dit is met name van belang wanneer u meerdere versies van een enkel project opslaat. Opmerking: Het deelvenster Project is verouderd in Flash Professional CC. Er kunnen problemen ontstaan wanneer u slechts met een enkel FLA-bestand werkt en geen versies opslaat wanneer u het bestand maakt.
Zoeken en vervangen in Flash Informatie over Zoeken en vervangen Tekst zoeken en vervangen Lettertypen zoeken en vervangen Kleuren zoeken en vervangen Symbolen zoeken en vervangen Geluid-, video- of bitmapbestanden zoeken en vervangen Informatie over Zoeken en vervangen Naar boven Met Zoeken en vervangen kunt u het volgende doen: Zoeken naar een tekstreeks, lettertype, kleur, symbool, geluidsbestand, videobestand of een geïmporteerd bitmapbestand.
Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven tekst te vervangen. Lettertypen zoeken en vervangen Naar boven 1. Selecteer Bewerken > Zoeken en vervangen. 2. Selecteer Lettertype in het pop-upmenu Naar en selecteer vervolgens een of meer van de volgende opties: Selecteer Naam lettertype als u op naam wilt zoeken en selecteer een lettertype in het pop-upmenu of voer de naam in van het gewenste lettertype in het vak.
Opmerking: Alleen de volgende instantie wordt geselecteerd voor live bewerking, ook wanneer u Alles zoeken selecteert in de volgende stap. 7. Kleuren zoeken Klik op Volgende zoeken om de volgende instantie van de opgegeven kleur te zoeken. Klik op Alles zoeken om alle instanties van de opgegeven kleur te zoeken. 8. Kleuren vervangen Klik op Vervangen om de huidige geselecteerde instantie van de opgegeven kleur te vervangen. Klik op Alles vervangen om alle instanties van de opgegeven kleur te vervangen.
Sjablonen Informatie over sjablonen Een sjabloon gebruiken Aanvullende bronnen Informatie over sjablonen Naar boven Flash Professional-sjablonen bieden u eenvoudig te gebruiken startpunten voor algemene projecten. Het dialoogvenster Nieuw bestand biedt een voorvertoning en een beschrijving van elke sjabloon. Er zijn zes categorieën sjablonen: Adverteren - Deze sjablonen bevatten voor onlineadvertenties gangbare afmetingen voor het werkgebied.
Werken met Flash-documenten Informatie over Flash-bestanden Werken met andere Adobe-toepassingen XFL-bestanden openen Werken met ongecomprimeerde XFL-bestanden Een SWF-bestand van Dreamweaver bewerken in Flash Nieuw document maken Flash-documenten opslaan Flash-documenten afdrukken Informatie over Flash-bestanden Naar boven In Flash Professional, kunt u met verschillende bestandstypen werken, waarvan elk een apart doel heeft: FLA-bestanden, de bestanden waarmee u voornamelijk in Flash Professional werkt,
XFL-bestanden openen Naar boven Vanaf Flash Professional CS5 is XFL de interne indeling van de FLA-bestanden die u maakt. Wanneer u een bestand in Flash opslaat, is de standaardindeling FLA, maar is de interne indeling van het bestand XFL. In andere Adobe®-toepassingen, zoals After Effects®, kunt u bestanden exporteren in de XFL-indeling. Deze bestanden hebben de bestandsextensie XFL in plaats van de extensie FLA. In InDesign® kunt u direct in de FLA-indeling exporteren. Intern is dit de XFL-indeling.
4. Keer terug naar Flash Pro. De update in de bron wordt onmiddellijk weergegeven in Flash. Een SWF-bestand van Dreamweaver bewerken in Flash Naar boven Als u zowel Flash als Dreamweaver hebt geïnstalleerd, kunt u een SWF-bestand in een Dreamweaver-document selecteren en het bewerken met Flash. Het SWF-bestand wordt niet rechtstreeks bewerkt in Flash. Alleen het brondocument (het FLA-bestand) wordt bewerkt en vervolgens wordt het SWF-bestand opnieuw geëxporteerd. 1.
volgorde te wijzigen. Nieuw venster openen voor het huidige document Selecteer Venster > Venster dupliceren. Eigenschappen instellen voor een nieuw of bestaand document 1. Open een document en selecteer Wijzigen > Document. Het dialoogvenster Documentinstellingen wordt weergegeven. 2. Als u de afmetingen van het werkgebied wilt instellen, gaat u als volgt te werk: Wanneer u de grootte van het werkgebied in pixels wilt instellen, voert u waarden in de vakken Breedte en Hoogte in.
Het insluiten van metagegevens verbetert het vermogen van webzoekmachines om relevante zoekresultaten te retourneren voor Flash Professional -inhoud. De zoekmetagegevens zijn gebaseerd op XMP-specificaties (Extensible Metadata Platform) en worden met een W3Ccompatibele indeling opgeslagen in het FLA-bestand. De metagegevens van een bestand bevatten informatie over de inhoud, de copyrightstatus, de oorsprong en de historie van het bestand.
de desbetreffende categoriemap. Windows XP - C:\Documents and Settings\
3. Selecteer Venster > Eigenschappen om Eigenschapcontrole weer te geven. 4. Voer in Eigenschapcontrole bij Framelabel !#p in om op te geven dat het frame niet wordt afgedrukt. Geef slechts één label !#p op om de opdracht Afdrukken in het contextmenu gedimd (inactief) te maken. Opmerking: u kunt ook een leeg frame selecteren (in plaats van een hoofdframe) en het als volgt labelen:#p. Afdrukken uitschakelen door het contextmenu van Flash Player te verwijderen 1.
Opmerking: afdrukken vanuit het contextmenu communiceert niet met aanroepen van het object PrintJob.
(Verouderd in Flash Professional CC) Werken met Flash-projecten Projecten maken Projectbeheer Naar boven Projecten maken U kunt het Flash Professional-deelvenster Project gebruiken om meerdere documentbestanden in één project te beheren. Met Flash Professionalprojecten kunt u meerdere gerelateerde bestanden groeperen als u complexe toepassingen maakt.
3. Kies een naam voor het project. Standaard wordt de naam van de hoofdmap gebruikt als projectnaam. 4. Ga als volgt te werk: CS5: Kies in het menu ActionScript-versie het type project dat u wilt maken: ActionScript 3.0 of ActionScript 2.0. Klik vervolgens op Project maken. CS5.5: Als u een nieuw Flash-document wilt maken als onderdeel van het project, schakelt u het selectievakje Standaarddocument maken in. Kies vervolgens een Player- en ActionScript-versie voor het standaarddocument.
Video: Flash Professional CS5.5 - Verbeterde projectworkflows (11:42, Adobe TV) Artikel: Werken met het projectdeelvenster in Flash (Adobe.com) Projectbeheer Naar boven Een nieuw bestand of een nieuwe map toevoegen aan een project In het deelvenster Project kunt u projectbestanden en -mappen openen, maken en verwijderen. In het deelvenster Project worden bestanden gefilterd op bestandsextensie.
U kunt ook met de rechtermuisknop klikken op het bestand of de map en Verwijderen kiezen in het contextmenu. 3. Bevestig uw selectie in het dialoogvenster dat verschijnt. Flash Professional verwijdert het bestand volledig van de vaste schijf. Het verwijderen van een bestand of directory kan niet ongedaan worden gemaakt. Als u een map verwijdert, worden ook de bestanden en submappen erin verwijderd. Bestand openen met deelvenster Project in Flash Dubbelklik op de bestandsnaam in het deelvenster Project.
Klassensjablonen maken Het deelvenster Project ondersteunt een eenvoudige sjabloonstructuur die wordt gebruikt wanneer klassenbestanden worden gemaakt. Dit systeem bestaat uit vier bestanden. Alle basisbestanden bevinden zich in de configuratiemap van Flash, in de subdirectory /Project/templates/. Deze vier bestanden zijn: 1. boundClass_as2.as 2. boundClass_as3.as 3. standardClass_as2.as 4. standardClass_as3.
Klik op het plusteken (+) om een pad in te voeren of op de knop Bladeren om een map met klassenbestanden te selecteren. U verwijdert een pad door dit te selecteren en op het minteken (-) te klikken. 5. Selecteer het tabblad Bibliotheek en voer het pad in naar SWC-bestanden (Flash-componentbestanden) of naar mappen met SWCbestanden die u wilt gebruiken. Klik op het plusteken (+) om een pad in te voeren of op de knop Bladeren om een map met SWC-bestanden te selecteren.
Toegankelijkheid Sommige inhoud waarnaar u wordt verwezen via de koppelingen op deze pagina, is alleen beschikbaar in het Engels.
Toegankelijkheid in de Flash-werkruimte Informatie over toegankelijkheidsondersteuning Besturingselementen in een deelvenster selecteren met sneltoetsen Navigeren door besturingselementen in dialoogvensters met sneltoetsen Werkgebied of objecten in het werkgebied selecteren met sneltoetsen Navigeren door boomstructuren met sneltoetsen Werken met bibliotheekitems via sneltoetsen De Adobe® Flash® Professional-werkruimte is met het toetsenbord toegankelijk voor gebruikers die mogelijk lastig met de muis kunnen
Druk op Enter om de knop te activeren (equivalent aan klikken op de knop) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster focus heeft. Druk op Enter om de huidige instellingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten (equivalent aan klikken op OK) wanneer een besturingselementknop in het dialoogvenster geen focus heeft. Druk op Escape om het dialoogvenster te sluiten zonder de wijzigingen toe te passen (equivalent aan klikken op Annuleren).
Wanneer u een bibliotheekitem wilt plakken op een locatie die een ander item met dezelfde naam bevat, moet u opgeven of u het bestaande item wilt vervangen.
Toegankelijke inhoud maken Informatie over toegankelijke inhoud Toegankelijkheidsinformatie voor schermlezers invoeren met Flash Geavanceerde toegankelijkheidsopties voor schermlezers opgeven Toegankelijkheid maken met ActionScript Informatie over toegankelijke inhoud Naar boven Overzicht Toegankelijkheid Met de toegankelijkheidsfuncties in de Adobe® Flash® Professional-ontwerpomgeving kunt u inhoud maken die toegankelijk is voor alle gebruikers, inclusief gebruikers met een handicap, en gebruikmaken van
Flash en Microsoft Active Accessibility (alleen Windows) Flash Player is geoptimaliseerd voor MSAA (Microsoft Active Accessibility) en biedt een duidelijke en gestandaardiseerde manier van communiceren tussen toepassingen en schermlezers. MSAA is alleen beschikbaar voor Windows-besturingssystemen. Raadpleeg de toegankelijkheidswebsite van Microsoft (www.microsoft.com/enable/default.aspx) voor meer informatie over toegankelijkheidstechnologie van Microsoft.
alleen nauwkeurige toegankelijkheid bieden aan informatiedragende afbeeldingen, zoals pictogrammen en gebarentaalanimaties, wanneer u namen en beschrijvingen voor deze objecten opgeeft in het document of voor de gehele Flash Professional-toepassing. U kunt tevens aanvullende tekst aan uw document toevoegen of belangrijke inhoud van afbeeldingen naar tekst verschuiven. 1. Selecteer het object waarvoor u de toegankelijkheidseigenschappen wilt wijzigen. 2.
Onderliggende objecten toegankelijk maken - (alleen filmclips; standaard) instrueert Flash Player onderliggende objectinformatie aan de schermlezer door te geven. Wanneer u deze optie voor een filmclip uitschakelt, zal die filmclip als een eenvoudige clip worden weergegeven in de toegankelijke objectboomstructuur, zelfs wanneer de clip tekst, knoppen en andere objecten bevat. Alle objecten in de filmclip worden vervolgens verborgen in de objectboomstructuur.
U kunt deze situatie corrigeren door het deelvenster Toegankelijkheid te openen, de knop te selecteren en de naam en de beschrijving in te voeren. Maak het tekstobject niet-toegankelijk om herhaling te voorkomen. Opmerking: De toegankelijkheidsnaam van een object is niet gerelateerd aan de ActionScript-instantienaam of ActionScript-variabelenaam die aan het object is gekoppeld. (Deze informatie is in het algemeen van toepassing op alle objecten.
deelvenster Toegankelijkheid toewijst, bepaalt niet noodzakelijkerwijs de leesvolgorde. Leesvolgorde - de volgorde waarin een schermlezer informatie over het object leest. U kunt een leesvolgorde maken door met ActionScript-code aan elke instantie een tabindex toe te wijzen. Maak een tabvolgorde-index voor elk toegankelijk object, niet alleen voor objecten die focus kunnen krijgen. Dynamische tekst moet bijvoorbeeld tabindexen bevatten, zelfs al kan de gebruiker niet met Tab naar dynamische tekst gaan.
7. Hef de selectie van Object toegankelijk maken op. Object verbergen voor de schermlezer U kunt een geselecteerd object verbergen voor schermlezers en u kunt ervoor kiezen toegankelijke objecten in een filmclip of Flash Professionaltoepassing te verbergen en alleen de filmclip of de Flash Professional-toepassing voor schermlezers beschikbaar te maken. Opmerking: verberg alleen objecten die herhaaldelijk voorkomen of die geen inhoud overbrengen.
Opmerking: In het voorbeeld wordt de sneltoets Control+7 aan een knop met de instantienaam myButton toegewezen en wordt informatie over de sneltoets beschikbaar gemaakt voor schermlezers. In dit voorbeeld geeft de functie myOnPress de tekst 'Hello' weer in het deelvenster Uitvoer wanneer u op Ctrl+7 drukt. Zie addListener (IME.addListener-methode) in de Naslaggids voor ActionScript 2.0 op www.adobe.com/go/learn_cs5_as2lr_nl.
U kunt bijvoorbeeld de methode Accessibility.isActive() gebruiken om te bepalen of u ongevraagde animaties wilt opnemen. Ongevraagde animaties komen voor zonder dat de schermlezer iets doet. Dit kan verwarrend zijn voor schermlezers. Accessibility.isActive() biedt asynchrone communicatie tussen de Flash Professional-inhoud en Flash Player. Er kan enige realtime vertraging optreden tussen het tijdstip waarop de methode wordt aangeroepen en het tijdstip waarop Flash Player wordt geactiveerd.
DataGrid Toegankelijke Flash Professional-componenten moeten ActionScript-code bevatten die een toegankelijk gedrag definiëren. Raadpleeg de Flash Professionaltoegankelijkheidswebpagina op www.adobe.com/go/learn_flash_accessibility_nl) voor meer informatie over toegankelijke componenten die geschikt zijn voor schermlezers. Zie Informatie over componenten voor algemene informatie over componenten in ActionScript 2.0-componenten gebruiken op www.adobe.com/go/go/learn_cs5_usingas2components_nl.