Operation Manual

DREAMWEAVER CS3
Handboek
539
Wanneer de pagina een volgende keer op de toepassingsserver wordt uitgevoerd, wordt de waarde van de gegevensbron aan
het HTML-kenmerk toegekend.
HTML-kenmerken dynamisch maken via de eigenschappencontrole
1 Selecteer een HTML-kenmerk in de ontwerpweergave en open de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen).
Als u bijvoorbeeld een HTML-tabel wilt selecteren, klikt u in de tabel en klikt u op de tag
<tabel> in de tagkiezer linksonder
in het documentvenster.
2 Hoe u een dynamische inhoudsbron aan het HTML-kenmerk koppelt, hangt van de locatie van het kenmerk af.
Als het kenmerk dat u wilt koppelen een mappictogram ernaast heeft in de eigenschappencontrole, klik dan op het
mappictogram om een dialoogvenster te openen waarin u een bestand kunt selecteren, en klik vervolgens op de optie
Gegevensbronnen om een lijst met gegevensbronnen weer te geven.
Alsergeenmappictogramstaatnaasthetkenmerkdatuwiltkoppelen,kliktuophettabbladLijst(hetonderstevande
twee tabbladen), links in de eigenschappencontrole.
De lijstweergave van de eigenschappencontrole wordt weergegeven.
Als het kenmerk dat u wilt koppelen, niet in de lijstweergave wordt vermeld, klikt u op de plusknop (+) en voert u de
naam van het kenmerk in of klikt u op de kleine pijlknop en selecteert u het kenmerk in het pop-upmenu.
3 Als u de waarde van het kenmerk dynamisch wilt maken, klikt u op het kenmerk. Klik daarna op het pictogram met de
bliksemflits of het mappictogram aan het einde van de rij van het kenmerk.
Als u op het pictogram met de bliksemflits hebt geklikt, wordt een lijst met gegevensbronnen weergegeven.
Als u op het mappictogram hebt geklikt, wordt een dialoogvenster geopend waarin u een bestand kunt selecteren. Selecteer
de optie Gegevensbronnen om een lijst met inhoudsbronnen weer te geven.
4 Selecteer een inhoudsbron in de lijst met inhoudsbronnen en klik op OK.
De inhoudsbron moet gegevens bevatten die geschikt zijn voor het HTML-kenmerk dat u wilt koppelen. Als de lijst geen
inhoudsbronnen bevat of als de beschikbare inhoudsbronnen niet geschikt zijn, definieert u een nieuwe inhoudsbron.
Wanneer de pagina een volgende keer op de toepassingsserver wordt uitgevoerd, wordt de waarde van de gegevensbron aan
het HTML-kenmerk toegekend.
ActiveX-, Flash- en andere objectparameters dynamisch maken
U kunt de parameters van Java-applets en invoegtoepassingen, maar ook de parameters van ActiveX-, Flash-, Shockwave,
Director- en Generator-objecten dynamisch maken.
Voordat u begint, moet u controleren of de velden in de recordset gegevens bevatten die geschikt zijn voor de
objectparameters die u wilt koppelen.
1 Selecteer in de ontwerpweergave een object op de pagina en open de eigenschappencontrole (Venster > Eigenschappen).
2 Klik op de knop Parameters.
3 Als de parameter niet in de lijst voorkomt, klikt u op de plusknop (+) en voert u een parameternaam in de kolom
Parameter in.
4 Klik op de kolom Waarde van de parameter en klik vervolgens op het pictogram met de bliksemflits om een dynamische
waarde op te geven.
Een lijst met gegevensbronnen wordt weergegeven.
5 Selecteer een gegevensbron in de lijst en klik op OK.
De gegevensbron moet gegevens bevatten die geschikt zijn voor de objectparameter die u wilt koppelen. Als de lijst geen
gegevensbronnen bevat of als de beschikbare gegevensbronnen niet geschikt zijn, definieert u een nieuwe gegevensbron.
Zie ook
Gegevensbronnen voor webtoepassingen” op pagina 505