Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
587
Zie ook
“Een recordset definiëren zonder SQL te schrijven” op pagina 521
“Een geavanceerde recordset definiëren door SQL te schrijven” op pagina 524
“Een dynamische tabel maken” op pagina 547
Koppelingen maken met de detailpagina
Wanneer u de hoofdpagina hebt gemaakt en de recordset hebt toegevoegd, maakt u koppelingen die de detailpagina
openen. Daarna wijzigt u de koppelingen zodat ze de id's doorgeven van de records die de gebruiker selecteert. Op de
detailpagina wordt deze id gebruikt om de gevraagde record in de database te zoeken en weer te geven.
Opmerking: Koppelingen naar updatepagina's maakt u met hetzelfde proces. De resultatenpagina komt overeen met de
hoofdpagina, en de updatepagina komt overeen met een detailpagina.
Zie ook
“Pagina's maken om een record bij te werken (alle servers)” op pagina 606
De detailpagina openen en een record-id doorgeven (ColdFusion, PHP)
1 Selecteer in de dynamische tabel de tijdelijke aanduiding voor tekst die als een koppeling zal dienen.
Koppelingen die van toepassing zijn op de tijdelijke aanduiding voor tekst, zijn geselecteerd.
2 Klik in de eigenschappencontrole op het mappictogram naast het vak Koppeling.
3 Zoek en selecteer de detailpagina. De detailpagina wordt weergegeven in het vak Koppeling van de
eigenschappencontrole.
In de dynamische tabel wordt de geselecteerde tekst weergegeven als gekoppeld. Wanneer de pagina op de server wordt
uitgevoerd, wordt de koppeling toegepast op de tekst in elke tabelrij.
4 Selecteer op de hoofdpagina de koppeling in de dynamische tabel.
Als Live-gegevens is ingeschakeld, selecteert u de koppeling in de eerste rij.
5 (ColdFusion) In het vak Koppeling van de eigenschappencontrole voegt u de volgende tekenreeks aan het einde van de
URL toe:
?recordID=#recordsetName.fieldName#
Het vraagteken vertelt de server dat er na het vraagteken een of meer URL-parameters volgen. Het woord recordID is de
naam van de URL-parameter (u mag ook een andere naam kiezen). Noteer de naam van de URL-parameter, want die gaat
u later op de detailpagina gebruiken.
De expressie na het gelijkteken is de waarde van de parameter. In dit geval wordt de waarde gegenereerd door een
ColdFusion-expressie die een record-id uit de recordset retourneert. Voor elke rij in de dynamische tabel wordt een andere
id gegenereerd. Vervang recordsetName in de ColdFusion-expressie door de naam van de recordset, en vervang fieldName
door de naam van het veld in uw recordset dat elke record op unieke wijze identificeert. In de meeste gevallen bestaat het
veld uit een record-id-nummer. In het volgende voorbeeld bestaat het veld uit unieke locatiecodes.
locationDetail.cfm?recordID=#rsLocations.CODE#