Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
588
Wanneer de pagina wordt uitgevoerd, worden de waarden van het veld CODE van de recordset ingevoegd in de
corresponderende rijen van de dynamische tabel. Als de verhuurlocatie Canberra, Australië bijvoorbeeld de code CBR
heeft, wordt de volgende URL gebruikt in de rij Canberra van de dynamische tabel:
locationDetail.cfm?recordID=CBR
6 (PHP) In het veld Koppeling van de eigenschappencontrole voegt u de volgende tekenreeks aan het einde van de URL toe:
?recordID=<?php echo $row_recordsetName['fieldName']; ?>
Het vraagteken vertelt de server dat er na het vraagteken een of meer URL-parameters volgen. Het woord recordID is de
naam van de URL-parameter (u mag ook een andere naam gebruiken). Noteer de naam van de URL-parameter, want die
gaat u later op de detailpagina gebruiken.
De expressie na het gelijkteken is de waarde van de parameter. In dit geval wordt de waarde gegenereerd door een PHP-
expressie die een record-id uit de recordset retourneert. Voor elke rij in de dynamische tabel wordt een andere id
gegenereerd. Vervang
recordsetName in de PHP-expressie door de naam van de recordset, en vervang fieldName door de
naam van het veld in uw recordset dat elke record op unieke wijze identificeert. In de meeste gevallen bestaat het veld uit
een record-id-nummer. In het volgende voorbeeld bestaat het veld uit unieke locatiecodes.
locationDetail.php?recordID=<?php echo $row_rsLocations['CODE']; ?>
Wanneer de pagina wordt uitgevoerd, worden de waarden van het veld CODE van de recordset ingevoegd in de
corresponderende rijen van de dynamische tabel. Als de verhuurlocatie Canberra, Australië bijvoorbeeld de code CBR
heeft, wordt de volgende URL gebruikt in de rij Canberra van de dynamische tabel:
locationDetail.php?recordID=CBR
7 Sla de pagina op.
De detailpagina openen en een record-id doorgeven (ASP, JSP)
1 Selecteer de dynamische inhoud om als koppeling te kopiëren.
2 Klik in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag) op de plusknop (+) en kies Naar detailpagina in het pop-
upmenu.
3 Klik in het vak Detailpagina op Bladeren en zoek de pagina.
4 Geefdewaardeopdieuaandedetailpaginawiltdoorgevendooreenrecordseteneenkolomteselecterenindemenu's
Recordset en Kolom. Gewoonlijk is de waarde uniek voor de record, zoals de unieke sleutel-id van de record.
5 Geef desgewenst bestaande paginaparameters aan de detailpagina door door de opties URL-parameters of
Formulierparameters te selecteren.
6 Klik op OK.
De geselecteerde tekst wordt met een speciale koppeling omkaderd. Wanneer de gebruiker op de koppeling klikt, geeft het
servergedrag 'Ga naar detailpagina' een URL-parameter met de record-id door aan de detailpagina. Als de URL-parameter
bijvoorbeeld id is genoemd en de detailpagina customerdetail.asp is genoemd, ziet de URL er ongeveer als volgt uit wanneer
de gebruiker op de koppeling klikt:
http://www.mysite.com/customerdetail.asp?id=43
Het eerste deel van de URL, http://www.mysite.com/customerdetail.asp, opent de detailpagina. Het tweede deel, ?id=43, is
de URL-parameter. Deze vertelt de detailpagina welke record moet worden opgehaald en weergegeven. De term id is de
naam van de URL-parameter en 43 is de waarde daarvan. In dit voorbeeld bevat de URL-parameter het id-nummer van
de record, 43.
Een detailpagina openen en een record-id doorgeven (ASP.NET)
1 Dubbelklik op het gegevensraster in het paneel Servergedrag (Venster > Servergedrag).
2 Selecteer in het vak Kolommen de titel van de kolom om koppelingen op de kolom toe te passen.
3 Klik op de knop Kolomtype wijzigen en selecteer Hyperlink in het pop-upmenu. Het dialoogvenster Hyperlink-kolom
wordt geopend.