Operation Manual
DREAMWEAVER CS3
Handboek
527
Als de SQL-instructie runtimeverwijzingen bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het veld
Paginaparameters geldige testwaarden bevat voordat u op Testen klikt.
Als de instructie is geslaagd, wordt een tabel met de gegevens in de recordset weergegeven. Elke rij bevat een record en elke
kolom stelt een veld in die record voor. Klik op OK om de recordset te wissen.
7 Klik op OK als u tevreden bent met uw werk.
Opties voor het dialoogvenster Geavanceerde gegevensset (ASP.NET)
Definieer een gegevensset als een bron van dynamische inhoud door een aangepaste SQL-instructie te schrijven of door
een SQL-instructie te maken met de structuur Database-items.
1 Voer in het vak Naam een naam voor de gegevensset in.
Dikwijls wordt het voorvoegsel ds vóór gegevenssetnamen geplaatst om ze te onderscheiden van andere objectnamen in de
code. Bijvoorbeeld:
dsPressRelease
Gegevenssetnamen mogen alleen letters, cijfers en het onderstrepingsteken (_) bevatten. U mag geen speciale tekens of
spaties gebruiken.
2 Selecteer een verbinding in het pop-upmenu Verbinding.
3 Voer een SQL-instructie in het tekstgebied SQL in of gebruik de structuur Database-items onder in het dialoogvenster
om een SQL-instructie uit de gekozen databasetabellen op te bouwen.
Ga als volgt te werk om de SQL-instructie op te bouwen met behulp van de grafische structuur Database-items:
• Zorg ervoor dat het tekstgebied SQL leeg is.
• Vouw de elementen van de structuur uit tot u het benodigde databaseobject hebt gevonden, bijvoorbeeld een kolom in
een tabel, of een opgeslagen procedure in de database.
• Selecteer het databaseobject, en klik op een van de knoppen aan de rechterzijde van de structuur.
Als u bijvoorbeeld een tabelkolom selecteert, zijn de knoppen SELECT, WHERE en ORDER BY beschikbaar. Klik op een
van de knoppen om de desbetreffende expressie aan de SQL-instructie toe te voegen.
U kunt eveneens een vooraf gedefinieerde SQL-instructie in een opgeslagen procedure gebruiken. Daartoe selecteert u de
opgeslagenprocedureindestructuurDatabase-itemsenkliktuopdeknopProcedure. DreamweavervultdegebiedenSQL
en Parameters automatisch in.
4 U kunt een pagina opgeven waarnaar gebruikers worden omgeleid als de gegevenssetquery om welke reden dan ook
mislukt. Als de database bijvoorbeeld niet beschikbaar is tijdens een query en de gegevensset voor de pagina niet kan
worden geretourneerd, zou u een foutpagina kunnen weergeven met een koppeling naar de startpagina van de site.
5 Als de SQL-instructie parameters bevat, definieert u de waarden daarvan in het gebied Parameters door op de plusknop
(+) te klikken en de naam en de standaardwaarde (de waarde die de parameter krijgt als geen runtimewaarde wordt
geretourneerd) van de variabele in te voeren.
Als de SQL-instructie parameters bevat, moet u ervoor zorgen dat de kolom Standaardwaarde van het vak Parameters
geldige testwaarden bevat.
Met de Paginaparameters kunt u standaardwaarden opgeven voor verwijzingen naar runtimewaarden in de SQL die u
schrijft. Met de volgende SQL-instructie wordt bijvoorbeeld een werknemersrecord geselecteerd op basis van de waarde
van de werknemers-id. U kunt deze parameter een standaardwaarde geven om ervoor te zorgen dat altijd een
runtimewaarde wordt geretourneerd. In dit voorbeeld verwijst
FormFieldName naar een formulierveld waarin de gebruiker
een werknemers-id invoert.
“SELECT * FROM Employees WHERE EmpID = “ + (Request.Form(“FormFieldName”))
Het dialoogvenster Paginaparameters toevoegen zal dan een naam-/waardecombinatie bevatten, zoals bijvoorbeeld:
Naam Standaardwaarde
FormFieldName 0001