Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
639
Klik op OK om de CFC-query te wissen.
8 Klik op OK.
JavaBeans gebruiken (JSP)
Werken met JavaBeans
JavaBeans-componenten zijn architectonische elementen van JSP-toepassingen met meerdere lagen. JavaBeans wordt
gewoonlijk gebruikt als deel van een middelste laag van bedrijfslogica die bedoeld is om de presentatielogica te scheiden
van de logica voor de gegevenstoegang. In deze toepassingen bevatten niet de JSP-pagina's, maar de JavaBeans-pagina's
(ook wel 'beans' genoemd) de logica die rechtstreeks toegang heeft tot de database.
In Dreamweaver worden JavaBeans-componenten beschouwd als bronnen van dynamische inhoud voor JSP-pagina's. Ze
worden in het paneel Bindingen weergegeven. U kunt in het paneel Bindingen op JavaBeans dubbelklikken om de
eigenschappen ervan te bekijken, en de eigenschappen vervolgens naar de pagina slepen om dynamische
gegevensverwjizingen te maken.
U kunt ook een JavaBeans-verzameling (een reeks JavaBeans) als bron van dynamische inhoud definiëren. Dreamweaver
ondersteunt echter alleen herhalingsgebieden en dynamische bindingen wanneer JavaBean-verzamelingen worden
gebruikt.
JavaBean-klassebestanden benaderen
Kopieën van bean-klassen (of het ZIP- of JAR-bestand dat de bean-klasse bevat) moeten zich op de volgende locaties
bevinden:
Op het systeem waarop Dreamweaver wordt uitgevoerd, moet een kopie van de bean-klasse zich bevinden in de
Dreamweaver-map Configuration/classes of in het klassepad van het systeem. (Dreamweaver gebruikt deze kopie van de
klasse in de ontwerpfase.)
Op het systeem waarop de JSP-toepassingsserver wordt uitgevoerd, moet de bean-klasse zich bevinden in het klassepad
van de toepassingsserver. (Uw toepassingsserver gebruikt deze kopie van de klassen in runtime.) Het klassepad van de
toepassingsserver verschilt per toepassingsserver, maar in het algemeen leidt het klassepad naar een WEB-INF-map met
een submap classes/bean.
Als Dreamweaver en de toepassingsserver beide op hetzelfde systeem worden uitgevoerd, en als de toepassingsserver het
klassepad van het systeem gebruikt (geen intern klassepad), kan een enkele kopie van de JavaBeans-klasse zich bevinden in
het klassepad van het systeem op de computer. Zowel de toepassingsserver als Dreamweaver gebruiken deze kopie van de
klasse. Anders moeten kopieën van de JavaBeans-klasse zich in twee paden op de computer bevinden (zoals eerder is
beschreven).
De mapstructuur moet overeenkomen met het JavaBeans-pakket. Als het JavaBeans-pakket bijvoorbeeld de naam
com.ardvark.myBean heeft, moet u het pakket opslaan in /com/ardvark/ binnen het klassepad of in de Dreamweaver-map
Configuration/classes.
Een JavaBean definiëren voor een JSP-pagina
1 Kies Venster > Bindingen om het paneel Bindingen weer te geven.
2 Klik op de plusknop (+) en selecteer JavaBean in het pop-upmenu.
3 Voer de naam van de bean in het dialoogvenster JavaBean in.
4 Selecteer het bereik van de bean.
5 Selecteer de klasse van de bean. Als u de klassen in een ZIP- of JAR-bestand wilt weergeven, klikt u op Bladeren en
selecteert u het bestand.
De klasse wordt in de volgende indeling uitgedrukt:
packagename.classname