Operation Manual
627
DREAMWEAVER GEBRUIKEN
Pagina's dynamisch maken
Laatst bijgewerkt 2/5/2011
procedure = "proc1"
conn = "connection1"
paramName = ["@CategoryId", "@Year", "@ISBN"]
value = ["#Form.CategoryId#", "#Form.Year#", "#Form.ISBN#"]
type = ["CF_SQL_INTEGER", "CF_SQL_INTEGER", "CF_SQL_VARCHAR"]
voegt het servergedrag de volgende runtimecode op de pagina in:
<CFSTOREDPROC procedure="proc1"
datasource=#MM_connection1_DSN#
username=#MM_connection1_USERNAME#
password=#MM_connection1_PASSWORD#>
<CFPROCPARAM type="IN" dbvarname="@CategoryId" value="#Form.CategoryId#"
cfsqltype="CF_SQL_INTEGER">
<CFPROCPARAM type="IN" dbvarname="@Year" value="#Form.Year#"
cfsqltype="CF_SQL_INTEGER">
<CFPROCPARAM type="IN" dbvarname="@ISBN" value="#Form.ISBN#"
cfsqltype="CF_SQL_VARCHAR">
</CFSTOREDPROC>
Opmerking: Parameterarrays kunnen niet buiten een lus worden gebruikt, behalve als onderdeel van een
voorwaardelijke instructie-expressie.
De variabelen _length en _index van de lusinstructie gebruiken
De lusinstructie bevat twee ingebouwde variabelen die u kunt gebruiken voor ingesloten
if-voorwaarden. De
variabelen zijn:
_lengte en _index. De variabele _length evalueert de lengte van de arrays die door de lusinstructie
zijn verwerkt, terwijl de variabele
_index de huidige index van de lusinstructie evalueert. Als u ervoor wilt zorgen dat
de variabelen alleen als instructies worden herkend en niet als echte parameters die aan een lus worden doorgegeven,
plaatst u de variabelen niet tussen
@@.
Een voorbeeld van het gebruik van ingebouwde variabelen is de toepassing ervan op het
import-kenmerk van de page-
instructie. Het kenmerk
import vereist een met komma's gescheiden lijst met pakketten. Als de lusinstructie zich
rond het hele
import-kenmerk uitstrekt, moet u bij de eerste uitvoering van de lus alleen de naam van het kenmerk
import= opgeven, inclusief de afsluitende dubbele aanhalingstekens, en mag u bij de laatste uitvoering van de lus geen
komma meer opgeven. Met de ingebouwde variabele kunt u dit als volgt uitdrukken:
<@loop (@@Import@@)@>
<@ if(_index == 0)@>import="
<@endif@>@@Import@@<@if (_index == _length-1)@>"<@else@>,
<@ endif @>
<@endloop@>
Vraag een parameter voor het servergedrag
Voor servergedrag moet de paginaontwerper dikwijls een parameterwaarde opgeven. Deze waarde moet worden
ingevoegd voordat de code van het servergedrag op de pagina wordt ingevoegd.
U maakt het dialoogvenster door de door de ontwerper opgegeven parameters in de code te definiƫren. Vervolgens
genereert u een dialoogvenster voor het servergedrag, waarin de paginaontwerper wordt gevraagd een
parameterwaarde op te geven.
Opmerking: Een parameter wordt zonder uw tussenkomst aan het codeblok toegevoegd als u opgeeft dat de code relatief
ten opzichte van een door de paginaontwerper gekozen tag moet worden ingevoegd (dus als u Relatief ten opzichte van
een specifieke tag hebt gekozen in het pop-upmenu Code invoegen). De parameter voegt een tagmenu aan het
dialoogvenster van het gedrag toe waarin de paginaontwerper een tag kan selecteren.