Operation Manual

422
DREAMWEAVER GEBRUIKEN
Sjablonen maken en beheren
Laatst bijgewerkt 2/5/2011
Zo kunt u een achtergrondkleur in het sjabloondocument instellen en sjabloongebruikers toch in staat stellen om een
andere achtergrondkleur in te stellen voor de pagina's die ze maken. Gebruikers kunnen alleen de kenmerken
bijwerken die u als bewerkbaar hebt ingesteld.
Ook kunt u meerdere bewerkbare kenmerken op een pagina dusdanig instellen dat sjabloongebruikers de kenmerken
in op een sjabloon gebaseerde documenten kunnen wijzigen. De volgende gegevenstypes worden ondersteund: text
(tekst), boolean (Booleaans), (
true (waar)/false (onwaar)), color (kleur), URL of number (getal).
Door een bewerkbaar tagkenmerk te maken voegt u een sjabloonparameter in de code in. In het sjabloondocument
wordt een aanvankelijke waarde voor het kenmerk ingesteld. Als een op een sjabloon gebaseerd document wordt
gemaakt, neemt dit de parameter over. Vervolgens kan sjabloongebruiker de parameter in het op een sjabloon
gebaseerde document bewerken.
Opmerking: Als u de koppeling naar een stijlpagina tot een bewerkbaar kenmerk maakt, zijn de kenmerken van de
stijlpagina vervolgens niet langer beschikbaar om te bekijken of te bewerken in het sjabloonbestand.
1 Selecteer in het documentvenster een item waarvoor u een bewerkbaar tagkenmerk wilt instellen.
2 Selecteer Wijzigen > Sjablonen > Kenmerk bewerkbaar maken.
3 Geef in het tekstvak Kenmerk een naam op of selecteer een kenmerk in het dialoogvenster Bewerkbare
tagkenmerken door een van de volgende handelingen uit te voeren:
Als het kenmerk dat u bewerkbaar wilt maken, voorkomt in het pop-upmenu Kenmerk, selecteert u het.
Als het kenmerk dat u bewerkbaar wilt maken, niet voorkomt in het pop-upmenu Kenmerk, klikt u op Toevoegen
en geeft u in het dialoogvenster dat wordt geopend, de naam op van het kenmerk dat u wilt toevoegen, waarna u op
OK klikt.
4 Zorg ervoor dat de optie Kenmerk bewerkbaar maken is geselecteerd.
5 Geef in het tekstvak Label een unieke naam voor het kenmerk op.
Als u een bepaald bewerkbaar tagkenmerk later gemakkelijker wilt kunnen herkennen, gebruikt u een label waaraan
het element en het kenmerk kunnen worden herkend. Zo zou u een afbeelding waarvan de bron bewerkbaar is, het
label logoSrc, of de bewerkbare achtergrondkleur van een body-tag het label bodyBgcolor kunnen geven.
6 Selecteer in het menu Type het type waarde dat is toegestaan voor dit kenmerk, door een van de volgende opties in
te stellen:
Selecteer Tekst als u een gebruiker wilt toestaan dat deze een tekstwaarde voor het kenmerk kan invoeren. Zo kunt
u tekst gebruiken met het kenmerk
align (uitlijnen). Vervolgens kan de gebruiker de waarde van het kenmerk
instellen op left (links), right (rechts) of center (gecentreerd).
Als u een koppeling naar een element wilt invoegen (bijvoorbeeld het bestandspad naar een afbeelding), selecteert
u URL. Door het gebruik van deze optie wordt het in een koppeling gebruikte pad automatisch bijgewerkt. Als de
gebruiker de afbeelding naar een nieuwe map verplaatst, wordt het dialoogvenster Koppelingen bijwerken
weergegeven.
Als u de kleurkiezer beschikbaar wilt maken om een waarde te selecteren, selecteert u Kleur.
Als u wilt dat een gebruiker een waarde waar of onwaar op de pagina kan selecteren, selecteert u Waar/Onwaar.
Als u een sjabloongebruiker in staat wilt stellen om een numerieke waarde te typen om een kenmerk bij te werken
(bijvoorbeeld om de waarden voor hoogte of breedte, of een afbeelding, te wijzigen), selecteert u Nummer.
7 Het tekstvak Standaardwaarde toont de waarde van het geselecteerde tagkenmerk in de sjabloon. Geef een nieuwe
waarde in dit tekstvak op om een andere aanvankelijke waarde voor de parameter in te stellen in het op een sjabloon
gebaseerde document.