Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
597
Het geavanceerde dialoogvenster bevat een tekstgebied waarin SQL-instructies kunnen worden ingevoerd. Als in plaats
daarvan het eenvoudige dialoogvenster wordt geopend, klikt u op de knop Geavanceerd om over te schakelen naar het
geavanceerde dialoogvenster.
3 Voer een naam voor de recordset in en selecteer een verbinding.
De verbinding moet een verbinding zijn met een database die gegevens bevat waarin de gebruiker kan zoeken.
4 Voer een SELECT-instructie in het tekstgebied SQL in.
Zorg ervoor dat de instructie een WHERE-clausule met variabelen bevat om de zoekparameters in op te slaan. In het
volgende voorbeeld worden de variabelen
varLastName en varDept genoemd:
SELECT EMPLOYEEID, FIRSTNAME, LASTNAME, DEPARTMENT, EXTENSION ¬
FROM EMPLOYEE WHERE LASTNAME LIKE 'varLastName' AND DEPARTMENT ¬
LIKE 'varDept'
U kunt typewerk besparen door gebruik te maken van de structuur met database-items, onder in het dialoogvenster
Geavanceerde recordset. Zie “Een geavanceerde recordset definiëren door SQL te schrijven” op pagina 524 voor instructies.
Raadpleeg voor hulp bij het werken met de SQL-syntaxis de SQL primer op www.adobe.com/go/learn_dw_sqlprimer_nl.
5 Geef de SQL-variabelen de waarden van de zoekparameters. Daartoe klikt u op de plusknop (+) in het gebied Variabelen
en voert u de naam van de variabelen in, de standaardwaarde (de waarde die de variabele krijgt als geen runtime-waarde
wordt geretourneerd) en een runtime-waarde (gewoonlijk een serverobject dat een waarde bevat die door een browser
wordt verzonden, bijvoorbeeld een request-variabele).
In het volgende ASP-voorbeeld gebruikt het HTML-formulier op de zoekpagina de methode
GET en bevat het formulier een
tekstveld met de naam LastName en een tekstveld met de naam Department:
In ColdFusion zouden de runtime waarden
#LastName# en #Department# zijn. In JSP zouden de runtime waarden
request.getParameter("LastName") en request.getParameter("Department") zijn.
6 (Optioneel) Klik op Testen om een instantie van de recordset te maken met de standaardwaarden voor de variabelen.
De standaardwaarden simuleren de waarden die anders door de zoekpagina zouden worden geretourneerd. Klik op OK
om de testrecordset te sluiten.
7 Klik op OK als u tevreden bent met de recordset.
De SQL-query wordt in de pagina ingevoegd.
In de volgende stap wordt de recordset op de resultatenpagina weergegeven.
De zoekresultaten weergeven (ColdFusion, ASP, JSP, PHP)
Wanneer u een recordset hebt gemaaktdie de zoekresultaten bevat, moet u de informatie op de resultatenpagina weergeven.
Het weergeven van de records kan een eenvoudige kwestie zijn van het slepen van afzonderlijke kolommen van het paneel
Bindingen naar de resultatenpagina. U kunt navigatiekoppelingen toevoegen om de recordset voor- en achterwaarts te
doorlopen, of u kunt een herhalingsgebied maken om meerdere records op de pagina weer te geven. U kunt ook
koppelingen aan een detailpagina toevoegen.
Zie “Databaserecords weergeven” op pagina 542 voor meer informatie over methoden om dynamische inhoud anders op
een pagina weer te geven dan in de vorm van resultaten in een dynamische tabel.
1 Plaats de invoegpositie waar u de dynamische tabel op de resultatenpagina wilt weergeven en kies Invoegen >
Gegevensobjecten > Dynamische gegevens > Dynamische tabel.