Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
583
<label>
<input type="radio" name="radiobutton" value="radiobutton">
RadioButton1</label>
Labeltag koppelen met het kenmerk 'for' Als u deze optie kiest, wordt het for-kenmerk gebruikt om een labeltag als volgt
rond het formulieritem te plaatsen:
<input type="radio" name="radiobutton" value="radiobutton" id="radiobutton">
<label for="radiobutton">RadioButton2</label>
Bij deze keuze geeft de browser tekst die aan een selectievakje of keuzerondje is gekoppeld, weer in een focusrechthoek, en
kan de gebruiker het selectievakje of keuzerondje inschakelen door ergens in de desbetreffende tekst te klikken in plaats
van precies op het selectievakje of het keuzerondje.
Opmerking: Deze optie heeft de voorkeur wat toegankelijkheid betreft. De functionaliteit kan echter per browser verschillen.
Geen labeltag Bij deze optie wordt geen labeltag gebruikt, zoals hier:
<input type="radio" name="radiobutton" value="radiobutton">
RadioButton3
Toegangstoets Bij deze optie wordt een toetsenbordequivalent (één letter) en de Alt-toets (Windows) of de Control-toets
(Macintosh) gebruikt om het formulierobject in de browser te selecteren. Als u bijvoorbeeld
B als toegangstoets invoert,
kunnen gebruikers met een Macintosh-browser op Control+B drukken om het formulierobject te selecteren.
Tabindex Hiermee bepaalt u de tabvolgorde voor de formulierobjecten. Als u de tabvolgorde voor één object instelt, moet
u de tabvolgorde voor alle objecten instellen.
Het instellen van een tabvolgorde is handig wanneer de pagina nog andere koppelingen en formulierobjecten bevat en de
gebruiker deze in een specifieke volgorde moet doorlopen.
5 Klik op Ja om een formuliertag in te voegen.
Het formulierobject wordt in het document weergegeven.
Opmerking: Als u op Annuleren klikt, verschijnt het formulierobject in het document, maar worden er door Dreamweaver geen
toegankelijkheidstags of -kenmerken aan gekoppeld.
Toegankelijkheidswaarden voor een formulierobject bewerken
1 Selecteer het object in het documentvenster.
2 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Bewerk de desbetreffende kenmerken in de codeweergave.
• Klik met de rechtermuisknop (Windows), of houd de Command-toets ingedrukt terwijl u klikt, en kies Tag bewerken.