Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
563
Als de gebruiker de standaardwaarde accepteert, wordt alles vóór de haakjes in het pop-upmenu Plus (+) weergegeven
(bijvoorbeeld Sessievariabele instellen). De naam plus de parameters worden in de lijst met toegepast gedrag weergegeven,
bijvoorbeeld Sessievariabele instellen ("abcd", "5").
Codeblok dat moet worden geselecteerd Bepaalt welk codeblok wordt geselecteerd wanneer de gebruiker het gedrag in het
paneel Servergedrag selecteert.
Wanneer u een servergedrag toepast, wordt een van de codeblokken in het gedrag aangewezen als het 'codeblok dat moet
worden geselecteerd'. Als u het servergedrag toepast en het gedrag vervolgens in het paneel Servergedrag selecteert, wordt
het aangewezen blok in het documentvenster geselecteerd. Standaard wordt in Dreamweaver het eerste codeblok
geselecteerd dat zich niet boven de
html-tag. Als alle codeblokken boven de html-tag staan, wordt het eerste codeblok
geselecteerd. Geavanceerde gebruikers kunnen opgeven welk codeblok het geselecteerde is.
Codeblokken maken
De codeblokken die u in de opbouwfunctie voor servergedrag maakt, worden opgenomen in een servergedrag dat in het
paneel Servergedrag wordt weergegeven. De code kan elke geldige runtimecode voor het opgegeven servermodel zijn. Als
u bijvoorbeeld ColdFusion als het documenttype voor uw aangepast servergedrag selecteert, moet de code worden
geschreven in geldige ColdFusion-code die op een ColdFusion-toepassingsserver wordt uitgevoerd.
U kunt de codeblokken rechtstreeks in de opbouwfunctie voor servergedrag maken, of u kunt de code uit andere bronnen
kopiëren en plakken. Elk codeblok dat u in de opbouwfunctie voor servergedrag maakt, moet een enkele tag of een enkel
scriptblok zijn. Als u meerdere tagblokken moet invoeren, splitst u ze in afzonderlijke codeblokken.
Voorwaarden in codeblokken
In Dreamweaver kunt u codeblokken ontwikkelen die besturingsinstructies bevatten die voorwaardelijk worden
uitgevoerd. De Opbouwfunctie voor servergedrag gebruikt
if, elseif- en else-instructies en kan ook parameters voor
servergedrag bevatten. Op die manier kunt u andere tekstblokken invoegen op basis van de waarden of OR-relaties tussen
parameters voor servergedrag.
In het volgende voorbeeld ziet u de instructies
if-, elseif- en else-instructies. De vierkante haken ([ ]) duiden op
optionele code en het sterretje (*) geeft nul of meer instanties aan. Gebruik de volgende syntaxis als u een gedeelte van een
codeblok of het hele codeblok alleen wilt uitvoeren als een of meer voorwaarden gelden:
<@ if (expression1) @>conditional text1[<@ elseif (expression2) @>conditional text2]*[<@ else @>
conditional text3]<@ endif @>
Voorwaardelijke expressies kunnen elke JavaScript-expressie zijn die met de JavaScript-functie eval() kan worden
geëvalueerd, en kan een parameter voor servergedrag bevatten, gemarkeerd door @@’s. (De @@’s onderscheiden de
parameter van JavaScript-variabelen en -trefwoorden.)
Voorwaardelijke expressies doeltreffend gebruiken
Wanneer u if, else- en elseif-instructies in de XML-tag insertText gebruikt, wordt de desbetreffende tekst vooraf
verwerkt om de
if-instructies op te lossen en te bepalen welke tekst in het resultaat moet worden opgenomen. De if-en
elseif-instructies gebruiken de expressie als een argument. De voorwaardelijke expressie is dezelfde als die voor
voorwaardelijke JavaScript-expressies, en kan ook parameters voor servergedrag bevatten. Met dergelijke instructies kunt
u kiezen tussen verschillende codeblokken op basis van de waarden van, of de relaties tussen, parameters voor servergedrag.
De volgende JSP-code bijvoorbeeld is afkomstig uit een Dreamweaver-servergedrag dat een volgend voorwaardelijk
codeblok gebruikt:
@@rsName@@.close();
<@ if (@@callableName@@ != '') @>
@@callableName@@.execute();
@@rsName@@ = @@callableName@@.getResultSet();<@ else @>
@@rsName@@ = Statement@@rsName@@.executeQuery();
<@ endif @>
@@rsName@@_hasData = @@rsName@@.next();