Operation Manual

622
DREAMWEAVER GEBRUIKEN
Pagina's dynamisch maken
Laatst bijgewerkt 2/5/2011
Meer Help-onderwerpen
Codeblokken herhalen met de lusinstructie” op pagina 625
Codeerrichtlijnen” op pagina 630
Vraag een parameter voor het servergedrag” op pagina 627
Aangepast servergedrag toevoegen” op pagina 620
Geavanceerde opties
Wanneer u de broncode en invoeglocatie voor elk codeblok hebt opgegeven, is het servergedrag helemaal gedefinieerd.
In de meeste gevallen hoeft u geen aanvullende informatie meer op te geven.
Geavanceerde gebruikers kunnen de volgende opties instellen:
Identifier Bepaalt of het codeblok als een identifier moet worden behandeld.
Standaard is elk codeblok een identifier. Als Dreamweaver een identifier-codeblok in een document aantreft, wordt
het gedrag ervan weergegeven in het paneel Servergedrag. Gebruik de optie Identifier om op te geven of het codeblok
als een identifier moet worden afgehandeld.
Minstens een van de codeblokken van het servergedrag moet een identifier zijn. Een codeblok mag geen identifier zijn
als een van de volgende voorwaarden van toepassing is: hetzelfde codeblok wordt door een ander servergedrag
gebruikt; of het codeblok is dermate eenvoudig dat het vanzelfsprekend op de pagina wordt weergegeven.
Titel servergedrag De titel van het gedrag zoals deze in het paneel Servergedrag wordt weergegeven.
Wanneer de ontwerper van de pagina op de plusknop (+) in het paneel Servergedrag klikt, wordt de titel van het
nieuwe servergedrag in het pop-upmenu weergegeven. Wanneer een ontwerper een instantie van een servergedrag op
een document toepast, verschijnt het gedrag in de lijst met toegepast gedrag in het paneel Servergedrag. Gebruik het
vak Titel servergedrag om de inhoud van het pop-upmenu Plus (+) en de lijst met toegepast gedrag op te geven.
De eerste waarde in het vak is de naam die u in het dialoogvenster Nieuw servergedrag hebt opgegeven. Terwijl de
parameters worden gedefinieerd, wordt de naam automatisch bijgewerkt zodat de parameters tussen haakjes achter de
naam van het servergedrag komen te staan.
Set Session Variable (@@Name@@, @@Value@@)
Als de gebruiker de standaardwaarde accepteert, wordt alles vóór de haakjes in het pop-upmenu Plus (+) weergegeven
(bijvoorbeeld Sessievariabele instellen). De naam plus de parameters worden in de lijst met toegepast gedrag
weergegeven, bijvoorbeeld Sessievariabele instellen ("abcd", "5").
Codeblok dat moet worden geselecteerd Bepaalt welk codeblok wordt geselecteerd wanneer de gebruiker het gedrag
in het paneel Servergedrag selecteert.
Wanneer u een servergedrag toepast, wordt een van de codeblokken in het gedrag aangewezen als het 'codeblok dat
moet worden geselecteerd'. Als u het servergedrag toepast en het gedrag vervolgens in het paneel Servergedrag
selecteert, wordt het aangewezen blok in het documentvenster geselecteerd. Standaard wordt in Dreamweaver het
eerste codeblok geselecteerd dat zich niet boven de
html-tag. Als alle codeblokken boven de html-tag staan, wordt het
eerste codeblok geselecteerd. Geavanceerde gebruikers kunnen opgeven welk codeblok het geselecteerde is.
Codeblokken maken
De codeblokken die u in de opbouwfunctie voor servergedrag maakt, worden opgenomen in een servergedrag dat in
het paneel Servergedrag wordt weergegeven. De code kan elke geldige runtimecode voor het opgegeven servermodel
zijn. Als u bijvoorbeeld ColdFusion als het documenttype voor uw aangepast servergedrag selecteert, moet de code
worden geschreven in geldige ColdFusion-code die op een ColdFusion-toepassingsserver wordt uitgevoerd.