Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
621
Met de eerste regel wordt de SQL-instructie opgeslagen in een tekenreeksvariabelen met de naam myquery, waarbij een
vraagteken dienst doet als tijdelijke aanduiding voor de waarde van de SQL-variabele. De tweede regel maakt een
voorbereide-instructieobject met de naam
mystatement.
Daarna kent u als volgt een waarde aan de SQL-variabele toe:
mystatement.setString(1, request.getParameter(“myURLparam”));
De methode setString kent de waarde aan de variabele toe en gebruikt twee argumenten. Het eerste argument bepaalt de
desbetreffende variabele aan de hand van de positie (hier de eerste positie in de SQL-instructie). Het tweede argument
bepaalt de waarde van de variabele. In dit voorbeeld wordt de waarde verschaft door een URL-parameter die aan de pagina
wordt doorgegeven.
Opmerking: U moet andere methoden gebruiken om aan SQL-variabelen waarden door te geven die geen tekenreekswaarden
zijn. Als u bijvoorbeeld een geheel getal aan de variabele wilt toekennen, gebruikt u de methode
mystatement.setInt().
Tot slot genereert u de recordset als volgt:
ResultSet myresults = mystatement.execute();
Voorbereide JSP-instructies gebruiken om een database te wijzigen
Met Dreamweaver kunt u voorbereide JSP-instructies maken om records in een database in te voegen, bij te werken of te
verwijderen. Een voorbereide JSP-instructie is een herbruikbaar serverobject dat een SQL-instructie bevat. U verstrekt de
voorbereide instructie met de SQL-opdracht die de bewerking voor de database uitvoert.
1 Open de JSP-pagina die de opdracht uitvoert, in Dreamweaver.
2 Open het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag), klik op de plusknop (+) en selecteer Voorbereid (Invoegen,
Bijwerken, Verwijderen).
Het dialoogvenster Voorbereid (Invoegen, Bijwerken, Verwijderen) wordt geopend.
3 Voer een naam voor de voorbereide instructie in, selecteer een verbinding met de database die de records bevat die u
wilt bewerken, en selecteer de bewerking die u met de voorbereide instructie wilt uitvoeren: Invoegen, Bijwerken of
Ver w ijd eren .
Dreamweaver start de SQL-instructie voor u op basis van het type bewerking dat u hebt geselecteerd.
4 Maak de SQL-instructie af.
Raadpleeg een handleiding bij Transact SQL voor informatie over het schrijven van SQL-instructies die databases wijzigen.
5 Gebruik het gebied Variabelen als u SQL-variabelen wilt definiëren.
Voer in de kolom Param de naam in van de SQL-parameters die in de SQL-instructie worden gebruikt. Voer in de kolom
Runtime-waarde de formulier- of URL-parameter in die elke SQL-parameter van een waarde voorziet. Als de waarde die
aan een SQL-parameter moet worden toegekend, bijvoorbeeld wordt verstrekt door een URL-parameter met de naam
txtCity, voert u de volgende runtime-waarde in:
request.getParameter(“txtCity”)
6 Klik op OK.
Nadatuhetdialoogvensterhebtgesloten,wordtdeJSP-codeindepaginaingevoerd,enwanneerdecodeopdeserverwordt
uitgevoerd, maakt deze een voorbereide instructie die records in de database invoegt, bijwerkt of verwijdert.
Over opgeslagen procedures
Hoewel u servergedrag kunt gebruiken om pagina's samen te stellen die databases wijzigen, kunt u de pagina's ook
samenstellen met databasemanipuleringsobjecten, zoals opgeslagen procedures, ASP-opdrachtobjecten of voorbereide JSP-
instructies.